STATEX-GEiVERAAL.
Benoemingen, enz
B II i T E i\ L A X D.
gemeente-architect, Springer en Outslioorn moeten daartoe
een ontwerp hebben geleverd, waarvan de kosten op150,000
geraamd worden.
Met 30 tegen 27 stemmen is de kerkeraad der
Herv. gemeente van Haarlemmermeer gemagtigd tot het
benoemen van ouderlingen en diakenen en het beroepen
van predikanten, in de plaats van het kiescollegie, dat
gedurende vier jaren dit regt heeft uitgeoefend.
Op de jongste vergadering van den Weerbaarheids-
bond is aan het centraal-coinité te 's Hago opgedragen, te
trachten van Z. M. den Koning te verkrijgen, dat de
derde nationale schietwedstrijd, die op 's Konings domein,
de Wiesselsche heide, zal gehouden worden, oen week
vroeger gesteld werd dan oorspronkelijk was voorgesteld.
Z. M. heeft daarin toegestemd, zoodat die wedstrijd thans
van 30 Julij tot 5 Augustus zal plaats hebben. (U. D.)
In de week van 25 April tot 2 Mei stierven te
Rotterdam 85 personen aan de pokken.
Op de rivier de Maas, tegenover het dorp Veen, zijn
dezer dagen twee met hooi geladen schepen verbrand, waarbij
de zoon van den schipper in de vlammen is omgekomen.
De overledene laat eene weduwe en 3 onverzorgde kinderen
na. Men gist, dat de brand ontstaan is door een in de mast
hangende lantaarn.
In den tuin van den ouderwijzer te Well in
Nocrdbrabant zijn jl. Zondag nacht 13 fraaije jonge vrucht-
boomen bij den grond afgekapt.
Een hoogst treurig ongeval werd dezer dagen
naar men uit Appingedam schrijft over het ongeval waar
van wij eergisteren een kort berigt gaven te Steendam ont
dekt. De heeren B. K., P. P, en S., allen te Schildwoude
thuis behoorende, wilden gezamelijk een pleiziertogtje doen
met een zeilbootje van het Heerenhuis, gelegen aan Schild-
meer, naar Appingedam, van welke plaats ze den 30sten
April ongeveer te 1 uur afzeilden, en te Appingedam te
half drie arriveerden, hun bootje even buiten Appingedam
bij de woning van het zoogenaamde de Pottersjotenbos
achterlatende. Des nachts ongeveer 12 uur verlieten zij
de woning van den heer S., nabij Appingedam, om hun
terugtog^ aan te nemen. De man, bij wien ze het bootje
hadden achtergelaten, hielp hun het zeil in orde brengen,
waarop genoemde heeren in den besten welstand en goede
harmonie den terugtogt aanvingen, de zoogenaamde Groeve
opgeilendc.
's Morgens ten ongeveer 7 uur kwam het zeilbootje
achter de woning van Dijkstra, te Steendam, aandrijven
mot de lijken van de heeren P. P. en S. De eerste lag
met het bovengedeelte van zijn ligchaam over den kant
van de boot met het hoofd in het water, met het zeil, dat
naar beneden was geslagen, overdekt. S. vond men meer
in een slapende houding voorover gebogen met het hoofd
op den arm leunende, terwijl van den bejaarden heer B. K.
tot heden niets is ontdekt. Deze zal vermoedelijk over
boord zijn gevallen en verdronken.
Het was hartverscheurend deze twee personen in de
kracht van hun leven daar uitgestrekt naast elkander te zien
liggen. Geneeskundige hulp werd wel ingeroepen, doch was
geheel overbodig, aangezien de beide lijken al geheel koud
en stijf waren, waaruit is af te leiden dat zij al cenigen
tijd overleden moesten zijn geweest.
Niemand weet tot nog toe de oplossing te geven, wat
genoemde heeren is overgekomen, of hoe zij hun dood hebben
gevonden. Aan een gewelddadigen dood is niet te denken,
dewijl er aan de lijken geen uiterlijke kenteekenen van
verwonding waren te ontdekken. Alleen P. P. 's hoofd
was aan de regterzijde met eenig bloed bedekt, hetwelk doet
vermoeden, dat dit ontstaan moet zijn doordat hij met het
hoofd overboord lag en zulks door het schuren van het
riet moet zijn ontstaan.
(Volgens een ander berigt, zijn de ongelukkige slagtoffers
de heeren veearts Schönfeld van Schildwolde, zoon van den
geachten predikant van Bellingwolde, Pieter Pol, zoon van
den kastelein uit het Heerenhuis, van Knipenga, oud-go-
meente-ontvanger, vroeger to Appingedam, ongeveer 70
jaren oud, allen ongehuwd, de laatste echter weduwnaar.)
Officieel wordt bekend gemaakt, dat kalveren van
minder dan drie weken oud, of minder wegende dan 48
Engelsche ponden bij invoer in Engeland door de opzigters
der Londensche markten als „ongeschikt voor menschelijk
veedsel" zullen worden in beslag genomen en verbeurd
verklaard.
De goud productie in Siberie verschaft haren onder
nemers aanzienlijke voordeelen. Van de goudwasscherijen
aan de Olekma berigt men, dat de maatschappij Bassonow,
Remtschinow en Sibirjakow in dit jaar op 400 pud goud
bij een werkkracht van 1100 werklieden rekent, terwijl
nu het gerucht loopt dat dagelijks 7 pud verkregen wordt.
In het vorige jaar verkregen deze heeren ieder een dividend
van omstreeks 700,000 roebels; en in dit jaar zullen zij
na aftrek van alle onkosten nog aanzienlijk meer ontvangen.
De rijkdommen van het Olekma gebied zijn fabelachtig,
hoewel men nog niet eens ver gezocht heeft; de groote
rivier Tschira b. v. is nog door geen goudwasscliers bezocht.
Te Pittsburg in Amerika wedde een jongmensch om
een dollar dat hij een billardbal in den mond kon nemen.
Hij won de weddenschap, doch moest den doctor 5
dollars betalen om den bal er weder uit te krijgen.
Volgens de laatste berigten uit Buenos Ayres stierven
aldaar dagelijks ongeveer 700 menschen aan de gele koorts.
Op een der grootste boerderijen ter wereld, in het
graafschap Marion, in Californië, waar niet minder dan
3000 runderen zijn, heeft men de ondervinding opgedaan
dat eene kruising van inheemsche koeijen met Shorthorn-
stieren het beste melkvee oplevert.
Een der Insurgenten, die bij Levallois aan de voorposten staat,
heeft den volgenden brief aan zijne vrouw geschreven„Het is nu
twaalf dagen geleden, dat ik u verlaten heb, lieve Jaene, maar ik
had geen tijd om u alles te vertellen, wat er gebeurd is het
zou uw hart breken. Onder mijne kameraden zijn er, die dol zijn
op het vechten, maar de meeste zouden, even als ik, liever in de
werkplaats terug zijn, dan in den modder onder een regen van
kogels te blijven. Het is alles heel mooi, als men van veldslagen
leest, maar het is niet pleizierig er aan deel te nemen, vooral niet
als men geen hart voor de zaak heeft. Ik ben voor de republiek,
maar de heeren van het stadhuis hebben de boel zóó in de war gestuurd,
dat ik niet zou kunnen zeggen, waarvoor ik eigentlijk vecht. Ik
ben niet lui en niet bang om mijn handen uit te steken; maar
als ik vrij was, kwam ik van avond bij u en de kinderen eten
dat zou beter zijn dan Franscheu dood schieten. Wat mij het meest
hindert, is, dat uw broeder bij onze tegenpartij dient en dat ik hem
kan dood schieten, of dat hij van u een weduwe kan maken.
Het was in allen ernst Donderdag bijna met mij gedaan; zonder
mijn riem was ik weg geweest. Ik heb slecht nieuws voor u, dat
gij niet behoeft te vertellen. De zoon van moeder N... sneuvelde
gisteren, geen 10 pas van mij af, toen wij door de Versaillers
teruggedreven werden. Zij riepen„leve de republiekleve Frankrijk
Dat verwonderde mij nog al, daar men ons wijs gemaakt had, dat
zij: leve de Koning! riepen. Wij worden gedwongen: ieve de Commune!
te roepen. Als ik maar weg kon, zoudt gij mij van avond al zien
en meer dan een uit onze buurt zou mede gaan, maar de poorten
zijn gesloten en er is geen kans op om thuis te komen. Had ik
uw raad maar gevolgd! Hoe gaat het inet de kinderen? Als ik
denk, dat ik boos was, als zij leven maakten! Ik zou ze nu zoo
graag hooren.... Y-an morgen vingen wij een liniesoldaat; hij vocht
als een kat die men verdrinken wil. Hij vertelde ons, dat wij de
republiek ten val bragten en lacktte ons uit, dat wij ons lieten
commanderen door vreemdelingen, wien het niets kan schelen of
Parijs verwoest wordt en Frankrijk ten gronde gaat. De batterijen
beginnen weer te vuren en als wij zooveel soldaten dooden als zij
gefedereerden, dan zullen de bruigoms het volgend jaar sckaarsch
zijn." enz.
Tweede linmer.
Zitting van Donderdag 4 Mei. Aan de orde is de beraadslaging
over Hoofdstuk III der Staatsbegrooting van 1871 (departement
van Buitenlandsche Zaken). Onderscheidene leden voeren het woord,
sprekende o. a. over: het tractaat van 1863 met België, betreffende
het gedistilleerdde onschendbaarheid van personen en goederen
in oorlogstijd; het nut der diplomatie voor kleine staten; de al of
niet bestendiging van het handelstractaat tussehen Frankrijk en
Duitschland en ons belang daarbijde beurzen-stichtingen, een
aangelegenheid, waarbij Nederl. en Belg. ingezetenen belang hebben
het al of niet voortbestaan der missie te Rome; het aandeel van
Luxemburg in de Nederlandsche Staatsschuld, enz.
Zitting van Vrijdag 5 Mei. De minister van Buitenlandsche
zaken heeft in liet breede geantwoord op de in de vorige zitting
gemaakte opmerkingen en bedenkingen. Ten slotte is Hoofdstuk III
met algemeene stemmen aangenomen. Heden wordt in behandeling
genomen Hoofdstuk IV der begrooting (Justitie).
Bij de Kamer is ingekomen een ontwerp van wet betreffende
de afkoopbaarheid der tienden.
De dirigerende offic. van gezondheid J. D. Sachse, de offic. van
admin. 1ste kl. W. II. F. Vogel en de luit. ter zee 2de klasse
F. A. J, P. van Alphen, allen behoord hebbende tot de zeemagt
in Oost-Indie en van daar den lsten dezer in Nederland terug
gekomen, zijn met dat tijdstip op nou-activiteit gesteld.
De 1ste luit. bij het corps mariniers D. A. van Vuuren, laatst
ingescheept geweest op het escader in Oost-Indië en van daar den
22 April jl. in Nederland teruggekeerd, wordt met dien datum
gesteld ter besch. van den oomm. en insp. van het genoemde corps.
De generaal-majoor .Tackson, bevelhebber in de 3de militaire
afdeeling te Arnhem, is benoemd tot grootofficier der orde van
de Eikenkroon.
België.
Volgens het Journal de la Société Agricole du Bra
bant, is reeds sedert verscheidene weken geen nieuw geval
van veepest in België voorgekomenzoodat dan ook de
maatregelen, tegen de verspreiding der ziekte in Limburg
genomen, behalve in het gehucht Mulcken, opgeheven zijn.
Daar echter, zoowel in een groot gedeelte van het Fransche
departement van het Noorden als in dat der Ardennes, do
veepest nog voortwoedt, kan men, naar het genoemde blad
doet opmerken, aan de grenzen niet genoeg waken tegen
nieuwe invasiën der geduchte ziekte.
F r a n k r ij k.
John Lemoinne, de uitnemende redacteur van het door
de Commune opgeheven Journal des Débats, kenschetst als
volgt het karakter van den strijd van Parijs tegen Frankrijk:
„Do mannen der Commune vechten thans tegen hunne
landgenooten met meer volharding en hardnekkigheid dan
zij ooit hebben of zouden hebben gevochten tegen de
Duitschors, tegen den buitenlandschen vijand, die het Fransche
grondgebied is binnengedrongen. Men zegge niet, dat zij
even goed gestreden zouden hebben, indien men bon den
vijand had te gemoet gevoerd, indien men van hun moed
en van hun armen had weten nut te trekken; neen, nooit
zouden zij voor de verdediging van den vaderlandschen
bodem de helft van den ijver hebben aan den dag gelegd,
welken zij nu ontwikkelen ter verovering van hetgeen zij
noemen do oecoilomische regten, onverschillig van welken
aard: het regt op den arbeid, regt op de verdeeling, regt
op de plundering, wat ge maar wilt. Het ingeschapen
gevoel voor het vaderland bestaat niet op den bodem van
die naamlooze en onbekende massa's, voor welke de
bewegelijke belangen het onbewegelijke grondgebied ver
vangen hebben. Wat raakt dien nomaden, dien landloopers,
het lot van Parijs! Wat zij verlangen is de agrarische
wet, uitgestrekt tot en toegepast op het kapitaal. Daarom
is de verdediging van Parijs tegen de Franschen twintig
maal krachtiger en vastberadener dan zij ooit tegen de
Pruissen geweest is."
Payen heeft in de Revue des deux mondes opgegeven,
dat in Frankrijk in menig jaar de door meikevers en
engerlingen aangerigte schade op 266 millioen francs is te
staan gekomen.
De heer Gambetta, die zich tegenwoordig in Spanje
ophoudt, heeft onlangs eene. zitting der Spaansche Kamer
van Afgevaardigden bijgewoond, bij welke gelegenheid een
der voorname hoofden van de republikeinsche partij, de
heer Castelar, hom in de anti-chambre aan de republikeinsche
minderheid voorgesteld en eene toespraak tot hem gehouden
heeft. Volgons de Madridsche bladen, zou de gewezen
Bordeauxsche dictator in zijn antwoord het volgende gezegd
hebben; „Er bestaat thans te Versailles iets, hetwelk den
schijn eener republiek vertoont, zonder iets van het wezen
daarvan te bezitten; daarentegen tref ik in Spanje eene
monarchie aan, die al de grondtrekken bevat, welke het
ware wezen der vrijheid uitmaken. Gij zoudt daarom, naar
mijn inzien, verkeerd doen met het bestaande te vernietigen;
want door uwe tegenwoordige staatsinstellingen aan te randen
rigt gij uwe wapenen inderdaad tegen de vrijheid zelve."
Engeland.
Keizer Napoleon, die zich nog steeds te Chislehurst
bevindt, lijdt bij voortduring aan rheumatische pijnen. „De
Keizer," zegt de Morning-post, „doet het bijzonder leed,
dat hem zijne ongesteldheid verhindert de zeer talrijke
blijken van deelneming en sympathie te beantwoorden, door
hem sedert zijne aankomst in Groot-Brittannië ontvangen.»
Michael Torpey, de bekende Londensche juweelendief,
is jl.. Dingsdag door het centraal crimineel Hof tot acht
jaren tuchthuisstraf veroordeeld. Hij heeft den .diefstal
volmondig erkend, maar ontkent dat hij zijn slagtoffer heeft
gechloroformiseerd. Trouwens, dit laatste feit is ook door
den regter niet als bewezen aangenomen.
-Een verschrikkelijk voorbeeld van moordlust doet in
Londen veel van zich spreken. Een vijftienjarig dienst
meisje, Agnes Norman, staat teregt onder beschuldiging
van, in verschillende huisgezinnen, vier jonge kinderen,
benevens een aantal katten en kanarie-vogels, door worging
om het leven te hebben gebragt. Men moet hier krank
zinnigheid of een bijna onbegrijpelijke ingeboren wreedheid
vooronderstellen, want eenig doel of voordeel heeft de
misdadigster met het dooderi van zooveel weerlooze schepsels
blijkbaar niet kunnen beoogen.
Duitschland.
Dat men in Berlijn de Amerikanen in het stellen
van advertentiën bijna den loef afsteekt, blijkt uit onder
staande aankondiging, die men in een Berlijnsch blad
vindt„Het morgenrood van den vrede daagthet zwaard
rust in de schede en het bloedig ijzer wordt vervormd tot
een werktuig van arbeid en nijverheid. Snel als de lans
der gevreesde uhlanen, scherp en spits als de bajonet van
den musketier, zacht als een huzaar bij een verkennings-
togt, koen en met doodsverachting als de Pruissische garde
hij Gravel otte, standvastig en onvermoeid als de landwehr
voor Belfort, keurig en net, ondanks alle vermoeijenissen,
als de Duitsche soldaat, zoo werkt in alle stilte gestadig
door: de naald op de naaimachine uit de fabriek van
Nicolaus Reinhardt, Gunckel, te Berlijn, enz. enz.
Te Ems heeft zich een comité gevormd tot oprigting
van een gedenkteeken op de plaats, waar Keizer Wilhelm
het vorige jaar door den Franschen gezant werd overvallen,
en het antwoord ontlokt, dat de Keizer den gezant niets
meer te zeggen had.
Ongeregeldheden te Parijs, enz.
Berigten der insurgenten.
Parijs, 5 Mei. ('s ochtends). Le Cri du Penple verzekert, dat
het kasteel Issy, hetwelk in liet bezit der regerings-troepen is, door
de gefedereerden in brand geschoten is. Rossel is gisteren aan
den schouder gekwetst, bij eenen nieuwen aanval der regerings
troepen op Issy, die echter door de gefedereerden is afgeslagen.
Omtrent de arrestatie van den generaal Cluseret is door het
officiële orgaan der Commune de volgende opheldering gegeven:
„Daar de zorgeloosheid en de verzuimen van den gedelegeerde van
Oorlog het behoud van het fort Issy in de waagschaal hadden
gesteld, heeft de Uitvoerende Commissie het pligtmatig geacht, de
arrestatie van den burger Cluseret voor te stellen; waartoe door
de Commune besloten is. De Commune heeft overigens al die
maatregelen genomen, welke noodig schenen om het behoud van
het fort Issy te verzekeren." Volgens een der organen van de
Commune, schijnt men Cluseret tevens ernstig van geheime onder
handelingen met Versailles verdacht te houden.
Een 350tal vrijmetselaars hebben, op raad van het lid der Com-
munne Ranvier, besloten om met de nationale garde ter verdediging
der Commune uit te trekken.
Berigten der regering.
Versailles, 4 Mei. (8 ure 'a ochtends). Het werk der loop
graven tegen het fort Issy wordt voortgezet. De bezetting van dat
fort kan niet meer ontkomen. Het kanon- en geweervuur duurt
voort, maar tot nog toe heeft geen ernstig gevecht plaats gehad.
Alhier zijn 60 gevangenen aangekomen.
De minister Jules Favre is heden nacht naar Brussel op reis
gegaan, met het doel om met de vredes-onderhandelingen voortgang
te doen maken.
Le Soir zegt, dat de Prinsen van Orleans van regeringswege
verzocht zijn om Frankrijk te verlaten.
Heden nacht heeft de generaal Lacretelle den molen van Saquet
vermeesterd en daarbij zijn 150 man gevangen genomen. Hij heeft
dien molen, die te veel aan het vijandelijk vuur blootstond, weder
ontruimd, daarbij tien kanonnen eu 300 gevangenen met zich
voerende.
5 Mei. Het Journal Officiel berigt, dat de heeren Favre en
Pouver-Quertier, zich gisteren naar Frankfort hebben begeven, waar
Prins Bismarck ben zou ontmoeten. Het doel van dat onderhoud
is, eenige moeijelijkheden uit den weg te ruimen, welke zich bij
de onderhandelingen te Brussel hebben voorgedaan, en middelen
te beramen om zoo spoedig mogelijk tot het onderteekenen van
het definitive vredes-traotaat te kunnen overgaan.
Sedert gisteren heeft rondom het fort Issy een zeer hevig kanon-
en geweervuur plaats. De twee partijen blijven hare respective
stellingen bezetten. Men gaat voort met het nemen van maatregelen
om Issy geheel te isoleren. Heden hebben groote bewegingen van
troepen plaats.