Vrijdag 23 Junij. 1871. N°. 75. 29 Jaargang. Napraten, Uitgever A. A. BAKKER Cz. EN HELDERSCHE IEIIWEDIEPER COURANT, ,W ij huldigen hat goede. Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatujrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. }J franco per post - 1.65. Bureau: M O L E JV 1» E E I N, K°. 163. Prijs der A dvs rte 111i ën Van 1l regels 00 csat, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden .aar plaatsruimte btraksad Bij liet nommer dezer Courant behoort een Bijvoegsel, bevattendea. Verslag der Zitting van den Gemeenteraad op Dingsdag 20 Junij 11.b. Uittreksel uit het Gemeente- Verslag over 1870, en c. Vervolg Buitenland. Na afloop der verkiezingen en prachtig zijn zij afge- loopen in Nederland, en niet het minst in dit district mogen wij wel een oogenblik stil blijven staan en de lessen, die de stembus heeft gegeven, overwegen. Soms zoude men een oogenblik met de Fransche demo craten aan een soort van volksonfeilbaarheid gaan geloov en. Niet echter dan met zeer wezenlijke beperkingen. In zoover althans, dat er in de groote meerderheid der kiezers een krachtige, half instinctmatige voorliefde sluimert voor zuivere, scherpbegrensde toestanden en meeningen. Zij, die niet transigeren met hunne beginselen, hebben in gewone tijden de zege te verwachten. Katholieken in het zuiden, wij liberalen in het noorden, zietdaar de partijen, die zich mogen gelukwenschen met den uitslag der ver kiezingen van 1871. Hoe treurig is daarentegen het lot der anti-revolutionairen en der conservativen geweest Overal geslagen (behalve in Arnhem), waar een beslist tegenstander hun tegenover stond! En vraagt men waarom? Zelfs de meest onnoozele in de politiek zal u antwoorden omdat die beiden door hunne conceskiën naar regts en links, liun loslaten van beginselen, hunne warme vrienden hebben verloren, zonder voor de tegenstanders iets anders te zijn geworden dan niet te vertrouwen, tijdelijke bond- genooten. Maar, zoowel de Katholieken, die ronduit heb ben durven zeggen„eerst de kerk, en dan nog eens de kerk, dan de priester en eindelijk de Staat," die openlijk de leer hebben verkondigd: wij zijn in de eerste plaats kinderen der kerk, en eerst dan burgers van Nederland als de liberalen, die ruiterlijk hun ideaal van vrijheid en ontwikkeling hebben gepredikt, konden alleen ware, warme vrienden vinden. Voorzeker hunne houding verschafte lmn ook hevige vijandschap. Maar wat nood? De kiezers wisten wat zij deden, toen zij een Katholiek of een liberaal stemden. Daarentegen hoevele conservativen en anti revolutionairen hebben gestemd, omdat de drij vers zoo Eotgevallen van twee Fransche Vlugtelingen. Vrij naar het Fransch, door W. de B. V. (Slot.) Wij meenden eerst genoodzaakt te zullen zijn, de rivier over te zwemmen, en klaagden reeds over die treurige noodzakelijkheid, toen wij steeds deu oever langs gaande, op eens een brug ontdekten. Siegenburg, een gering stadje, doemde voor ons op. Wij be raadslaagden hoe te handelen ik was er sterk voor het te vermijden. „Bah!" zeide Ilutant, „laten wij er regt op af gaan. De duivel zou in het spel moeten zijn, om op dit uur een slechte ontmoeting te hebben, want middernacht is reeds lang voorbij." Weldra bevinden wij ons in de hoofdstraat van Siegenburg; alles is duister en stil. Aan het einde der straat gekomen, zien wij licht schemeren in de benedenkamer van een ouderwetsch huisje. Wij zien door het venster twee vrouwen bezig met naaijen; de een schijnt zestig, de andere omstreeks dertig jaren oud. Het ziet er van binnen armoedig maar zindelijk uit. Men behoefde geen ge oefend oog te bezitten om op te merken, dat er geen mannelijk persoon in huis was, dat deze vrouwen alleen leefden. „Ziehier weder twee goede zielen," zeide Ilutant; „ziet gij dat groote Christusbeeld daar wel op den schoorsteen?" „Ja," hernam ik, „het zijn zeker godvruchtige vrouwen." „Sergeant! ik heb een voorgevoel dat men ons, als wij hier aankloppen, zal opendoen en goed ontvangen." „Waartoe kan ons dat dienen? Vooronderstel dat zy ons ont vangen, wat niet waarschijnlijk is, wat kunnen zij voor ons doen? Het avontuur biedt geen voordeel aan, maar kan ons veel nadeel berokkenen." „Laten wij eens het ergste nemen, sergeant! Doen zij niet open, welnu, dan gaan wij elders; zijn zij bevreesd of maken zij gerucht, het huis is afgelegen, er verloopt eenigen tijd voor dat men bij de hand is en wij zijn gevlogen. Maar nu van den anderen kant beschouwd, lacht ons misschien eene aangename rust in een warme kamer toe. De reis heeft onzen eetlust opgewekt, waarschijnlijk weten zij ook daarvoor raad. God weet of wij later wel iets vinden zullen. Ten laatsten bekomen wij misschien eenige kostbare aan wijzingen en wie weet, welligt ook de reddende kleederen, die ons tot nog toe telkens ontsnappen." „Dat is allemaal mooi en goed, maar die vrouwen zullen ons niet opendoen en wij hun welligt uoodeloos schrik aanjagen." „In allen gevalle kunnen wij het proberen. Hoe denkt gij er over, sergeant?" Tot antwoord tikte ik, niet op de deur, maar op een der vensterruiten. De jongste der twee stond op en ging naar het raam. Ik besloot weder rondborstig voor de waarheid uit te komen. „Wie klopt daar?" vroeg zij op vrecsachtigen toon. Ik vertelde haar wie wij waren, en wilde juist ons verzoek te kennen geven, toen zij driftig het raam verliet en levendig uitliep „Moeder! FranschenFranechen! hier op de straat." Ik hoorde de oude vrouw antwoorden: „Zijt gij dwaas?" Ver- bevolen, maar zonder eigene overtuiging. En die over tuiging moest ontbreken. Aan de conservativen, omdat zij, onder de leiding van een slecht befaamd dagblad, hun heil zochten in modderen en schipperen met Katholieken en anti-revolutionairen, met iedereen die mede wilde doen, in het belasteren der tegenpartij, men herinnere zich de Commune-artikels, de anti-revolutionairen, om dat zij verdwaasd en onzinnig genoeg zijn geweest om den raad te verwerpen van hun eminent hoofd, de eenige raad, die bun redden kon. Wij zijn geen partijgenooten van den heer Groen, verre van daar; wij achten zijn werken voor de Dordtsche Synode-school alleen daarom geen ramp voor Nederland, omdat wij niet gelooven aan zijn wélslagen. Maar als tegenstanders eerbiedigen wij in liem den gelijke van Thorbecke en buitendien den volmaakt eerlijken mensch, den zeer bekwamen staatsman. Die geen zuigeling is in de politiek kan zien, behoort te zien, dat deze meest eerbiedwaardige onzer tegenstanders zijne partijgeno'oten niet alleen goeden, maar den eenigen goeden raad heeft gegeven, die denkbaar is, toen hij eischte: een eigen standpunt voor de partij met eigene candidaten. In de eerste plaats, als eenig middel om werkelijk de kracht der partij in bet land te bewijzen met cijfers, dan als protest tegen die rigtingen, waarmede thans de anti-revolutionaire stemmen doelloos zijn versmolten, eindelijk, omdat op de groote massa der kiezers alleen kan worden gewerkt met eenvoudige zuivere leuzen, niet met eene door partijbelang geïnspireerde, geheel locale combi natie van grieven, wenschen en heterogene vorderingen. Zijn bijv. liberalen en conservativen in dit district niet geregtigd tc zeggen, dat van hier tot beneden Alkmaar slechts een lötal voorstanders der anti-revolutionaire staats leer gevonden worden? En mogen wij daaruit niet de conclusie trekken, dat, waar op ren cijfer van bijna zes en tachtig duizend inwoners slechts p. m. vijftien kiezers gevonden worden om voor eene wijziging in ons school stelsel te stemmen, het dwaasheid zoude zijn iets toe te geven aan zulk een alleronbeduidendste minderheid? Er zijn er meer, zal men zeggen, maar zij stemden graaf Schimmelpenninck. Dan antwoorden wij: er zijn er niet meer. Het was geen geheim, dat noch mr. de Bruyn volgens stond zij op en ging naar het venster. Alles wat wij doorgestaan hadden, was vergeten, toen wij ons in onze taal zonder den minsten Duitschen tongval hoorden toespreken. Nu had er een kort gesprek plaats, wat ik niet herhalen zal, ma.-ir tengevolge waarvan ons onmiddellijk toegang werd verleend. Het zal voldoende zijn ter opheldering te zeggen, dat het toeval ons in kennis bragt met eene Parijsche dame, de dochter van een ouden ambtenaar van het eerste keizerrijk, die, in de Rijnprovincie gehuwd zijnde, daar was blijven wonen. De beste plaatsen bij het vuur werden ons ten beste gegeven en koffij en brood liefderijk toegediend. Terwijl wij ons verwarmden en het aangebodene gretig verslon den, verhaalde de weduwe IVangen ons hare levensgeschiedenis, hoe zij en hare dochter er toe gebragt waren de nederige betrek king van naaister te moeten aanvaarden, en bijna dag en nacht moesten arbeiden om in hunne behoeften te voorzien. De arme oude vrouw was buiten zichzelve van vreugde, dat zij op zulk een zonderlinge, volgens hare uitdrukking romantische wijze, twee landslieden bij zich zag; wij waren niet minder gelukkig. Twee uren vertoefden wij daar, twee uren van vertrouwelijke ont boezemingen, en het was met wederzijds leedwezen dat wij ons verpligt zagen afscheid te nemen. Gij kunt denken, dat de eeuwigdurende vraag aangaande kleedingstukken niet vergeten werd. Welnu, volgens verzekering van de weduwe Wangen, zouden wij hiermede eindelijk slagen. „Halverwege Bonn," zeide zij ons, „ligt het dorp Beul, begeeft u daarheen. Het derde buis ter linkerzijde wordt bewoond door een Straatsburger met zijne vrouw en dochter. Vervoegt u tot hen. Wij zijn zeer bevriend en spreken elkander dikwijls. Zegt hun, dat gij uit mijn naam komt en vertelt hun alles. Ik houd mij overtuigd, dat men u niet alleen kleederen zal verschaffen, maar u zelfs zoo ver mogelijk zal vergezellen. De heer Winselbach, zoo is zijn naam, is veehandelaar en zeer gezien hier in den omtrek, maar gij moet u haasten, want hij is gewoon vroegtijdig uit te gaan." „Het geluk is ons tot hiertoe nog al gunstig geweest," voegde ik Kutaut toe, toen wij de Parijsche en hare dochter verlaten hadden, „en ik geloof, dat wij niet ver meer van de haven zijn." „Ho! Ho! sergeant, gij gaat wat vlug te werk," pruttelde mijn makker, „het is beter ons nog op eenige beproevingen voor te bereiden. Komen zij, dan kan men ze met meer moed verdragen; blijven zij uit, dan gevoelt men zich zooveel te gelukkiger." „Ferm zoo, mijn waarde, men zou zeggen, dat gij de boeken van Salomo in den grond bestudeerd had." Al pratende kwamen wij te Beul; de dageraad begon zich in bet oosten te vertoonen. Het viel ons gemakkelijk het bedoelde huis te herkennen. De deur stond wijd opeu; wij liepen den gang ten einde en bevonden ons voor een tweede deur. Hoewel geluid van voetstappen en geraas van keukengereedschap duidelijk hoorbaar waren, bleef ons kloppen niettemin onbeantwoord. Toen ook een tweede en derde poging om ons te doen hooren mislukte, besloot ik de deur te openen. Kops, noch mr. Schimmelpenmnck anti-sclioolwetmaniien waren. Die voor den laatste stemde, stemde even goed vóór de neutrale volksschool als die de eerste stemde; anti-revolutionairen die een voorstander der schoolwet, al geven ook bij de stembus zijne partijgenooten hoog op van zijne, in elk geval onbewezene, geneigdheid om klei nere grieven te herstellen, stemmen, meenen het weinig serieus met hun beginsel. Misschien zijn er onder die kiezers eenigen, die meer bun vrees voor de liberalen, dan hunne eigene beginselen hebben geraadpleegd. !t Is mogelijk; maar eene partij, die zich telken vijf minuten op haar geweten en gemoeds bezwaren beroept, behoorde niet zulke zwakke beginselen te hebben, dat ze bezwijken voor eene kinderachtige, onbestemde vrees Hier, in 't district Alkmaar, werd door twee bekende anti-revolutionairen een candidaat hunner rigtingbij onder- teekende advertentie gesteld. De man kreeg, meen ik, zeven stemmen; en daardoor werd niet alleen bewezen, boe de invloed der stellers dier advertentie bij hunne eigene partij nul is, maar tevens hoe weinig die partij over heeft voor hare eigene beginselen, hoe zwak hare overtuiging is; of wel, hoe haar alle politieke ontwikkeling ontbreekt. Een van beiden is alleen mogelijk. Hoe anders zou toch thans de zaak der anti-revolutionairen staan, indien de' beer Groen in eene dier verpletterende brochures, zoo als bij alleen schrijven kan, de stemmen op de candidaten zijner rigting in het geheele rijk vermogt te tellen, die minderheden te vereenigen, en dan eene vertegenwoordi ging eischte voor die allen, des noods door herziening der kieswet. En nu? Niet alleen, dat bet buiten menscbe- lijk vermogen ligt, de stemmen, op conservativen en "Katholieken uitgebragt, te schiften; ook zelfs indien dat onmogelijke geschied ware, zoude Nederland het regt hebben te zeggen: die stemmen zijn zonder waardelieden hebben zij voor tijdelijk voordeel aan deze zijde gestemd, morgen zullen zij om dezelfde reden het omgekeerde doen Van de conservative partij, zoo als zij zich bij de stem bus getoond heeft, zouden wij liever niet spreken. Trekt eens de Katholieke en de hun beginsel verzaakt hebbende anti-revolutionaire stemmen af van het aantal, dat graaf Schimmelpenninck verkreeg, hoe zwak is zij dan in dit Wij traden een groote keuken binneneene reeds bejaarde vrouw keek ons verschrikt aan, snelde zonder naar ons te luisteren naar den trap en klonr, telkens twee treden te gelijk nemende, naar boven. Zij had ons voor booswichten aangezien, want eenige oogenblikken later hoorden wij een raam, dat op straat uitkwam, opschuiven en uit alle mngt roepen: „Help! help! dievenI" Alweder bevonden wij ons in een bagchelijken toestand, doch wij hoopten den heer Winselbach te zien. Helaas! verscheidene minuten verliepen, hij kwïun niet; denkelijk was hij reeds uitge gaan. Wat, moesten wij beginnen? Door het alarm der oude vrouw was het even gevaarlijk voor ons te gaan als te blijven. Wij kwamen overeen den afloop af te wachten, toen wij door het venster een meisje in een bruinen mantel gewikkeld en een mand aan den arm dragende, langs een smal pad op het huis zagen aankomen. Een weinig later trad zij door de achterdeur binnen en stond voor ons. Zij scheen verrast, maar niet verschrikt. Ik haaste mij naar den heer Winselbach te vragen en te zeggen, dat wij door mojufvrouw Wangen gezonden werden. Zij gaf ten antwoord, dat haar vader naar Leuscheid was en eerst tegen den middag zou tehuis komen. Ik maakte haar toen bekend wie wij waren en ook welke op schudding wij in huis veroorzaakt hadden. Zij spoedde zich daarop naar hare moeder; deze had zich in de kamer verschanst, door al wat zij grijpen en vangen kon voor de deur te schuiven; zij hield niet op om uit het raam hulp te roepen. Verscheidene menschen kwamen in allerijl aanloopen. Met veel tegenwoordigheid van geest sloot Rutant de deur, in afwachting dat de jongedochter zou terugkomen en het onweder doen afdrijven. Het ongeval liep zoo goed af als wij slechts konden wenschen. Mejufvrouw Winselbach, vernamen wij, was zeer doof; zij lachte over hare ongegronde vrees en stelde alles in het werk om de verkeerde meening, welke haar zonderling gedrag ons had doen opvatten, weg te nemen. Jongejufvrouw Annchen had middelerwijl aan de buren eene anccdote aangaande de vrees harer moeder op- gedischt. Zij was een voortreffelijk meisje, de zaak van Frankrijk zeer toegedaan en volmaakt op de hoogte van de oorlogsfeitcn. Tegen den middag hadden wij eindelijk het genoegen kennis te maken met den heer Winselbach, een man van ongeveer zestig jaar, groot en forsch, met aangename manieren. „Komaan," zeide hij, tot morgen ochtend blijft gij mijne gasten; laat van nu af alle ongerustheid varenik zal wel gelegenheid vinden u naar België of Holland, naar verkiezing, over te brengen." Voor de eerste maal na zooveel wederwaardigheden genoten wjj nu eeu kalme rust in eene vriendschappelijke omgeving, bij een goed vuur en aan eene tafel, die na een krachtig maal voor ver scheidene flesschen fijnen wijn had plaats gemaakt. Dezen dag zulten wij steeds als den genoegelijksten van ons geheele leven beschouwen. Alvorens ter rust te gaan, stelde Winselbach ons ieder een boerencostuum ter hand. De kleederen wareu oud en op sommige plaatsen doorgesleten, doch hij voegde er dadelijk de volgende

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1