1870. N°.
Verwoede menschenliefde.
Napoleon gevangen!
Episodes uit den Fransch-Duitsclien oorlog-.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
g RELDERSUHE
EN N1EUWED1EPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijat Dinosdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
franco per po.t - 1.65.
Per laatsten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den 14 dezer over Hareeille de mail
naar Oost-Indië, China en Japan.
Donderdag den 15 dezer vertrekt, per laatsten
trein van den Helder, de West-Indische mail over
Southampton.
Zoo vreemd die woorden bij elkander schijnen te komen,
zoo juist drukken zij den indruk uit, dien de beschrijvings
brief der //Maatschappij tot Nut van den Javaan» op den
lezer maakt. Denzelfden indruk maken de meeste stukken,
die van de maatschappij zijn uitgegaan. Wij wenschen
daarop de aandacht te vestigen, omdat, blijkens het „vierde
verslag», achter den beschrijvingsbrief geplaatst, het geheele
hoofdbestuur wenscht af te treden en de maatschappij in
kwijnenden staat verkeert. Wij hebben, ook in deze courant,
herhaaldelijk de beginselen dier maatschappij geprezen, wij
hebben in sommige hoofdartikels de verslagen en gedrukte
stukken der maatschappij als onze hoofdbron aangewezen,
onze sympathie voor haar doel is niet twijfelachtig en zoo
meenen wij het regt te hebben om te zeggen, dat het ons
voorkomt, het mislukken van de plannen van het hoofd
bestuur in de eerste plaats te moeten wijten aan den toon,
dien het hoofdbestuur van den aanvang af heeft gemeend te
moeten aannemen. Die toon maakt de lectuur van sommige
der beste stukken van de maatschappij tot eene ware
marteling. Dat telkens terugkeerende: wij weten het, wij
hebben gelijk, ik ben eerlijk en alle andere menschen zijn
schurken, is niet te dragen.
Het hoofdbestuur treedt af, omdat de leden der maat
schappij het bestuur niet wilden volgen in hare agitatie
tegen de zoogenaamde suikerwet. Dit nu is volkomen in
orde, maar het hoofdbestuur schijnt in zijne laatste oogen-
blikken nog niet buiten het gewone getrommel en rumoer
te kunnen. Het zet op den voorgrond: dat het hoofd
bestuur zich zijnerzijds bewust is, alles gedaan te hebben, wat
in zijn vermogen was om belangstelling op te wekken in een
door ons overheerscht en helaas! onderdrukt volkEn
daarmeê geeft het zich zelf een certificaat van goed gedrag
af en wacht niet tot de vergadering haar goedkeuring
uitspreke.
Hoe steken nu bij dat uitstekende hoofdbestuur die
akelige Nederlandsche natie en die ellendige flaauwe leden
van de Maatschappij af. Ziet hier eene bloemlezing uit de
liefelijkheden, die ons naar het hoofd worden geworpen.
Uit een brief uit Leipzigdoor Friedrich Hoffuumn aan
de Gartênlaube geschreven.
Een anderen aanblik, niet minder boeijend, bood bet vertrek der
beide bataillons van het garnizoen. Vele betrekkingen onzer soldaten
waren herwaarts gekomen. Toch zou het afscheidnemeu, overeenkomstig
ons volkskarakter met stille hartelijkheid hebben plaats gehad, wanneer
niet de teedere banden waarmee onze dienstmeisjes zich aan ons
garnizoen verbonden gevoelden, veel leven en beweging er aan had
bijgezet. Echter week uit deze groepen geen oogenblik de ernst,
ook de smart heiligt
Ook de kerkelijke inzegening der heengaanden had zoo als in
1813 overal nu hier en daar plaats. In Lindenau, in de geschie
denis bekend als de eerste rustplaats waar de eerste Napoleon na
den volkenslag bij Leipzig overnachtte, kondigde de leeraar, dr.
Sehütz, in der haast nog voor den avond voor den marschdag eene
godsdienstoefening en avondmaalsviering aan; drie honderd namen
er aan deel en niet weinige bruidsparen sloten hier hun huwelijk,
voor dat, deze oorlog hen scheiden ging.
De vereeniging tot verpleging der doortrekkende troepen heeft
eene oproeping gedaan„Inwoners van Leipzig en omstreken
Onzen Duitschen soldaten staan zware tijden te wachfeu. Laat hen,
die door onze stad komen, niet van ons weggaan zonder bewijzen
van deelneming. Om den te velde trekkenden, die hier een korte rust
zullen hebben, verkwikkingen te kunnen aanbieden, verzoeken wij u
om spoedig met bijdragen in geld en gaven ons plan te steunen.
Later geven wij openbare rekenschap!"
Op vier-en-twintig plaatsen kon men geld, aan eene plaats gaven,
als wijn, bier, sigaren en dergelijke brengen, en in weinige dagen
had men voorraad voor vele duizenden mannen. Één spoorstation
doet ons zien hoe alle andere zijn ingerigt. Wij begeven ons naar
het Thuringerstation, dat ruim genoeg is om ten allen tijde toe
gankelijk te zijn. Negentig burgers besturen de uitdeelingen en de
verzorging. Langs de goederen-loodsen staat eene onafzienbare
wagenrij op het spoor, dat aan de verbindingslijn aansluit, eene lijn
die als een gordel de vier stations in 't noorden der stad het Ber-
liner, Thuringer, Maagdenburger en Dresdensche station, benevens
het Beijersche omsluit. Tusschen de wagenrijen en de goede
renloodsen zijn waterhouders aangebragt; de goederenloodsen zelve
zijn tot een reusachtige spijszaal ingerigt en aan de overzij
dampt het en kookt men in eene geimproviseerde door een afdak
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
I. „Van eenige geestdrift voor eene zaak van menschelijk-
heid en regtvaardigheid is bij de groote meerderheid
der leden niet gebleken.
II. De natie is gedemoraliseerd en de minister speculeert
op die demoralisatie.
III. Alle eerlijkheid, regtsgevoel en pligtsbesef zijn geheel
onder ons uitgestorven.
IV. De handhaving en toepassing der beginselen van
regtvaardigheid en liefde tot den naaste, zijn een
ijdele klank.»
In deze aangename stijl is het stuk gesteld. Nergens
een bewijs, dat het hoofdbestuur eene flaauwe twijfel aan
zijne onfeilbaarheid koestert. Die niet doet, wat het hoofd
bestuur wil, is: zonder geestdrift, voor de waarheid,
gedemoraliseerd, is bezweken voor het millioenen-argument;
geen enkele verontschuldiging wordt aangenomen, ja zelfs
niet afgewacht. Waarlijk het „Dagblad» kan nog een lesje
nemen aan zulk schrijven, aan zulk koelbloedig negeren
van de argumenten der tegenstanders. Zeker, die toon is
niet die van alle stukken die van de maatschappij zijn uit
gegaan, maar men zal niet ontkennen, dat de overgroote
meerderheid geschreven is in den geest der eigengeregtig-
heid. Dat opgeschroefde, dat noodelooze schreeuwen, heeft
menigeen van eene maatschappij vervreemdwelker
zachtste verwijt, dat van „lusteloosheid» schijnt te zijn.
Alles geschiedt met eene hevigheid, eene onbesuisdheid,
die het getrouw lezen der stukken van de maatschappij
voor velen harer vrienden ondoenlijk maakt; wij maken
ons zelden zonder een diepe zucht gereed om de philip-
pica's van het hoofdbestuur te doorworstelen.
Nu moge men zeggenzonder geestdrift, zonder opge
wondenheid brengt men geen groote zaken tot stand: toe
gegeven, hoewel ook hier de bekende klagt „toujours
perdrix!» geldt.
Dit is zeker, dat de toon, waarop de officiëele maat
schappij gewoon is hare orakels uit te bazuinen, een zeer
gewigtig nadeel heeft. Dit nl. dat hare stukken, hoe juist
ze ook mogen zijn, hare opgaven, hoe naauwkeurig ook,
niet meer vertrouwd worden. De lezer die geleerd heeft,
zooveel te moeten afdoen van de verwijten, der Nederlandsche
natie naar het hoofd geslingerd, die zich zoo vaak heeft
verwonderd over de naïviteit, waarmee bet hoofdbestuur
zijn eigen lof zingt, komt onwillekeurig tot de overtuiging,
dat al de feitelijke opgaven ook wel overdreven zullen zijn,
en dat het met dat „onderdrukken, knevelen en uitzuigen»
der Javanen ook nog wel zoo'n vaart niet zal loopen.
Misschien noemt men dit oordeel scherp en wijst men
op het velo goede, dat door datzelfde hoofdbestuur is tot
stand gebragt, op het voortreffelijke, dat door sommigen
beschutte keuken met twee kookkagchels, ieder zes ketels van 't
grootste kaliber rijk. Vóór de keuken zijn de borden-planken en
gelegenheid om vaatwerk te reinigen voor bataillons van tafelgasten.
Ook hier kon men, alleen door hulp van gaz- en waterleiding,
vroeger ongeloofbare dingen tot stand brengen.
Ginds wordt uit de volksmenigte een vreugdekreet aangeheven,
want er is een trein in 't gezigt; na moeitevolle en stormachtige
nachtreis in volgepropte wagens, komen bataillons van het 58ste
linie-regiment aan. Ijlings trekken de moeden naar de waterhouders
en verfrissehen handen en aangezigt, nemen een verkwikkende teug
en zien er weer vrolijk uit. Daarop begeven zij zich, in ordelijken
optogt, naar de tafels in de loods; aan dienende handen ontbreekt
het niet. Voorbeeldig is de bediening, gelijk de massa.aangebragte
spijzen voorbeeldeloos heeten mag, en zoodra de dwingeland maag
tot rust is gebragt en ieder man zijn deel sigaren of tabak ontving
en er een gratis liederenboek bijkreeg met oude en nieuwe gezangen
naar de behoeften van 't oogenblik, begint aan alle tafels en in
iederen gang de lust om iets te verhalen luide te spreken, maar
muziek en zang krijgen den boventoon. De regimentsmuziek speelt
het nationaal geworden „Wacht aan den lthijn" en alle keelen
stemmen meê in. De pauze van een half uur is in een oogwenk
voorbij, als tot dankbetoon blaast de trompet den Parijschen in-
togt-marsch en binnen een minuut zijn allen weer in de wagens, 't
Commando klinkt, de locomotieven steunen en fluiten en vooruit
gaat de trein, van handgebaar en groeten van hoedengezwaai en
doekengewuif vergezeld, vooruit naar den vreesselijksten strijd onzer
eeuw! Zoo ging het onafgebroken dag en nacht, alles op de
minuut, en dag en nacht waren de stationsgebouwen de bedevaart
plaatsen der bevolking van stad en land. Zelfs de Kroonprins van
Pruissen, die als veldheer der Zuid-Duitschers bijzondere eerbieds-
bewijzen ontving, gehoorzaamde zonder verwijl aan het signaal om
in te stijgen, om naar zijn armee te gaan. Hij liet ons deze uit
spraak van zijn rustig vertrouwen achter„Eene zedelijke zege hebben
wij reeds op Frankrijk behaald om ook een andere te verkrijgen
spannen wij nu onze krachten in."
Te Beudnitz, het grootste dorp in Saksen, had men, voor des
's nachts doorsporende soldaten, eene nachtelijke verrassing bereid
iedere trein werd met raketten en auder vuurwerk begroet en langs
een met Duitsche en Noord-Duitsche vlaggen versierd eind weegs
met bengaalsch vuur en krachtige zegenwenschen verwelkomd en
vaarwel gezegd.
Algemeen schrijft men het krijgsgeluk der Pruissen voor het
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend
zijner leden is verrigt. Voorzeker, niemand kan meer dan
wij eerbied hebben voor de uitstekende beginselen, die een
man als dr. Bosch verkondigt, maar als men zijn buurman,
dien men genegen is, onafgebroken bezig ziet zijne eigene
glazen in te werpen, dan is men wel eens verpligt te
trachten 's mans arm tegen te houden.
Napoleon gevangen, dat is dan 't einde van die toome-
looze eerzucht, die der republiek trouw zwoer en het
tweede keizerrijk grondde! Op de met bloed bespatte
straten van Parijs werd den 2den December de troon
gevestigd, die uit elkander zoude vallen op het met bloed
gedrenkte slagveld van Sédan. Daarvoor is een dapper,
edel volk gebragt onder het knellend juk der soldaten
heerschappij, opdat de vreemde vijand huizen zoude in
zijne steden en de voet van den landweerman zijn spoor
zoude nalaten op de heuvelen langs den Moezel.
Dat leger, die soldatenstoet, die jaren lang de schatten
van het budget verslond, die moedig en overmoedig zich
gedroeg tegenover eene weêrlooze, ongewapende en kunst
matig ontzenuwde bevolking, blijkt niet in staat de vijand
te houden buiten de grenspalen. Geheele provinciën, waar
slechts nog op eene half verbrande vestingtoren Frankrijk's
aan flarden geschoten driekleur wappert, zijn in 's vijands
magt. Het volk, in slaap gewiegd, onwetend gehouden, is
wakker geschrikt door dien plotselingen slag; het leger
gevangen, de Keizer op weg naar Duitschland. Niet naar
Berlijn, aan het hoofd van een zegevierend leger, hoog op
het trotsche ros met den adelaarsblik, die den imperator
past, maar met eene cigarette in den mond, onder begeleiding
van Pruissische gendarmes. En als de Keizer gedoken zit
in een hoek van zijn spoorwegrijtuig en de duizenden, die
gesneuveld zijn op het slagveld, doemen voor hem op:
weduwen die hun echtgenoot, weezen die hunne vaders
vragen, zal dan geen stem fluisteren: daar is geregtigheid!
Zoude de menschheid niets leeren Zouden de schimmen
van al die mannen, die verbloedden op het slagveld, die
ons toeroepen: waakt voor de toekomst! niet bij magte zijn
om ons die eene les te leeren: volkeren, ontneemt uwe
vorsten het regt om oorlog te verklarenHoudt dat
vreeselijk regt in uwe eigene hand, geeft uwe regeerders
niet deze magt, die te zwaar is voor één inensch om te
dragen! Ontneemt ze dat schrikkelijk gezag, dat hen in
de verzoeking brengt de moordenaars te worden van
duizenden, de verkwisters van millioenen schat, die het
zuur verdiende brood zijn van honderdduizenden! Zullen
grootste gedeelte aan hunne verkenningstroepen toe, daar de
Franschen nooit geweten hebben wat de vijanden deden, en deze
daarentegen van hunne stellingen eene juiste kennis droegen. De
Moniteur Universel verklaart de manier van verkennen der Pruissen
op de volgende wijze
„De generaal, die een korps voor zich heeft, dat hij moet be
spieden en bevechten, kiest een bekwaam en vastberaden officier
uit en, de Moniteur moet het bekennen, het Pruissisch leger telt
er velen van dezulken. Dit geschied zijnde, vertrouwt men hem
een troep toe van 15 a 20 uitgelezen ruiters, uhlanen of huzaren.
De aangewezen officier neemt op zijn beurt een soldaat van de
landweer, geboren op de grenzen van de streek, welke hij moet
verkennen en helpen overweldigen, en wiens bezigheden eu betrek
kingen hem in staat stelden die streek te bezoeken en in alle
rigtingen te doorloopen.
Deze nu, belast met eene zending van vertrouwen en eer, trekt
voorwaarts, het geweer op de dij, met bespiedend oog en gespitste
ooren. Men heeft hem het punt aangewezen, dat hij moet berei
ken, somtijds 30 a 30 mijlen verwijderd van de Pruissische grenzen,
in het hart van het vijandelijk grondgebied. Ditzelfde punt is op
de uitmuntende oorlogskaart, welke de officier bij zich draagt, met
potlood aangeteekend. Achter den eersten ruiter, die bevel heeft
zeer langzaam te rijden, nu eens langs ravijnen en holle wegen,
dan weer langs 's heeren wegen en door open velden, volgen twee
andere ruiters op een afstand van 100 schreden. Daarna, weer
100 schreden verder, bevindt zich de officier, op 50 schreden af-
stands gevolgd door 8 of 10 ruiters, om hem, zoo noodig, te
beschermen. Nog 100 schreden verder komen 2 andere ruiters,
en deze worden ten slotte op 200 schreden gevolgd door slechts
één soldaat. Diezelfde kolonne, zwijgend voorwaarts stappende,
bestrijkt eene uitgestrektheid van 1 mijl.
Indien de eerste verkenner overvallen wordt, geeft een schot
hiervan aan het overige gedeelte der troep kennis en de tien
ruiters, aan het hoofd en den staart der expeditie, vertrekken hierop
in allerijl in de rigting, welke het belang hun aanraadt. Alleen
de officier en zijn geleide trekken vooruit, om te zien met wie men
te doen heeft en wat er gaande is, waarna zij zich met gevierden
teugel uit de voeten maken.
Zelfs in geval van hinderlaag is het bijna zeker, dat 2 of 3
ruiters ongedeerd in het hoofdkwartier terugkeeren, en de Pruissen
weten dan naauwkeurig, welke troep zij voor zich hebben en op
welk punt zich die bevindt. Zij zijn vrij in hunne manoeuvres en
kunnen al hunne krachten op het zwakste of het minst bewaakte
punt bijeentrekken.»