Benoeming-en, enz. B U I T E X L l). gekeerd, geeft volgenderwijs aan zijn hart lucht: „Welk een toonbeeld van jammer had ik aanschouwd! De eens zoo kloek gebouwde, welgemaakte man, was een geraamte gelijk geworden; de schitterende, sprekende oogen waren mat en diep in hunne kassen teruggezonken; het uitgeteerd gelaat door een graauwen baard omgeven, en de spraak, eens Dawisons kostelijkste gave, het toovermiddel waarmede hij duizenden beheerscht had, was geheel verzwonden. Hij stamelt slechts wat en alleen nu en dan ontwringen zich enkele woorden aan zijn borst. Een gesprek n'iet hem aan te knoopen was derhalve onmogelijk, en wat ik vernam werd mij door zijne optgeving, uit drie personen bestaande, medegedeeld. Zoo vertelde men mij, dat hij toen hem de ziekte van Robert Heller, den criticus, met wien hij over de opvatting van Jago gepolimiseerd had, werd medegedeeld en ook later bij het vernemen van diens dood, herhaalde malen had uitgeroepen: «Dan speel ik nu Jago weder!» Na die opflikkering zonk hij onmiddelijk in zijn leuningstoel terug, en bleef uren lang, in zich zelf mompelend, zitten. „Zoo," zeide mij zijne vrouw, «brengt hij het grootste deel van den dag door.» Ach, voegde zij er bij, «hoe jammer, dat hij nu hij zijn doel bereikt heeft en een welgesteld man geworden is; nu hij op zijn lauweren had kunnen rusten en het leven genieten, dat hij nu door zulk een vreeselijke kwaal bezocht is geworden.» En inderdaad, hij lijdt ontzettend.. Zijn hersenen zijn dermate verzwakt, dat hij geheel stompzinnig is geworden. Zegt hij nog iets, dan is het deze of gene plaats uit een zijner beste rollen: zijn geheugen heeft uit zijn geheele leven niets anders bewaard. Toch droomt hij nog altijd van gastrollen. Zoo had hij nog onlangs gezegd«In October speel ik weer, helpt mij het toch onthouden.» Zijn schrift is niet nieer te herkennen. Hij, die eens een zoo fraaije hand schreef, kan nu nog slechts enkelo letters ten papiere brengen, die, veeleer liieroglyphen gelijken. Hij wil van geen kunstenaars meer hooren en ook geen enkele kunstbroeder meer bij zich zien. Wat heeft dezen grooten man zoo diep ellendig gemaakt? Ik geloof, dat hij zich zijn kwaal door zijne rustelooze overspanningen in Amerika berokkend heeft. Koortsig jagende naar roem en goud, verloor hij zijn grootste schat, zijn alles zijn geest. Maanden lang speelde hij er alle avonden achtereen. Dikwijls ging hij zoo van het tooneel op dezen of genen spoortrein en reisde nacht en dag door om den volgenden avond weder voor een nieuw publiek, dat hem met gespannen verwachting verbeidde, op te treden en van al zijne talenten, zonder door eenige rust versterkt te zijn, op nieuw de hoogste inspanning te vergen. Zulk werken zou zelfs een krachtiger man dan Dawison te gronde gerigt hebben. Mogen toch anderen als hij, niet meer begeerig naar roem dan naar geld, zich aan dit droevig beeld van verwoesting spiegelen, wanneer hen verleidelijke aanbiedingen worden gedaan.» (Amst. Crt.) Iets over m kerkklok. De uitvinding der kerklokkcnjwier toonen ons overal, van de wieg tot liet graf, vergezellen, is niet nieuw. Reeds in overoude tijden wordt er melding van gemaakt in het oude testament. Aaron had aan zijn hoogepriesterlijk gewaad kleine gondeu klokjes. In de eerste tijden van het Christendom werden de uitnoodigingen tot de bijeenkomsten bij monde van personen gedaan. Immers, men dorst 't toen niet wagen de gemeente zamen te roepen door klokgelui. Bij de Teutonen was 't gebruikelijk, op de eenigszins gebogen schilden te slaan, en dit had veel overeenkomst met het geluid der klok; maar later heeft het slaan op die schilden van zelf geleid tot het maken van de klok. Men nagelde eenige schilden aan elkander en daardoor werd het geluid krachtiger. Een dergelijke klok vond men bij Keulen. Wel is de toon dier klok niet zoo krachtig als die onzer tegenwoordige klokken, doch krachtiger dan die van andere toenmaals bekende middelen, om 't geluid voort te planten. In de 4de eeuw is bisschop Panlinius in Italië het eerst op het denkbeeld gekomen, de klok tot godsdienstige doeleinden te gebruiken. In den jare 605 vaardigde de toenmalige Paus een besluit uit, waarbij bepaald werd, dat de klokken alle uren moesten geluid worden. In Frankrijk werden de klokken omstreeks 550 bekend, in Engeland omstreeks 600, in Rusland omstieeks 900, in Duitschland in de 10de en 11de eeuw. De groote klokken zijn afkomstig uit de 14de en 15de eeuw. In den beginne hadden de klokken een zeer ecnvoudigen vorm, later werden ze met allerlei versierselen, bijbelspreuken en dergelijken, alsook met den naam van den gieter en het jaartal, voorzien. De klok in Munsterland te Schaff hausen voert ten opschrift„Ik roep de levenden, beklaag de dooden en weer den bliksem af.» De grootste van alle klokken vindt men te Moskou. Zij weegt 8,962 centenaars, heeft eene doorsnede van 211 voet en 21 voet hoogte. Ze werd in 1654 gegoten. In 1701 viel zij bij een brand omlaag werd daarna omgegoten en op hieuw opgehangen, tot ze in 1835 door haar eigen zwaarte nogmaals viel. De luit. ter zee 2de kl. H. Schotborgh, wordt met den 16 Junij e. k. geplaatst op het wachtschip te Willemsoord. Tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw is benoemd dr. P. M. Mess, geneesheer van het gemeente-badhuis te Scheveuingen. De heer C. Berghnijs is erkend en toegelaten als vice-consnl van "het Duitsche Rijk te Helder, en zulks op den voet van Nederlandsoh onderdaan. Met ingang van 1 Juljj e. k. is aan den heer D. Zeper, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend, als burgemeester der gemeente Leeuwarden. Departement van Marine in Oost-Indië. VerleendEen tweejarig verlof naar Nederland, wegens ziekje, aan den adminis trateur-boekhouder, tevens pakhuismeester bij de fabriek voor de marine en het stoomwezen te Soerabaija F. Th. Steinbuch. F r a n k r ij k. Parijs zoo schrijft een dagblad uit de stad zelve Parijs, die doodelijk nieuwsgierige stad, beschouwt zijn ellende, zijn ver woesting en zjjn schande met het oog van een nieuwsgierige. „Wandelen!» heette het dadelijk na de inname, wandelenwat willen we gaan zien, zegt de moeder tot haar dochter, de doode menschen of de verwoeste huizen? Beide petite mèrc, beide! Nu goed dan, zegt de moeder. Eerst gaan we naar de dooden zien, dan drinken we kotlij hier of daar of steken een broodje bij ons en wanneer we dan niet al te moe zijn, gaan we naar de branden kijken. De dochters klappen in de handen. Zoo behandelen de Parijzenaars elkanders wederzijdsche schande! Van lieverlede begint Parijs, op zijne talrijke bouwvallen na, zijn gewoon voorkomen te herkrijgen; het op een aantal punten door puin of door de overblijfselen van barricaden gestremd verkeer is thans hersteld; de in grooten getale gesloten winkels zijn weder geopend, en het verbod om de stad te verlaten is opgeheven, hoe wel op de vertrekkende personen bij voortduring een streng toczigt wordt uitgeoefend. De behandeling der gedingen van het zeer groot aautal gevangenen en gearresteerdeu zal den 6 Junij, te Parijs en te Versailles te gelijk, voor onderscheidene krijgsraden een aanvang nemen. Onder de allereerst voorkomende zaken zul len behooren die van het Commuue-lid Assy en die van Henri Rochefort; welke laatste, gelijk inen weet, aangeklaagd is van opruijing, door middel van le Mot d'Ordre, tot burgeroorlog en plundering. Figaro verhaalt als volkomen authentiek het volgende feit, dat slechts eenige dagen geleden te midden van de ontzettende gebeur tenissen te Parijs is voorgevallen Een barricade van de rue du Temple is juist door de troepen genomen. Onder de gevangenen, die men naar de rue Nótre Dame de Nazareth, vlak tegenover het café Dodar, voert, bevindt zich ook een jongen van naauwelijks vijftien jaar. Het gevecht is bijzonder levendig geweest, de soldaten zijn buitengewoon opgewonden de gevangenen hebben niet gecapituleerd maar zijn met de wapenen in de hand gevangen genomen, zij moeten dus sterven, dat is de wet van alle oorlogen, ook van den burgeroorlog. De beurt komt aan den jongen. Men plaatst hem tegen den muur, om zoo spoedig mogelijk het wreede vonnis te voltrekken. Hij vraagt den kapitein te spreken, die voorwaarts treedt en vraagt wat hij wil. De jongen haalt een horologie uit deu zak en zegt: „Ik zou dit gaarne eerst naar den conciërge hierover brengen, hij weet, waar hij het kan bezorgen." De kapitein, die zelts te midden der koortsachtige gejaagdheid, door het woedeude en bloedige gevecht veroorzaakt, in den muiteling slechts een kind ziet, begrijpt de naïve uitvlugt van den armen drommel. „Muak dan maar dat je wegkomt! Maar haast je wat!" snaauwde hij hem toe. Het executie-peleton heeft de bedoeling vau den kapitein begrepen, toen plotseling de jongen buiten adem komt aanloopen, zich met den rug tegen den muur voor de soldaten plaatst en uitroept: Daar ben ik! De kapitein ziet zijn mauschappen aan en deze den kapitein, en allen staan verstomd. Woedend loopt de kommandant naar den jongen toe, pakt hem bij de schouders, geeft hem een fermen schok en schreeuwt hem met een krachtige knoop in het oor Maar scheer je dan toch weg, onverbetelijke vlegel! Uit de papieren, welke bij de gesneuvelde of gevangen gemaakte insurgenteri zijn gevonden, blijkt o. a., dat de brandstichtingen te Parijs gedurende den gevoerden straat-oorlog op de meest stelsel matige wijze zijn gepleegd geworden. Even als in elke welgeordeude maatschappij eene georganiseerde brandweer bestaat, hadden de gedelegeerden der Commune Delescluze, Régese, Ranvier, Johanuard, enz., den „3 Prairial" een Parijsch brandstichterskorpi georganiseerd: burger Milière was door hen aan het hoofd vau 150 braudstichters futcentgesteld om de „verdachte huizen en de openbare gebouwen op den linkeroever der Seiue" in brand te stekenburgers Déreure en Billioray hadden ieder 100 fuseert» onder hunne bevelen, om, de een het 1ste en het 2de, de auder het 9de, het 10de en het 20ste arrondissement in de ascli te leggenburger Vésinier moest met 50 man op de boulevards, van la Madelaine tot ann het Bastille—Plein, gelijke functien verrigten. Verscheidene openbare gebouwen zijn slechts als door wonderen aan de over hen besloten vernietiging ontsnapt. De fusc'en van Déreure, die belast was met het in brand stekeu van de nationale bibliotheek, is op het oogen- blik, toen hij den brand in het kruid wilde steken, gekwetst geworden. In de apotheek, werwaarts men hem had overgebragt, legde hij zulk eene gejaagdheid aan den dag, dat het niet inoeijelijk viel om achter zijn geheim of consigne te komen; toen hem dit was ontvallen, werd hij onmiddelijk aan de troepen overgeleverd. Het behoud van de grootsche hoofdkerk Notre-Dame heeft men insgelijks aan het kwetsen van den booswicht te danken, die op zich genomen had de onder dit gebouw aangelegde geduchte mijnen te doen springen. Door berouw gedreven, heeft hij vóór zijneu dood zijn boos opzet beleden, waardoor men in staat gesteld is de mijnen onder water te zetten. De kerk van Ilelleville, waarin insgelijks aanzienlijke hoeveelheden kruid en petroleum waren opgehoopt, met het doel om haar aan de vlammen prijs te geven, heeft haar behoud te danken aan de beschonkenheid van den fuscen, die met hare verdelging belast was. Deze is, in plaats van zich van zijne jammerlijke zending te. kwijten, in een biechtstoel in slaap gevallenlater is hij door zijne vrienden de gefedereerden, wegens dit pligtverzuim, gefusilleerd. De huiszoekingen in de woning van burger Amouroux hebben dezer dagen tot de ontdekking geleid van een curieus document, het register, behelzende de processen-verbaal van de zittingen der Commune. Daaruit blijkt o. a., dat in de zitting van Zaturdag, 20 Mei, officieel besloten is tot het in brand steken der voornaamste gebouwen van Parijs. Die zitting is een der slormachtigstc geweest; burger Beslay, die zich tegen dat vandalisme trachtte te verzetten, werd op de gemeenste wijze uitgejouwd en bijna mishandeld, terwijl bijua de geheele vergadering Decescluze toejuichte, die in théatralen stijl ver klaarde, dat, wanneer men toch sterven moest, „men der vrijheid een haar waardige begrafenis moest bereiden". Zooals men weet werd burger Amouroux reeds verscheidene dagen geleden gefusilleerd. De heer Francisque Sarcey deelt in de Gaulois een gesprek mede, dat hij had met een beroemd geneesheer, „die Parijs vóór een paar weken verlaten had en op het punt stond er terug te keeren." Deze gnf als zijn meening te kennen, dat een der voornaamste oorzaken van de vreeselijke tooneelen, welke de totale onderdrukking van de Communalistische omwenteling vergezelden, was„eene aanstekelijke krankzinnigheid." „Het verstand van de Parijzenaars," zeide hij, „was langzamerhand beneveld door de ontberingen tijdens het beleg. De opstand van den 18 Maart gaf den reeds geschokten hersenen den laatsten slag, en teu laatste werd het grootste gedeelte der bevolking dolkrankzinnig. Deze epidemische waanzinnigheid is een der verwonderlijkste verschijnselen die physiologen kunnen waarnemenMen verbaasd zich als men vrouwen, jonge meisjes en kinderen petroleum en brandende lucifers riet werpen in parti culiere huizen. Dit fanatisme schrijft men hieraan toe, dat zij voor dit afschuwelijk werk met tieu francs per dag worden betaald. Kan iets onwaarschijnlijker zijn dan dat zij zich louter door gedachteloosheid zoudeu blootstellen aan het bijna zekere voor- uitzigt, om voor zulk een ellendige som te worden doodgeschoten door onze troepen? Zij handelden eenvoudig onder den aanstekelijken invloed van de manie tot brandstichtenZij handelden onder eeu zinsbegoocheling, die even onbetwistbaar bestaat als dat zij moeijelijk is te bewijzen of te verklaren. Dit is niet de eerste maal dat eene geheele bevolking, aangetast door waanzin, rondliep met toortsen, alles in brand stekende wat zij ontmoette. De geschiedenis der middeleeuwen vloeit over van zulke voorbeeldenOtfder dergelijke omstandigheden zijn vrouwen woester en onverschilliger dan mannen. Dit komt omdat haar zenuwgestel teerder is, dat hare hersenen zwakker zijn en hare gevoeligheid grooter is dan die van het sterke geslacht; en dientengevolge zijn zij gevaarlijker en berokkenen zij veel meer kwaadGeen harer wist eigentlijk waarvoor zij vochten, zij werden beheerscht door die manie die zich in zoo verschillende vormen voordoet waardoor zekere godsdienstsecten gedreven worden zich te pijnigen en daarbij een zonderling genoegen scheppen in de hevigste smartenDe mannen, die zich in een hartstogtelijke spanning in de bajonetten der soldaten wierpen, zag men tien minuten later knielen en om genade smeekeu. In dien laatsten toestand waren zij evenmin lafaards als zij onder den invloed van den hartstogt helden waren; 't waren eenvoudig krankzinnigen.. Let op de burgers, die geen deel nemen aan deu opstaudzij zijn onbewegelijk en verstompt, als menschen die door een beroerte ziju getroffen. Nogtans hebben zij bij menige gelegenheid bewijzen geleverd van buitengewone energie en moed; maar de atmosfeer van Parijs is op dit oogenblik bezwangerd met giftige miasmen, waardoor sommige menschen woedende krankzinnigen en andere hulpelooze idioten worden. Ik heb er gezien, die bedeeld wareu met de krachtigste verstandelijke vermogens en die toch door dien verderfelijkeu invloed van hun stuk werden gebragt; en 't was mij dikwijls alsof mijn verstand mij begaf.,. Een correspondent geeft de volgende beschrijving van een convooi gevangenen welke hij dezer dagen te Parijs te zien kreeg: Vier duizend gevangenen stonden op het midden van d# straat geschaard, duchtig bewaakt door Afrikaansche jagers, die de karabijn tot vuren gereed hielden. Woest, zwijgend, onbewegelijk en trotsch, omdat zij zoo vreeselijk gehaat worden, staren zij die menigte aan, welke zich onrustig op en neêr beweegt en de gevan genen beleedigt en uitjouwt. Men staat voor zulk een opeenhooping van ondeugden en ellende; van zulk een overstelping van de grievendste smart, van de verachtelijkste laagheid en de onbe- schaamdste verdorvenheid, zoo, dat het hart u als het ware wordt 'toegenepen en gij iets in de keel gevoelt, dat u tot stikkens toe benaauwd maakt. Alle oorzaken, alle gevoelens, die deu mensch doen lijden, zijn daar vertegenwoordigd. De schepsels zijn afzigteüjk. De gebogchelden, de kreupelen en door andere gebreken mis vormden hebben hun wanstaltigheid op de maatschappij willen wreken. Dat is voorwaar een volkje voor Courbet Er waren ouden van dagen onder die bende, die weenden en straatjongens, die daarmede den spot drevengekwetsten, die een aanmatigende houding aaunamen; „heereu", die men het liefst op een afstand moet houden, wanneer men rein wil blijven; bedienden in liverei; „internationale" garden in uniform; apostels van deu brand met lange haren en breede, slappe randen aan den hoed. Naast die in alle opzigten wanstaltige wezens, stonden de sme rigste wijven, de meesteu in uniform, waardoor hun figuur nog grilliger uitkwamafzigtelijke oude wijven, met de kabas aan den arm, door deu ouderdom gebogen, ontvleeschd en met roode oog leden, het gelaat overtrokken dooi; een laag vetterig zweet, en wanneer men zich wilde afwenden van zooveel ellendigs, rustte het oog weer op jeugdige vrouwen, vooral markententsters, bij wie blijk baar alle gevoel verstompt was, op schaamtelooze meisjes, die om de menigte te trotseren, de oogappels woest door het oog lieten rollen en met de vuisten dreigend de heupen schudden. Kortom, daar waren alle clienten van de Commune vereenigd. De heer Louis Veuillot, in l'Univers van den marteldood der geestelijken in la Roquette en van dien der Dominikaner monniken, welke bijna gelijktijdig heeft plaats gehad, gewagende, zegt: „Thans kunnen wij weder het hoofd onder de volken opbeuren. De branden zullen gebluscht wordende schurkerijen en de duivelachtige onzinnigheden, die bedreven zijn, zullen vergeten worden; maar ïle straalkrans der martelaren zal dezen afschuwelijken nacht verlichten en over ons blijven schijnen. Even als het kruis van den Verlosser (de Parijsche kerken, die nagenoeg zonder uitzondering behouden zijn gebleven), ofschoon door de bewerkers der ongeregtigheid in de eerste plaats aan het verderf gewijd, staande is gebleven te midden' van de vlammen, die de prachtigste gebouwen der stad vernielden, zoo zal ook de nagedachtenis der martelaren in wezen blijven. De aartsbisschop, de pastoors, de kloostergeestelijken al die onschuldige, maar verheerlijkte slagtoffers zij maken die kerk uit, welke maar al te lang reeds door een snood uitschot van publicisten door het slijk gesleept en aan de verguizing en den haat van een verdierlijkt gepeupel prijs gegeven is.... Wat ons betreft, wij brengen Gode lof toe en onze tranen vloeijen, zonder onze heilige blijdschap te verminderen. Van nu af zullen wij eene nieuwe geschiedenis zich zien ontrollen. Weldra zal ons de hemelsche zin, het goddelijke doel vau het helsche verraad te aanschouwen gegeven worden. Wat de mensch verwoest weten wij, maar spoedig zal het ons ook blijken wat God heeft geplant." Rochefort wordt, sedert zijn aanhouding, in de gevangenis van de rue de St. Pierre te Versailles bewaakt; hij bevindt zich daar in een zeer donkere cel, die alleen licht ontvangt van een reeds slecht verlicht portaal. Die cel is voor ter dood veroordeelden bestemd; eertijds was 't het laatste verblijf van Pi vost, een vader moorder, die in 1867 te Versailles werd ter dood gebragt. De gevangene is neêrslagtig, somber en stilhij schijnt beangsd, over het lot dat hem wacht. Onophoudelijk schrijft hij, zelfs som wijlen in de nachtelijke stilte. Behalve de regters van instructie en de gevangenbewaarders wordt niemand bij Rochefort toegelaten, behoudens de abt Follet, aal moezenier van de gevangenis, die hem dagelijks bezoekt. Rochefort ontvangt hem beleefd, maar koud en doet het steeds voorkomen alsof hij niets van hem verlangt. Dikwijls bepaalt zich hun gesprek tot het volgende „Hebt ge misschien iets noodig, mijnheer Rochefort?" „Neen, heer abt, ik dank u." Volgens eene opgave in le Gaulois bedroeg het aantal kanonnen, waarover de Commune te beschikken heeft gehad (in de stad, op de wallen en in de zuiderforten) niet minder dan 2500. Het aantal der in beslag genomen geweren beloopt 500,000, waaronder 60,000 chassepots en 200,000 van kulassen voorziene oude geweren. In le Mouiteur Universel wordt medegedeeld, dat de regering er kennis van had gekregen, dat de insurgenteu besloten hadden om de gansche hoofdstad in de lucht te doen springen of althans aan de vlammen prijs te geven, en dat zij tot dat einde aanzienlijke hoeveelheden kruid en andere ontplofbare en brand veroorzakende bestauddeelen in de riolen der stad opgehoopt hadden, die met elkander in verbinding waren gebragt door geleiddraden, welke allen in het Parijsche Observatorium zamenliepen. Alvorens de troepen in Parijs biuueurukten, was dit helsche ontwerp verijdeld. Men was namelijk door de kelders van een huis op deu Boulevard de 1'Eufer in het riolen-net doorgedrongen, waardoor men het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 2