1871. N°. 14. Woensdag 1 Februarij. 29 Jaargang. Het begin van het einde? Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT, „Wij k&Xa huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Prijs der AdrertentiënVan 14 'regels 00 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Woensdag den 8 Pebr. vertrekt van liicr de Oost-Indische mail via Triest, per eersten trein. Vrijdag den ÏO Pebr. vertrekt van hier de Oost- Indische inafl via Srindisi, per eersten trein. Woensdag den 15 Fehr. vertrekt van hier de West- Indische mail over 8outhainpton, per Iaatsten trein. Nu brengt ons de telegraaf de bevestiging van de onderhandelingen .over de capitulatie van Parijs. De voorraad is opgeteerd binnen de grootste veste der wereld. De herbaalde uitvallen hebben tot niets geleid, dan tot slagting en bloedstorting. De ijzeren gordel, die Parijs omklemt, kon niet worden verbroken; Jules Favre deed den zwaren moeijelijken gang naar von Bismarck om te handelen over de overgave. De overgave van alles waar Frankrijk roem op heeft gedragen en trotsch was. De hoofdstad, waar alle schatten van kennis en kunst zijn bijeengebragt, waar de hartader van het ongelukkige Frank rijk klopt. Wat moet er gebeurd zijn in de laatste dagen binnen de muren Zeker iets zeer- gewigtigs, want zeer kort geleden vroeg Favre een vrijgeleide om naar de Londensche conferentie te gaan, waar hij van Frankrijks lijden verhalen zonde. Toen vreesde men dan toch niet, zoo spoedig gedwongen te worden tot de overgave! Wij weten slechts dat Trochu het commando heeft nedergelegd, en dat er groote onrust heerscht binnen de stad. Weldra zal men de kreet: //wij zijn verraden!" hooren. Want het Fransche volk, opgevoed in het geloof aan eigene voortreffelijkheid, de natie, wie het op duizende manieren is voorgezongen en voorgezegd, dat zij de eerste is op militair gebied, kan niet geiooven aan die nimmer ein digende nederlagen, kan haar verwoest geluk, hare voor lange jaren vernietigde welvaart niet aanschouwen, zonder aan verraad te denken. En zij is verradenMisschien, waarschijnlijk niet, door hare legerhoofden, maar stellig door hare regering. Eene regering die zeggen kon„nous acceptons la responsabilité de cette guerre d'un coeur léger!" de verantwoordelijkheid voor dezen grutvelijken menschenmoord, d'un coeur léger! en toch niet gereed was, geen manschappen had en geen legerhoofden, die slechter dan de uitgetarte vijand was gewapend en voor bereid! Die stelselmatig het onderwijs of veronachtzaamde, Gambetta. Be oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland, de val van 't. Fransche keizerrijk als een gevolg der herhaalde nederlagen, de omstandigheden, uit die gebeurtenissen in Frankrijk ontstaan, hierdoor is de aandacht van Europa, van heel de wereld in groote mate gevestigd geworden op den man, wiens naam aan 't hoofd staat van dit artikel. Zijn optreden in een zoo belangrijk tijdsgewricht, de zelfvertrouwende kracht, die uit zijn daden spreekt, de energie door hem aan den dag gelegd te midden van zoo hagchelijke om standigheden een en ander doet voorzeker den wenseh ontstaan om meer in bijzonderheden met dien man bekend te worden. Op het voetspoor der conventie van 1793, even onbuigzaam en onverbitterlijk, even rusteloos en onverschrokken, biedt Gambetta de onvergelijkelijk moeijelijke omstandigheden het hoofd. Naar liet voorbeeld dier koene vergadering, regelt de jonge advocaat, die van oorlogvoeren geen verstand heeft, de veldslagen, gebiedt hij de bevelhebbers te overwinnen. En de ervaren legerhoofden aan het hoofd hunner legioenen moeten gehoorzamen. Tandenknersend buigen zich de trotsche hoofden voor den bevelhebber in burger- kleêren, zij moeten dulden, dat zij wegens onbekwaamheid, wegens gebrek aan ijver, wegens wederspatmigheid gestraft worden, niet met den dood, zoo als hunne voorgangers in liet laatst der 18de eeuw, maar met ontslag en schande. Verder dan tot een vruchte loos protest kunnen zij het niet brengen, hun stand is erg in discrediet geraakt, deels door de herinnering aan de ondersteuning die zij het Bonapartisme hebben verleend, deels door de gevolg trekkingen tot welke de oorlogsdaden van een Leboeuf een Bazaine, een Canrobert, de openbare meening noopten. Waagde een der militaire bewindvoerders ook slechts bet geringste verzet tegen de schikkingen van den minister, hij zou door liet geheele land, door de soldaten zeiven het eerst, worden opgegeven. Want alle Fran sche harten, welke de hoop op een omkeer der zaken bezielt, zijn ingenomen met Frankrijk's grootsten patriot, Léon Gambetta. Be ambtgenooten van Gambetta, Jules Favre, die veertig jaren lang zijn politieke geloof, zijn talent als redenaar heeft bewaard, zelfs Trochu, die een goed deel van Carnots bekwaamheid schijnt te hebben geërfd, treden op den achtergrond door den merkwaar- digen man, in wien de tribuun en de staatsman, het vuur der jeugd en de bedachtzaamheid van den ouderdom, zoo gelukkig vereenigd zijn. Zoo plotseling als Gambetta is zeker zelden iemand, in alledaag- sche omstandigheden geboren en opgevoed, met roem, aanzien, invloed en magt bekleed. In éér, oogenblik werd er van den jongen, onbekenden man een wereldhistorische figuur, een mede- bf aan hetzelve eene rigting gaf, die de kennis van buiten- landsche toestanden moeijelijk, haast onmogelijk, maakte. Dat het Fransche leger in den aanvang van den oorlog het eigen grondgebied slechter kende dan de vijand, dat Napoleon zijn eigen dilettantisme en den vuurdoop van den jongen keizerlijken Prins, stelde tegenover de veld heerstalenten van een von Moltke, dat een volk gedwongen werd met Leboeuf's nationale en mobile garden op het papier, te strijden tegen Pruissen's landstorm van vleesch en bloed, daar lag het verraad En in dezen zin heeft Frankrijk schuld, dat het een regeringsstelsel als het Napoleontische, geduld heeft. De zelfde schuld, die thans Duitschland, dat zich in het slijk wentelt voor den nieuwbakken Keizer, dat Pruissens vorst aan spreekt met den walgelijken kruipenden titel „allergenadigste, allergrootmagtigste Koning en Heer!" bezig is op zich te laden. Elk zijn beurt. Frankrijk is laf geweest en heeft zijn lot gesteld in de handen van éénen manhet uur, dat nimmer uitblijft, het uur der afrekening heeft geslagen, de Duitschers zijn gekomen, en hebben overwonnen. Het noodlot heeft hen gebruikt, als werktuig. Maar dat werk tuig had eene onsterfelijke ziel, en had beter moeten weten. Het wist niet beter, het roofde, plunderde en moordde, ook na dat zijn taak volbragt was. Het moest de gevolgen hebben voorzien, of heeft niet Duitschland's grootste dichter gezegd: udas eben ist der Fluch der bösen That, das sie fortwahrend Böses muss gebdhren!" Toen na Sédan en Metz de Duitsche legerscharen den veroverings- krijg aanvingen, deden zij „de booze daad," welks ellendige gevolgen men thans reeds kan zien. Zij offerden, om magtig te zijn in den oorlog, Duitschland op aan Pruissen, om eene provincie te voegen bij het groote rijk veroordeelden zij zich om voor een reeks van jaren te buigen onder een feodaal regeringsstelsel; om de magtigste mogendheid te zijn in Europa, deden zij afstand van de heerlijkste regten, die eene natie bezitten kan: vrijheid en zelfbestuur. Daarom plaatsten wij een ernstig vraagteeken achter het opschrift van dit artikel. Is de capitulatie van Parijs wel liet begin van het einde? Van dezen oorlog waarschijnlijk, van den door dezen oorlog geborenen politieken toestand, zeker niet. Het leger van Bourbaki, dat van Chanzy en van Cambriels, de manschappen die nog in het zuiden des lands kunnen worden bijeengebragt, zullen, zelfs na de capitulatie van Parijs, een magt kunnen vormen van 400,000 of 500,000 man. Er is dus noji weerstand mogelijk, men kan nog weigeren den vrede te sluiten op Bismarck's dinger der groote mannen, die de monumenten der eeuwen zijn. Voor eenige jaren behoorde Gambetta tot de „Bohème" van Parijs, een menschenras, dat zich met pen of penseel een bestaan verschaft, zonder eene vaste betrekking te zoeken of te vinden, dat zich met de bewustheid llnnuer talenten en het bezit van eenige kameraden tevreden stelt, en de zorg voor beden en morgen zich wegtoovert door de eene of andere bonte fantasie. Hij onder scheidde zich alleen van zijne onbekommerde broeders, doordat hij zich half kon onderhouden van eene betrekking in de kanselarij van zijn vriend, den advocaat Laurier, voor welken post bij nog minder deed dan zij hem opbragt. Laurier had alle reden in vertwijfeling te geraken over de juridische bekwaamheid van zijn beschermeling, en tot vervelens toe herhaalde hij hem het verwijt „Je wordt nooit een bruikbaar advocaat", waarop bet antwoord van Gambetta geregeld luidde: „Dat weet ik reeds lang." Hij wist liet, en al zijne vrienden en makkers wisten het ook, dat de ge- geraffineerde verdediging van een zakkenroller of een andereu schurk nooit levendige belangstelling bij hem zou opwekken, lteeds sedert zijne studentenjaren was al zijne aandacht gerigt op de politiek; een staatkundige loopbaan was het voorwerp zijner koen- ste wenschen, zijner heerlijkste droomen. In bet Café Biehe, laat in den avond, wanneer de meeste gasten zich verwijderden, kwam een hoopje jongelieden bijeen, die zich door houding, gebaren, kleeding en taal deden kenmerken als werklieden op liet gebied des geestes, als schrijvers, advocaten en journalisten. Met zeldzame spraakzaamheid beoordeelden zij de gebeurtenissen en vragen van den dag. Allen toonden onbewiinpelden tegenzin in de Bonapartistische heerschappij, die de arena van den verstan- delijken strijd had gesloten, en het jonge, naar daden dorstende geslacht geen andere keus liet dan in stilte voort te leven en te sterven, of als Ollivier, zich door verraad zijner beginselen den lioogeren werkkring te koopeu. Onder die kleine schaar was ook Gambettahij zweeg wanneer geen staatszaken op liet tapijt waren; nam echter het gesprek eene politieke wending, dan sprak hij, en zijne makkers hoorden zwijgend de indrukken aan, die rijkelijk en toch gerangschikt, bevallig en toch krachtig, met het aceent van den zuidlander uit den bespraakten mond stroomden. Was de improvisatie ten einde, dan liet Laurier niet na zijn vriend het oude verwijt' toe te roepen; „Tu ne seras jamais un advocat pas- sable." Gambetta telde toen 30 jaar; zijne geheele gestalte ademde de frissche kracht en liet zelfvertrouwen der jeugd, De toon en de buigzaamheid der stem, die tot het geweld van den donder zich kon verheffen, omvatte, trok en hield den hoorder als met een week rekbaar net. Menigmaal deed wel de magtig aanzwel lende toon ben ontstellen, maar die toon was meèsleepend wanneer vernederende voorwaarden. Maar als de Duitscher de eens veroverde provinciën blijft bezetten is 't alleen de vraag, door wien en wanneer die vrede gesloten wordt. Zonder een wonder zullen de Franschen eindigen met toe te geven. Maar dan? Dan trekken de Duitschers naar huis en vragen, wat zij gewonnen hebben. Zij hebben Europa vrees ingeboezemd, zij hebben den Elzas en een deel van Lotharingen gemaakt tot Duitsch Rijksgebied. Metz, Thi- onville en Straatsburg zijn Duitsche vestingen geworden; zij hebben de Duitsche eenheid verkregen, dat is veel. Maar wat zij verloren hebben is .meer. Thans gaat in Duitschland magt boven regt; de Duitschers zijn magtig, en 't komt er niet op aan, dat zij het regt vertrappen. Vroeger was de Duitscher gevoelig voor de publieke opinie in Europa, thans is 't hem onverschillig door ieder te worden gewantrouwd. In 1848 kon de Duitscher voor vrijheid en regt strijden en sterven, thans kan hij niet diep genoeg kruipen voor Pruissische jonkers, en kust hij Bismarck's beslijkte rijlaarzen. En hij moet wel. Hij heeft zijn Heer verkocht voor geld, de vrijheid verraden voor een stuk Franschen grond. De eenheid van Duitschland is verkregen, maar omdat Duitschland zich heeft nederge- hogen voor PruissenEuropa vreest Duitschland, omdat het heeft verleerd te geiooven aan zijne goede trouw; en is de Elzas Duitsch geworden? Neen, Duitsche dictators zullen een schrikbewind voeren over den Franschen Elzas. En daarom moet hij wel. Hij weet, dat de booze daad slechts kwaad kan voortbrengen, zijn geweten zegt hem, dat de dag der wrake komt. De wetenschap, dat die komen zal, is nu het leidend beginsel in Duitschland. Dan zal het noodig zijn soldaten te hebben, en kanonnen; voor dien dag is Pruissen's toestand de beste, daar waar iedereen soldaat is. Dat daarom geheel Duitschland eene Pruissische kazerne worden moge, dat daarvoor de belas tingen worden verhoogd, de jongelingschap worde geoefend, de vrijheid gedood; wat bekommert het thans het Duitsche volk of zijne afgevaardigden, als Jacoby, zuchten in den kerker, wat, of de jonker-regering de nijvere burgerij verdrukt, wat, of de uiterste staats- en kerkpartijen zich vereenigen in eene middeneeuwsche staatkunde? mits het maar gewapend zij en sterk, als de dag der wrake komt, de dies irae! De dag, dat Frankrijk zich beter zal hebben voorbereid, dan in 1870 en, zijne magt zich bewust, de geledene smarien, de dood zijner zonen zal willen wreken. De dag, dat de alarmklok luiden zal in de Duitsche dorpen, dat de Fransche kanonnen gerigt zullen zijn op hij begon krachtig, wanneer hij ophield vleijend te zijn. Het bliksemende donkere oog, waarin de opregtheid der ziel zieh scheen te openbaren, maakte het effect nog grooter; het andere oog ont breekt en is door een stijf namaaksel van glas slecht vervangen. Be tanden, wit afstekend bij den ravenzwarten baard, droegen bet hunne bij tot den indruk, dien du woorden maakten; bet slanke ligchaam, de breede schouders, de teedere handen pasten bij de nu eens zachte, dan eens krachtige opwelling van gedachten en indrukken van opofferende aanhankelijkheid en hevigen toorn. Alles aan hem scheen artistiek, zelfs de onstuimigheid bleef bin nen zekere grenzen en vermeed zorgvuldig wat met het schoon heidsgevoel strijdig kon zijn. Na middernacht verlieten de kameraden het koffijhuis om hunne woningen op te zoeken, alleen Gambetta en Albert Wolff bleven voor hun glas grog zitten praten, totdat de bedienden de zaal begonnen schoon te maken; zij waren de Iaatsten die zich verwij derden. Gambetta ging zoo laat mogelijk naar bed; na de werk zaamheden van den dag wilde hij lang leven en denken. Ee eerste proeve in den verderen kring der welsprekendheid gaf Gambetta bij gelegenheid van een pers-proces, dat door het openbaar ministerie tegen een medewerker van het Petit Journal werd aanhangig gemaakt. De aanklagt luidde: opruijing tot wederspannigheid tegen de wetten des lands. Nadat de jonge advocaat alle denkbare gronden tot verdediging van zijn bescher meling had aangevoerd, riep hij uit: „Gij moet den schrijver vrij spreken, die vrij voor zijne overtuiging uitkomt. Vergeet niet, dat hij, die in dit oogenblik uw geweten beheerscht, onder dezelfde beschuldiging had te lijden, die heden mijn cliënt op de bank der aangeklaagden heeft gebragt." Hier stond de president van het geregtshof, de beruchte heer Desvaux, op en viel den verdediger in de rede met de woorden: „Ik duld liier geen toespeling op het hoofd van den staat, in wiens naam hier regt wordt gesproken." Kalm, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, wachtte Gambetta totdat de president had uitgesproken; toen antwoordde hij droogjes: „Ik heb Jezus Christus gemeend." Verrassing ver meesterde zich van de leden van het geregtshof en de aanwezige advocatende voorzitter was als verpletterd door den onverwachten slag, hij waagde niet in de kleine vergadering rond te zien, waar om menigen mond een spotachtig lachje zweefde. Van dit opmerkelijk voorval is slechts weinig bekend geworden, daar, overeenkomstig hst Napoleontisch voorschrift, pers-processen niet in het openbaar werden behandeld en noch de aangeklaagde, noch de verdediger overal belangstelling wekten. Alleen onder de vrienden van Gambetta en de advocaten werd de verlegenheid, waarin de voorzitter was gebragt, veelvuldig besproken. Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1