1871. N°. 71.
Woensdag 14 Junij.
29 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
LOTING VOOR DE SCHUTTERIJ.
BINNENLAND.
HELDERSUHE
EN MEI WEDIEPER COURANT,
,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per iwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der AdrertentienVan 14 regels 10 «ent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Woensdag den XI Junij vertrekt van hier de
Oost-Indische mail vla Triest, per eersten trein.
Donderdag den 15 Junij vertrekt van hier de West-
Indische mail over Southampton, per lantsten trein.
Vrijdag den ÏO Junij vertrekt van hier de Oost-
Indische mail via Brindisi, per trein van 6.15 's av.
Het PLAATSELIJK BESTUUR der gemeente HELDER maakt
bekend, dat de LOTING voor de in deze gemeente gedurende dit
jaar voor de Schutterij ingeschrevenen is bepaald op VRIJDAG
den 23 JUNIJ 1871, des namiddags ten 6 ure.
Dat de loting zal geschieden in het lokaal achter het Bureau
voor Gemeentewerken, naast het Weeshuis.
Dat men bij de loting moet opgeven de redenen van vrijstelling
van dienst, die men heeft of vermeent te hebben en dat de alpha-
betische naamlijst der ingeschrevenen van heden af, tot den dag
der loting toe, op de gewone kantooruren op de Secretarie ter
inzage is nedergelegd.
Helder, Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur,
den 13 Junij 1871. STAKMAN BOSSE.
HELDER en NIEUWEDIEP, 13 Junij.
Zoekende naar mededeelingen betreffende zaken van
algemeen belang in de staatkundige geschiedenis van den
dag, treft ons de mededeeling uit België, dat de algemeene
dienstpligtigheid aldaar steeds meerdere voorstanders vindt,
vooral ook onder personen, die op den gang van zaken
grooten invloed kunnen uitoefenen. Het wordt meer en
meer erkend, dat bet gehalte van het leger aanmerkelijk
verbeteren zou, indien de wet bepaalde dat plaatsvervanging
niet meer mogelijk was. Ook in Nederland zal te eeniger
tijd dit vraagstuk wel aan de orde gesteld worden, want
door het afkoopen van de militaire dienst, wordt deze
verlaagd tot een gehaten last, uitsluitend te ondergaan door
hen, die weinig of niet met aardsche goederen zijn bedeeld.
Zooals bekend is, bestaat in Pruissen de plaatsvervanging niet.
In Engeland wordt met ernst gedacht aan de uitbreiding
en verbetering der landsverdediging zoowel te land als ter
Lotgevallen van twee Fransche Vlngtelingen.
Vrij naar Ijet Fransch, door W. de B.
I.
Het is van algemeene bekendheid, dat gedurende den vorigen herfst
en winter bijna dagelijks Fransche gevangenen, die in de Duitsche
vestingen gevangen gehouden werden, cr in slaagden te ontsnappen.
Zij, die het geluk hadden niet onmiddellijk weder gevat te worden,
en hun vaderland of den gastvrijen Hollandschen, Belgischen of
Zwitserschen bodem te bereiken, hadden bijna allen te kampen met
ontberingen en gevaren, waarvan men zich moeijelijk een denk
beeld zou kunnen vormen.
Niets is grievender, niets treuriger dan het verhaal der armoede
en gevaren, welke deze ongelukkigen voor het grootste gedeelte
moesten verduren bij het doortrekken van een vijandelijk land,
waar de policie eene meer dan gewone waakzaamheid aau den dag
legde, blootgesteld aan de strengste koude, dikwijls zonder geld,
zonder schoeisel en bedekt met het overschot eener uniform, die
hen aan alle voorbijgangers kenbaar maakte. De avonturen van
het meerendeel dezer menschen zijn belangrijk genoeg om in wijden
kring te worden medegedeeld. Een onzer landgenooteu, in Limburg
woonachtig, was in de gelegenheid velen dezer vlugtelingen te
spreken, en heeft daaromtrent belangrijke mededeelingen gedaan.
Onder deze zijn voorzeker de lotgevallen, door een sergeant en een
soldaat van de linietroepen ondervonden, niet het minst belang
wekkend.
Uit Cassel ontvlugt, kwamen zij in het laatst van Januarij te
Maastricht aan, alwaar verhaler van deze bijzonderheden hen
gedurende eenige dagen heeft gehuisvest.
De eerste heette Jubert, de tweede Rutant; beiden waren naau-
welijks 22 a 28 jaren. Wij zullen hunne ontvlugting niet be
schrijven, daar deze weinig verschilt van die hunner lotgenooten,
en alleen zeggen, dat zij 's avonds omstreeks 11 ure hun ontwerp
ten uitvoer brachten, zich twee uren later in hetopen veld bevonden,
de vrije lucht met volle teugen inademden, elkander om
helsden en van vreugde opgetogen waren. Helaas 1 in hunne
bedwelming dachten zij dat alles volbragt was. Zij waren, ja,
de muren van de vesting ontkomen, een uitgestrekte vlakte
hadden zij voor zich, en reeds meenden zij hun geliefd Frankrijk
aan den gezigteinder te kunnen onderscheiden; maar zij dachten
niet, de ongelukkigen, aan den langen weg dien zij moesten afleggen,
aan de moeijelijkheden en aan de ontbering, die hen onder allerlei
gedaanten te wachten stonden.
Laten wij echter den sergeant Jubert, een jongmensch met gunstig
voorkomen, geboren te Toul, zelf spreken.
Wij bevonden ons, aldus luidt zijn verhaal, hetwelk hij gedurende
zijn verblijf te Maastricht schreef, in het gezigt eener plaats,
Naumburg geheeten; dit wisten wij, doch overigens ontbrak ons
zee. De Fransch-Duitsche oorlog heeft de wetgevers des
lands de oogen doen openen voor de vele groote gebreken,
die er bij maiine en leger zijn op te merken. Dezer
dagen kwam in 't Lagerhuis de vraag ter sprake: welke
middelen zijn er aan te wenden om in geval van nood
spoedig een voldoend getal geschikte oorlogs-matrozen
bijeen te krijgen. Matrozen der koopvaardij-vloot werden
daarvoor minder geschikt geoordeeld, omdat die uit allerlei
nationaliteiten worden bijeengebragt, doch de visschers
achtte men bij voldoende oefeniDg daartoe niet ongeschikt.
In verband hiermede werd daarop door een der Engelsche
dagbladen het plan geopperd om in iedere visschersplaats
een kleiner of grooter oorlogsvaartuig te stationeren en
de visscherlieden, des noods tegen vergoeding, in den
slappen tijd te oefenen. Op die wijze zou een reserve-
zeemagt te scheppen zijn, die weinig kostbaar was.
De Nationale Vergadering in Frankrijk, ofschoon nu en
dan druk in de weer met voor en tegen dynastieke belangen
te pleiten, toont zich niettemin ijverig gezind om den wetge-
venden arbeid, haar opgedragen, met zorg te volbrengen. De
commissiën, uit haren boezem benoemd, werken met alle
vlijt aan ontwerpen, die in groote mate belangstelling
wekken en van groot gewigt' zijn te achten voor de
welvaart des lands. De verschillende communicatie-middelen,
de begrooting, de zamenstelling der departementale besturen
en meer andere aangelegenheden worden door die commissiën
behandeld en daardoor wordt zeker krachtig bijgedragen
om den druk der tijden te vervangen door den bloei van
Frankrijk en de welvaart der ingezetenen.
De heer Thiers hield jl. Donderdag de Vergadering aan
zijne lippen geboeid, toen hij in eene uitgebreide rede zijne
gedragslijn openbaarde ten aanzien der kwestie over de
toelating der Prinsen van Orleans. Hij ontveinsde zijne
genegenheid voor het Huis van Orleans niet, maar drong
er met grooten nadruk op aan, dat alle partijen eenstemmig
mogten zijn, in omstandigheden als de tegenwoordige. Hij
stelde het belang van het vaderland verre, zeer verre ver
heven boven de vraagrepubliek of monarchie Hij
betuigde zijne sympathie voor het leger, dat zich ter
beteugeling van den burgerkrijg zoo dapper heeft gekweten
en deed regt wedervaren aan hen, die, tijdens de optreding
van het tegenwoordig bewind, de vaan der gematigdheid
opstaken en den wensch naar vrede deden hooren. De
zelfs de minste plaatselijke bekendheid. Het was gedurende onze
gevangenschap onmogelijk geweest eene kaart meester te worden.
Onze bewakers waren op dit punt zeer streng. Inderdaad, de
kaarten herinneren ons het vaderland, kweeken plannen tot ont
vlugting aan en kunnen dienen oin deze te vergemakkelijken.
Al wat mij nog van de aardrijkskunde, die ik op de school
geleerd had, was bijgebleven, bestond hierin, dat Holland ten
westen ligt, en dat wij dus den Rijn moesten overtrekken.
De hemel was donker bewolkt, doch daar de grond met sneeuw
bedekt was, konden wij tamelijk goed zien.
Verbeeld u, dat wij met ons beiden 40 cents in Fransch geld
rijk waren, dat kousen ontbraken en er bij onze schoenen eene
groote afwijking tusschen de zolen en het bovenleer plaats had.
Een schakot, uniformvest en broek, deze laatste evenwel geheel
kleurloos, voltooiden onze kleeding. Niets dan een, vest, en dat
bij eene nijpende koude! Bovendien hadden wij sedert vier uren
namiddags niet» gegeten, en wat wij toen gebruikt hadden was
nog niet noemenswaard. Weina, van al het genoemde namen wij
niet eens notitie, gelukkig als wij waren met onze bevrijding; wat
zeg ik, het was meer dan geluk, wij waren als bedwelmd van
vreugde. Vol vertrouwen op de Voorzienigheid, wiens hulp wij
hadden ingeroepen met eene vurigheid en opregtheid, welke alle
brave zielen zullen hegrijpen, begaven wij ons op weg.
Den ganschen nacht liepen wij door, zonder eene menschclijke
woning te ontdekken.
Bij het aanbreken van den dag ontmoetten wij eene vrouw; zij
scheen over ons voorkomen niet hijzonder verwonderd. Dit was
eene kostbare ontmoeting, want zij gaf ons eenige inlichtingen, die
ons zeer te stade kwamen.
Ik mag niet vergeten hierbij te voegen, dat ik in mijne jeugd een
weinig Duitich geleerd heb. De boerin vertelde ons, dat het vlek,
hetwelk wij in de verte zagen, Fürstenberg heette en dat op ander
halve mijl afstand van daar het dorp Radern gelegen was. Wij
besloten het vlek te passeren en in het dorp halt te houden, in
het vooruitzigt, zonder gevaar voor onze vrijheid, daar gemakkelijk
een ontbijt te zullen vinden.
De honger deed zich krachtig gevoelen; wij begonaen beter
onzen toestand te overdenken en in te zien hoeveel hinderpalen er
zich nog aan ons zouden kunnen voordoen.
Het was omstreeks negen uur in den morgen, toen wij Radern
bereikten; het eerste huis, dat zich aan ons vertoonde, had een
tamelijk goed voorkomen. Voor een der ramen van het heneden-
huis zagen wij een bekoorlijk lief meisje, dat ons met nieuwsgierig
heid aanstaarde. Mijn medgezel, eenigzins romantisch van aard,
fluisterde mij toe: „Laat ons hier aankloppen, dat gelaat heeft iets
van een engel, wij zullen goed ontvangen worden, daar hen ik
zeker van." Ik volgde zijn raad.
Eenige oogenhlikken later werd de deur geopend en wij bevonden
ons tegenover de jeugdige Duitsche.
Ik nam mij voor geheel openhartig met haar te zijn.
rede van den grijzen staatsman werd herhaaldelijk afge
wisseld door luide bijvals-betuigingen.
Door de artillerie schutterij alhier zal, naar wij vernemen,
worden deelgenomen aan de parade, Zaturdag a. s. te
houden bij gelegenheid van den verjaardag van H. M. do
Koningin.
Zr. Ms. stoomfregat Admiraal van Wassenaer is den
29 April te Tafelbaai aangekomen.
Heden wordt de 51ste verjaardag van Z. K. H. Willem
Frederik Hendrik, broeder des Konings, alhier op de
gebruikelijke wijze gevierd.
Zaturdag namiddag stoomde door het Heldersch Kanaal
een Noordduitsch stoomvaartuig, dat bij het Westplein eene
ligplaats koos. 't Is een pleiziervaartuig, Perle genaamd,
welks eigenaar met dat net gebouwd vervoermiddel togtjes
schijnt te doen ter bezigtiging van verschillende plaatsen.
Een werkman, die in het fort Erfprins alhier werk
zaam was, is gisteren dood nedergevallen. Het lijk is naar
het gemeente-ziekenhuis gebragt.
Z. H. de Prins von Wied is in de residentie
aangekomen.
Beroepen te Amersfoort, ds. D. M. P. Graswinckel,
pred. te Zierikzee.
Aangenomen het beroep naar Zwolle, door den heer
van Loenen Martinet, pred. te Zaandam.
Bedankt voor het beroep naar Arnemuiden, door
den heer van Vledder, pred. te Waal en Koog op Texel.
Men schrijft ons van Texel, dd. 11 dezer:
Het is eene vrij algemeene gewoonte op dit eiland, om
bij iedere feestelijkheid, zoo mogelijk, een rijtoertje te
maken; vooral de jongelieden scheppen in dat (/rondrijden'
veel behagen. Dat de aanwezigheid van zwarte schapen
op 't veld er zeer veel toe bijdraagt om't genot der jongelui
te vermeerderen, is niet onbekend. Bij die rijtoertjes gaat
het echter niet altijd zóó voorzigtig toe, dat men zich
bevrijd ziet voor ongelukken. In de afgeloopen week nog
ging een bruidspaar met speelnooten //rondrijden." Een der
wagens stortte omver, en gelukkig kwamen verreweg de
„Mejufvrouw!" zeide ik, „wij zijn twee ongelukkige Fransche
gevangenen en uit Cassel ontsnapt; in 's Hemels naam heb mede
lijden met onswij zijn verkleumd van koude en sterven haast van
honger." Hoe groot was mijne verrassing, toen ik eene zachte zui
vere stem ons zonder weifelen in onze eigene taal hoorde zeggen
„Ik ban alleen te huis, gij kunt niet binnenkomen, maar gaat
in dat gebouwtje, er is een goed vuur aan en ik zal u eten
brengen." Het gebouw, dat ons werd aangeduid, grensde aan de
de woning; een en ander deed ons begrijpen, dat het tot wasch-
huis gebezigd werd. Een goed vuur knetterde; wij namen plaats
op een bank en weldra verscheen het lieve kind. Haar gelaat
toekende vertrouwen en opgeruimdheid; zij hragt een blad, met
twee koppen warme koffij en een stapel boterhammen.
„Ziedaar," zeide zij, „eet en drinkt, arme jongens!» en zoo
voegde zij er bij, terwijl wij, die geen woorden genoeg konden vin
den om haar te bedanken, gretig gebruik maakten van hetgeen zij
ons gebragt had; waart ge gevangen te Cassel en zijt ontsnapt!
Maar waar gaat het nu heen?
„Mejufvrouw 1 wij zullen eerst beproeven Holland te bereiken
en van daar Frankrijk."
„Frankrijkherhaalde zij, „ik heb daar een broeder in het
noordelijk gedeelte. Hij is soldaat, even als gij. Eergisteren schreef
hij ons. Hij is welvarende; doch welk een ongelukkigen tijd bele-
veu wij thans! Ik heb het kostschool te Rath bij Dusseldorf
verlaten, om mijne moeder en zuster te komen troosten, want
vader is overleden."
Deze woorden werden met betooverende eenvoud uitgesproken.
Eensklaps ging zij heea, zeggende: Ha! ik herinner mij, wij
hebben nog een weinig vleesch van ons middagmaal gisteren over
gehouden, dat zal u nieuwe krachten geven." Spoedig kwam zij
terug met het overschot eener schapenbout.
„Mejufvrouw!" hernam ik, „het oogenblik is niet geschikt om
pligtplegingen te maken; ik wil u alleen zeggen, dat uwe goed
heden ons tot in het diepst der ziel treffen en dat wij ze nooit
zullen vergeten. Uw gedrag is des te schooner, daar wij Franschen
zijn en gij eene Duitsche zijt."
Zij scheen over deze woorden verwonderd. „Maar," hernam zij,
„ik heb daaraan niet eens gedacht; ik moet niet anders zien dan
uwen nood. Het ongeluk is overal heilig, Rebben de liefdezusters,
van welke ik onderrigt ontving, mij dikwijls gezegd.
„O!" riep ik, „op welk een bewonderenswaardige wijze regt-
vaardigt gij de regelen van een onzer dichters: Hoe verheven it
de roeping eener vrouw; wanneer het ongeluk den man vervolgt, tl
zij de troostende engeldie tuuchenbeiden treedt."
Deze aanhaling scheen indruk op de jonge Duitsche te maken
zij beschouwde ons aandachtiger. Een kijkje door het venster
nemende, riep zij: „Zie, daar is onze dienstmaagd! Gij ver
geeft mij zeker de voorloopige ontvangst aan deze plaats. Ik kon
niet anders handelen. Komt nu in huis, daar zult gij u meer op
uw gemak gevoelen; ik wil niet, dat men zegge, dat ik aan de