STATEX-GEXERAAL. BUITEXLAXD. Te Deventer zijn de prijzen van het vee steeds stijgende. Steeds reizen Pruissische kooplieden bij de boeren rond, waar zij het rundvee bijna tegen eiken prijs van de hand nemen. De handel in gerookt spek is sedert eenige dagen niet zoo groot meer als in de laatste dagen het geval was. Dat de vette koeijen in Friesland tot zulke enorm hooge prijzen werden verkocht en reeds zoo vroeg in den winter, als tegenwoordig, zoodat men van één tot twee maanden vroeger dan gewoonlijk zijn geld daarvoor in den zak heeft en zooveel minder behoeft te voederen, mag de oudsten onder de boeren althans een ruim 80jarige betuigt het niet heugen, eerder te hebben beleefd. Immers: Dm' alleen zijn voor een paar weken kleibeesten afgeleverd tegen 250 gulden en meer het stuk, maar zelfs onze schrale zandgronden, als daar zijn die van het Zwagerveen, schepen tegenwoordig de «vette waar» af tegen ongehoorde prijzen. In de vorige week althans heeft een landbouwer aldaar vier woudkoeijen afgeleverd tegen duizend gulden, waar onder één, die op drie honderd gulden stond. In het hoofdkiesdistrict Sneek is in de plaats van wijlen den heer mr. S. van Weideren baron Rengers, tot lid der Prov. Staten gekozen de heer F. Z. Reneman, te Harich. De Provinciale Staten van Groningen hebben zich vereenigd met het voorstel der centrale afdeeling, om, hoofdzakelijk wegens de financiële bezwaren, afwijzend te beschikken op het ingekomen adres tot afschaffing der tollen op de provinciale wegen. Eerste Kamer. Zitting van Donderdag 22 December. De benoeming der Voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen wordt medegedeeld, alsmede die van de commissie tot het opstellen van een adres van rouwbeklag, Het nieuwbenoemde lid, de heer van Goltstein neemt zitting. Het concept- adres van rouwbeklag wordt in de afdeelingen onderzocht. Zitting van Vrijdag 23 December. Met algemeene stemmen wordt het adres van rouwbeklag aangeuomen. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 22 December. De beraad slaging over de crediet-wetten voor de staatsbegrooting voor 1871 vangt aan. Eenige sprekers treden in beschouwingen over de opheffing der afzonderlijke departementen voor de Eerediensten en over het onverwacht uiteengaan van het kabinet. De minister van Financiën geeft opheldering omtrent een en ander. Hij bestrijdt het verlangen van de leden, die weDSchen, dat de regering zich zal bemoeijen met de leerstellingen der kerk, en wijst er op, dat bloedbad en inquisitie in de 16e en 17e eeuw de gevolgen zijn geweest van die inmenging. Spreker wees verder op de ongesteldheid des ministers van Koloniën, als een der oorzaken van de aftreding van dit kabinet. Met het oog op het vorige kabinet, zeide de minister, dat men in de nalatenschap van dit ministerie niet zal vinden handelingen, waardoor de Staat in verwikkelingen met het buitenland kan worden gebragt. De volgende Hoofdstukken worden metalgemeene stemmen aangenomenI (Huis des Konings) II (Hooge Collegiën, enz.jjen III (Buitenlandsche Zaken). £Bijjde behandeling van Hoofdstuk IV (Justitie) werd door den heer de Brauw een amendement voorgesteld, strekkende om de wijziging der opheffing van de administratiën der Eerediensten te doen vervallen. Dit amendement werd met 37 tegen 36 stemmen verworpen, en het geheele Hoofdstuk aangenomen met 55 tegen 17 stemmen. Zitting van Vrijdag 23 December. De volgende be grootingen worden aangenomen: die van Binnenl. Zaken met algemeene stemmen op 2 na, die van Marine en Nat. Schuld met algemeene, die van Financiën|met 55 tegen 18 stemmen. BENOEMINGEN EN VERFLAATSINQEÏTBIJ MARINE EN LEGER. Ingevolge Zr. Ms. besluit van den 17 dezer, wordt het schroef- Btoomschip Citadel van Antwerpen, liggende te Willemsoord, met den 2 Jan. a. s. in dienst gesteld en het bevel daarover opgedragen aan den kapt.-lnit. ter zee J. A. H. Hugenholtz. Tevens worden met ingang van dienzelfden datum op genoemden bodem geplaatst: de luit. ter zee 1ste kl. H. Dyserinck, als 1ste officier; de luits. ter zee 2de kl. H. A. de Smit van den Broecke, H. van der Meer, J. A. Willink Ketjcn en W. E. Hazenberg; de adelborsten 1ste kl. J. D. baron van Wassenaer tot Catwijck, J. M. Steers, G. de Fremery, J. C. Jeekel en A. W. F. C. van Woerden; de off. van gez. 2de kl. D. Matak Fontein; de off. van adm. 2de kl. W. Hanegraaf; de scheepsklerk F. H. Verheggen. Wijders worden mede met ingang van den 2 Jan. a. s. geplaatst: op het schroefstoomschip Vice-Admiraal Koopman de luit. ter zee 1ste kl. A. G. M. van Emde, als 1ste officier; de luits. ter zee 2de kl. H. J. van der Mandele, J. C. de Borst Verdoorn en H. H. Hora Siccama; de adelborsten 1ste kl. L. J. K. A. Jeekel, L. A. H. Lamie, J. A. Kloek en H. Velthuyzen; de off. van gez. lste kl. H. L. Koning; de off. van adm. 2de kl. W. F. E. Ie Butte; de scheepsklerk S. J. A. I)eyll; op het ramschip Schorpioen: de luit. ter zee 2de kl. J. C. A. Wissel; op het wachtschip te Hellevoetsluisde luit. ter zee 2de kl. A. J. Krabbe; op het wachtschip te Willemsoordde adelborsten lste kl. G, M. Titsingh, S. K. Sijbrandi, J. B. Dukkers en C. Meyboom op het ramschip de Buffel: de adelborsten lste kl. J. G. Sneth- lage en J. H. L. J. baro» Sweerts de Landas Wijborgh op het raderstoomschip de Valk: de adelb. lste kl. J. C. Hora Siccama; en op de drijvende batterij Neptunus: de scheepsklerk G. A. Zeegers. Verder worden, met ingang van den 1 Jan. a. s., de luit. ter zee lste kl. P. ten Bosch, de luit. ter zee 2de kl. H. Quispel en de off. van adm. 2de kl. G. II. Verboon, allen dienende op het schroefstoomschip Vice-Admiraal Koopman, eerstgenoemde als lste officier, opnon-activiteit gesteld. Fnikiijk. Van de Fransche noordelijke grenzen wordt het volgende gemeld: «Er is hier een turco doorgekomen, die tot vier malen toe aan de Pruissen ontsnapt is. Te Woerth krijgsgevangen'gemaakt, gelukte het hem te ontkomen en zich bij de overblijfselen van het legerkorps van Mac Mahon te voegen. Te Sedan, volgens zijne eigene uitdrukking, «verkocht», verschalkte hij de waakzaamheid der Duitschers ten tweeden male en nam hij de wijk naar Verdun. Bij de capitulatie dier vesting geraakte hij op nieuw in krijgs gevangenschap, doch slechts voor een korten tijd. Van daar ontvlugt zijnde, bereikte hij Montmédy, juist nog tijdig genoeg om in die sterkte ingesloten te worden. Nu zorgde hij, dat hij de Pruissen niet meer in handen kwam: hij schafte zich een werkmanspak aan, en stapte, nadat hij de overwinnaars hunnen intogt in Montmédy had zien houden, bedaard de vestingpoort uit.» Omtrent het belegeringspark voor Parijs wordt door een correspondent het volgende medegedeeld: Eerst den 9den October is het eerste belegeringsgeschut aangevoerd. Zoo lang Toul nog in de magt derPranschen was, konden de Duitschers geen gebruik maken van den Oostelijken spoorweg en zelfs na de overgave dezer vesting moest de spoorweg nog op verschillende punten worden vrijgemaakt, eer men van Weissenburg tot Nanteuil de passage open had. Toen dit gelukt was, ontstond er weer een bijna onoverkomelijk bezwaar door de instorting van den tunnel bij Nanteuil. Men bragt het intusschen zoover, dat aldaar een voorloopig belegeringspark kon worden aangelegd, vanwaar het geschut met toebehooren langs groote omwegen naar Villeconblay werd verzonden, om vervolgens naar de aangewezen plaatsen te worden geëx pedieerd. Op genoemden dag, 9 October, ontving men te Nanteuil eene bezending van 14 stukken. De volgende negen of tien dagen kwamen er nog negen bezendingen, te zamen van 158 stukken. In het laatst der maand volgden er nog 70, zoodat er 1 November ruim 240 stukken grootendeels van de nieuwste constructie en beste kwaliteit, waren aangebragt. Wanneer alle stukken zullen zijn aan gekomen, zal men er hebben50 vijftigponders mortieren, elk voorzien van ammunitie voor 500 schoten; 80 zes ponders, elk met ammunitie voor 750 schoten; 120 vier- en-twintigponders, ingelijks voor 750 schoten; 20 korte vier-en-twintigponders, elk met 1000 schoten; 50 oude vijf-en-twintigponders (voorladers) met 500 schoten en 6 getrokken groote mortieren. Het transport van zwaar geschut uit Nanteuil naar Villeconblay gaat met de grootste moeijelijkheden gepaard. De artilleristen marcheeren goed en zij hebben flinke trekpaarden, maar vele kanonnen zijn zoo zwaar en de wegen veelal zoo steil oploopend, dat men menigmaal vijf dagen moest besteden om een afstand van slechts 100 Engelsche mijlen af te leggen. Menigmaal scheurden de strengen van het tuig in stukken en had men tot het optrekken van een kanon 20 paarden noodig, waarna men nog 20 manschappen te liulp moest roepen, om het stuk bij het naar beneden gaan met touwen tegen te houden. Soms braken dan toch nog alle touwen en toestellen, zoodat liet kanon naar omlaag plofte. Soms ook vlogen de touwen of het houtwerk door de sterke wrijving in brand. Kortom, het transport was en is nog zoo bezwarend als men zich maar kan denken. Bij het vervoer der kanonnen komt dan natuurlijk ook de aramunitie en hetgeen verder er bij behoort. Engeland. Pater Hyacinthe heeft te Londen eene voordragt gehouden over Frankrijk en Duitschland, ten voordeele van het fonds tot het verleenen van hulp en het geven van onderstand aan de Fransche landbouwende bevolking. Hij sprak als de heer Loyson, niet als pater. Het kleed der Karmelieten had hij afgelegd en zich gewoon in het zwart gekleed. Zijne rede was, en zeer natuurlijk, door en door Fransch, zonder dat hij echter loochende dat zijn vaderland een groot onregt gedaan had met Duitschland tot een strijd op leven en dood uit te dagen. Zonder één woord van vijandschap tegenover Duitschland, veroordeelde hij het voortzetten van den oorlog na Sédan als onregt, en al zouden de Elzas en Lotharingen bij het Duitëche keizerrijk worden ingelijfd, toch zou Frankrijk groot en magtig blijven. De Daily Telegraph noemt de voordragt, die voor een talrijk publiek werd geleverd,, meer eene fijne rethorische studie dan een krachtig politiek betoog. De bestuurders van het gesticht Toevlugtsoord voor straatjongens te Londen, openden dezer dagen hunne deuren voor arme straatkinderen en noodigden hen tot een maaltijd. 450 stormden naar binnen, waar de tafel gedekt stond en beladen was met vleesch, brood en aardappelen. Toen de kinderen binnen waren, werd er door eenige koristen met begeleiding van een huisorgel een kort gebed gezongen en daarna mogten de zonderlinge gasten genoeg eten. Als de kas het toelaat zal dit elke week herhaald worden. Duitschland had na Sédan vrede moeten sluiten, is een stelling die men dikwerf hoort verdedigen. Als men vraagt met wien, op welke voorwaarden? is het at:twoord «dat doet er niet toe maar men had vrede moeten sluiten.» Zekere heer Ilarrison verkondigde dezer dagen in de Pall Mali Gazette dat de Pruissen zeer verkeerd hebben gehandeld door na de overwinning van Sédan niet huis waarts te zijn gekeerd. In antwoord daarop is aan genoemd blad het volgende schrijven gezonden: «Mijnheer! Ik ben een straatroover van beroep en zeg u niet hoe ik heet of waar ik woon; ter zake dus. Ik wilde gaarne weten wat ik in voor komende gevallen van den heer Harrison te wachten heb. Ik heb al lang op hem het oog gehad en denk hem in den eersten donkeren nacht den beste een bezoek te brengen. Hij heeft een gouden horloge en dito ketting waarin ik al lang zin heb. Overigens oefen ik het rooversambt mede een weinig uit liefhebberij in het vak uit en er is een eigenaardige prikkel aan verbonden met een goed gespierd individu te doen te hebben. De heer Harrison zou mij dus in alle opzigten lijken. Wat ik echter weten wilde is dit. Alles is mogelijk en zoo kon het gebeuren, dat de heer Harrison mij de baas was en dat, in plaats dat ik zijn hals en zijn horlogie bemagtigde, hij mij terugstiet. Zal hij zich dan vergenoegen met te zeggen: zie zoo, nu zijn wij Quite of zal hij van zijn ruwe kracht gebruik makende mij zoodanig toetakelen, dat ik voor ik weetniet hoe lang buiten staat ben hem weder te lijf te gaan. Uit eenige brieven van hem in uw blad opgenomen, maak ik op, dat hij niet zoo gemeen zal zijn. Ik heb er echter belang bij hieromtrent zekerheid te hebben en daar het eenige wat mij terug kan houden, vrees is, zou het een kapitaal ding voor mij zijn te weten, dat ik er niets bij verliezen kan. Laat de heer Harrison zoo goed zijn, zijn antwoord in dit blad te plaatsen. Aan de Daily Telegraph schrijft men uit Kassei, dat Napoleon over zijn terugkeer naar Frankrijk zich aldus heeft uitgelaten: «Ik wil, dat men wete, dat ik nimmer zal trachten door een militair pronunciamento weder op den troon te komen. Evenmin als door de soldaten, wil ik den troon herwinnen door Pruissen. Ik ben de eenigo souverein, die, behalve bij de gratie Gods, door den wil van het volk regeert, en ik zal nimmer aan den oorsprong van mijn gezag ontrouw worden. Het ganscha volk, dat viermalen mijne verkiezing gesanctioneerd heeft, moet mij uit eigen beweging bij stemming terugroepen. In geen ander geval zal ik naar Frankrijk terugkeeren. Het leger beeft even weinig regt mij op den troon te herstellen, als de advocaten en de straatslijpers het regt hebben mij van den troon vervallen te verklaren. Het Fransche volk, welks souverein ik ben, heeft alleen hierover te beschik ken.» Over het protest, dat een aantal gevangen Fransche officieren in de Indép. Beige tegen eene restauratie zijner dynastie doen plaatsen, zeide Napoleon, dat de minister van oorlog, kort na het plebiscit, hem eene lijst had voor gelegd van een honderd jonge officieren, die openlijk voor de restauratie van de Orleansche dynastie werkten. Het waren meerendeels luitenants, maar weinig kapiteins en slechts één hoofdofficier. De minister liet den Keizer ook een brief van den hertog van Aumale uit het jaar 1859 of 1860 zien, waarin deze aan de aanhangers zijner familie den raad gaf, hunne zonen naar de militaire academie van St. Cyr te zenden. De officieren, die thans het protest openbaar gemaakt hebben, zeide de Keizer, verdienen dus niet bet verwijt, dat zij, tengevolge van onze tegenspoeden in den oorlog, anti-Bonapartisch geworden zijn.» De cor respondent verzekert, dat sedert tien jaren de Orleanisten het leger hebben zoeken te winnen. De correspondent van de Daily Telegraaph meldt uit Versailles dat met den generaal Claremont en den kapitein Hore, militair attachés bij de Britsche ambassade te Parijs, twee personen uit Frankrijks hoofdstad in het Pruissische hoofdkwartier zijn gekomen en inlichtingen hebben gegeven omtrent den toestand van Parijs. Volgen6 hunne opgave is de voorraad levensmiddelen aldaar toereikend, om de bevolking en de bezetting tot het einde der maand Februarij te voeden, zoodat de Pruissen, die gemeend hebben dat de hoofdstad "zich weldra door hongersnood zal moeten overgeven, zeer teleurgesteld zullen zijn. Zelfs bezit Parijs nog zooveel levensmiddelen, dat de voeding tot het einde van Maart kan duren, zonder dat de bevolking zich ontberingen behoeft te laten welgevallen. Er is voorts niet de minste reden om te denken, dat de bevolking bij Trochu op de overgave zal aandringen vddr dat de voor raad levensmiddelen uitgepuit is, want de geest in de hoofdstad is zeer goed. Er zijn geen sporen meer waar te nemen van de uitbundige vreugde en moedeloosheid, welke men vroeger bij afwisseling heeft kunnen opmerkener heerscht een kalmte, welke het uitvloeisel is van het onwrikbaar besluit, om zich tot het uiterste te verdedigen, Elk man, gehuwd of ongehuwd, in staat de wapens te dragen, is soldaat. Zij, die te oud of te jong zijn, om de dienst op de wallen te doen, zijn tot een korps georganiseerd voor de handhaving der orde in de stad, en te Parijs is het 's nachts nimmer zoo veilig geweest als thans, niettegen staande er geen straatverlichting is en de heffe des volks, evenzeer als het beschaafde en gegoede deel der burgerij, in het bezit is van de wapens. De berigtgever treedt in bijzonderheden, om te doen uitkomen, dat men zich in de Fransche hoofdstad nog allerlei benoodigdheden of geriefelijkheden des levens, zij het dan ook tegen ietwat hoogen prijs, kan aanschaffen. Een voortreffelijk biefstuk, van echt rundvleësch, zegt hij, kan men zich'voor 3,50 fr. aanschaffen; ham, die vroeger reeds 30 fr. kostte, voor 14 fr. het pond; een weelderige maaltijd met kalfs-koteletten, met eene flesch goeden wijn en een nageregt, kost slechts 7 fr. De mindere man kan aan de stedelijke cantines eene kom zeer goede soep met een stuk paardenvleesch voor 30 centimes bekomen. Bij de afgifte der rations, die driemaal 's weeks plaats heeft, kan men, naar keuze, afwisselend gezouten of versch vleesch, zoutevisch of haring verkrijgen. Boter en eijeren zijn steeds duur; de eerste kost 25 fr. het pond, de andere 1,60 fr. het stuk; daarentegen worden voor artikelen van eerste benoodigd'neid, zooals steenkolen en brandhout, slechts geringe prijzen betaald. Wijn is er in grooten over vloed, en de voorraad meel is zoo aanzienlijk, dat het gouvernement zelf zijnen rijkdom in dit opzigt niet keut. Het verbruik van honden-, katten- en rattenvleesch is geheel vrijwillig geweest; eene fantaisie, die geene navolging heeft gevonden. «Er zijn (vervolgt hij) nog een verbazend aantal paarden te Parijs. Van de paarden, die voor de 13,000 omnibussen en voor de 24,000 huurrijtuigen gebezigd worden, is door de proviand-commissie nog geen enkel gerequireerd. Bovendien bezit Parijs nog 25,000 andere trekpaarden. Bij elkander genomen zijn er dus nog minstens honderd duizend paarden te Parijs, zoodat er geene de minste vrees voor gebrek bestaat. Er zijn 6000 ïnelk- koeijen gespaard gebleven, ten einde in de behoefte van zuigelingen en kranken te voorzien.» De berigtgever deelt voorts mede, dat het aantal gewapenden te Parijs op 520,000 man begroot wordt, die in drie legers verdeeld zijn, welke worden aangevoerd door de generaals Cl. Thomas, Ducrot en Vinoy. Het eerste, hetwelk het sterkst is, 300,000 man namelijk, is grootendeels uit nationale

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2