STATEN-GENERAAL. BEI TE NL AAP. De karingvisscherij is ook voor Scheveningen voor- beeldoloos gunstig afgeloopen. De 143 schuiten hebben 53,089,080 stuks steurharing aangebragt. De hoogste prijs van den vollen steurharing was 33 de laagste 8 het duizendtal. De besomming beliep niet minder dan ƒ572,000, hooger dan ooit het geval was; elke schuit heeft gemiddeld 4000 besomd. Alleen het vervoer van den haring op 6584 wagens en karren bedroeg 14,484,80. Van de 1152 koppen, waaruit de bemanning bestond, verloren 9 het leven in de golven. Te Delft is jl. Maandag ochtend een gehuwd paar, dat Zondag avond een brandende petroleumlamp op de beddeplank van de gesloten bedstede had medegenomen, door den walm gestikt gevonden. In den eersten Kersnacht heeft, aan de Brasserkade, onder de gemeente Vrijenban, een betreurenswaardig ongeluk plaats gehad. Gerrit van Gent en zijne huisvrouw, aldaar woonachtig in de herberg het Kamp van Zeijst, hadden Zaturdag avond, toen zij zich ter ruste begaven, een pot met gloeijende turf in hun slaapvertrek geplaatst, ten einde te voorkomen dat hun wintervoorraad aardappelen, die zich mede in dat vertrek bevond, zoude bevriezen. Toen hunne kinderen, die boven sliepen, hunne ouders Zondag morgen ten zes ure niet hoorden opstaan, maakten zij erucht. Toen zij op hun geroep geen gehoor ontvingen, egaven zij zich naar beneden en venden hunne beide ouders door den kolendamp gestikt. De geneeskundige hulp, die nog werd ingeroepen, kwam te laat. Vier kinderen, waarvan het oudste slechts 12 jaar telt, zijn door dit ongeluk ouderloos geworden en verkeeren in hulpbehoevende omstandigheden. De pokken-epidemie in Utrecht neemt weder toe; het sterftecijfer der afgeloopen week was daardoor tot 58 gestegen. Te Boxmeer overleed dezer dagen de heer J. H. Hermans, secretaris dier gemeente, lid der Prov. Staten van Noordbrabant. Sinds jl. Vrijdag is de stationchef te Elburg verdwenen en men verdiepte zich in allerlei gissingen daaromtrent. Thans verneemt men, dat hij te Amsterdam is gearresteerd en in het bezit bevonden van een vermist pakket ter waarde van ƒ2000, voor een inwoner aldaar bestemd, benevens van de stationskas ten bedrage van eenige honderde guldens. Op den eersten Kersdag zijn twee jongens door het ijs in de Arnherasche broek gezakt en is een van beiden verdronken. Te Zwolle heeft een 5 jaar oude vereeniging «Tot bevordering van het welzijn der Dienstboden," een feeste lijke vergadering met uitdeeling van premiën en getuig schriften gehouden. Te Vollenhoven zijn jl. Dingsdag 50 Urkers aange komen, die met de Harlinger boot naar Urk vertrokken, deze hadden moeten verlaten, toen zij bij Lemmer in het ijs beklemd raakte en zonk in het geheel was men met over de 100 personen op die boot, en na drie dagen reis over het ijs, was de voorraad eten en drinken schoon op. Als een bewijs, tot welke vreemdsoortige dingen het ijsvermaak in Friesland aanleiding geeft, kan dienen eene advertentie in de Leeuw. Ct. van Dingsdag jl., die letterlijk aldus luidt: «Vijf fatsoenlijke jonge dames verlangen ieder een Hinken voorrijder. Vereischten zijn: Korte broek en ruige mutsenbelooning naar verkiezing." In eene Friesche gemeente hebben kerkvoogden een ringbroeder, die in een bruine jas durfde preeken gewaar schuwd, zich in het vervolg achtbaar in het zwart te kleeden, waaróp de ringbroeder heeft geantwoord, dat men hem dan maar een zwarten rok cadeau geven moest. Hij heeft bedaard in het bruine voortgepreekt. De Leeuw. Ct. van 25 en 27 Dec. kondigt 41 hardrijderijen op schaatsen aan. Behalve onderscheidene zilveren voorwerpen, bedraagt de voor die wedloopen uitgeloofde som ruim 4000. Eene der hardrijderijen is alleen voor vrouwen uitgeschreven. De raadscommissie te Groningen heeft het in hare handen gestelde plan tot oprigting van twee gemeente scholen voor middelbaar onderwijs voor meisje» aangenomen. Aangekomen schepen te Batavia voor 8 December: Professor van der Boon Mesch en Quatre-Bras. Ver trokken: Constantina, Cornelia, Henriëtte Maria, Johannes, Maassluis, Oceanus, Samarang en Sirius. In een brief van kapitein N. II. Keuker, gezag voerder van liet barkschip Leopold Graaf van Limburg Stirum, ter reede van Batavia gearriveerd, wordt het vol gende medegedeeld: «Ik heb op de reis naar hier een passage aan boord gehad, die zelden aan boord zal voorvallen. Een mijner matrozen, genaamd Heinrich Friedrichsen, heeft in de zuidoost-passaat op 18° Z.B. en 32° W.L. de beide voorste waterketels, ieder inhoudende ongeveer 9 leggers, onbruikbaar gemaakt, door er eene groote massa lucifers, tin en soda in te werpen; in eene van de achterste waterketels, inhoudende 7 leggers, had hij circa 30 kilogr. soda geworpen, zoodat er in 't geheel 5 a 6 leggers drinkbaar water overbleef. Des nachts op de wacht van stuurman de Ruijter, tus- schen 12 en 4 ure, werd genoemde matroos op den uitkijk vermist; na overal op het dek vergeefs gezocht te hebben, werd besloten met een lantaarn naar beneden te gaan, en werd hij aldaar bij den vierden ketel gesnapt, met de handen en zakken vol lucifers. Als reden van deze baldadige handeling heb ik de be kentenis er uit gekregen, dat hij mij wilde noodzaken Rio Janeiro binnen te loopen, om aldaar van eene inwendige ziekte genezen te worden. God weet, welke gevolgen dit had kunnen hebben, ware hij dien nacht niet gezien geworden. Eenige dagen later, op 26° Z.B. en 30° W.L., had ik zooveel regenwater gevangen, dat wij voor 75 dagen ge noeg hadden. Alstoen werd scheepsraad belegd, en werd eenparig besloten de reis door te zetten. Ik heb genoemden II. F. de geheele reis in de boeijen moeten houden, en gisteren middag is hij door een boot van het wachtschip van boord gehaald." Omtrent den uitslag van de waarneming der zon- éclips op 22 dezer, is van een der Engelsche waarnemers het volgende telegrafische berigt ingekomen: de photogra- phiën zijn geslaagd; van de corona zijn twee goede afbeeldingen; de polariscoop twijfelachtig. De lucht was gedeeltelijk bewolkt. H. M. de Koningin van Zweden en Noorwegen is Maandag jl. weder naar Stockholm teruggekeerd. Prof. Quack schrijft in de N. Rott. Ct. eene kerst mijmering, aan welk artikel wij de volgende regelen ontleenen i/Terwijl daar ginds in Frankrijk de dweepende Duitscher den draak steekt met het «vrede op aarde», snelt de jaarkring ten einde en wij staan peinzend tegenover drie vraagstukken, welke alles beheerschen: het staatkundige, het maatschap pelijke en het godsdienstige. Het staatkundig vraagstuk schetst ons in den strijd, die Franschen en Duitschers zoo verwoed tegen elkander doet botsen, den kamp van het oude monarchaal-feodalisme tegen de veldwinnende democratie. Ziet de zedelijke ver treding en verslapping van liet Duitsche volk! Een stijfhoofdige Koning; een alles met voeten trappende adel; zij zullen de democratie gaan vernietigen. Dwazen die zij zijn, die de rollende golven der zee willen keeren. Zij noemen zich een historische partijklemmen zich aan argumenten uit het verledenwillen zich door zulke argu menten uit het verleden het levende volk in den Elzas en Lotharingen dwingen terug te keeren tot oude historische toestanden; maar de wegwijzer der geschiedenis wijst nu eenmaal niet «terug.» De strijd zal des te heftiger gaan worden. En naast het politieke vraagstuk staat het maatschappe lijke. De arbeider, altijd ellendig, doch thans oneindig ellendiger, nu de voorraadschuren uitgeput en nergens arbeid is, zal een steeds begeeriger blik slaan op den bezitter. De strijd tusschen hem en het kapitaal zal scherper dan ooit ontvlammen. Niet in Frankrijk of Duitsch- land alleen. Dit toch is het eigenaardige der standen en de moderne 19de eeuw, dat zij, evenals de standen in de middeleeuwen, geen vaderland kennen. Van daar de inter nationale. Predik vrij tegen haar; vervolg, veroordeel haar leden. Met den dag breiden zich hare vertakkingen uit, en alle grenzen wegwerpend, bedreigen zij de wereld met ongedachte omwentelingen. En bij die problemen voegt zich reeds overal het derde, het godsdienstig vraagstuk. Het catholieisme, schijnbaar gefnuikt door den val van Rome, zal zich krachtiger dan ooit doen gevoelen in de geheele maatschappijhet zal zijn invloed doen gelden op elke instelling. De kerk zal de worsteling overal vervolgen, met taaijen moed, met ijzeren geduld, en overal zal het materialisme even krachtig het hoofd bieden aan hare eisehen. Van daar een kamp, even, zoo niet meer, verwoed dan de politiek en de maatschappelijke kwestie ons bereidt. Met dat verschiet voor oogen vieren de menschen in het «gezegende jaar» 1870 hun kerstfeest! Wit is de aarde door de koude sneeuw, die voor een oogenblik alle woeling der aarde moest bedekken, en een oogenblik stilte veroorzaken. Doch de volken willen die witte reinheid niet zien, en bezoedelen schielijk de sneeuw met hun bloed 1 Toch zal onder de sneeuw ééns de nieuwe aarde en de natuur, met het frisch bloeijende loover, te voorschijn schieten. En even zeker moet ook de menschheid al haar problemen te boven komen. Hard zijn thans de tijden. Maar wij vertwijfelen nog niet. Wij vragen zelfs niet veel. Wij vragen slechts een weinig liefde; een weinig geloof weder aan het ideaal.» Het Volksblad besluit eene reeks artikelen over Otto graaf von Bismarck met de volgende schets. «Gelijk hij als student en als officier zijn leven meermalen in het duel waagde, zoo was zijn staatkundig bedrijf een voort durend waagstuk. Toen Napoleon III hem opmerkzaam maakte op het gevaarvolle van eene regering zonder goedgekeurde begrooting en hem herinnerde aan de ministers van Karei X, was zijn antwoord, dat de omstandigheden geheel anders waren, hetgeen geheel overeenstemt met een gezegde van den Franschen publicist Vilbort, dat de Pruissen bovenal getrouw waren aan den Koning, ook tegenover het parlement. Ook zeide hij meermalen tegen zijne vrienden, dat de dood op het schavot onder omstan digheden even eervol kan zijn als de dood op het slagveld. In Bismarck heeft men vele beminnelijke natuurlijke deugden tegenover zedelijke gebreken. Hij is een man vol eergevoel en toch eerloos in zijne gedragingen tegenover de vijanden van Pruissen. Menige trek van menschlievend- heid in het bijzonder leven staat tegenover een onmensche- lijke politiek van staal en bloed. Hij is een man van avonturen, die toch in vele zaken overleg toont. Zijn godsdienst is ruim bedeeld met klanken-godsdienst en toch ontbreekt hem waarlijk godsdienstig gevoel niet geheel, waar hij Duitsche trouw en godsdienstzin bij de soldaten in het hospitaal bewondert. Adeltrots en burgerzin, conservatieve en liberale beginselen, opregtheid en list zijn in zijn karakter vereenigd. Niettegenstaande de zeld zame gaven van doorzigt en vlugheid, door hein geopenbaard in de groote ról, die hij speelt, is hij toch, wat zijn karakter betreft, een alledaagscli mensch. Eerste minister geworden, omdat de Pruissische militaire partij een stouten strijd- voerder zonder vrees en zonder schaamte noodig had tegen de parlementaire oppositie, zou hij inderdaad niets zijn gBweest dan een avontuurlijk staatsman, zoo de legerorga- nisatie van von Roon en de zeldzame strategische bekwaamheden van von Moltke hem geen succes geschonken hadden. De staatkunde van staal en bloed van vonBismarck, ondersteund door een dapper leger door von Roon georga niseerd en door von Moltke met de draden van den telegraaf tot overwinningen geleid, heeft tot onmiddelijk gevolg gehad de meerdere eenheid van Duitschland en den val van de militaire heerschappij van Napoleonmaar die staatkunde bedreigt thans Europa met een Duitsche militaire overheersching, tenzij Duitsche gemoedelijkheid en Duitsche vrijheidszin aan de staatkunde van staal en bloed een einde maken en de weldaad schenken van een magtig en vredelievend rijk in het midden van Europa.» Dat de oorlog in Duitschland al vrij impopulair wordt, blijkt o. a. uit een schrijven van een Duitscher, van 22 Dec., waaraan de Arnh. Ct. het volgende ontleent«Bij ons zal het Kerstfeest wèl voor de kinderen in ongestoorde vreugde gevierd worden. Voor de volwassenen - wi^ zou het kunnen loochenen? mengt zich in den heiligen feesttijd een diepe droefheid, wegens de vele offers, welke deze nu niet meer populaire oorlog aan de familiën gekost heeft. Hoe een Kouing godsdienst bezitten kan, die rooven laat, plunderen, dorpen verbranden, enz., is mij onbegrijpelijk en ik vrees, dat de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren zich sterk zal wreken. Reeds hebben de Franschen in hunnen tegenstand sedert de mannen der republiek aan het roer zijn het onmogelijke gedaan, en bewonderens waardig is en blijven de energie en de kracht van Gambetta. Indien het volk de regering nog slechts gedurende korten tijd ondersteunt, dan geraken de Duitsche legers in niet gering gevaarwant ik kan u uit heel authentieke bronnen mededeelen, dat gedurende de laatste week de rest der beschikbare troepen, die nog binnenslands waren, naar Frankrijk uitgetrokken is, en dit zijn reeds gedeeltelijk de in Julij van het loopende jaar in dienst getreden rekruten; er kan geene aanvulling (Nachschub) meer geleverd worden! De dienst der vestingen en van het bewaken der gevangenen vervullen landwehrlieden van rijpe jarenGisteren kwam in Marburg een transport met 1400 man in open goederenwagens bij 6 graden Réanmur (13' graad Fahrenheit) vorst, zoodat die arme lieden, toen men hun een weinig brandewijn wilde geven, gedeeltelijk den mond niet konden openen, zoo verstijfd van kou waren ze. Het is schandelijk, de menschen op zulk eene wijze te behandelen; het vee behandelt men met meer medelijden!» BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER. De kapt. ter zee F. L. Geerling is, op zijn verzoek, met (Jen 15 Jan. a. s., eervol van het bevel over het fregat inet stoomvermogen Admiraal van Wassenaer ontheven en op non-activiteit gesteld en dat. bevel is met den 16 dier maand opgedragen aan den kapt. ter zee E. L. de Hacs. ïJerste Hamer. Zitting van Dingsdag 27 December. De geloofsbrieven van het nieuw gekozen lid, de heer Coenen, zijn ingekomen. Op al de ingekomen wetsontwerpen, waaronder de crediet- wetten voor 1871, zijn de eindverslagen uitgebragt. De beraadslagingen over die wetsontwerpen zijn bepaald op heden (Donderdag). F r a n k r ij k. Den 17 Dec. is de Fransche luitenant van het 32ste regiment, Godard genaamd, te Versailles met militaire honneurs begraven. Bij den uitval van 2 Dec. gewond, bleef hij op het slagveld achter; des nachts vroor het sterk en daags daarna was het niet minder koud; den volgenden dag vroor het nog sterker en des anderen daags was de aarde met sneeuw bedekt, terwijl een snerpende wind over de velden voer. Zoo bragt hij nog een nacht door. Des Maandags den 5den werd hij gevonden nog levend maar zijn beide beenen waren geheel bevroren. Hij werd naar Brie gebragt en met de meeste zorg behandeld, waardoor men zijn leven nog tot 14 Dec. rekte. Het terrein tusschen Orleans en Tours moet een ontzettend schouwspel opleveren. Het is niet minder dan vier malen dool veldslagen geteisterd. Dorpen en pacht hoeven zijn verbrand en de steden en vlekken niets dan puinhoopeu. Toch zijn die puinhoopen opgepropt met gekwetsten, met Pruissen, Hessen, Beijeren, burgers der Hansesteden, Mecklenburgers en Franschen. Velden en wegen zijn bedekt met doode paarden en met gesneuvelde soldaten, die bevroren en verstijfd, nog de vreeselijke stuip trekkingen veitoonen, waaronder zij zijn gestorven. Orleans heeft betrekkelijk weinig geleden, alleen de voorsteden zijn verwoest. In de prachtige hoofdkerk huizen een tal van gevangenen, die, oneerbiedig genoeg, op het orgel tot tijdverdrijf de muziek van Ofienbach uitvoeren. Ook buiten Versailles ziet het er alles behalve uit lokkend uit. Een goede dagmarsch ver voert de weg letterlijk tusschen twee rijen doode paarden, die gedeeltelijk gevild in de open lucht liggen te rotten. Zoolang het zoo koud blijft, baart die wegbezoming weinig bezorgdheid, maar als de dooi onverwacht mogt invallen, dan konden de lijken dier arme onder vermoeijenis bezwekene dieren zich wel eens wreken, door allerlei verpestende ziekten en dood verspreidende uitwasemingen over hunne beulen te brengen. De veldtogt van 1870 zal opmerkelijk zijn ook wegens de enorme hoeveelheden paarden, die hij heeft gekost. De Pruissische cavallerie is reeds meer dan eens van nieuwe paarden voorzien; de rossen, die zij thans bezit, zijn klein van stuk en blijkbaar te zwak voor de dienst, die van hen wordt gevorderd. Overigens worden te Ver sailles alle mogelijke maatregelen van voorzorg genomen, om den vijand te beletten het hoofdkwartier onverwacht aan te tasten. Niet alleen worden de telegraaflijnen, die de verschillende legerafdeelingen met elkander in gemeen schap brengen, zorgvuldig bewaakt, maar van tijd tot tijd» worden groote seinvuren ontstoken, waartoe de boomen met guirlandes van in petroleum gedoopt stroo worden omwonden, die aangestoken de vlam brengen in takke- bosschen, aan den voet der boomen opgestapeld. Eindelijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2