Benoemingen, enz. BUITENLAND. Kamer der Stat en-Generaal. Na korte beraadslaging tot de stemming overgaande, werd het aftredend lid uit liet hoofdkiesdistrict Alkmaar, de heer J. L. de Bruijn Kops, met algemeene stemmen als candidaat gekozen. Ook in den omtrek van Medemblik is tengevolge van de koude het grasgewas vooral zeer achterlijk. Tot organist bij de Doopsgezinde gemeente te Zaan dam is door den Kerkeraad benoemd de heer H. Kamerlingh, van Hellevoetsluis. Van 7 tot 13 dezer zijn te Amsterdam aan de pok ziekte overleden 68 personen, waaronder 45 kinderen. In de gisteren te Amsterdam gehouden raadszitting is het voorstel van burgemeester en wethouders onver anderd aangenomen met 24 tegen 3 stemmen, namelijk om de kermis geleidelijk af te schaffen. Gedurende de jaren 1872, 1873, 1874 en 1875 wordt de duur de kermis op ééne week beperkt; na het jaar 1875 wordt geene kermis meer gehouden. Om een punt van vergelijking te bieden, merkt het Volksblad op, dat het stoomschip Willem III een vierde langer is dan het koninklijk Paleis te Amsterdam. Dit is 80, het vaartuig 100 meters lang. Op de jl. Woensdag te Weesp gehouden voorjaars paardenmarkt, waren 144 paarden aan de lijn aangebragt waaronder 1 veulen. Alhoewel door fraai weder begunstigd, was de handel echter niet zeer levendig, en werden geene hooge prijzen besteed. De heer A. Sissingh, hoofdonderwijzer aan de zeevaartkuhdige school te Harlingen, is benoemd tot direc teur van de onlangs geheel gereorganiseerde zeevaartkundige school te Rotterdam. Te Rotterdam is jl. Woensdag een vijfjarig knaapje, dat door zijne moeder zonder toezigt in de woning was achter gelaten, uit een geopend raam van de tweede verdieping op straat gevallen. Het kind bekwam hoegenaamd geen letsel. De gemeenteraad van Rotterdam heeft in zijne zitting van gisteren met algemeene stemmen besloten de kermis dit jaar niet te doen doorgaan. Dit besluit werd, zoo als overal elders, genomen met het oog op de heerschende epidemie, die nog al slagtoffers gemaakt heeft, doch thans merkbaar afneemt. Het getal aangiften van aan pokken overledenen bedroeg van 9 tot 16 dezer 50. Vijk weken geleden was het meer dan het dubbele. Diepe verontwaardiging maakte zich meester van het vrij talrijke publiek, dat den 16 dezer de zitting der regt- bank te Arnhem bijwoonde, waar een vrouw teregt stond, die zich herhaaldelijk en laatstelijk in de vorige maand had schuldig gemaakt aan ergerlijke mishandelingen op haar elfjarig stiefkind. Als stukken van overtuiging lagen vóór den voorzitter op de tafel een dik touw en een mes. Met het eerste was de beklaagde gewoon haar kind te ranselen, omdat, zoo als een der getuigen verklaarde, »daarmede de botten niet gebroken werden.» De beklaagde zelve had haar dit gezegd. Het kind, als getuige gehoord, kwam slechts schoorvoetende en onder vele tranen tot de verklaring, dat zij door hare moeder met het touw geslagen was, hetgeen zij vroeger uitvoerig voor den commissaris van politie had verklaard; op hare hand was zij met het mes gewond, niet, zooals zij eerst verklaarde bij gelegenheid dat hare moeder haar dit wilde ontwringen, maar geheel en al met boos opzet. Als getuigen werden verder gehoord de chirurgijn, die het kind had behandeld, welke verklaarde 7 ii 8 striemen op den rug te hebben gevonden, voorts eenige buurvrouwen, die mededeelden, hoe de beklaagde aanhoudend het stiefkind mishandelde, en dat zij gehoord hadden, dat het op zekeren dag in April hevig was geslagen. Voorts bleek uit die verklaringen, dat het kind zeer oppassend was, en, hoe jong ook, toch een groot deel der huishoudelijke zorgen op zich moest nemen. De subst. officier van justitie deed uitkomen, hoe schandelijk het misdrijf was, waarvoor deze vrouw teregt stond. Iiij vorderde tegen haar het maximum der bedreigde straf, zijnde 2 jaar gevangenis en 2 geldboeten, elk van 25. Bovendien meende hij, dat het kind slechts uit vrees voor nieuwe mishandelingen weerhouden was, de geheele waarheid te zeggen, weshalve hij vorderde, dat do regtbank de oogenblikkelijke inhechtenisneming der beklaagde zou bevelen. Deze erkende het haar ten laste gelegde, met uitzondering van de verwonding met het mes. De regtbank achtte bij haar vonnis dit laatste niet bewezen, maar veroordeelde haar wegens do mishandelingen tot een gevangenisstraf van een jaar en zes maanden en twee geldboeten van 8 elk, terwijl zij voorts gelaste, dat de beklaagde oogenblikkelijk in hechtenis zou worden genomen. Aan dezen last werd door een rijksveldwachter terstond gevolg gegeven. (Arnh.Ct.) Te Zalt-Bommel zijn eergisteren nacht al de vroege aardappelen, die vrij goed boven den grond stonden, door de vorst geheel en al afgevroren. Voor eenige dagen verloor de heer S. te Deventer eene portefeuille met familiepapieren en drie bankbilletten, elk van 1000. Aan den vinder word bij omroeping eene premie van 10 beloofd, doch niemand kwam opdagen. De politie intusschen kwam op het spoor van den vinder, de minderjarige zoon II. P., die de portefeuille aan zijne moeder zou hebben gegeven. Deze, door den commissaris van politie daarnaar ondervraagd, ontkende iets ontvangen te hebben. De commissaris wachtte tot dat de zoon te huis kwam, en vorderde dadelijk op barschen toon het gevondene terug, waarop de jongen schreide//Moeder heeft het in het kabinet.» Werkelijk werd het ook daar gevonden. Do vrouw wordt thans ambtshalve vervolgd, ter zake van verduistering van deze door haar minderjarigen zoon op de straat gevondene waarden. (Zw. Ct.) De heer J. W. Vader, te Cortgene, heeft een bezoek gebragt aan de citadel van Antwerpen, die eerlang gesloopt zal worden. Bij die gelegenheid zag hij een smaakvolle begraafplaats en vernam dat daar de gevallene Fransche soldaten rusten. De Nederlandsche helden liggen in een achterafhoek, die omgegraven zal moeten worden en daar door is bij hem do vraag ontstaan of het geen schande voor Nederland zou zijn wanneer die gebeenten, wie weet hoe oneerbiedig, wie weet waarheen, geworpen zullen worden. Hij geeft in een artikel, geplaatst in het Dagblad van 18 dezer, de hoop te kennen, dat de overblijfselen van onze dappere landgenooten eene waardige plaats zullen vinden en verklaart zich bereid daartoe ruime geldelijke bijdragen te schenken. De laatste berigten uit Spanje luiden gunstig voor de nieuwe dynastie. Het vorstelijk paar wordt met den dag meer populair en algemeen begint men te gelooven dat er nu wel vooreerst geene verandering in de orde van zaken zal komen. Montpensier schijnt zonder eenige eerzuchtige bijbedoe lingen zijn plaats in de Cortes te zullen innemen. Volgens berigten uit de Kaapstad, loopende tot 4 April, had het geschil over het regt van Soevereiniteit op dediamantrijke landstreek aan de Vaalrivier, in Znid-Afrika's binnenland, een zorgbarende wending genomen. De nieuwe gouverneur dezer kolonie, sir Ilenry Barkly, had de rege ring der Zuid-Afrikaansche republiek overgehaald haar ge schil met Waterboer, een inlandseh stamhoofd, een bescher meling van de koloniale regering, te doen beslissen door eene scheidsregtelijke uitspraak van zekeren Engelschen onderdaan en van zekeren burger van dat gemeencbest; hij stelde daarop aan den Vrijstaat voor, een op dezelfde wijze zamen te stellen commissie tot scheidsregter te makendoch de Vrijstaat vroeg als derden scheidsman den Koning der Nederlanden of den president der Vereenigde Staten; en tegen deze keuze had de heer Barkly onoverkomelijke beden kingen. De Vrijstaat zond daarop een landdrost, of over heidspersoon, naar het betwiste grondgebied, om er gezag uit te oefenen, en gaf hem een geleide van 250 gewapende burgers mede, met het voornemen om die krijgsmagt tot de sterkte van 1000 man te vermeerderen. Dit zeide Barkly als een oorlogsverklaring aan de Koningin van Engeland te moeten opnemen; hij zond de beschikbare krijgsmagt der kolonie, in een niet talrijk corps maréchaussees of gendarmes bestaande, naar en over de grenzen der kolonie, terwijl hij in een schrijven aan den president van den Vrijstaat, den lieer Brand, dezen herinnerde dat hij een onderdaan der Koningin was. Men legt zich tegenwoordig vrij druk toe op het beschilderen van vogels om ze daardoor op anderen te doen gelijken. In Londen is dat beschilderen een industrie geworden. Als daar een //vogelkoopman» door de straten trekt, wordt hij gewoonlijk gevolgd door een man als een bakker gekleed, die eene kanarie in de hand houdt,{welke hij /zooeven gevangen// had en nu te koop aanbiedt. Me nigeen denkt dat de vogel uit de kooi van den koopman ontsnapt is en vermoedt volstrekt niet dat hij slechts een beschilderde spreeuw koopt, zooals hij later gewaar wordt. Aan een brief uit Duits'chland voorkomende in het Utrecktsch Dagblad, ontleenen wij het volgende Maar nu is het anders, nu is Mei in het land! Die schoone, bezongen, gevierde, eenige maand MeiDe leeglooper begint zich tehuis te vervelen. Hij maakt zich gereed op reis te gaan. Velen zoeken Duitschland, dat mooije land, waar de zuurkool bloeit, zelfs in de liefelijke Meimaand. Waar zal die rijke flaneur heen! Wiesbaden en Homburg zijn de eerste aan de rijde schoonheden zijn er wel, een weinig verlept aan de winter ontkomen, maar het is daar nog een elegante wereld van apokriefe Russische Prinsen niet minder twijfelachtige Ëngelsche lords of Ainerikaansche kolonels. Het spel is valsch, de haren zijn er valsck, de tanden en harten idem, ook de toiletten, alleen de muziek is niet valsch. Komt de rijke flaneur onbeschadigd door al die valschheden heen, dan wordt het tijd Eins te bezoeken, door den Keizer-Koning in de mode herbragt. Het kleine Ems, zoo heerlijk gelegen, zoo heerlijk ver velend, waar alles zoodanig i« ingerigt, dat de bezoeker naar de speelzaal wordt gedreven. Hij heeft gaarne zijn hond bij zich; maar in het park worden alle beesten toegelaten, behalve de brave getrouwe houd; hij rookte gaarne zijn sigaar in de open lucht; maar in het park zijn alle mogelijke geuren en odeuren veroorloofd van af de millefleurs der grisetten, tot aan de maréchale der kokottes; alleen de echte tabaksrook van de echte Havauasigaar zelfs, is er gebannen. Wat nu aan te vangen, na de muziek gehoord te hebben, in dat kleine parkje ingepakt als een haring in een tonnetje Zonder sigaar of hond, blijft er wel niets nndeis over, dan naar de speelzaal te gaan, enIe tour est fait! Is de flaneur ook daar aan den sireenenzang der groene tafel (met die der 2de Kamer) ontsnapt, dan wordt het tijd naar Baden- Baden te trekken, waar de Courses beginnen. Daar is de natuur in volle tegenspraak met de menschen de eerste heerlijk, de laatsten walgelijk; de eene dichterlijk fraai, de anderen schrikkelijk prozaisch. Te Wiesbaden, Homburg, Ems, Baden, overal zijn de gevaren voor den flaneur dezelfde; met een weinig meer of minder bekoorlijkheden. Ik ken niets onzinniger dan paardenrennen. Het dient nergens j toe, dan om grove weddingschappen te maken. Het renpaard is nergens goed voor en bijzonder leelijk; de verdienste is voor i niemand der winners. Het paard wordt mager gehouden, de jockey wordt klein gehouden; de meester is altijd dom geweest. Het arme dier (het paard namelijk) wordt afgejakkerd. Het eenige goede is, dat gewoonlijk een paar dier heeren den hals breken. Als de flaneur dat alles heeft genoten, gaat hij naar Zwitserland, waar het land en de meeren overzwommen zijn van Engelschen, Amerikanen, Russen en dergelijke vreemden, zoodat men niet precies weet, of zij de Zwitsers of wel de Zwitsers hen bederven. De hotels zijn eivol, alleen de beurs wordt er spoedig leeg. Die schoone bergen en ijsselijke bekoorlijkheden, worden er ontsierd door een dichten drom van menschen, die er hetzelfde effect maken, als een zwarte rok op een Apollo-beeld. Men moet de Rigi, Salanges, Chamounix en het Berner-Oberland zien met een goeden vriend, te voet of op een muilezel, ver, zeer ver van valsche chignons en steltenachtigcn laarsjes, onder het luiden der dorpsklok, het geklingel der veebei, of het blazen van den koehoren, die de kudden in de stallen terug roept. Geen Belgisch-Frnnsch, geen Russische tongval, geen Engelsck of Ainerikaansch mogen er de sluimerende echo wekken. De grootsche natuur moet er niet ontsierd worden door deu kleinen mensch. Hij maakt er hetzelfde ongelukkige figuur, als een vlieg in een glas schuimende Zwitsersche melk. O, rijken flaneur! wanneer gij uitgeflancerd zult zijn ga dan in het voorjaar auar de Boheemsche baden, naar Karlsbad of Mariënbad blijft den zomer in Scharzwald en trek in het najaar naar Zwitzerland, om langzamerhand af te dalen naar de Yatteline en de Milanesche meeren. Dan zult gij leeren lezen in het groote, grootsche, en schoone boek, dat nooit uit is; in de natuur! De kapt.-luit. ter zee A. Dronkers, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië en van daar den 11 dezer in Nederland teruggekeerd, is met dien datum op non-activiteit gesteld. De luit. ter zee 2de klasse jhr. S. E. T. de Vaynes van Brakell, dienende op het wachtschip te Willemsoord, wordt met den 25 dezer op non-activiteit gesteld en met den 26 daaraanvolgende ver vangen door den luit. ter zee 2de klasse A. E. Arkenbout Schokker. F r a n k r ij k. De maarschalk Mac Mahon heeft eene dagorder uitge vaardigd, waarin hij de vernieling der Vendöme-kolom aankondigt en naar aanleiding daarvan zegt: //De vreem deling had de kolom gespaard; de Commune heeft haar omvergeworpen. Lieden, die'zich Franschen noemen, heb ben onder de oogen der Duitschers, die ons gadeslaan, het getuigenis van de overwinningen uwer vaderen over het vereenigde Europa durven vernielen. Soldaten! Ook al staan de herinneringen, welke de kolom opwekte, niet meer in brons gegrift, zij zullen blijven leven in onze harten. Door die herinneringen bezield, zullen wij aan Frankrijk een bewijs weten te geven van onze dapperheid en vaderlandslievende toewijding.» In de Nationale Vergadering heeft Thiers bij de discussie over het vredestractaat herinnerd, dat hij tegen de oorlogsverklaring geweest is, en gezegd, dat hij met smart het vredes-tractaat onderteekend heeft; hij heeft tegen den laster, waaraan hij blootstaat geprotesteerd, en verklaard, dat hij het sluiten van het vredes-tractaat hield voor eene bij uitstek vaderlandslievende daad. //De onder handelaars», zeide de heer Thiers, //hebben hunnen pligt gedaan; ik dek hen met mijne verantwoordelijkheid.» In een patronen-fabriek op het Champ de Mars te Parijs beeft jl. Donderdag avond eene ontzettende ontplof fing plaats gehad, waarbij een groot aantal personen, meest vrouwen, zijn omgekomen. Al de glazen in de straten Grentlle, Germain en St. Dominique zijn verbrijzeld. De Parijsche correspondent van de Daily Telegraph schetst volgenderwijze het omhalen der Vendöme-kolom: .Den 16 dezer, ten kwart over 2 ure, waren alle toe bereidselen in gereedheid gebragt. De heer Abadie, het hoofd van de onderneming, kwam toen op het terreiner lag een glans van zelfvoldoening op zijn gelaat. Hij wierp een blik op de kolom en rigtte zich daarna naar het windas, waardoor het touw, dat boven aan de kolom jvas vastgemaakt, gespannen werd. Het ongeduld van het publiek werd koortsachtig. Ten kwart over drieën scheen het noodlottige oogenblik te zijn aangebroken. Een kapitein der marine gaf een teelten met een fluitje. Twintig mariniers en nationale gardes plaatsten zich aan de kaapstanders. Men hoort krachtige hoornmuziek; het was alsof de ingenieurs meenden dat de zuil evenals de muren van Jericho op de toonen der muziek ineen zou storten. Langzamerhand begint de kabel strak te staan. De zuil beweegt zich niet. Er wordt een oogenblik gerust. Op nieuw schalt de hoorn en weder wordt er aan de kaapstanders gedraaid. Aller oogen zijn op de zuil gevestigd. Tengevolge van een ongeluk aan een der kaapstanders, waardoor ettelijke mariniers worden gewond, ontstaat er een oponthoud van twee uren. Er loopt dientengevolge een gerucht dat de zuil niet zou vallen, de directeur wordt reeds beschuldigd te heulen met de mannen van Versailles. Men dreigt hem met de guillotine. Ten 5 ure 20 minuten is de kabel evenwel op nieuw gespannen. Eensklaps zet de kolom zich tot ieders verbazing in beweging; zij wankelt en va't majestueus neer, op het bed, dat men voor .dit doel gespreid heeft. De zuil breekt in ettelijke stukken een stofwolk stijgt omhoog; de schok was schier niet te voelen. Het publiek juicht, de kreet van //Leve de Commune!» gaat op; do muziek speelt de Marseillaise. Ieder tracht een fragment meester te worden, zoodat zij die belast zijn de orde te handhaven, daarin slechts met moeite slagen. Drie redenaars der Commune houden op verschillende punten redevoeringen en schelden op het standbeeld des Keizers als ware het de Keizer zelf. Een nationale garde spuwt hem in het gelaat; een ander stoot met de kolf van zijn geweer den neus van het beeld te pletter, tot groote stichting van het opgewonden publiek, dat eerst laat uiteen ging.» Het omverhalen der zuil was voor 35,000 frs. aanbe steed, maar de aannejner ontving slechts 29,000 frs., daar een boete van 500 frs. was vastgesteld voor iederen dag tusschen den 4 Mei en den datum van den val der zuil. De architect Lepere heeft berekend, dat de thans omver- gebaalde zuil op de Place Vendöme 251,367 K.G. woog. De kosten voor de oprigting worden aldus berekend:. Aan de bh. Launay en Gonen, voor gietwerk, fr. 164,837 Pletloonen450 Aan den heer Raymond, voor ciseleerwerk u 267.219 huiChaudet, voor het beeld 13,000 Voor 33 kleine beeldjes voor de basreliëfs. 199,000 Aan den heer Gelee, voor het beeldhouw werk der ornamenten 39,115 Aan den heer Bergeret, voor kleine kunst werken van algemeenen aard u 11,400 Metselwerk, sloten, timmerwerk, enz. 601,979 Honorarium voor de bouwmeesters a 50,000 Effective waarde van het brons, 251,367 KG., a 4 franc1,005,468 Te zamen fr. 2,352,468 Wij hebben in ons vorig nummer medegedeeld het besluit tot slooping van het huis van Thiers en laten tot aanvulling hier volgen oen tweede besluit betreffende de bezittingen van het hoofd van het uitvoerend bewind der

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 2