1870. N°. 100. Zondag 21 Augustus. 28 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. HELDERSUHË EN NIEUWEDIEPER COURANT, ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Per lantsten trein van den Helder vertrekt Woensdag den 8* dezer over Triest en Donderdag den 85 dezer over Marsetlle de Hall naar Oost-Indië, China en Japan. HELDER en NIEÜWEDIEP, 20 Augustus. Tal van bijzonderheden omtrent de krijgsverrigtingen der laatste dagen komen thans tot ons. In zooverre onze ruimte het toelaat geven we daaraan plaats. De indruk, die de beschrijving der bloedige tooneelen op ons maakt, is verre van aangenaam. Hoogst bedroevend zijn ze te noemen. Zelden, misschien nooit, eischte een oorlog zoo veel offers. Aan dezen krijg komt, meer dan aan eenigen anderen, den naam van menschenmoord toe. Het aantal gesneuvelden is zoo groot, dat men, terwijl de landlieden in doodgravers worden herschapen, eerst eenige dagen na de veldslagen de lijken in kuilen kan nedewrerpen. Het aantal gekwetsten is zoo aanzienlijk, dat men met allen ijver de ongelukkigen niet bij tijds kan te hulp komendaartoe zou, bij de thans zoo vreeselijke uitwerking der vernielings-werktnigen, het getal geneesheeren en helpers zoo groot als de helft des legers dienen te zijn. En als men daarbij bedenkt, dat het vooruitdringende leger al de gekwetsten voor zijne rekening krijgt, dan kan men zich eenigzins een denkbeeld vormen van den reuzenarbeid, die aan de geneeskundige dienst der armee en aan de mannen en vrouwen van het Roode Kruis wordt opgelegd. Het verslag der ervaringen van genees kundigen en hunne helpers worde na den oorlog openbaar, en wij gelooven dat een heerschzuchtig Vorst, bij het ver nemen van zulke akelige mededeelingen, zou huiveren tegen eene oorlogsverklaring. Volgens de berigten van het krijgstooneel, begint bij de Franschen de moed een weinig te verlevendigenzij mogen dan al niet van bepaalde zegepralen kunnen spreken, zij toonen toch dat het hun ernst is om de verloren eer te herwinnen. Napoleon zelve is geretireerd nadat de Pruissen zich een weinig hadden teruggetrokken van uit de lastige nabijheid der vuurmonden van Metz. De Fransche Keizer is sedert digter bij Parijs en vooral digter bij de Belgische grenzen. Daar kan hij zeer gevoegelijk door de familie Orloans, die hare verhuisbilletten uit Engeland te Mechelen heeft ingeleverd, worden afgelost. Een glansrijke overwinning alleen is in staat om Napoleon te Parijs op den troon te behouden. Die keizerlijke zetel staat zeer wankel in deze dagen. Reeds verzekert men, dat de tegenwoordige oorlog aan Frankrijk anderhal ven Louis kost!! Koning Wilhelm is in Frankrijk zeer op zijn gemak en doet alsof hij tehuis is. Hij doet aan het overwonnen volk proclamatie's hooren, verlegt de tollinie van den Rijn west waarts, regelt den koers van het Fransch en Duitsch geld en benoemt bestuurders voor de gewesten, door zijne leger scharen bezet. Het woord //vrede» wordt van onderscheidene kanten uit gesproken, maar voor alsnog schijnt er weinig hoop, dat de krijg nu reeds eindigen zou, hoe vurig daarnaar ook reeds gewenscht wordt. De poging tot herstel des vredes door den Paus bij de hoofden de strijdende partijen aangewend, zal hoogstwaarschijnlijk vooreerst nog zonder gevolg blijven. De Franschen zullen het wel onmogelijk vinden om vrede te sluiten, op het oogenblik dat de vijand een groot gedeelte van hun land in zijne magt heeft. Behalve de tijdingen, die meer bepaald betrekking hebben op den oorlog, bevatten de staatkundige berigten van den dag de vermelding, dat de sultan van Turkije een nieuw stel ministers om zich vereenigd heeft, met Mustapha-Fazyl- bassa, den broeder des Onderkonings van Egypte, aan het hoofddat de Oostenrijksche regering aan haren zaak gelastigde te Rome heeft te kennen gegeven, dat zij het Concordaat door de besluiten van het jongste Concilie feitelijk en regtens te niet gedaan acht; datdeWeener dagbladen berispingen uitdeelen aan den Times, die graaf vou Beust van Franschgezindheid durfde beschuldigen, onder herinnering aan 's graven strikt onzijdige houding; dat de Keizerlijk-Russische regering groote belangstelling toont in België's onzijdigheiddat de Zwitsersche rege ring, nu het blijkt dat de strijd niet in de nabijheid van haar grondgebied wordt gevoerd, de divisiën heeft ont bonden, die ter bewaking der grenzen waren aangewezen. Nadat het bovenstaande was ter neder gesteld, werden we verrast met berigten van nieuwe onverwachte krijgs- gebeurtenissen. Naar luid van die tijdingen, Is het Fran sche leger, na een scherp gevecht nahij Metz, volkomen verslagen, van zijne communicatie met Parijs heroofd en naar Metz teruggedrongen. De herstemming voor het lidmaatschap der Tweede Kamer tusschen de Heeren W. J. KNOOP en Jhr. Mr. C. VAN FOREEST, zal plaats hebben op Dingsdag 30 Aug. e. k. Onder het opschrift //een prinselijk woord» schrijft het Volksblad: De Kroonprins van Pruissen heeft, volgens een schrijven van den correspondent van den Figaro o. a. gezegd: //Ik houd niet van den oorlog, heeren! wanneer ik regeer, zal ik geen krijg voeren. Ondanks mijne liefde tot den vrede, is dit de derde veldtogt, dien men mij iaat maken. Ik heb het slagveld doorkruist; het is afschuwelijk. Zoo het alleen van mij afhing, zou deze krijg alhier ge ëindigd zijn." Zoo dit woord waarheid is, strekt het den vermoedelijken troonsopvoiger meer tot eer, dan de schitte rende overwinning bij Woerth. De tijden gaan voorbij, dat de vorsten inzonderheid aan het hoofd der legers moeten staanbovenal moeten zij staan aan het hoofd van den vooruitgang in de tijden van vrede. De zonen der Caesars mogen met vuur gedoopt worden, de zonen van de vorsten der toekomst worden gedoopt tot vredestichters en hoofden van den maatschappelijken vooruitgang, in al wat edel en goed is.» Volgens een nieuwe lezing der N. Rott. Crt. zou de reden van het ontslag van onzen gezant te Londen gelegen zijn in de houding van baron Gevers, die niet was overeen te brengen met de reserve, welke de oorlogvoerende mogend heden hebben te verwachten van de diplomatieke agenten, die door de onzijdige staten in het buitenland geaccredi teerd zijn. Nadat de Engelsche regering ons gouvernement daarop opmerkzaam gemaakt had, heeft de heer Gevers, die door onze regering daarover onderhouden werd, gemeend zijn ontslag te moeten indienen. Dit ontslag werd onmiddellijk verleend en daarmede de mogelijkheid tot verdere moeijelijk- heden volkomen afgesneden. Uit onderscheidene plaatsen van ons land verneemt men in de laatste dagen klagten over het ontstaan of de uitbreiding eener ziekte onder de varkens. Ook te Texel is die ziekte heerschende. Uit Genum, in Friesland, wordt gemeld, dat daar in den omtrek de ziekte hevig woedt. Het spek der aan die ziekte gestorven varkens wordt door den berigtgever voor zeer ongezond gehouden. Uit een andere streek van Friesland wordt berigt, dat, volgens de verklaring van een veearts, onder de lijdende varkens ook eenige zijn, die door de roodvonk zijn aangetast. Nog wordt uit Friesland de klagt vernomen over de pokziekte onder de schapen. Er sterven er vele aan en die in leven blijven, komen het niet weer geheel te boven. Het vleesch van door pokziekte aangetaste schapen is geheel bedorven, ja zelfs het vet is totaal onbruikbaar. De oogst der aardappelen wordt algemeen geroemd. Op enkele plaatsen vreest men voor de gewone aardappelziekte. Men schrijft ons van Texel, dd. 16 Aug.: //Naar wij vernemen, heeft de wei-eerw. heer R. G. J. Wieringa, predikant aan den Hoorn alhier, de toezegging van beroep ontvangen naar de gemeente van Huisduinen. Dat die, om zijn humaan karakter en Evangelische rigting algemeen geachte man, tegenover de moderne prediking van de meesten zijner ambtgenooten voor Texel behouden moge blijven, is de vurige wensch niet alleen, van de leden zijner eigene gemeente, maar ook van zeer velen elders op ons eiland.» Z. M. de Koning wordt in de volgende week te Alkmaar verwacht, ter inspectie van de brigade welke in die omstreken legert. Als candidaten voor het lidmaatschap der Provinciale Staten van Noordholland, in het district Enkhuizen, in plaats van wijlen den heer Gerdenier, worden genoemd de hh. K. Kaan Jr., te Opperdoes, F. Groot Jbz., te Midwoud en H. Mensonides te Hensbroek. Het nieuwe kerkgebouw der Hervormden te Grost- huizen, nabij Hoorn, opgetrokken door de heeren gebr. Meijers en Limper, aannemers te Amsterdam, naar het plan en onder toezigt van de heeren de Haan en Gallay, architecten te Amsterdam, werd jl. Zondag door den pred. dr. J. A. van Ketel met eene indrukwekkende rede ingewijd. Genoemd gebouw benevens toren en consistorie-kamer, vormt een prachtig geheel, en strekt zoowel aannemers ais architecten tot lof. Jl. Donderdag is aanbesteed het bouwen van de landhoofden der brug over het Noordzeekanaal bij Zaandam, ten behoeve van den spoorweg Nieuwediep Amsterdam. Minste inschrijver was de heer Becker, te Lent, voor 77,800. Het comité van het Roode Kruis te Goes heeft reeds circa 10,000 bijeengebragt. Een Zutphensche jongen kreeg bij het schommelen een slag tegen het hoofd, en was vier uren later een lijk. De vlasbouw in de provincie Friesland, in de laatste jaren van steeds toenemenden omvang, heeft ook dit jaar weder op uitgebreide schaal plaats gehad. Ofschoon de opbrengst over het algemeen minder groot is dan ten vori- gen jare, wordt de kwaliteit, voor zoover men er nu reeds over kan oordeelen, wel zoo goed geacht te zijn als toen. Vreesde men een oogenblik voor de roest, waarvan dit gewas in 1869 nog al hier en daar had te lijden, de uit komst heeft doen zien, dat die vrees weinig of geen grond had. Wij hebben een brief gelezen van een Groninger, die te Parijs werkzaam is en aan zijne familie o. a. eenige interessante bijzonderheden schrijft over den tegenwoordigen toestand in de Fransche hoofdstad «Bijna al de winkels zijn gesloten; er valt hier weinig of niets meer te werken, en zij, die zich nog verheugen in werk, ondervinden eene groote teleurstelling, daar zij van hunne patroons de tijding krijgen, dat ze voor die te verrigten werkzaamheden eerst betaling zullen krijgen als alles beslist is. z/De onder de wapenen geroepen manschappen worden uit gebrek aan militaire kleederen in een kiel gestoken met een nationaal lint omgord en tot hoofddeksel dient hun een pet. //De wapenoefening wordt hun geleerd door middel van een stok, voorloopig ter vervanging van een geweer ter voorkoming van revolutie. //Duizenden doorkruisen dagelijks de stad onder het zingen en schreeuwen om wapens, ten einde de stad te kunnen verdedigen. //De om de stad liggende vesting heeft een verschrikke lijk aanzien, tengevolge van de vele kanonnen en andere vuurwapenen, die daarop geplaatst zijn en dagelijks door een menigte wachten en posten worden bewaakt. (G. C.) //Welk een les!» roept Alphonse Karr uit. //Pruissen en Frankrijk ontvangen haar, maar laten wij hopen, dat zij niet alleen aan Pruissen en Frankrijk, maar aan Europa en de geheele wereld ten goede kome. De Koningen zullen er welligt uit leeren, maar bovenal hopen wij, dat de volken er hun voordeel mede doen. Mogt deze oorlog de laatste zijn! Dat wij aan de Moniteurs, de officiële bladen en hofhistorieschrijvers niet toelaten de geschiedenis te vervalschen, en den geest der burgers met misdadige leugens te vergiftigen. Laat men, zoodra de vrede is ge sloten, de gansche waarheid openbaren, laat men geen lijk, geene wonde, geen bloeddruppel, geen traan verborgen houden. Yoorai aarzele de overwinnaar niet de waarheid in hare volle naaktheid aan te toonen; ja zijns ondanks neme men zonder gevaar en zonder valsche schaamte den purperen mantel en de lauwerkransen weg, waaronder zij hare schande en hare afgrijselijkheid tracht te bedekken. Mogen toch eindelijk de volken inzien, dat de grootste, volledigste en schitterendste overwinning voor den over winnaar eene onoverzienbare ramp is. Mogen alle volken eenparig aan hunne Koningen het regt ontnemen, zoo roekeloos aan hun willekeur en ijdelheid afgestaan, om volken tegen elkander in het harnas te jagen, die alleen tegen hunne regeerders billijke redenen tot toorn en ver ontwaardiging hebben. Nog eens mogen dan de volken de dwaasheden der Koningen boeten. Maar het zij dan ook de laatste maal.» Reeds hebben wij gewag gemaakt van den brief van Paus Pius aan Koning Wilhelm, tot het herstel van den vrede en van het antwoord, wat de Pruissische Koning daarop heeft gegeven. Ziehier den tekst, zooals hij in het orgaan der clericale partij te België, het Journal de Bruxelles, voorkomt: /Majesteit! In de ernstige omstandigheden, waarin wij ons bevinden, zal het u vreemd schijnen een brief van mij te ontvangen, maar als vertegenwoordiger op aarde van den God des vredes, kan ik niet minder doen dan u mijne bemiddeling aanbieden. Het is mijn wensch de toebereid selen tot den oorlog te zien verdwijnen, en de kwalen te verhinderen, die er het onvermijdelijk gevolg van zijn. Mijne tusschenkomst is die van een Vorst, die in zijne hoedanigheid van Koning, geen afgunst kan opwekken door de geringe uitgestrektheid van zijn grondgebied, maar die toch vertrouwen zal inboezemen door den zedelijken en godsdienstigen invloed dien hij heeft. Moge God mijne wenschen verhooren, even als die welke ik koester voor Uwe Majesteit, met wie ik door banden van dezelfde Chris telijke liefde wensch' verbonden te zijn. Pxus. P. P. IX. Van het Vaticaan 22 Julij 1870. PS. Een gelijken brief heb ik aan Z. M. den Keizer der Franschen geschreven.»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1