1870. N°. 147.
28 Jaargang.
Vrijdag 9 December.
De Oorlog en het Crediet.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPEft COURANT.
,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent*(gS
elke regel meer 15 cent.
j Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend
Woensdag den 14 Dec. vertrekt van hier de
Oost-Indische inail via Triest, per eersten trein.
Donderdag den 15 Dec. vertrekt van hier de West-
Indische mail over Southampton, per laatsten trein.
Vrijdag den 16 Dec. vertrekt van hier de Oost-
Indische inail via Hrindisi, per eersten trein.
Maandag den 19 Dec. vertrekt van hier de Oost-
Indische mail via Marseille, per eersten trein.
i.
Noemt den oorlog! En voor onze gedachten rijzen de
schimmen van hen, die gestorven zijn op het bloedige
slagveld, of een onbekenden dood vonden op een vergeten
wachtpost. Onze verbeelding doet ons den voet zetten op
den modderigen straatweg, waar de lijken der krijgers
liggen, en een blik werpen in de halfverbrande woningen,
waar slechts een grijsaard de verloren welvaart beweent.
Wij denken aan den platgetrapten oogst, aan de millioenen
schats, die de werktuigen om te dooden, en de mannen,
die dooden hebben gekost. Wij gevoelen medelijden met
het kind, dat zijn vader zag neerzinken op den drempel
der met wanhoop verdedigde woning, met de vrouw, wier
echtgenoot in den vreemde aan de hospitaalkoorts bezweek.
En ons hart bloedt, als wij denken aan de zee van rampen,
die de onbegrijpelijke dwaasheid, de zondige roekeloosheid
der magtigen op aarde heeft uitgestort over twee volkeren.
Met droefenis en smart denken wij aan het onverstand der
menschen, die zich op het woord van een enkelen ter
slagtbank doen slepen, die aan krijgsgezang en tromgeroffel
zich een bloedigen roes drinken, en roem noemen, wat
moord moest heeten!
Anderen zullen met u den oorlog betreuren, als een
gruwelijk kwaad; maar zij zullen u zeggen, dat kwaad is
onvermijdelijk. Zij zullen u wijzen op den heerlijken oogst,
die dit bloedige zaad brengen kan. Zij zullen u zeggen,
dat de eeuwige regtvaardigheid dit bloedbad eischte, dat
de schrikkelijke togten, door den eersten Napoleon door
Europa ondernomen, nog ongewroken waren, dat Duitsch-
land nog altijd vergoeding had te vorderen voor hetgeen
het geleden heeft in den aanvang dezer eeuw. Zij zullen
u toevoegen: door al de rampen en weeën der laatste
maanden heeft Duitschland zijn eeuwenouden droom, de
eenheid des vaderlands, tot werkelijkheid zien worden.
Wendt gij u tot de geleerden des volkenregts, zij zullen
u den oorlog doen beschouwen als een eenvoudig middel
Een bezoek aan de Diamantvelden in Zuid-Afrika.
(Uit het Kaapsch Volksblad.)
(Slot.)
Eer wij een uur in het kamp waren, ving het „gerij" aan.
Honderden van karren allerlei soort doorkruisten elkander,
zoodat het wel ietwat op een drukke straat van Londen geleek.
Wij begaven ons naar de claims, en welk een gezigt trof ons hier!
Een lange heuvel, letterlijk het onderste boven gekeerd. Hoopen
steenen, diepe groeven en daartusschen duizenden van arbeiders
met pik en spade in de hand, terwijl de karren door dat gedrang
heen en weder gingen over ruwe paden, steenen en rotsen. Hier
ziet men een kar in een diepe groeve gevallen, daar een andere
gebroken, boven op een hoop steenen. Niemand drentelt, allen
werken. Hooha! Trek! hoort men van alle kanten. In 't kort, het
is een bedrijvig tooneel, waarbij de Breekwatervverken in de verte
niet halen. Tot laat in den nacht duurde het, voor er stilte
neen, wat minder lawaai kwam. Nacht en dag houdt het niet
op. De dagen zijn gloeijend warm, en des nachts heeft men thans
het maanlicht, en de verstandigen profiteren er van.
Vroeg den volgenden morgen waren wij er uit en vonden weer
alles als den avond te voren. Te acht uren wordt ontbijt genomen
Het trekvee gaat naar de weide of de krib, en het werkvolk aan
het wasschen. ïtuini een duizendtal „cradles" staan aan de Pniel-zijde
der rivier en even zooveel aan de andere zijde. „Rokke tokke"
„rokke tokke" hoort men van alle kanten. Voller en voller zwelt
het akkoord, tot eindelijk het gedruisch der cradles en het werken
der pompen u het geraas van een enorm groote fabriek in het
geheugen roepen. Bij iedere cradle staan een of twee tafeltjes,
waarbij de sorteerders zitten. Eén man werkt het gruis iu de
cradle, een ander pompt of schept water, een derde rokkelt de
„wieg". Zoo gaat het aanhoudend tot in den namiddag. Gelukkig
de wasschers aan de Pniel-zijde der rivier, uit het oogpunt van
gerief beschouwd. Schier een ieder kan onder de schaduw van
zijn wilg arbeiden. Aan de overzijde is de oever kaal. Door dwaze
onberadenheid heeft men daar schier alle boomen afgehakt, en in
den zomer zal men er de slechte gevolgen van ondervinden. Aan
deze zijde is er een zware boete op het afhakken van boomen.
Het Transvaalsehe kamp, zijnde het oudere en waarschijnlijk het
terrein, waarop eerlang een volkrijke stad zal verrijzen, heeft een
meer degelijk aanzien. Eenige gebouwen van ijzer, hout en zeil
doek staan er reeds. Twee (waaronder één groot gebouw voor een
theater, zooals gezegd wordt van ongebranden steen) worden opge-
van executie, dat ook dan nog in stand zoude blijven, als
de belangen der volkeren door een regtbank der natiën
werden beslist!
Zoolang de legerscharen der strijdende magten tegen
over elkander staan, is de oorlog het onderwerp, dat aller
hoofden en harten vervult. De geleerdste en de minst
ontwikkelde mensch, allen wijden hun verstand en hunne
gaven aan de oplossing van dat vreeselijke vraagstukde
oorlog! Welk een onderwerp! Een menschenleven zoude
niet voldoende zijn om het uit te putten. Regtskundig en
financieel is het in oorzaak en gevolgen een nooit geheel
te doorgronden raadsel; moreel zijn de geledene smarten
en de doorgestane angsten niet onder woorden, veel minder
onder cijfers te brengen; en uit een Christelijk oogpunt?
Er roept eene stemme in de woestijngij zult niet dood
slaan, en gij voert oorlog, den Heer dankend voor de
behaalde zege!
Geen vak van menschelijk weten, of de oorlog legt het
zelve raadselen voor, en put de mate onzer kennis uit.
De geneeskunde knielt verzachtend, maar zelden genezend
bij den gewonden strijder; de regtsgeleerdheid schuift hare
boeken op zijde en zucht: magt gaat boven regt; de
scheikunde bereidt geneesmiddelen met dezelfde hand,
waarmede zij zwavel en houtskool mengde tot buskruid;
de wijsbegeerte denkt zich stomp op het ontstaan der
rassen en natiën, en begrijpt den mensch niet, die zij tot
onderwerp koos harer studiën.
Niet alleen de oorlog verbergt de geheimen van haar
wezen, ook elke oorlog op zich zelf beschouwd is rijk aan
vraagstukken, waarop de geschiedenis nimmer volledig
antwoordt. Later zullen wij vrij naauwkeurig weten, wat
Napoleon gedacht en Bismarck gezegd heeft; de geschie
denis zal een hoekje opligten van het groote scherm, en
de daden der hoofdpersonen uit dezen krijg zullen ons
worden verklaard; maar wat het volk geleden en gedacht
zal hebben, zal niemand weten. Geen cijfers vertellen ons
de schade, die Duitschland toebragt over Frankrijk's
grenzen, of de welvaart, die het in eigen boezem vernietigde.
Met geen milliarden oorlogskosten wordt die wonde ge
heeld. Men weet, wat betaald is voor kanonnen, levens
middelen en ammunitiemen kent het cijfer der uitgekeerde
soldijenmen kan ongeveer de waarde berekenen van den
oogst, die verloren is gegaan in de bezette landstreken;
in ruwe omtrekken kan men nagaan, wat verloren is ge
gaan door brand en oorlogsgevaar en vernield is door den
zegevierenden vijand.
Maar wat niemand ooit weten kan, wat niemand bij
benadering kan vermoeden, is de ontzaggelijke indirecte
schade, die de partijen hebben geleden door den stilstand
trokken. Hier bevinden zich twee biljartkamers met de toebehoorende
restaurants, verscheidene winkels en hotels. Ook is men bezig een
kevktent te vervaardigen. Een onzer koloniale landmeters heeft mij
verteld, dat bij hem aanzoek gedaan is om het kamp op te meten
tot een dorp of stad. Zoover was men reeds gevorderd, voor de
heer president Pretorius dit land verklaarde tot het gebied van de
Z.-A. Republiek. Of de zaken nu ook sneller zullen vorderen
tenzij het graauw er in slaagt een vrije republiek door te drijven.
Ik zal uwe lezers niet vermoeijen met eene beschrijving van de
politieke zaken en handelingen die reeds genoegzaam uit de cou
ranten bekend zijn. Te Hebron, drie uren (20 kilom.) hooger op,
waar wij den heer Pretorius ontmoetten, heeft deze ons zelf verteld,
dat hij zeer billijke voorwaarden aan de delvers heeft gesteld. Men
betaalt Bs. per kwartaal en kan graven waar en zooveel men wil,
mits het reglement van orde observerende. Dit, vereenigd met de
veelbelovende velden aan die zijde der rivier en de dwaze eisehen
der zendelingen van Pniel, zal welligt spoedig het kamp aan deze
zijde laten leegloopen.
"Voor ik nu de vooruitzigten ga bespreken, welke de „velden"
aanbieden, nog een enkel woord over den zedelijken zoowel als
gezondheidstoestand van Klipdrift. Indien iemand de geruchten van
daar gelooft, zou bij al heel ligt meenen, dat daar „de dood in
den pot is." En toch niets is minder waar. Wat er later van
worden mag, thans laat het eene zoowel als het andere niet veel
te wenschen over. Dat enkele ruwe karakters zich aan den drank
vergrijpen en eenige heethoofden de orde zoeken te verstoren, ziet
men in elk dorp des lands. En dat zulks hier niet zou plaats
vinden, laat zich wel wenschen, ja, maar zou toch ondenkbaar zijn.
Zaturdag avond, den hoogtijd bij de delvers, ben ik tot tweemalen
toe door beide kampen gegaan, heb ik alle publieke plaatsen van
vermaak bezocht en niets gevonden, waarvan men niet in al onze
steden en dorpen nog veel erger voorbeelden zou kunnen aanwijzen.
Een groote drijfveer ten kwade wordt hier vooralsnog gemist,
namelijk ledigheid en traagheid. Die de geheele week zwaar heeft
gearbeid, zal dankbaar zijn voor de rust. De enkele uitzonderingen
hier bewijzen slechts den regel. De gezelligheid en hulpvaardigheid
van deze nieuwe en groote broederschap moet een ieder verbazen.
Eene bevolking van over de achtduizend uit allerlei rang en soort
zoo meteen bij elkander gebragt, zonder wet en regering, heeft zoo
als nergens anders, aan de oevers van de Vaalrivier der wereld het
bewijs geleverd, dat er „Diggings" kunnen bestaan zonder moord
en doodslag, en dat de gentleman en Christen zichzelven gelijk
blijven, waar zij zich ook bevinden.
De diepe rust op den Zondag op een anders zoo bedrijvig tooneel,
in het verkeer, het geschokte crediet, het gemis aan ver
wachte winst in handel en bedrijf.
Deze indirecte schade is toch, na het verlies van zoovele
menschenlevens, het belangrijkste gevolg van den krijg, en
aan haar wenschen wij eenige artikelen'te wijden.
Yan hoevele omstandigheden het crediet èn van een
staat, èn van den burger afhangt, is niet te berekenen.
In de eerste plaats is de vraagis hij die uitstel van
betaling, dat toch is crediet, vraagt, crediet waardig, in
staat om te betalen na verloop van den termijn. Dit blijft
altijd eene vraag, waarop eene reeks van vermoedens het
antwoord geeft; niemand kent met juistheid het fortuin
van zijn buurman, en het naauwkeurig bedrag der ver-
pligtingen, die hij op zich heeft genomen. In het gewone
handelsverkeer beoordeelt men elkander in den regel naar
het verledene; die steeds betaald heeft, wordt geacht te
blijven betalen. Toch hangt zijne soliditeit van duizende
omstandigheden af. Hetzelfde geldt voor Staten en Rijken
aan de eene zijde kan de schuldeischer hier beter de mate
van de verpligtingen, die de schuldeischer op zich heeft
genomen, overzien, door dat alle beschaafde staten jaar
lijks hunne begrootingen en inkomsten openbaar maken;
aan de andere zijde is hij geheel wapenloos tegen kwade
trouw of slecht beheer.
Een van de voornaamste punten, waarop men zijne aan
dacht heeft te rigten bij het verleenen van crediet, is de
verhouding van de middelen, waarover de credietnemer
heeft te beschikken, en het bedrag der verpligtingen, die
hij zal moeten vervullen.
Hier nu plaatst zich een belangrijk onderscheid tusschen
staatscrediet en particulier crediet in geval van oorlog.
Door den oorlog vermeerderen de financiële verpligtingen
der particulieren niet, of althans in geringe mate, maar
hunne ontvangsten worden onzeker. Zij behouden grooten-
deels dezelfde lasten, maar de middelen tot dekking wor
den onzeker.
Anders is dit met de Staten; hunne middelen, de belastingen,
blijven grootendeels dezelfde daarentegen vermeerderen in
ongeloofelijk snelle en hooge mate de uitgaven.
Yan hier tweeërlei verschijnsel: particulieren trachten
zooveel mogelijk goud- en zilvergeld meester te worden,
het eenig betaalmiddel, dat eene vaste waarde heeft. Daar
door rijst de prijs van de edele metalen, en daalt die van
alle kunstmatige betaalmiddelen, papierengeld, wissels, enz.
die niet onmiddellijk inwisselbaar zijn tegen metaal. Te
gelijker tijd doet de Staat, door zijne buitengewone uit
gaven gedwongen eene leening te sluiten, een beroep op
het publiek, onttrekt daardoor nog meer edel metaal aan
het gewone handelsverkeer, het wordt duurder en het
was er dan ook het bewijs van. En verrukkelijk was het op meer
dan een plaats den blijden lofzang' der biddende scharen zich te
hooren mengen met het geruisch van den magtigen stroom, die
daar voorbijrolt. Ds. Luckhoff, van Colesberg, ds. Burgers, van
Hannover, en een leeraar der Engelsche kerk van Bloemfontein
hielden op Zondag godsdienstoefeningen, terwijl eerstgenoemde ook
nog eenige kinderen doopte en 's namiddags een half uur lager af
langs de rivier, namelijk te Gibie, predikte.
Even valsch als de geruchten omtrent den zedelijken toestand
der delvers zijn, is ook het berigt dat hun gezondheidstoestand veel
te wenschen overlaat. Dat er nu en dan een enkele sterft is
natuurlijk. Ik heb van geen koorts vernomen, en niets gemerkt
van die verpestende lucht van doode ligchamen, enz., behalve een
eindweg beneden het kamp, waar eenige doode ligehamen van
paarden of runderen lagen. Over het geheel waren wij verwonderd
over de schoonheid en orde, vooral in het Pniel-kamp.
En nu de vooruitzigten der delversr Hoevele diamanten er ge
vonden worden, weet niemand en zal nimmer iemand weten. Dat
velen er niets vinden, ligt in den aard der zaak. Dat velen er
rijk worden is een feit, waarvan ik mij heb overtuigd. Niemand
meene echter, dat het hier een loutere loterij is, en dat het geluk
hier alles bepaalt. Vlijt en beleid regelen het lot.
Ik wil niet spreken van geluksvogels, zooals de heer F. Roos,
wiens prachtige groote diamant van ruim 5000 waarde, welken
wij te Hebron hebben gezien, hem letterlijk in den slaap gegeven
werd. Zelfs de teleurgestelde delvers spreken hoopvol van de
onderneming en de meesteu, die onverrigter zake terugkeeren, zijn
van plan weer heen te gaan. Het aantal gravers is voorzeker groot,
doch ziet men de handen vol diamanten bij deze en gene, dan
ontstaat de vraag, of eenig ander oorlogsveld in Zuid-Afrika met
een gelijk getal arbeiders een evenredige* winst geeft. En dan ver
klaren wij volmondig: neen! Of ieder nu juist rijk wordt, is de
vraag niet, maar of een zekere quantiteit werk over het geheel rijk
beloond wordt, dat is de vraag, die hier door den uitslag wordt
bevestigd. Niemand behoeft er van honger om te komen. Arbeiders
vinden gereedelijk werk tegen twee shillings per dag met den kost.
Dit uu beslist m. i. de zaak, want nergens elders in het land is
dit het geval.
Voor wij van het Klipdrift-kamp scheiden, nemen wij nog een
uitstapje naar een nabijgelegen heuvel en wel 's avonds vóór de
maan opkomt. Daar staan die honderden van tenten, 'allen verlicht.
Midden door het kamp vloeit de Vaal, in wier wateren de duizende
lichten zich afspiegelen. Heen en weder glijden de booten, volgeladen
met kuijergasten, die de broedergravers aau de overzijde een bezoek