de sommen van vorige diensten ten bedrage van 37,270
en de kosten, niet behoorende tot marine-aangelegenheden,
geraamd op ƒ1,221,423, wordt voor het zeewezen 7,543,510
aangevraagd.
Deze begrooting is opgemaakt onafhankelijk van de
omstandigheden builen 's landsdie buitengewone toestand
zal zijn invloed doen gelden en latere wijzigingen tengevolge
kunnen hebben. Dit begrootingsplan vindt dus uitsluitend
zijn groudslag in de denkbeelden, die de minister vroeger
heeft ontwikkeld. Daarbij trad de noodzakelijkheid op den
voorgrond, om zich vooreerst te bepalen tot den aanbouw
van eene gepantserde flotille voor de verdediging onzer
zeegaten en benedenrivieren, zoodat op het einde des jaars
5 monitors gereed en 5 benevens een riviervaartuig in
bewerking zullen zijn.
Aannemende (hetgeen de minister doet) dat met dit
tiental monitors op weinig na in de behoefte van dat soort
van materieel zal zijn voorzien, acht hij het niet langer
geoorloofd te wachten met de aanschaffing van oorlog
schepen ter vervanging van de schroefstoomschepen 1ste kl.
tot verdediging van Indië en zich in dit opzigt door finan-
cieële of technische bezwaren te laten afschrikken. De
minister wenscht uit dien hoofde in het volgende jaar geen
monitors, maar een ramtorenschip op stapel te doen zetten
en tevens de belangen der kust- en rivierverdediging te
behartigen door den aanbouw voor te stellen van twee
zwaar gewapende stoomkanonneerbooten, type Staunch.
Voor het eerste wordt 200,000 en voor de beide laatsten
168,000 aangevraagd.
Voor het ramschip zijn de volgende eischen gesteld:
zwaar gepantserd en gewapend, uitsluitend met stoomver-
mogen tot voortstuwing, eene groote snelheid en beweeg
baarheid waarborgende, met een voldoend kolenruim om
Indië te kunnen bereiken, met een diepgang, die het
binnenloopen te Soerabaija toelaat en met een logement
dat voor een verblijf in tropische gewesten geschikt is.
Aan die voorwaarden kan voldaan worden door aan het
schip te geven eene lengte van 80, eene breedte van 15.2
eene holte van 8.3 en een diepgang van 5.7 meters, en
het torenstelsel, type Buffel aan te nemen, met geen ander
tuig als wat noodig is tot steun bij ongunstig of stormweder.
De kosten van zoodanig schip worden geraamd op 2.700.000,
waarvan 2 millioen aan materialen, welke ten laste komen
der begrootingen van 1872 en 1873.
Wat de ontworpen stoomkanonneerbooten betreft, is het
doel om met een minimum van afmetingen een ongepantserd
weinig diepgang hebbend stoomvaartuig te bouwen, hebbende
een laag boord en in staat zijnde een stuk geschut van zwaar
kaliber te dragen, hetwelk door stoom behandeld en bij
hol water op den bodem kan worden neergelaten. De
inrigting, welke tot laatstgenoemd einde dient, wenscht
men in zooverre te wijzigen, dat zij benuttigd kan worden
om het stuk beneden de waterlijn te kunnen laden.
Er is eene wijziging gebragt in de verdeeling der voor
1871 bestemde strijdkrachten, bestaande uit 44 active
schepen en 2 wachtschepen, welke te zamen eene bemanning
vorderen van 5745 koppen. Onder die scheepsmagt zijn
niet begrepen de wachtschepen te Vlissingen en te Rotterdam
en de instructie- en opleidings-vaartuigen, wier bemanningen
detachementen zijn voor de wachtschepen te Willemsoord,
Amsterdam en Hellevoetsluis.
De kaders van de officieren voor de verschillende diensten
zijn zoo goed als voltallig. Aan dat der geneeskundige
dienst ontbreken nog 14 officieren.
In de organisatie van het corps officieren van administratie
is eene verandering gebragt, hoofdzakelijk hierin bestaande
dat de rang van adjunct-administrateur is opgeheven en
hiervan gebruik gemaakt om het aantal officieren van
administratie der 1ste kl. met 4 te vermeerderen en dat
der 2de kl. met 6 te vejminderen en om de beide rangen
resp. te verdeelen in 3 en 2 categoriën. Door die wijziging
is de sterkte van het corps verminderd van 141 tot 123
officieren, genietende aan vaste tractementen 84,500, in
stede van 90,000, die bij de vorige organisatie waren
toegekend.
De militaire opleidingen van adelborsten en officieren bij
het korps mariniers blijven goede resultaten opleveren.
Het gebouw tot huisvesting en opleiding der jongelieden
is gereed en zonder buitengewone verhinderingen zal het
Koninklijk Instituut met den aanvang van den eerstvolgenden
cursus in dienst komen.
Omtrent de opleiding tot officier van gezondheid moet
het oordeel nog achterwege blijven 7 adspiranten kwamen
dit jaar op en voldeden allen aan het examen. Bleef dat
getal beneden de behoeften, op zich zelf is het betrekkelijk
gunstig.
Uit de opgaven blijkt, dat de lust om als zeemilicien te
worden ingelijfd, steeds toeneemt, doch dat het getal hetwelk
zich voor vast aan de zeedienst verbindt, hoogst onbe
duidend blijft.
De spoorweg-begrooting voor 1871 bedraagt in uitgaaf
10 millioen, zijnde 8 millioen uit de middelen voor dat
jaar en 2 millioen uit het batig slot der spoorweg-begroo
ting voor 1870. De voornaamste posten zijn: Brug over
de Oude Maas bij Dordrecht 356,800, brug over de
Nieuwe Maas bij Rotterdam 500,000, brug te Crevecoeur
125,000, spoorwegen Arnhem-Leeuwarden 85,000,
Helmond-Breda ƒ55,000, Rosendaal-Vlissingen 3,366,140,
Breda-Rotterdam 1,819,860 Nieuwediep - Amsterdam
1,001,355, overbrugging Iiollandsch Diep 1,100,000,
voltooijing kanaal Zuid-Beveland 150,000, onvoorziene
uitgaven 707,245. De memorie van toelichting geeft
wijders eene korte aanduiding van den stand der werken
op verschillende punten.
Uit de memorie van toelichting, gevoegd hij het wets
ontwerp nopens de inkomstenbelasting, thans bij de Kamer
op nieuw ingekomen, blijkt dut de regering in dit wetsontwerp
heeft doen wegvallen de art. 3640, die betrekking hadden
tot de heffing van een half ten honderd over het jaar
1870 ter voorziening in de buitengewone uitgaven, en is
in art. 1 eene derde alinea bijgevoegd, om over het jaarlijksch
zuiver inkomen, wanneer dit krachtens dat wetsontwerp
zal zijn beschreven, de som om te slaan, die in 1871
gevorderd1 wordt ter voorziening in het gemis van het
patentregt en in de behoeften van de schatkist, voor zooverre
daarin door de overige middelen niet kon worden voorzien.
Bij de wet op de middelen voor 1871 wordt voorgesteld
die som op vier millioen te bepalen. Het patentregt heeft
in 186970 afgeworpen ƒ3,368,486, en wordt dat met
1 Mei 1871 afgeschaft, dan zal tot dekking daarvoor moeten
worden voorzien in van laatstgenoemde som, dat is
2,245,000, of in een rond cijfer van 2,300,000.
BUITENLAND.
F r a n k r ij k.
Als men den toestand waarin Parijs en Frankrijk ver-
keeren nagaat, dan doet het pijnlijk aan te lezen, wat de
correspondent van Daily News uit Parijs schrijft. Hoe is
een raadsel, maar, bij uitzondering van alle overige corres
pondenten, weet hij nu en dan een middel te vinden uit
de ingesloten hoofdstad zijne brieven te verzenden; o. a.
schrijft hij„Onder al het leed, waaronder Frankrijk ge
bukt gaat, was Parijs 11. Zondag b. v. nog vrolijk als altijd.
Langs de kaden en boulevards wemelde het van wande
laars; hier was men in verrukking over een man, die het
geluid van verscheidene vogels nabootste, daar was men
bekoord door de komieke toeren van een paar poedels, en
overal slenterden mannen en vrouwen, knapen en meisjes
onnadenkend rond, zoo als zij reeds deden toen Herculanum
en Pompeji onder de asch begraven werden, en zooals zij
doen zullen als de wereld op het punt staat te vergaan.»
De heer Jules Favre heeft aan den heer Odger, op
een hem door dezen overgebragt adres van de werklieden
van Londen, het volgende antwoord schriftelijk doen toe
komen, hetwelk moest strekken om bij de eerstvolgende
openbare meeting van werklieden te worden voorgelezen.
„De vice-president van het Bewind van Nationale Ver
dediging, minister van Buitenl. Zaken, aan de Engelsche
Afgevaardigden. Mijne heeren! Ik ben zeer getroffen door
den stap, dien gij gedaan hebt, ten einde mij uwe edele
sympatie voor Frankrijk te betuigen. Aan dezen edelen
aandrang des harten herken ik den heilzameu invloed
uwer vrije instellingen en de onafhankelijkheid van uwen
aard. Ik wensch, dat mijn land op het uwe zal gelijken;
dat het meer en meer den invloed zal gevoelen van de
denkbeelden, die u groot doen zijn. Zegt, bid ik u, aan
uwe landgenooten, dat Frankrijk op hen rekent. Heden
ten dage is de openbare meening souverein en zij heeft als
zoodanig het regt, hare wetten te stellen en tot welke
hoogte het geweld ook moge stijgen, ten laatste overwinnen
regt en geregtigheid altijd. Ik betreur het, dat mijne pligten
mij dwingen te Parijs te blijven; ik zou er trotsch op wezen
in u midden te zijnZegt, en zegt het luide dat wij den
oorlog steeds hebben verfoeid; dat wij Duitschland lief
hebben, en dat, indien Duitschland regtvaardig jegens ons
zijn wil en ons geene voorwaarden voorlegt, welke onze
vernedering en onze ondergang zouden ten gevolge hebben,
het ons altijd bereid vinden zal om den haat te vergeten,
die met zoo noodlottig gevolg onder ons is aangestookt.
Indien de edele Engelsche natie als bemiddelares wil op
treden bij dit werk van grieven te herstellen, zal zij met
ons te zamen de beschermster der menschelijklieid en der
beschaving zijn. Ik verzoek u, mijne heeren! als afgevaar
digden van het Engelsche volk, zeiven aan te nemen en
aan uwe landgenooten over te brengen de betuiging mijner
gevoelens van loyale vriendschap en van duurzame
achting.»
Hoe groot de demoralisatie in het leger van Mac
Mahon was, blijkt ten overvloede uit een onderschepten
brief van een Fransch officier. „De officieren», zoo schrijft
deze, „bestelen elkander. Ons leger, aangevoerd door de
onbekwaamste generaals en de meest onwetende officieren
van gansch Europa, bestaat bovendien uit soldaten zonder
orde of tucht. Onze Afrikaansche troepen zijn ons ten
vloek geweest: zij hebben de rest van het leger door hun
voorbeeld bedorven.»
De toestand van Barzeilles, bij Sédan, is allertreurigst
geworden. Twee duizend huizen telde die plaats, en thans
is geen enkele dat niet een ruïne is geworden, meerendeels
staan de muren zelfs niet meer. Allen zijn door het vuur
vernield. De kerk en het stadhuis hebben natuurlijk in
dat lot gedeeld. Iemand die deze plaats bezocht kon nog
bespeuren dat de huisjes meerendeels door welgestelde
lieden bewoond waren; er lagen nette tuintjes voor, hier
en daar was het gras nog groen, hadden de boomen nog
bladeren en vertoonden zich nog vruchten, maar waar
waren zij die ze met zorg gekweekt hadden, wier trots en
vreugde zij geweest waren? Nog waren op die droef
geestige plaats teekenen van leven, oude vrouwen en
kinderen, stervende of doodelijk vermoeid, dwaalden nog
door hunne geboorteplaats. Sommigen zaten te midden van
de ruïne hunner huizen in doffe wanhoop neer, anderen
barstten in klagten uit over de wreedheid der Duitschers.
(Men weet dat de Duitschers de plaats in brand geschoten
hebben wegens den vijaudigen geest der bevolking die uit
de huizen op hen schoot, waardoor zij het regt verbeurde
op den voet van open piaats behandeld te worden.)
Onder de vele reliquiën, door Engelsche helpers op
het slagveld gegaard, verdient een briefje opmerking,
gevonden op het lijk van een Franschen militairen genees
heer en met potlood, blijkbaar gedurende de hitte van het
gevecht, geschreven. De brief en het zakboek waarin hij
stak, waren door een kogel doorboord; doch daar het adres
ongeschonden was, zoo heeft men den afscheidsgroet des
gesneuvelden aan zijne weduwe kunnen opzenden. Die groet
iuidt vertaald als volgt:
Sédan, 1 September.
„Te midden van den veldslag, door kogels omringd, rigt
ik mijn vaarwel tot u. De kogels en bommen, die mij
sedert vier uren sparen, zal ik niet langer ontgaan.
Vaarwel, teer beminde vrouw; ik hoop dat eene liefderijke
hand u dezen groet zal overbrengen. Ik heb mij dapper
gehouden en 'k sterf omdat ik onze gekwetsten niet heb
willen verlaten. Een kus.... H. V.»
Er is zegt de Daily News iets onbeschrijfelijk
roerends in dien laatsten kus, dien een dapper man, te
midden van dood en verderf, aan zijne vrouw toezond.
Helaas! hij is nog gelukkig te noemen, wijl hem de tijd
tot denken, tot schrijven gelaten werd. Hoevelen zijn er
gevallen, die slechts rogchelend den naam hebben kunnen
stamelen van den geliefden thuis!
De N. Rott. Crt. bevat het volgende schrijven van een
adsistent-geneesheer bij de 11de internationale ambulance
te Sédan aan zijne ouders. Genoemd blad deelt den brief
mede zooals het die ontvangt, zonder te beslissen of er al
dan niet overdrijving in heerscht.
Sédan
Sedert ik hier ben, is het mij onmogelijk geweest, een
oogenblik te vinden om u te schrijven, en heden doe ik
het, gezeten op een trap, versperd door gewonden, die op
stroo uitgestrekt liggen. Ik zal trachten u dezen brief toe
te zenden. Ik ben nog redelijk wel, alhoewel vermoeid
zooals trouwens al de anderen; wij hebben sedert ons
vertrek ontzettend weer gehad, aanhoudende slagregens
maar toch zou ik voor niets ter wereld wenschen, niet hier
te zijn gekomen-. Gisteren hebben wij een dorp ontdekt
ontdekt dat is het juiste woord, zoo groot is de ver
warring en onsteltenis, waar 650 Fransche gekwetsten
liggen, reeds tien dagen geleden gewond, en die nog geen
geneesheer gezien hadden. Zij liggen in varkenshokken, in
stallen te midden van water, op tafels onder schoorsteen
mantels, smeekende om een pistool om een eind aan hun
lijden te maken.
Ik vrees, u niet te kunnen doen begrijpen en gevoelen,
wat ik hier gezien heb. O, ik wenschte wel dat men
geheel Europa voor een oogenblik hier kon verplaatsen!
Het slagveld, de gewonden, dat is vreeselijk, afschrik
wekkend, maar het is een noodzakelijk gevolg van den
oorlog; doch wat alle verschrikking te boven gaat, wat
maakt, dat wij onze tranen niet kunnen bedwingen, dat wij
uren achtereen doorbrengen zonder te spreken, daar onze
wanhoop te groot is om ze in woorden uit te drukken,
dat zijn twee dingende transporten van 10,000 gevangenen
en het kamp, waar 80,000 ongelukkige Fransche soldaten
en officieren van honger omkomen.
Zoudt gij gelooven, dat zij van honger in de Maas
springen? Dat zij u 40 (veertig) francs aanbieden (want
zij hebben nog geld) voor een stukje brood, en dat men
het hun niet geven kan, omdat er niets is!
Sedert 48 uren defileeren hier onophoudelijk korpsen,
ten getale van 10,000 man, zonder wapenen, nagenoeg
zonder kleeren, leunende op een ellendigen stok, snikkende
van smart en wanhoop, geëscorteerd door Pruissen, die
hen met de kolven hunner geweren voortdrijven. Terwijl
ik aan u schrijf, zie ik 10,000 lanciers, kurassiers en
dragonders, met zouaven en mariniers, half naakt, van
alles ontbloot, voorbijtrekken500 Beijeren geleiden hen
zij hebben het voorkomen van een konvooi galeiboeven.
Enkelen hebben nog een ransel; de anderen hebben alles
verloren en de regen valt bij stroomen neer! Zij vallen
voor u op de knieën om brood te vragen, geld of hun
horologe, als zij er een hebben, aanbiedende en wij kunnen
niets voor hen doen.
Al zou ik honderd jaar oud worden, dit tooneel zal ik
altijd voor mij zien!
Wat het kamp aangaat, ik kan u de ellende, die daar
heerscht, niet beschrijven: daar worden de soldaten bewaard,
totdat men ze wegbrengtik heb er met X naar toe willen
gaan, maar na vijf minuten zijn wij beiden snikkende
teruggekomen. Ik herhaal het: de gewonden met al hun
lijden, 't is nog een paradijs, daarbij vergeleken. O, die-
Keizer Geen enkel officier heeft de kapitulatie geteekend
Men brengt de ongelukkigen thans te voet door verwoeste-
streken naar Duitschland; zij weten dat zij onderweg van
honger zullen sterven.
Als men gezien heeft, wat wij gezien hebben, dan kan
men alles zien. Ik alleen heb gisteren 90 gekwetsten
verbonden, die nog geen hulp gehad hadden.
Een civiel ingenieur, aan den Times schrijvende,
verzekert dat de constructie der vestingwerken van Parijs
veel te wenschen overlaat. „In 1842» zegt hij nam
ik aan den arbeid deel. De muren zijn niet veel meer
dan wat wij noemen „ruw werk», en zullen onder de
granaten tot gruis uiteenstuiven, te meer, daar zij zeer
geringe dikte hebben. De aardwerken zijn zeer belangrijk
sterker.
Engeland.
Dezer dagen is Keizerin Eugénie, van den Keizerlijken
Prins vergezeld, van Hastings naar Chiselhurst, dat 3) mijl
van Londen in het graafschap Kent ligt, vertrokken.
Over de beide befaamde „baby-farmers, of engel
maaksters», Margaret Waters en hare adsistente Sarah
Ellis, is het vonnis uitgesproken. Waters is ter dood, en
Ellis tot achttien maanden dwangarbeid veroordeeld.
Te Dublin werd een concertzanger, die een bijzonder
grooten neus had en zeer gemaakt zong, uitgenoodigd,
van achter zijn neus te voorschijn te komen en te zingen
ais een gewoon mensch.
Te Elby viert een echtpaar zijn zeventigjarige brui
loft. P. W. Cuttir is 90, B. Elisabeth 88 jaren oud. Zij
hebben geen kinderen en zijn behoeftig.
Een correspondent van het Engelsch geneeskundig
blad the Lancet schrijft uit Saarbrücken o. a. het volgende: