"buste jrïtrcih
De Köln. Zt. bevat nogmaals nadere bijzonderheden
omtrent hetgeen het Nederlandsche Roode Kruis voor
Duitsche gewonden gedaan heeft. //Talrijke lazareths en
gewonden zegt het blad weten van de weldadigheid
der Nederlanders te gewagen en zijn hun den warmsten
dank schuldig. Wanneer niet alle teekenen ons bedriegen,
dan kunnen wij uit deze opgewekte liefdadigheid van het
door zoovele banden met ons verbonden nabuurvolk, de
overtuiging krijgen, dat, in weerwil van enkele politieke
rigtingen, het hart van het Nederlandsche volk over het
algemeen warm klopt voor de Duitsche broeders en edel
moedig hun zijne sympathie niet onthoudt, die niet alleen
voor bun eigen regtvaardige zaak, maar ook voor de
bedreigde veiligheid van Europa het zwaard trokken."
Het Nieuws v. d. Dag bevat in zijn No. 174 een
kernachtig hoofdartikel, getiteld: «Een dubbel leven." We
deelen er de volgende regelen uit mede
//Eeuwen lang reeds draagt het tnenschelijk geslacht de
schoonste profeciën van vrede met zich rond, van den tijd
z/als de wolf met het lam zal verkeeren en de luipaard bij
den geitenhok nederliggen en een kind zich zal vermaken
boven het hol van een adder," als men de zwaarden tot
sikkels en de spiesen tot ploegscharen zal slaan." De
vaderen hebben deze woorden trouw aan de kinderen
overgeleverd. Opeenvolgende geslachten hebben ze geprezen
en liefgehad. Zij hebben onder tranen hunne hartelijke
instemming er mede betuigd. Zoo moest het wezen"
hebben zij uitgeroepen. In theorie hebben zij zich zeiven
gebonden verklaard aan de heilige verpligtingen, die eene
instemming met die woorden onvermijdelijk insluit.
Ondertusschen, al die eeuwen door, hebben zij in de
practijk des levens die woorden verloochend, gedaan alsof
ze niet meer waren dan het vogelengift in den boom. Al
hadden zij een afspraak gemaakt, zij hadden ze niet met
meer eenstemmigheid kunnen veronachtzamen
Want niet alleen hebben zij tot den dag van heden toe
elkanders bloed uitgestort als water en van de geschiedenis
hunner lotgevallen het verhaal hunner moorddadige twisten
gemaakt, maar zij hebben met den oorlog vrede gehad, zij
hebben hem verheerlijkt in liederen en plegtige Te Deum's,
zij hebben hunne taal gedwongen woor.den van eer en lof
te geven aan dingen, waarvan zij in theorie belijden, dat
zij behoorde te gruwen. Elkander in het groot te dooden,
mits het maar naar de wetenschap en volgens de regelen
geschiedde, hebben zij geen moord en doodslag, maar heel
wat schooners geacht en genoemd. In dat werk door
koelbloedigheid en stoutheid uit te munten, dat hebben zij
bij voorkeur //dapperheid" geheeten. Tot den stand van
oedelen" boven vromer en nuttiger burgers hebben zij bij
voorkeur hen verheven, die in het dooden van menschen
naam hadden verworven en veel menschenbloed gestort,
's Menschen natuurlijke, edelmoedige bewondering voor
moed en onversaagdheid in gevaar, hebben ze hem met
eenzijdige voorliefde doen verkwisten aan oorlogsmoed....
Vaderlandsliefde hebben zij vervalscht tot kleingeestige
afgunst op den vreemdeling, tot blijdschap in zijne verne
dering, tot lust om hem te schaden."
In de Gron. Ct. levert de heer L. C. Meijer, te
Hontenisse, de volgende vertaling van het Duitsche soldaten
lied van 1870: //De wacht aan den Rijn."
„Daar klinkt een stemme als onweersknal,
Als zwaardenklank, als krijgsgesehal
„Op naar den Rijn, den Duitschen Rijn!
Wie wil den Rijn ten wachter zijn?"
Lief vaderland, wees wel te moe!
Vertrouw ons vrij de Rijnwacht toe.
En aller oogen schieten vuur,
En aller mond zweert hoog en duur,
De Duitscher, dapper, vroed en vroom;
Beschermt en schut den heil'gen stroom
Hij weet, hoe 't heldenvoorgeslacht
Daar ook al hield eens trouwe wacht,
En spreekt vol overwinningsmoed
„Gij, Rijn, blijft Duitsch, zooals mijn bloed!"
Zoo lang me één droppel bloeds nog rest,
Mijn vuist omklemt dit zwaardgevest,
En nog mijn arm dees snaphaan spant,
Betreedt geen vijand ooit uw strand!"
Zoo klinkt zijn eed. De Rijn stroomt voort,
De vanen wapperen aan zijn boord.
„Op naar den Rijn, den Duitschen Rijn
Wij allen willen wachters zijn!"
Lief Vaderland, blijf wel te moe;
Vertrouw ons vrij de Rijnwacht toe!"
Trichinen-ziekte. Volgens prof. Gerlach, te Hannover, zijn
tot nu toe door de trichinen-ziekte aangetast 354 varkens, waar
onder 238 in Noord-Duitschland. Bij deze opgave moet men echter
in aanmerking nemen, dat niet alle gevallen bekend zijn geworden.
In het algemeen zijn door trichinen-ziekte aangetaste varkens niet
voorgekomen in het koningrijk Saksen, in Zuid-Duitschland en in
de westelijke landen van Europa, doch wel in buiten Europa
gelegen landen, als Noord-America, China, Indie, enz. De meeste
gevallen zijn door microscopische onderzoekingen ontdekt, waardoor
veel onheil is voorgekomen. Wat het ontstaan en de verspreiding
der trichinen betreft, het is uitgemaakt, dat voornamenlijk de zoog
dieren, en onder deze vooral de kreugenetende dieren, als: varkens
en rotten, de voornaamste voortbrengers en dragers der trichinen
zijn. De trichinen zijn eerst sedert dertig jaren bekend en waar
schijnlijk door kruising van kleine Chinesche met Engelsche varkens
naar Europa gekomen. De vorderingen op het gebied der geneeskunde,
voornamelijk de juistere kennis der trichinen en hunne voortplanting,
de microscopische onderzoekingen, alsmede de mogelijkheid om de
rotten uit te roeijen op alle plaatsen, waar trichinen zijn verspreid,
doen de hoop koesteren, dat deze schadelijke parasiten ook uitgeroeid
kunnen worden.
België.
Volgens de Etoile Beige is in bet park van Brussel
een ballon nedergevallen, die uit Metz afkomstig schijnt te
wezen. Een agent van politie heeft hem gevonden. Onder
anderen bevatte hij het navolgende, moeijelijk te ontcijferen
billet: „Bazaine en Leboeuf hebben geduelleerd en zij zijn
beiden zwaar gekwetst. Canrobert heeft bet bevel over het
leger aanvaard. Bereid u op ernstige gebeurtenissen voor.
Metz, 2 Oct. Get. Dblatook,
Adjudant-Generaal van het Rijnleger."
De Etoile constateert het feit, maar het blad stelt zeer
weinig vertrouwen in dien ballon uit Metz en het daarin
gevonden briefje.
De Indépendauce deelt weer een brief mede uit
Parijs van 28 September, die per luchtballon is verzonden.
Nieuws omtrent den militairen staat van zaken in de
hoofdstad, wordt, daarin niet gemeld. Wat reeds honderde
malen is gezegddat de bevolking vol moed is, en dat
de vijand zich bitter teleurgesteld zal zien, als hij denkt
of gedacht heeft Parijs te kunnen bemagtigen, vindt men
bier herhaald. Ook door uithongering zal de hoofdstad
niet tot onderwerping gebragt worden. Want in de stad
zijn 500,000 gewapende mannen, en men kan gerust het
nieuwe leger, dat in de departementen georganiseerd wordt
en Parijs te hulp zal snellen, met inbegrip der mobile
gardes, ook op 500,000 man rekenen. Met een millioen
manschappen nu, in en buiten Parijs, kan men den vijand
stellig zooveel afbreuk doen, dat hij op den duur onmo
gelijk den toevoer van levenmiddelen in de hoofdstad kan
afsnijden,
F r a n k r ij k.
De te Tours verschijnende Moniteur Universel deelt
het volgende uittreksel mede van een brief, dien de heer
Jules Favre uit Parijs, den 29 Sept., gerigt heeft aan den
heer Crémieux:
„Ik hoop dat dit briefje, u per luchtballon gezonden,
moge geworden. Het zal u de betuiging onzer vriendschap,
onze hoop en onze wenschen overbrengen. Hier gaat alles
uitnemend goed. Nooit is der wereld een verhevener
schouwspel vertoond dan dat van een volk, hetwelk door
de vrijheid herboren, opstaat tot verdediging van zijn
haardstede en eer. Wij zijn dan ook vol vertrouwen en
wij hebben veel moeite om de nationale garde, die telkens
uitvallen wil doen, tegen te honden. Gij kunt die tijding
aan de provinciën en aan Europa bekend maken."
De militaire operatiën voor Parijs trekken thans
alle opmerkzaamheid tot zich. Het Duitsche leger heeft
den insluitingsgordel voltooid, binnen korten tijd kunnen
ernstiger gevechten verwacht worden. Wij zullen trachten
eene schets te geven van de plaats, die de verschillende
legerkorpsen innemen.
Het 4de leger, in het noorden van Parijs met het hoofd
kwartier Tremblay, wordt door drie korpsen gevormd.
Van deze staat het 12de (Saksische) tegenover het weste
lijke front, de forten van Aubervilliers en Romainville.
De stellingen, die dat korps inneemt, zijn door in allerijl
opgeworpen vestingwerken zoodanig versterkt, dat het voor
de belegerden niet geraden is hier een uitval te wagen,
daar die bijna zeker op een nederlaag zou uitloopen. Het
officieële blad schrijft daarover:
„De op deze geheele lijn aangelegde verdedigingswerken
zijn met groote omzigtigheid vervaardigd. Van alle voor-
deelen, die het terrein meebragt, is partij getrokken. De
dorpstraten zijn gebarikadeerd, de muren van het uitgestrekte
park, gedeeltelijk door ze omver te halen tot uitgangen,
gedeeltelijk tot sterke verdedigingswerken gemaakt, hinder
lagen zijn voorbereid, de plaatsing en draagwijdte der
batterijen vooruit bepaald, in het kort alles is op een
mijlen lange uitgestrektheid zoodanig voorbereid, dat de
uitvallende vijand wel een goed eind vooruit, maar nooit
weer in de vesting terug kan komen. Overal is uit de
genomen schikkingen te zien, dat alles zoo is geregeld,
dat iedere uitval van drie zijden kan worden bestookt en
de terugtogt den vijand, zoo hij zich te ver waagt,
afgesneden kan worden. Clichy, Coubren, Livry en Sevran
zijn ware toonbeelden van voorbijgaande bevestiging en
een studie voor het omzigtig gebruik van de voordeelen
die het terrein aanbiedt."
Noordwaarts bij Gonesse sluit zich bij het 12de het
gardekorps aan, met het front tegen St. Denis, en met deze
afdeeling heeft weder het 4de korps ondersteuning, dat op
de lijn Sarcelles-Pierrefitte tegen de sterke linie, die St.
Denis omringt, opereert.
Met genoegen zal men vernemen dat bij het bombar
dement van Straatsburg wel het bibliotheek gebouw door
de vlammen is vernield, maar dat de boeken in veiligheid
waren gebragt en daardoor voor de wetenschap bewaard
zijn gebleven.
De slag bij Courcelles is hardnekkiger en bloediger
geweest dan men, bij de weinige aandacht die er aan
geschonken is, zou denken. Het 4de regiment, waarbij ik
mij gevoegd heb, heeft hoofdzakelijk in dien slag van zijne
60 officieren 35 verloren, terwijl 1000 man van de 3000
gesneuveld of gewond zijn. Het 45ste regiment, dat ook
hier in de buurt ligt, heeft van zijne 60 officieren niet
minder dan 42 zien vallen. Het gevolg hiervan is, dat
verscheidene onderofficieren, zoogenaamde eenjarigen, nu
tot dien rang bevorderd zijn. Daar zij, hoewel geëxamineerd,
natuurlijk niet genoeg op de hoogte zijn, krijgen zij dagelijks
onderrigt van hunne ouderen in rang; ik verzeker u, dat
menig buitenlandsch officier dat onderrigt met vrucht zou
kunnen bijwonen. Het is waarlijk niet te verwonderen,
dat het Duitsche leger zoo bij uitnemendheid goed is, want
hier, in het gezigt van den vijand, worden de manschappen
nog dagelijks gedrild. Het exerceeren en schermen levert,
tot afwisseling, waarlijk een aardig gezigt op.
Uit onderschepte brieven is men te weten gekomen, dat
er een zeer goed plan tusschen Bazaine en Mac-Mahon
beraamd was; de hoofdpunten waren, dat Mac Mahon den
30 Augustus van de Ardennen zou komen opdagen. Drie
in de lucht afgeschoten bommen zouden voor het garnizoen
van Metz het teeken zijn om een uitval te doentegelijkertijd
zou Mac Mahon's leger de Pruissen van achteren aanvallen.
Als von Moltke en de Kroonprins het plan niet in duigen
hadden doen vallen, zou het Duitsche leger thans niet om
Parijs en Metz liggen.
Over de vlugt van generaal Ducrot uit Pont-a-Mousson
bij Sédan had hij zich op zijn woord van eer gevangen
gegeven wordt verhaald, dat hij zich boerenkleederen
wist te verschaffen, ossen had gekocht en die aan de Pruissen
had te koop geboden. Deze hadden met vreugde den koop
gesloten en hem voor eene nieuwe leverantie een veiligheids
pas gegeven, waarmede hij naar Parijs was ontkomen. Na
de zeer twijfelachtige voordeelen, door den generaal tot n.og
toe voor de wallen van Parijs behaald, moet men eigenlijk
regt tevreden zijn dat zijn vlugt is gelukt. De nederlaag
van 19 Sept. heeft hij namelijk op zijn rekening. De
Zukunft vat dan ook het heftige artikel van de Nordd.
Allg., waarin de generaal ten slotte met den kogel wordt
bedreigd zoo hij weder in Duitsche handen komt, op als
een lofwaardige poging om in Parijs geen verlammend ver
trouwen jegens den generaal op te wekken.
Den 28 Sept. rigtte generaal Uhrich nog eene laatste
proclamatie tot de bewoners van het ongelukkig en dapper
bezweken Straatsburg, waarin hij, en teregt, den inwoners
warmen dank bragt voor de wijze, waarop zij hem gesteund
hadden in de verdediging der vesting tot het uiterste
oogenblik.
Tot mijne laatste dagen sprak de vaderlandslievende
held zal bij mij de herinnering aan de jongste maanden
levendig blijven en de gevoelens van dankbaarheid en
vaderlandsliefde, die gij mij hebt ingeboezemd, zullen slechts
met mijn dood eindigen. Gij herinnert u van uwe zijde
zonder verbittering uw ouden generaal, die zich zoo gelukkig
zou hebben geacht u de gevaren en het lijden, die u hebben
getroffen, te hebben kunnen sparen, maar die zijn hart
moest sluiten voor die gevoelens, om slechts aan zijn pligt,
aan het vaderland dat zijne kinderen beweent, te denken.
Laat, zoo wij het kunnen doen, de oogen voor het
duister en treurig heden sluiten en wenden wij onze blikken
naar de toekomstdaar zullen wij den steun der onge-
lukkigen, de hoop hervinden. Leve Frankrijk, tot in
eeuwigheid 1
Zulke mannentaal moet zelfs den vijand eerbied inboezemen.
Nadar en een Duitsch luchtreiziger hebben hoog in
de wolken een gevecht geleverd. De Pruis schoot verrade-
lijk op den Franschen ballon. Nadar wist echter de gaten
te stoppen, gooide ballast over, steeg omhoog, schoot op
zijn tegenstander, die natuurlijk verbrijzeld op de aarde
neerkwam, terwijl Nadar zegevierend in den omtrek van
Tours nederdaalde.
Volgens le Figaro, is er spraak van het oprigten van
eene compagnie Noord-Amerikaansche vrijwilligers, die zich
meer bepaald de bemagtiging, levend of dood, van graaf
von Bistnarck ten doel stellen. Ingeval die minister hun
levend in handen valt, zouden zij hem in eene kooi willen
opsluiten en ten toon stellen.
Alexander Dumas (père) is gevaarlijk ziek. Hij
bevindt zich te Havre. Men vreest voor het behoud van
het leven des gevierden schrijvers.
Onder dagteekening van 27 September heeft de vice-
admiraal Fourichon, minister van marine en ad interim
ook van oorlog, te Tours eene proclamatie aan het leger
en de vloot uitgevaardigd, waarin hij nadrukkelijk op het
in acht nemen eener strenge krijgstucht aandringt. Hij
zegt in dit stuk dat Frankrijk geduchte slagen ontvangen
heeft, maar dat het desniettemin nog over uitgestrekte
hulpbronnen te beschikken heeft, die aangewend moeten
worden om Parijs te hulp te komen. Dit moet, naar het
inzien des admiraals, geschieden door het doen van allerlei
afbreuk aan den vijand, die de hoofdstad heeft ingesloten
en dien men wederkeerig moet insluiten door zijne konvooijen
op te ligten en hem rusteloos af te matten. De voorhanden
zijnde strijdkrachten zijn daartoe, zegt hij, talrijk genoeg;
maar zonder orde en krijgstucht zijn de legers geduchter
voor hun eigen land dan voor den vijand en strekken zij
het vaderland tot schande en verderf, in plaats van zijnen
trots en zijne kracht uit te maken. „Ik weet te gehoor
zamen," zeide onlangs een vermaarde maarschalk (aldus
besluit de admiraal). Een ieder uwer spiegele zich aan dit
edele voorbeeld."
Jl. Maandag ochtend half zes ure is de dappere
verdediger van Straatsburg, de generaal Uhrich, te Tours
aangekomen. Daar het publiek van zijne ophanden zijnde
aankomst geene kennis droeg, is hem aan de station van
den spoorweg geene ovatie ten deel gevallen; zoodra echter
de bevolking met zijne tegenwoordigheid binnen Tours
bekend werd, heeft zich voor het paleis van den aarts
bisschop, waarin de generaal zijn intrek genomen had,
eene talrijke schare volk verzameld, en hij is ten slotte
genoodzaakt geweest, aan het luide te kennen gegeven
verlangen der volksmenigte te voldoen en zich te vertoonen.
Vergezeld van den aartsbisschop, van den heer Crémieux
en de andere leden der delegatie en van het gemeente
bestuur van Tours, is hij op den stoep van het bisschoppelijk
paleis verschenen, en hij heeft, onder het herhaald gejuich
der volksmenigte, den maire, als vertegenwoorder der
gansche, hem met geestdrift toejuichende burgerij, omhelsd.
„De generaal (zegt een verslaggever), die door de kreten
„Leve Uhrich! Leve de Elzas!" sterker onthutst was dan
door al de bommen en granaten der Pruissen, kon aan
vankelijk geene woorden vinden om zijne dankbaarheid
voor dat onthaal uit te drukken. „Gij juicht in mij,
waarde vrienden! den Elzas toe (zeide hij eindelijk), dien
heldhaftige grond, die geheel Fransch is, die Fransch wil
blijven, en dien men ons niet zal ontrukken. Dezen dag
beschouw ik als den schoonsten van mijne reeds lange
loopbaanhet aandenken aan uwe ontvangst zal ik met
mij in het graf medenemen." „Voor een held gelijk
Uhrich (riep de heer Crémieux, zijne hand op den schouder
van den generaal leggende) bestaat geen graf. Uhrich
kan nooit sterven! Zijn naam zal, met Straatsburg ver-
eenigd, altijd blijven levenDaarna wijdde de heer
Crémieux verder uit in den lof van de dappere verdedigers
van Straatsburg, van de gevallenen bij Reichshofen, Weissen-
burg en elders. Hij verklaarde, dat Frankrijk zich nooit