1871. N°. 26. Woensdag 1 Maart. 29 Jaargang. BEKENDMAKING. NATIONALE MILITIE, Nederland en de Kust van Guinea. re 1 HELDERS0I1Ë ffi i;\ NIEUWËDIEPER COURANT, „Wij huldigen het goede." nm .-irtnitnwsïrMTTTn—wwvt~~— Verschijnt Dinqsdag-, Dokdekuag- en Zatuedag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Wocngdng den 8 Maart vertrekt van lilcr de Oost-Indische inail via Triest, per eersten trein. Vrijdag den ÏO Maart vertrekt van hier de Oost- Indisclie mail via Brindisi, per eersten trein. Woensdag den 15 Maart vertrekt van hier de West- Indische mail over Southampton, per Inutsten trein. Uitgever AA. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. lfiil. tonnen, bleef aan onze zijde liet aantal schepen hetzelfde, maar verminderde de scbeepsruimte met 204 tonnen. Dit verschijnsel is wel waard er de aandacht op te vestigen. Onze handel vindt in onze nederzettingen natuurlijk meerdere faciliteiten, dan die des vreemdelings. De nood zakelijke betrekkingen met het moederland, overvoer van gouvernementspassagiers, militairen en postpakketten, geven de nationale scheepvaart een voorregt, dat in vele gevallen niet onbelangrijk is, en toch.... wordt onze handel over vleugeld. Niet alleen door Engeland, maar ook door Amerika, ja zelfs het kleine Portugal houdt met ons gelijken tred, is soms, zooals in 1867 met één schip en ongeveer 160 ton, onze meerdere. Waaraan is dit toe te schrijven? Wij vreezen aan gebrek aan ondernemingsgeest bij onze kooplieden. Wat Engelsclien, Amerikanen en Portugeezen kunnen doen, kan voor onze landslieden niet onmogelijk zijn, indien zij aan dezelfde ijver en volharding dezelfde kennis paren. Het is waar, en helaas niet te ontkennen, dat dit een argument zoude zijn om onze bezitting over te doen aan eene natie, wier meerdere energie in staat is leven te brengen, waar thans stilstand heerscht. Met regt kan eene Nederlandsche regering die afstand verdedigen, door te wijzen op het feit, dat zelfs, terwijl wij bezitters heeten van de Kust, slechts een zesde deel van de schepen, die er welvaart verspreiden door dienzelfden handel, die hun eigen voordeel verschaft, onder Nederlandsche vlag voeren. En daarbij zoude men kunnen aanvoeren, dat de Nederlandsche handel, dank zij het cultuur- en het consignatie-stelsel, zoo gewend is aan een gevaarloos bedrijf, zich zoozeer tevreden stelt met de Indische vrachtvaart, dat de geheele handel op de Kust in handen is van een paar firma's, die daar ook wel zullen blijven koopen en verkoopen, al zetelt er een Engelsch gouverneur te St. George d'Elmina en dat het belang van enkele kooplieden de belangrijke uitgaven niet wettigt, die de schatkist telken jare voor die bezitting heeft te doen. Maar zoude men dan niet mogen antwoorden: als het thans zoo is, moet het dan altijd zoo blijven? Is het niet de pligt van de regering verder vooruit te zien, haar taak, do middelen te beramen, die de handel ontwikkelen? Moet zij niet veeleer trachten door een goed bestuur, een niet drukkend en regtvaardig stelsel van in- en uitgaande regten, het handhaven der orde en .vrede onder de onder worpene inlandsche stammen, de bevordering van het markt wezen, den aanleg van wegen, onze bezittingen maken tot eene stapelplaats van producten, om zoo den handel te lokken, die zich nooit wachten laat, waar winst te behalen is, en die in Nederlandsche handen blijven kan, althans eerder blijven zal, indien de Kust aan ons, dan indien zij aan Engeland behoort. Dit zouden wij met de voorstanders van den verkoop dier bezittingen eens zijn, dat als zij blijven moeten, wat zij thans zijn, wij niet heter kunnen doen, dan de publieke veiling, ten overstaan van een bevoegden ambtenaar, zoo spoedig mogelijk te doen plaats hebben. Maar hierin verschillen wij van dezen, dat wij stellig overtuigd zijn, dat de toestand aan de Kust van Guinea anders en beter worden kan. Dat de Nederlandsche staat doen kan, wat Engeland stellig doen zal van den eersten dag af, dat de Engelscho gouverneur den voet zet in ons hoofdfort. In groote trekken komt dat hierop neêr. Het werk dat gedaan moet worden is het raoeijelijkste misschien, dat ambtenaren kan worden opgedragen. Eene geheele maatschappij moet worden georganiseerd, met lang jarige toestanden moet worden gebroken, daarom beginne men met eene zeer zorgvuldige keuze van ambtenaren. Tot commandant of gouverneur, of welken titel men ook den eersten gezaghebber wenscht te geven, benoeme men de uitstekende persoonlijkheid, die in Nederland te vinden is, onverschillig welke finantiële eischen deze voor tractement, pensioen, enz. moge stellen; men geve hem naauwkeurige, maar slechts algemeene beginselen behelzende instructiën, en voor het overige uitgebreide volmagt. Men verlate de ongezonde forten aan de Kust, en hrenge de hoofdplaats een paar uren dieper het land in. De legermagt worde zoodanig versterkt, dat de orde en de rust verzekerd zijn, en de negerhoofden uit het binnenland onze vriendschap zoekennatuurlijk betale men geen 2000 's jaars meer aan den Koning van Ashantijn! Van de hoofdplaats trachte men een stapelplaats te maken der inlandsche producten, door den aanleg van, in den aanvang zeker ruwe en onvol maakte, wegen, maar die toch altijd een groot voordeel hoven de bestaande boschpaden aanbieden; men trachte de kolonisatie door alle mogelijke middelen te bevorderen, men zorge voor justitie, politie, en vooral voor onderwijs. Hoe het daarmede thans geschapen is? In 1867 ontvingen 157 leerlingen onderwijs en in het volgende jaar 164. In dienzelfden tijd werden respectivelijk 258 en 157 personen met gevangenisstraf en 138 en 211 voor schulden gegijzeld. Prijs der Advertentiën: Yan 14 regels 60 ceit, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Aan de Kust worden dus onder het verlichte Nederlandsche bestuur zoowat twee man opgesloten, tegen één kind, dat onderwijs geniet! Geen wonder, dat er geen of weinig verkeer is! Een krachtig bestuur, uitstekende en goed betaalde ambtenaren, alle mogelijke vrijheid aan den handel verleend, aan de blanke bevolking, zoodra zij er zich in genoegzaraen getale vestigt, aan de inlanders, zoodra zij behoorlijk zijn onderwezen, een ruim aandeel in het bestuur, zietdaar de middelen om de Kust van Guinea te maken tot een parel in Neêrlands Koningskroon. Maar de tegen woordige toestand is onhoudbaar. Verbeteren of verkoopen. Is die keuze zoo moeijelijk BINNENLAND. HELDER en NIEUWEDIEP, 28 Febrnarij. Terwijl het publiek in spanning verkeerde omtrent den afloop der plaats grijpende vredes-onderhandelingen, ver drongen zich als het ware de verschillende geruchten en gissingen omtrent den vermoedelijken afloop der pogingen om een einde te maken aan den vrecselijken worstelstrijd. De geheimhouding, door de onderhandelaars in acht geno men, deed echter weinig waarde hechten aan hetgeen omtrent de vredes-onderhandelingen werd vermelden meer de aandacht vestigen op de meer stellige berigten aangaande den tegenwoerdigen politieken toestand in Europa. De opname van nadere en zekere mededeelingen, be treffende de voorwaarden des vredes, in onze Laatste berigten, maken die rubriek ditmaal hoogst belangrijk. Vrijdag jl. is het fregat Admiraal van Wassenaer, stoo- mende bij Dover, door de Kijkduin gepraaid. Aan boord was alles wel. Heden wordt de 74ste verjaardag van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden, alhier op de gebruikelijke wijze gevierd. Ten voordeele der typhns-lijders en nablijvende betrek kingen te Egmond aan Zee, werd gisteren avond in het lokaal Tivoli alhier eene tooneelvoorstelling gegeven door lih. onderofficieren der infanterie, alhier in garnizoen. Het tooneelspel, dat te dezer gelegenheid werd opgevoerd, was getiteldDe Verstootene, of de straf der misdaad; als nastukje werd De lekkerbek zonder geld, blijspel met zang in één bedrijf, ten tooneele gebragt. Verdienstelijk was ook thans de opvoering van beide stukkenzeer goed waren de rollen bestudeerd en op uitmuntende wijze werden de verschillende karakters weergegeven. Wij vernemen dat de officieren van gez. 2de klasse hij de zeemagt W. Littel, W. Pannevis en C. J. van Stockum met gunstig gevolg het examen voor den rang van officier van gez. 1ste klasse hebben afgelegd. Z.M. de Koning heeft de nieuwe Frausche regering erkend ^Bij koninklijk besluit van 18 Febr. is bepaald, dat de ligting der militie van het jaar 1871 bedraagt 11,000 man, waarvan 600 voor de dienst ter zeo bestemd zullen worden. De waarde van den oogst der voornaamste granen en handelsgewassen in Nederland, wordt gerekend te hebben bedragen, in 1861 f 156,421,0001862/161,348,000; 1863 164,108,000; 1864 164,025,000; 1865 158,362,000; 1866/163,125,000; 1867 /177,605,000; 1868/196,989,600; 1869/189,325,800; en gemiddeld in die jaren ƒ170,145,500. De felle vorst en het gemis van sneeuw hebben geen gunstige» invloed uitgeoefend op de winterrogge; zij is echter een der sterkste graansoorten, zoodat veel nog zal behouden blijven. Op Goeree en Flakkee zijn zaad, tarwe en gerst doodgevrorenmen begint reeds op nieuw te zaaijen. Door het hoofdbestuur der IIolI. Maatschappij van Landbouw is een adres gerigt aan Z. M. den Koning ter zake van voorzorgsmaatregelen tegen besmettelijke vee ziekte, in denzelfden zin als reeds door eenige afdeelingen adressen tot de Hooge Regering zijn gerigt. Jl. Vrijdag heeft het hoofdbestuur van den Vredebond eene langdurige vergadering gehouden, hoofdzakelijk om zich definitief te constitueeren. Het is thans zamengesteld als volgt: jhr. mr. ,1. de Bosch Kemper, voorzitter; dr. P. Bleeker, onder-voorzitter; mr. D. van Eek, secretaris; dr. J. J. F. Wap, penning meester; prof, T. M. C. Asser; J. Weeveringh; ds. Pantekoek; ds. Laurillard; mr. J. Domela Nieuwenhuis en dr. Keiler van Hoorn en Leon Enthoven, allen te Amsterdam. Het hoofdbestuur heeft zich daarna bezig gehouden met de zamenstelling van het huishoudelijk reglement. BURGEMEESTER, en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen ter openbare kennis, dat de Militieraad van het derde district ia Noordholland de eerste zitting zal houden te HOORN, en wel zooverre deze gemeente betreft op WOENSDAG den VIJFTIENDEN MAART 1871, des voormiddags half tien ure. ufe In deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent: De versohenen Vrijwilligers voor de Militie; DeLotelingen die redenen tot vrijstelling hebben ingediend; De Lotelingen in de artt. 55 en 50 der wet op de Nationale Militie bedoeld; Alle overige Lotelingen. Volgens artikel 88, in verband met artikel 91 der bedoelde wet, 4 MOETEN voor die zitting verschijnen 1°. De Vrijwilligers voor de Militie; 2°. De Loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld heid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 27 Februarij 1871. L. VERHEY, Secretaris. Waarom zouden wij onze ongezonde forten op de Kust van Guinea niet verkoopen aan Engeland? Onze zwarte natuurgenooten zullen onder die verwisseling van vlag niet lijden, en onze schatkist zal er wèl bij varen. Vóór 1870 werd eene subsidie van 2i tonne gouds voor de Kust uit de Nederlandsche schatkist noodig geoordeeld. Onze troepen ongeveer 180 man onder een kapitein kunnen ter naauwernood 's Konings zoogenaamde onderdanen tegen hunne vijanden beschermen; niemand hoort ooit iets van de Kust of denkt om de Kust, dan wanneer daarheen eene expeditie wordt uitgezonden om een negerdorp plat te branden; welk werk dan ook, door terrein en klimaat met groote inspanning en moed, door de bemanning van een paar oorlogschepen ten genoegen van den Neder- landschen, courantenlezenden patriot wordt uitgevoerd. Zulk eene expeditie kost echter geld, en wat erger is menschenlevens. Van de voordeelen, die deze bezitting het moederland zoude aanbrengen, heeft nooit iemand iets vernomenniettegenstaande dagbladen en telegraphen. Waarom zouden wij Engeland onze oude nederzettingen niet gunnen? En wat verkoopen wij dan toch eigenlijk? Eene historische herinnering, niets meer; en welk verstandig mensch geeft daar nu geld voor! Misschien zouden wij de Kust wel kunnen behouden oin dezelfde redenen, waarom Engeland die bezitting koopen wil. Vermoedelijk toch zien de Engelsclie staatslieden voordeel in de zaak. En wel zuiver materieel voordeel; want het Engeland van heden, van de non-interventie, en de'Manchoster-politiek, doet niets voor eer en roem alleen. De vraag is maar, waarom kan het bezit van de Kust voor Engeland voordeeliger zijn, dan voor ons? Wij erkennen, dat wij dit niet begrijpen. Vragen wij ons af, wat Engeland met de Kust zal doen, dan is het moeijelijk te begrijpen, waarom diezelfde maatregelen niet door Nederland zouden kunnen worden genomen, of 't moet zijn, dat men aan gene zijde van 't kanaal wel en aan deze zijde niet weet, door welke middelen de Kust productief is te maken. Hoe men moge denken over de buitenlandsche politiek van Engeland in de laatste jaren, dit heeft deze althans voor, dat niemand in twijfel kan verkeeren omtrent de motiven, die de staatslieden van het eilandrijk doen handelen. Engeland ziet in de verkrijging van de Kust coramer- cieele voordeelen, en geen wonder! Thans nu de Neder landsche driekleur nog op St. George wappert, is Engeland's handel er belangrijker dan de onze; deze blijft vrijwel stationair, gene neemt telken jare toe. In 1866 kwamen er slechts acht handelsvaartuigen uit ons land voor de Kust ten anker, terwijl twintig Eugelsche schepen aldaar voordeelige lading zochten en vonden. In het volgende jaar vermeerderde het aantal Hollandsche schepen met drie, dat der Engelsclie met twee; schijnbaar sloeg alzoo voor dat jaar de balans naar onze zijde over, maar let men op het aantal tonnen scheepsruimte, dan behaalt Engeland de overwinning, al is het verschil ook gering. Terwijl echter in het daaropvolgende jaar de Engelsclie vaart op de kust toenam met drie schepen, metende te zamen 3449

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1