1871. N°. 73. Zondag 18 Junij. 29 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. HELDERSCHË EN NIEUWEDIEPER COURANT, ,,W ij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- «n Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: HOLEN PLEIN, Ji°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 1K regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Woensdag den 38 Junij vertrekt van liier de Oost-Indische innil via Triest, per eersten trein. Vrijdag den 30 Junij vertrekt van hier de Oost- Iadisehe mail via Brindisi, per trein van 6.35 's av. Vrijdag den 36 Junij vertrekt van hier de West- Indische mail over Southampton, per laatstcn trein. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN op Dingsdag den 20 Junij 1871, des avonds ten ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 13 Junij 1871. STAKMAN BOSSE. PUNTEN TER BEHANDELING: 1. Herziening Tan strafverordeningen. 2. Financiële regeling 1870. 3. Mededeeling van ingekomen stukken. HELDER en NIEUWEDIEP, 17 Junij. De datum, aan 't hoofd van dit nommer der courant geplaatst, is wel waardig, dat wij in 't kort op zijne belang rijkheid wijzen. De 18de Junij is eene der dagen bij de Katholieke Christenen gewijd aan de viering van't zilveren feest der troonsbestijging van Pius IX; tegelijk viert op dien dag Keizer Wilhelm met zijne legerscharen het overwinningsfeest van den pas geëindigden krijg; mede op dienzelfden dag betuigt de Nationale Vergadering van Versailles, door hare tegenwoordigheid bij de revue op 't veld van Mars, hare erkentelijkheid aan 't Fransche leger voor zijn moed en volharding, betoond bij de beteugeling van den burgeroorlog; en eindelijk gedenkt men in ons vaderland de overwinning, nu 56 jaren geleden, op liet leger van den eersten Napoleon in de velden van Waterloo behaald. Welk een aanleiding tot belangwekkende her inneringen 18151871.... welke groote veranderingen, welke groote gebeurtenissen zijn tusschen die twee jaren voor gevallen! Welke gewigtige feiten voor vorsten en volken Lotgevallen van twee Fransche Vlugtelingen. Vrij naar het Fransch, door W. de B. III. Naauwelijki hadden wij een mijl afgelegd, of plotseling ont moetten wij twee orgeldraaijers, <lie een zijpad waren afgekomen. Zij schenen van gelijken ouderdom, maar hunne gestalten en gelaatstrekken vormden een groot contrast. De een dik en klein, was zeer leelijkj de andere daarentegen was lang, mager en had een innemend voorkomen. De laatste sprak mij in gebroken Fransch aldus aan: „Ik zie, wie gij zijt, maar hebt voor ons geen vrees. Meermalen reisden wij in Frankrijk en hebben niets tegen uw landen daarenboven ben ik Hannoveraan." Men begrijpt, welk een gunstige uitwerking deze woorden op ons maakten. Wij bragten hen op de hoogte van onzen toestand. Zij van hun kant klaagden, dat hun lot evenmin benijdenswaardig was als het onze. Overal waar zij doortrokken, werd hun verboden te spelen, onder voorwendsel, dat het land in rouw Verkeerde en dat overal huisgezinnen over liet verlies Tan een of meer bloed verwanten treurden, zoodat zij bijna niets verdienden. Onze voornaamste zorg was steeds, zoo als ik reeds gezegd heb, om andere kleederen magtig te worden. Ik gaf dit aan den langste der beide straatmuziekanten te kennen. Hij wees op de stukken wollen stof, 't overschot van den mantel van Bertha, welke onze schouders bedekte en antwoordde: „6e hebt daar iets waarmede ge de meest in het oogloopende plaatsen uwer uniform kunt ver bergen, wilt gij mij laten begaan?" „Met genoegen," hernam ik. Daarop haalde hij een schaar uit zijn zak, knipte ons schouderbedeksel aan reepeu en bedekte er met behulp van spelden, welke hij bij zich had, zeer handig onze broeken en chakots mede. Onze vesten bleven nog overig. Hij nam er de knoopen en belegsels af en de vermomming was voltooid. Wy bedankten den eerlijken orgeldraaijer en feliciteerden ons met zijn gelukkigen inval. De naeht begon haar valen sluijer over de omliggende landstreek uit te spreiden. „Weet gij, die hier oreral bekend zijt," vroeg ik hem, „ons ook een herberg aan te wijzen, waar het niet duur is en waar wij zonder gevaar overnachten kunnen?" Zij raadpleegden elkander op fluisterenden toon. Eindelijk her vatte de langste, want de ander bewaarde nog altijd het stilzwijgen: „Mijn kameraad vertelt mij daar, dat hij een kennis heeft te Meinertshagen, waar gij op zijne aanbeveling goed zult ontvangen worden. Hebt gij bijgeval papier en potlood bij u, dan zal hij u een paar regels voor den kastelein medegeven?" Ik antwoordde ontkennend. Er werd goedgevonden in een aan den weg gelegen herberg te gaan en daar schrijfgereedschap te vragen. Wij begaven ons er heen, de gedienstige muziekant kladde een vel papier vol, vouwde en cacheteerde het zonder zijn kameraad te laten lezen en stelde het mij ter hand. „Neem dit," zeide ik tot den Ilannoveraan, hem een stuk geld aanbiedende. Hij wees het af met de woordenAls twee armen elkander helpen, ziet God wel gevallig op hen neêr; bewaar dit, ge zult er meer behoefte aan liggen tusschen de verbanning van Napoleon I naar St. Helena en 't verblijf van Napoleon III op Chislehurst Het is der Nationale Vergadering van Versailles blijkbaar ernst met het voorgenomen onderzoek omtrent deverrigtingen van het bewind der nationale verdediging. Het voorstel tot benoeming eener commissie daartoe is urgent verklaard. Bij de behandeling van "éen ander voorstel, strekkende namelijk om te bepalen, dat de leden van bedoeld bewind rekening en verantwoording zullen hebben af te leggen, heeft Trocliu onderscheidene mededeelingen gedaan, die voor de beoordeeling der plaats gehad hebbende gebeurte nissen allerbelangrijkst zijn te achten. Wijzende op de ontzettende verliezen in Augustus van't vorige jaar geleden, wijst de generaal op den toestand van de armee, waaruit die verliezen gemakkelijk zijn te verklaren. Hij verzekerde, dat het Fransche leger bij het uitbreken van den krijg zoodanig gedemoraliseerd was, dat bet zich niet in staat bevond om den vijand met goed gevolg aan te tasten. Verder wijst Trochn er op, dat hij de eenige generaal- is geweest, die Keizer Napoleon heeft gewezen op het gevaar eener belegering van Parijs, zonder dat er een leger was, waarop de hoofdstad kon steunen. Zijn aandrang, om 't leger van Bazaine terug te roepen, vond geen weerklank, 't Noodlottig besluit om al de beschikbare troepen naar Verdun en Metz te zenden en 't wantrouwen, dat men bij de regering te Parijs jegens de raadgevingen van Trochu koesterde, een en ander gaf aanleiding tot de droevige feiten, die er later hebben plaats gegrepen. Hij verzekert, dat hij als voorzitter van 't bewind der nationale defensie op eene deswege door een zijner collega's gedane vraag in de maand September als zijne stellige overtuiging heeft uitgesproken, dat Parijs tengevolge van het ontbreken van een hulpleger zeker zou moeten vallen. Behalve generaal Trochu heeft ook generaal Cbanzy over de plaats gehad hebbende gebeurtenissen gesproken. Hij heeft de redenen opgesomd, waarom hij de handelingen der regering te Tours en te Versailles verdedigen kon. De Nationale Vergadering heeft daarna het voorstel tot het benoemen eener commissie van enquête aangenomen. hebben dan wij." Wij scheidden. Ik had veel achting en genegenheid voor beide mannen opgevat en «prak over hen in warme bewoordingenRutant viel mij in de rede. „Neen," zeide hij, „de grootste beviel mij dadelijk, die bezit waarlijk een medelijdend hart, maar de andere?" „Hoe, de andere? Wat geeft u aanleiding om zulk een onder scheid te maken?" „Zijn uiterlijk stond mij tegen; hij durfde ons niet in de oogen zien, en terwijl de langste onze kleederen in orde bragt, wendde hij het hoofd af en scheen het mij toe als kon hij er geen genoe gen meê nemen." Ik kon mij niet weerhouden met zijn wantrouwen te spotten. Laat in den avond kwamen wij zonder moeite te Meinertshagen aan. Dank zij de ontvangen teregtwijzingen, vonden wij de tapperij; het uithangbord, voorstellende een «ter met den naam J. Schotten er onder, liet geen twijfel over. Eene vrouw, naar mijne gissing veertig jaar oud, benevens een meisje en een jongen van 15 a 16 jaar, waarschijnlijk hare kinderen, keken ons bij het binnentreden vol verwondering aan. Wij vroegen den kastelein te spieken. Men antwoordde, dat hij was uitgegaan, maar elk oogenblik terug werd verwacht. Ik overhandigde het briefje aan de vrouw. Zij gaf het aan den jongen; deze opende, las het en liet liet ook zijne zuster lezen. Beider, schenen ontsteld, staarden ons met een onverklaar bare uitdrukking aan, wenkten hunne moeder en begaven zich iu een nabijzijnd kamertje. De vrouw kwam terug en zeide met bewogen stem: „Uwe positie is mij bekend; gij zijt Franschen en hebt vertrouwen ge steld in een slecht mensch. Wij kennen Jacob Krumbach, liij i« tot alles in staat. Hij zendt u hier, opdat men u aan het geregt overlevere, want ik zal u zeggen, dat vier broeders van mijn man in dezen ongelukkigen oorlog soldaat en twee er van gesneuveld zijn. Dit kan hij de Franschen niet vergeven. Uitleveren zal hij u niet, daarvoor is hij te opregt, maar ik ben zeker, dat hij u met harde woorden zal wegzenden." „O neenhernam ik, „gij en uwe kinderen, die, zoo als ik gelegenheid had op te merken, uwer waardig zijn, zullen door uw invloed hem wel een weinig medelijden jegens ons inboezemen en zijn haat voor een oogenblik doen vergeten." „Ach, mijn God riep het goede sehepscl, terwijl zij naar het raam wees, „daar komt hij reeds met den schepen en twee andere vrienden terug. Vlngt, de tuindeur is open!" Op het woord „vlugten," rigtten wij ons onwillekeurig omhoog. De goede vrouw bespeurde den indruk, die zij op ons had teweeg gebragt. „Jufvrouw!" hervatte ik, „wij zijn soldaten, wij zijn Franschendrie maanden lang zagen wij den dood voortdureud onder de oogen en zjjn nooit gevlugt. Wat er dus moge gebeuren, wij blijven." De Duitsche vrouw vouwde hare handen te zamen en sloeg de oogen ten hemel. Hare aandoening, ik zon bijna zeggen bare wanhoop, toonde ons duidelijk, dat zij een Verschrikkelijk tooneel verwachtte, wanneer haar man met zijne vrienden binnentrad. Ik verzuimde nog u te wijzen op liet koddige voorkomen, het welk de veranderingen van den Hannovcraanschen orgeldraaijer ons gegeven had. Gelukkig deed de scherpe koude het minder sterk uitkomen, ja verklaarde zelfs eenigzins die toevoeging van lappen Met het oog op de waarschijnlijkheid, dat de Nationale Vergadering, in plaats van over te gaf.n tot de keuze eener definitieve regering, zal besluiten tot de bestendiging van 't gezag van den heer Thiers voor nog twee jaren, openbaart zich de vrees, dat gedurende die tusschenregering aan kuiperijen der verschillende staatkundige zal worden bot gevierd. Wel acht men de afstammeling der Bourbons te waardig, en de Orleansen te opregt om zelve aan die pogingen tot eigene verheffing mede te werken, maar de aanhangers dier familiën zullen voorzeker niet zoo kalm zijn. 't Ware voor den bloei des lands zeer te wenschen, dat kiezers en gekozenen voor de Wetgevende Vergadering minder op den regeringsvorm, maar meer op het zoozeer noodige herstel der geschokte welvaart wilden letten. De republikeinsche linkerzijde der Nationale Vergadering, 81 leden sterk, heeft zich verklaard ten gunste van de bestendiging der republiek, tegenover het drijven en streven der monarchistische partijen. Het manifest, door die partij uitgevaardigd, bevat evenwel volstrekt geen blaam ten aanzien van de Commune. De Duitsche Keizer heeft eergisteren da zitting van den Rijksdag gesloten, dank betuigende voor de ruime bijdragen aan de gewonde en aan de betrekkingen der gesneuvelde soldaten verleend. Zijne rede eindigde de Keizer met deze bede: „Moge, gelijk ik van God hoop en gelijk ik met het oog op de nieuw gevestigde betrekkingen van het Duitsche Rijk met alle buitenlandsche mogendheden, over tuigd mag wezen, de vrede, waarin wij ons thans verheugen, van duurzamen aard zijn!" De 53ste verjaardag van H. M. de Koningin wordt heden in deze gemeente op de gebruikelijke wijze gevierd. Van de openbare en van eenige bijzondere gebouwen wappert de vaderlandsche driekleur, terwijl de oorlog schepen in de haven liggende gepavoiseerd zijn. Aan boord der oorlogsvaartuigen is in den voormiddag parade gehouden. Als koninklijk salut is het geschat gelost. De parade van het garnizoen, in voreeniging met de schutterij, heeft ten 12 ure op het terrein nabij het Pro vinciaal Observatorium plaats gehad. om ons ligchaam. Kortom, zoo men al eene soort van vermom ming kón gewaar worden, was het toch moeijelijk op het eerste gezigt onze uniform te herkennen. De vier onverwachte gasten waren inmiddels binnengetreden. Meester Schotten, een man met breed gelaat en gespierde schou ders, nam, ons ziende, beleefd zijne muts af en werd door de anderen hierin gevolgd. Besloten regt op het doel af te gaan, verzocht ik hem, mij in de naburige kamer te volgen. Zijne vrouw bevond er zich te gelijker tijd en mij voorkomende, vertelde zij, wie wij waren. Hij week een paar schreden achteruit; zijn gelaat teekende ver wondering, vervolgens woede. „Hoeriep hij, „Franschen bij mij in huis, vlugtelingen maar dat is niet mogelijk „Het is toch zoo," mijnheer!» hernam ik, „wij hebben honger, zijn verstijfd van koude en afgemat van vermoeijenis. Men heeft ons uwe herberg aangewezen en verzekerd, dat gij een opregt man zijt, waarop wij vol vertrouwen u tegen betaling een avondmaal en nachtverblijf komen verzoeken," Terwijl ik sprak beet Schotten zich op de lippen, stampvoette en balde de vuisten. „Dat is te erg," «chreeuwde hij, met een donderende stem; „houdt gij mij voor een gek of voor een ver rader van vaderland en koning? Mijn pligt gebiedt mij u te doen arresteren, en dit zal gebeuren." Zijne vrouw hield hem bij den arm ter.ug en zeide op smeekenden toon„Dat zult gij toch niet doen, Schottendeze mensohen zijn hier in vertrouwen gekomen, zij zijn onder ons dak. God zou ons straffen, cn deze eerlijke lieden zouden ons verachten als wij hen uitleverden." „Dat is nog niet zeker, maargoed, het zij zoo," antwoordde hij, half ontwapend door deze woorden. „Dat zij zich dan elders laten ophangen, maar geen oogenblik langer worde mijn huis door hunne tegenwoordigheid onteerd, of ik sta niet voor mijzclven in. De deur dus uit, moordenaars mijner broeders, de deur uit!" brulde hij ten toppunt van woede. Juist terwijl hij deze woorden uitte, hoorde ik een groot rumoer in de zaal en ijlde er heen. Rutant worstelde tegen den schepen, die hem bij de keel vast hield; de twee anderen poogden zijne bewegingen te verlammen, terwijl het meisje en haar broeder beproefden hem te bevrijden. „Drommels, sergeant!» riep hij, mij ziende, „die bulhonden hebben er dadelijk lucht van gekregen, wie wij waren, en mij zonder een woord te spreken beetgepakt." Ik zag een groot mes in het venster liggen; snel als de bliksem maakte ik mij er meester van en vloog hem te hulp. „Laaghartigen!" duwde ik den aanranders toe, het vreaselijk wapen boven hunne hoofden zwaaijende, „drie tegen één. Houd op, of ge zult het met uw bloed betalen!' Niettegenstaande deze bedreiging, kwam een van hen op mij af; jufvrouw Schotten liield hem evenwel tegen. Het meisje smeekte haren vader tusschcnbeiden te komen. Wat ging er in het hart van den kastelein om. Gaf hij toe aan eene edelmoedige beweeg reden, of was hij bevreesd dat zjjn huis het tooneel van een bloedig treurspel zou worden? Wjj weten het niethet voornaamste i», dat hij aan de bede van het meisje gehoor gaf en ten onzen gunste dezelfde gronden bij zijne vrienden aanvoerde, die zijne

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1