Te Delft is 's avonds laat in een beschonken toèstand
achter in het stadhuis opgesloten een jonge vrouw, die als
bruid des morgens door dezelfde groote deur van het stad
huis was binnengegaan om te trouwen.
Bij de proeven met torpedo's, dezer dagen te Briefte
genomen, is een ongeluk gebeurd, waarbij vier officieren
zijn gewond.
- Dezer dagen had te Clinge een treurig ongeval plaats.
Terwijl men bezig was een paard voor een wagen te spannen,
schrikte het dier door het geweld van eene kermistrom en
ging op hol. Het liep regt toe op eene vrouw, die met
een kind aan de deur zat en sloeg haar zoo geweldig
met den hoef op de borst, dat zij dadelijk een lijk was.
De arm van het kind werd gebroken, terwijl nog iemand
over de voeten gereden werd. Een man, die het paard
wiide grijpen, werd de knieschijf stuk geslagen. Met groote
moeite werd men het dier meester.
Volgens de Sneeker Courant is in sommige streken
van Friesland geen veehouder, die niet het grootste ge
deelte zijner varkens aan de bekende ziekte verloren beeft.
Te Groningen loopt sinds lang het verhaal, dat graaf
von Bismarck indertijd, toen hij nog student te Göttingen
was, met een paar kameraden een bezoek aan onze noorde
lijke academiestad heeft gebragt, daar eenige uren op luid
ruchtige wijze zijne vrolijkheid aan den dag en nacht legde,
en door de politie tot den volgenden morgen in verzekerde
bewaring is gehouden.
De heer M. de Vries Jr., apotheker te Meppel, is
voornemens naar het oorlogstooneel te vertrekken, ten einde
zijne krachten te wijden aan het verplegen der gekwetsten.
Iets betreffende eenige steden van Frankrijk.
Niet onbelangrijk zijn voor deze dagen de volgende op
gaven en herinneringen betreffende dat deel van Frankrijk,
hetwelk thans door den oorlog zooveel te lijden heeft.
Parijs, Frankrijk's hoofdstad, telt ruim anderhalf millioen
inwoners. Haar stichting dagteekent van het jaar 360,
toen Keizer Juliaan haar tot een stad maakte, onder den
naam van Lutetia Parisiorum. In 845 werd deze stad
door de Noormannen geplunderd; in 1572 had er de bloed
bruiloft plaats; in 1789 en volgende jaren volgden er de
groote staatsomwenteling, de Nationale Conventie, de
bestorming der Bastille, de vestiging der Republiek en
van het keizerschap elkander op; in 1814 werd de stad
door de verbondene mogendheden ingenomen en in het
volgende jaar op nieuw bezet; de Bourbons, in 1814 en
1815 op den troon hersteld, werden in 1830 door de
Julij-revolutie weder verdreven; het huis van Orleans,
toen op den troon gekomen, moest voor de Februarij-
revolutie van 1848 weder wijken; sedert zag Parijs de
republiek en het tweede keizerrijk elkander afwisselen en
thans is welligt het oogenblik nabijwaarop Frankrijk's
hoofdstad, onder belangwekkende gebeurtenissen, een nieuwe
dynastie tot den troon verheven of de republiek uitgeroepen
zal zien.
De voornaamste steden, thans herhaaldelijk in de beschrij
ving der oorlogsgebeurtenissen genoemd, zijn: Metz, met
57,000, Straatsburg, met 84,000, Nancy, met 50,000,
Verdun, met 13,000, Chalons sur Marne, met 14,000 en
Rheims met 56,000 inwoners.
Frankrijk in zijn geheel beslaat eene oppervlakte van
9880 vierk. mijlen en heeft 37,500,000 inwoners.
Omtrent de versterking van Frankrijk's hoofdstad,
wordt o. a. het volgende, dd. 20 dezer, aan den Times
gemeld:
„In spijt van zijnen 73jarigen ouderdom rijdt de heerThiers,
vóór het ontbijt, uren achtereen met de mannen van het vak
de vestingwerken rond en geeft hun zijne opmerkingen
ten beste.
Iedereen schijnt met lust en liefde te arbeiden. Er was
heel wat te doen, doch men vordert er snel mede. Men maakt
van Parijs een groot Sebastopol een van de sterkste
en zeer zeker de grootste der bestaande forteressen. Hare
enceinte, of omringende wal, bestaat uit 96 fronten, en
elk front bestaat, zoo als velen uwer lezers weten, uit twee
demi-bastions en de daartusschen liggende gordijn. Door
middel van vergelijking kan men zich hiervan een denk
beeld vormen; de merkwaardigste vestingen van Europa,
zoo als Metz, Straatsburg, Maagdenburg, Mantua, hebben,
indien mijn geheugen mij niet bedriegt elk van 12 tot 16
fronten. Deze enceinte is op dit oogenblik met 600 stukken
geschut gewapend, maar dit is slechts de zoogenaamde
veiligheids-bewapening, en dit aantal zou zonder twijfel
vermeerderd worden, indien de buiten den ringmuur gelegen
verdedigingswerken vallen mogten voor het vijandelijk vuur.
Deze 16 buiten-forten (fort de St. Denis, Daubervilliers,
de Romainville, de Noisy, enz.) bezitten elk 100 kanonnen.
Behalve deze 2200 stukken, zijn er nog eenige honderden
in reserve. Elk stuk heeft ammunitie voor 1000 schoten;
hetgeen ontzaggelijk veel meer is dan de gewone toelage.
Thans worden in de linie der forten sterke veldwerken
aangelegd. De forten zijn bemand door uitstekende troepen,
artilleristen en kanonniers der marine. Naar men zegt,
is de ervarenheid dezer laatster, in het behandelen en rigten
der stukken buitengewoon.»
Men verzekert dat er maatregelen genomen zijn om aan
70,000 a 80,000 stuks rundvee binnen de vestingwerken
stalling of weide te geven.
„Metz draagt den naam van „de maagdelijke» tot nog
toe niet eere, maar hoe trotsch ook in het gevaar, het is
er aan gewoon. Op dit oogenblik, nu de wallen dezer
stad de laatste bezitting zijn van den keizerlijken heer en
meester in het Moezel-departement, herinneren we ons dat
sedert lang vervlogen tijden de oorlogsdeugd van Metz beproefd
is. Het vormt met Straatsburg de twee sterkste plaatsen van
Frankrijk en beiden staan nog als onvervaarde Amazonen de
overwinnaars in den weg. De maagd Metz is gewoon aan
oorlogen en heeft een gordel van forten en redoutes, aangelegd
doorVauban en Belle-Isle. Ook heeft zij 2 dubbele kroonen
als een gordel, dien de sappeurs en mineurs van Koning
Wilhelm werk genoeg zullen hebben om los te maken.
Metz weet van oorlogen, want haar geboorte dagteekent
uit den ouden tijd der veldslagen der Mediomatrici, en zij
werd gezoogd met bloed en tranen. Zij bezweek voor Caesar
en zijne legioenen, toen zij nog heel klein was, en zij werd
met den grond gelijk gemaakt door de troepen van Vitellius.
Zij werd verwoest, toen Atilla met zijne benden er voorbij
trok naar den grooten slag van Chalons, maar altijd is zij
weder opgerezen, om de steeds betwiste hoofdstad te zijn
eerst van het koningrijk Metz en toen van Lotharingen.
Het zou belangwekkend zijn te weten, hoe velen er zijn
gesneuveld ter bescherming der maagd Metz. Hare wijn
gaarden en hoptuinen zijn gevuld met geslachten op ge
slachten van soldaten; haar statige hoofdkerk heeft een geheel
museurn oorlogsbeenderen van hooge waarde en hare straten
getuigen van verslagen en gesneuvelde generaals, alsmede
van bloedige tooneelen. Zeer noodlottig is hare schoonheid
voor de menschen geweest. Gezeten aan de oevers van
den blaauwen Moezel, met de kleine Seille, die schilder
achtig van de heuvelen afdaalt, is Metz een maagdelijke
stad, even schoon als ferm en beraden. Zal zij bekwaam
zijn om hare belofte aan Napoleon te houden en de Pruissen
buiten te sluiten „tot hij terugkomt in gelukkiger tijden?»
Zal hij ooit terugkomen? De maagdelijke, die reeds een
deel liarer krachten verloor, zal het houden, zoo lang zij
kan, maar buiten de bolwerken staan ruwe vrijers en nooit
misschien was zij zoo zorgvuldig opgepast als thans.»
B IJ I T E L A I).
F r a n k r ij k.
De molenaars en de molenaarsknechts te Parijs zijn
van de militaire dienst vrijgesteld om in de gelegenheid te
zijn bij voortduring te kunnen doormalen. Men denkt dat
zij daar niet veel om zullen „malen.»
Men zegt dat het voormalig Tentoonstelling-gebouw
te Parijs,' dat Palais d'Industrie, hetwelk een monument
van den vrede op aarde moest zijn, weldra herschapen
zal worden in een militair hospitaal voor gewonden
bittere satire!
Iemand heeft het bezigen van niesverwekkende bommen
bij de verdediging van Parijs in overweging gegeven;
de projectielen, volgens zijn plan geladen, zouden genoeg
„nieskruid» bevatten om een geheel regiment 24 uren lang
te doen niezen. In dien tijd zou men den vijand op zijn
gemak kunnen dooden. Als het plan niet practisch is,
nieuw is het zeker.
Rombonnel, de beroemde panterdooder, bevindt zich
te Dyon, zijne geboortestad. De onversaagde jager zal zich
aan het hoofd van een korps vrijschutters uit Bourgogne
plaatsen.
De heer Em. de Girardin heeft, dezer dagen verklaard,
dat hij zijne in 1868 aangegane weddingschap- vernieuwde,
dat Landau na het eindigen van den tusschen Frankrijk
en Pruissen gevoerden oorlog weder Fransch zal worden.
In antwoord daarop is door den Pruissischen kolonel
von Holstein, uit Saint-Avold, een brief aan den genoem
den publicist geschreven, waarin hij voorstelt, eene andere
weddingschap aan te gaan, die, namelijk, om, indien zijn
regiment niet vóór den löden September voorbij het hötel
van den heer de Girardin, op de avenue Roi de Rome,
te Parijs, gedefileerd heeft, twintig duizend fr. te betalen
of omgekeerd.
Engeland.
De heer de Lesseps, de bestuurder der Suez-kanaal-
maatschappij, heeft een schitterend eereblijk van het Engelsche
gouvernement ontvangen: hij is door de koningin benoemd
tot eereridder en grootcommandeur der orde van de Star
van Indië.
De Times deelt een curieus proces mede tusschen de
leveranciers van de ramtorenschepen, de gebrs. Laird en
den Nederlandschen consul in Liverpool, den heer May.
Laatstgenoemde eischte provisiën van de bestellingen van
het Nederl. gouvernement, omdat hij beweerde dat genoemde
firma die bestellingen door zijn invloed te 's Gravenliage
had gekregen. De eisch was pl. m. 60,000. De jury
veroordeelde de gebrs. Laird tot betaling van 18,000.
Victor Hugo heeft bij de ambassade te Londen een
paspoort aangevraagd. Hij heeft dienst genomen onder de
nationale garde. Dit voorbeeld is door een groot aantal te
Londen gevestigde Fransche werklieden gevolgd.
Duitschland.
De National Zeitung meldt uit Berlijn, dat de anti-
Fransche geest het verblijdend gevolg gehad heeft, dat
vrouwen en meisjes geene chignons en dergelijke onzinnige
en onzindelijke barbaurschheden meer dragen. Slechts bij
de dames der demi-monde ziet men ze nog.
De eerst veroverde Fransche adelaar bij Woerth is
te Berlijn birinengebragt. De veroveraar, een onderofficier
van het 6de reg. infanterie, hield de omkranste trophée
hoog in het rijtuig geheven, waarmede hij zich naar het
gebouw van het kommandement liet brengen.
Te Schildigheim, op een uur afstand van Straatsburg,
heeft jl. Zondag het volgende plaats gehad. Eene compagnie
soldaten zat rustig rondom den veldketel, toen van alle
kanten allengs ongeveer 35 man in blaauwe kielen naderden
en plotseling geweren voor den dag halende, begonnen te
vuren en een 20tal soldaten wondden. De luitenant, die
bevel voerde, vervolgde de blaauwe kielen en nam er 12
gevangen, die dadelijk opgehangen zijn, en eenige oogen-
blikken later werd het dorp tot straf en voorbeeld in
brand gestoken.
Omtrent de verwoesting door de Fransche kanonnen
te Kehl aangerigt, schrijft men van daar in dato 20 dezer:
„De dag van gisteren was voor onze schoone stad Kehl
eeD dag van verschrikking. Nadat in den afgeloopen nacht
de omtrek rondom Straatsburg overal door de vlammen
uit de brandende huizen verlicht en des morgens in een
dikken rook gehuld was gebleven, is thans ook Kehl een
prooi van het oorlogsvuur geworden. Des morgens ten
7 ure begon van onze zijde het kanonvuur tegen de citadel
van Straatsburg. Na het derde schot werd dit beantwoord;
sissend en door de boomen suizende vloog de eerste
vijandelijke bom ons voorbij en kwam in het lazareth achter
de kerk neder; een bewijs hoe de vlag van het Roode
Kruis wordt ontzien. Het vuren werd daarop, met slechts
korte tusschenpoozen tegen het middaguur, den geheelen
dag tot 's avonds onafgebroken voortgezet. De Franschen
vonden intusschen goed, ook in onze huizen hunne bommen
te werpen, met het gevolg dat langs den Rijnkant, vooral
in den omtrek der brouwerij Fingado, alles in een puinhoop
ligt. Het schoone hotel de Zalm is tot den grond afgebrand,
en vlam en rook verkondigen aan de inmiddels gevlugte
inwoners, dat hunne haardsteden verwoest zijn en hunne
welvaart vernietigd is. Slechts enkele huizen zijn onbe
schadigd gebleven. De gevlugte bevolking had meest naar
de nabij gelegen dorpen de wijk genomen. Gisteren (Zatur-
dag) zweeg het kanon des vijands en snelde alles weder
stadwaarts om van het overblijfsel zijner bezittingen nog te
redden wat te redden was. Eene talrijke menigte nieuws
gierigen komt van alle kanten opdagen, om het tooneel van
verwoesting te aanschouwen. Natuurlijk zijn alle winkels,
koffijhuizen, enz., gesloten. In den loop van den dag had er
een ongeluk plaats. Twee soldaten vonden een onopgebroken
granaat en begonnen die te rollen, toen eensklaps het
projectiel ontplofte, en wel zoo hevig, dat de een dood viel
en de ander een gedeelte van zijn hand en been verloor,
met het gevolg, dat hij ook binnen weinige oogenblikken
den geest gaf. Een voorbijganger werd de linkerarm ver
pletterd, terwijl een boer, die op eenigen afstand stond te
kijken, zwaar aan den duim en wijsvinger werd gekwetst.
De knal bragt bij de bevolking een panischen schrik te
weeg. In de meening dat de Franschen weêr begonnen
te vuren, ijlde alles naar het zoogenaamde Oud Station.
Gelukkig evenwel bleek dit het geval niet te zijn.
Een blik op het slagveld van Gravelotte.
Vóór mijn vertrek uit Metz, schrijft de correspondent van den
Soir, heb ik een afgrijselijk tooneel bijgewoond; de aankomst van
bezendingen gewonden, die van het slagveld van Gravelotte werden
aangebragt.
Op harde wagens, die onophoudelijk stoóten, want alle wegen
zijn door de artillerie bedorven, lagen onze gewonden dooreen
op een weinig stroo.
Eenigen, die slechts ligt waren gekwetst, liepen tef zijde van de
wagens; bij den een was de arm, bij den ander het hoofd, bij
een derde weder de borst omwikkeld met een bloedigen lap. De
meesten droegen het geweer aan den geweerriem op den rug. In
plaats van aan hunne eigene wonden te denken, hielden zij zich
bezig met hunne kameraden, die zwaarder waren getroffen, en tel
kens vereenigden zij hunne krachten om de kar tegen te houden,
die hortend en stootend al te snel bij de helling neêrrolde.
Men hoorde geen klagt, geen kreet, geen zucht.
Ten strijde trekkende wisten zij, dat de kamp bloedig zou zijn,
en zij behooren tot de gelukkigen, want ginds op het slagveld
liggen kameraden, die in de borst zijn getroffen.
Op hun lijdensweg naar de ambulance denken zij, hoe en wat
zij aan de oude moeder zullen schrijven, en zij bepeinzen, ik weet
niet welke, heldhaftige leugens, om het oudje gerust te stellen. Zij,
aan wien een arm of been moet worden afgezet, zullen een schram
hebben ontvangen en van hen, die slechts ligt gewond zijn, zal 't
heeten zij zijn volmaakt gezond.
Daar gaat mij een draagbaar voorbij, waarop een infanterie-kapi-
tein ligt uitgestrekt. Het stuk linnen, dat hem ten halve bedekt,
is stijf van geronnen bloed, en nu en dan druipen dunne bloed
stralen door het stroo heen en laten op den weg een roodachtig
spoor na.
De ongelukkige zijne beide beeneu door een kanonskogel weg
geschoten; met beide handen klemt hij zich vast aan het ijzeren
beslag. Zijne gelaatstrekken zijn vreeselijk verwrongen en op zijne
lippen vertoont zich een met bloed vermengd schuim.
Waarheen dwalen zijn gedachten? Op den brandend heeten weg,
en te midden van verterende pijnen blijft de ongelukkige met
strakken blik in de verte staren. Ziet hij soms zijn geliefden, die
den brief van den vorigen dag lezen, waarin hij meldt, dat het
ergste voorbij en hij zelf Gode zij dank ongedeerd is?
Wij gaan eene brug over. Werktuigelijk lees ik het naambordje
der straat, zij heet de straat der Doodenbrug. Waarlijk, dit alles
is afgrijselijk en het hart van den toeschouwer wordt als toege-
schroefd. Maar toch heeft het tooneel ook zijne heldhaftige en
grootsche zijde, die u overweldigt en boeit. Ik wil alles tot het
einde toe zien en laat mij naar het slagveld brengen, dat men
achter niet geheel kan opnemen, omdat de Pruissen het voor een
deel bezet houden.
Op weg ontmoet ik gelukkig de eerste compagnie van de maat
schappij tot verpleging der gekwetsten. Bijkans al die jongelieden
zijn uit Parijs, voor het meerendeel hospitaal-beambten. Met het
vallen van den nacht trekken zij naar het slagveld en alle gewonden,
vriend of vijand, verplegen zij met dezelfde barmhartigheid.
Aan hun hoofd staat een moedige vrouw, wier naam ik mij
gelukkig kan herinneren. Zij heet mevrouw Cahen, zij is jong en
toch houdt het tafereel van die opeengestapelde lijken en vau die
gewonden, welke bloedend over den weg zich voortslepen, een
bloedspoor achterlatende, haar niet terug.
Men kan zich moeijelijk voorstellen, welk een indruk de ver
schijning van die vrouwen, van die barmhartige engelen, op de
arme slagtoffers van den oorlog maakt. De man verpleegt, maar
de vrouw geneest. Het is alsof het vaderland des nachts in haar
voor de gewonden verschijnt, het vaderland met de kleine berookte
hut; die vrouwen, zij zijn als een vriendelijke glimlach na het
gewoel van den strijd, zij zijn als een kus der moeder, zij brengen
troost en hoop.
De nacht spreidt zijn sluijer over de onmetelijke vlakte uit, doffe
en sombere geluiden verstoren de plegtige stilte, het is of eene
onuitsprekelijk diepe smart ten hemel opstijgt, de smart der 40,000
mannen, die daar koud en stijf den doodslaap slapen.
Hier en daar ziet men schimmen, die rondwaren en over de
opeengestapelde lijken heen stappende, dan hier, dan ginds als
wegglijden.
Het is goed gewapend te zijn, want naast de heelmeesters, die
de vlakte doorkruisen om gekwetsten te zoeken, heeft men er ook
de roovers, de afschuwelijke roovers, die de lijken bestelen. Zit
een ring te vast aan den gezwollen vinger, spoedig een mes, en
in een oogenblik is met den ring ook de vinger buit gemaakt. Die
monsters nemen de eerekruisen, de horologes, het geld, alles is
welkom aan die gieren.