BINNENLAND. districtEn niet alleen hier, maar door het geheele land, getuige haar smartelijk zoeken naar bondgenooten bij de stembus! Zij zelf is er van overtuigd, dat zij dood is. Zij heeft een labgzamen zelfmoord begaan, toen zij zich met geblinddoekte oogen en gebondene handen overgaf aan de commissarissen van het Dagblad van 's Gravenhage, toen zij haar kracht zocht in eene politiek, tot zoolang in Nederland onbekend, die haar wapens niet meer koos, maar met alle middelen, ook de ellendigste, streed. De politiek heeft de kiezers een tijd iang kunstmatig opge wonden, maar thans komt de reactie. Hoevele conserva- tiven hier in dit district, verder mogen wij niet oordeelen, niet hebben gestemd, omdat zij het //Commune verdichtsel gemeen vonden, is moeijelijk te zeggen. Dat er velen zijn is echter een feit, dat niemand zal betwisten. Zoo gaat het telkens. De toon is te hoog opgeschroefd; in plaats van leiders der openbare meening, begint het publiek in de organen dier rigting vermakelijke gooche laars te zien, aan wier toeren men eene zekere kermis- bewondering niet kan weigeren, maar waarin men evenmin gelooft, als in het wonder^dat uit een in een hoed gebakken omelette een tortelduif kan groeijen! Voor eene conservative partij, die zich stelt op zuiver historisch standpunt, wier beginselen duidelijk omschreven, hoofdzakelijk daarin zouden bestaan om de eigenaardigheden der Nederlandsche nationaliteit te bewaren voor den wel eens te veel nivellerenden invloed der liberale begrippen, is misschien thans de tijd der geboorte aangebroken. Indien zich thans een man kon vertoonen, geen Fransch spre kende diplomaat of lid van den Ilaagschen adel, maar een gemoedelijke overtuigde persoonlijkheid, een naam dragende, die prijkt op een blad der Nederlandsche geschiedenis, die onder de leuze: „Holland bovenal!* de conservativen om zich schaarde, den schop gaf aan 't geknoei en de on- waarheidspolitiek der laatste jaren, de roemrijke herinne ringen van het oude gemeenebest der Vereenigde Neder landen vastknoopte en verbond aan onze staatsinstellingen, eene partij vormde, die des noods de Prinsenvlag opheesch tegenover de Nederlandsche driekleur, welk een toekomst zoude de partij dan te gemoet mogen gaan In haar Prinsenvlag zoude ieder herkennen als vredesbeginsel de nationale kleuren, terwijl zij, die rood voor Oranje bleven voeren, zich zouden zeggen, dat, hetzij men hem Prins of Koning heette, onder denzelfden Vorst beide partijen willen strijden voor 't heil van 't Vaderland! Wij voor ons meencn van alle partijen te mogen vragen, wat wij zelf trachten te doen, warmen strijd voor duidelijk gestelde beginselen met eerlijke middelen. Staatskunst, geen staatskunstenarijgeen coalitiën en concessiën, en hoe al die dingen heeten, waarvoor het eerlijk Hollandsch geen woord heeft HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Junij. In een onzer vorige nommers deed de heer Melvill van Carnbée eene annonce plaatsen, houdende uitnoodiging tot het inzenden van geldelijke bijdragen ten behoeve der koloniale militairen, die bij de ramp van het stoomschip Willem III al hunne goederen hebben verloren. Die uit noodiging is zonder gevolg gebleven: noch bij den heer Melvill, noch aan 't bureau dezer courant zijn giften ingekomen. Zou deze ongunstige uitkomst ook veroorzaakt verklaring bij: „Zoo als gij weet, ben ik veehandelaar; iedereen tot op twintig mijlen in den omtrek is dit bekend. Niets is dus natuurlijker, dan dat ik een paar mau medeneem, want ik zal u vergezellen tot Enkirchen, waar juist een likeurstoker, inet wien ik zaken doe, mij wacht. Paar gekomen, zal ik u hem aanbevelen; hij is de opregtheid en zelfopoffering in persoon. Ik ben zeker, dat hij u in behouden haven zal doen binnenloopen." Terwijl ik met den vader sprak, onderhield Rutant zich met de dochter; zij sprak tamelijk goed Fransch. Hij verhaalde haar onze veldslagen, gevangenneming en al wat er na onze vlugt was voor gevallen, waarin zij een levendig belang scheen te stellen. Men weet niet wat er nog kan gebeuren. Rutant is een knappe jongen; hoewel dorpeling van geboorte, bezit hij beschaafde manieren en heeft eene goede opvoeding genoten. Rij het naar bed gaan was hij in zichzelveu gekeerd en fluisterde inij toe: „Drommels, sergeant! jufvrouw Annchen zou eene goede partij zijn, hé? Later kom ik misschien wel in deze streken terug, per spoor is het niet ver. Een huwelijk zou aan onze avonturen de kroon opzetten. Het zou niet kwaad zijn, dat eens ernstig in overweging te nemen, sergeant!" „O neen!" antwoordde ik, iu het rijk der blijde verwachtingen en begoochelingen behoeft niemand vreemdeling te zijn en ook voor ons, arme vlugtelingdn, is er toegang.* Daarna sliep ik in Den volgendeu morgen tegen zeven uur giugen wij, begeleid door onzen gastheer, als boerenjongens verkleed op reis naar Enkirchen. Na een marsch van vijf a zes uren kwamen wij zonder eenig ongeval daar aan en vonden inderdaad den Belgischen likeur stoker. Diens goede hoedanigheden waren door Winselbach niet overdreven voorgesteld. Hij gaf ons te kennen, dat wij voor ossen drijvers zouden doorgaan en nam op zich, ons zonder letsel naar Maastricht over te brengen. Wij moesten te Enkirchen overnachten, ten einde den volgenden morgen met den trein van zeven uur te kunnen vertrekken. De goede Straatsburger hield ons tot het laatste oogenblik van ons vertrek gezelschap. 'Met tranen in de oogen bedankten wij hem, Vooral Rutant, wiens gedachten bij Annchen te Beul waren achter gebleven, trachtte zich zoo voorkomend mogelijk voor te doen en beloofde later eens terug te zullen komen, waarop de heer Winsel bach hem en ook mij plegtig uitnoodigde, bij de eerste gelegen heid hem nog eens te komen bezoeken. Ten tien uur te Aken aankomende, zeide de Belgische koopman tot ons„Indien gij verlangend zijt de stad te bezigtigen, bestaat hiertoe gelegenheid, daar wij eerst om vier uur verder reizen; ik heb terwijl nog eenige zaken te regelen, dan vinden wij elkander precies om vier uur aan het station. Hij dreef de edelmoedigheid zelfs zoo ver, dat hij ons ieder een tieufruncstuk aanbood „om ons te vermaken," zoo als hij zei. Het was ons onbekend dat er twee stations te Aken zijnop het bepaalde uur begaven wij ons bij ongeluk juist naar het verkeerde. Geruimeu tijd hadden wij vergeefs gewacht, alvorens onze dwa- zijn door de overtuiging, dat de schade, door die militairen geleden, door het gouvernement behoort te worden vergoed? II. M. de Koningin, beschermvrouw der vereeniging Tot nut der armen, te de Rijp, heeft ter gelegenheid van HDs. geboortedag weder honderd gulden aan die inrigting geschonken. De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij zal ten behoeve van den aanleg van den Oosterspoorweg een geldleening sluiten van 11,000,000. Men schrijft uit Schagen dd. 20 dezer: Op de gisteren hier gehouden jaar-paardenmarkt werden ruim 200 aan de lijn gebragt. Er waren zeer goede rij- en werk paarden. Door Zuidhollandsehe kooplieden werden voor Fransche rekening inkoopen gedaan. Buitenlandsche koop lieden heeft men niet opgemerkt. De handel was zeer geanimeerd en vlug. De prijzen liepen, voor rijpaarden tot 360 en voor werkpaarden van j 150 tot 250 per stuk behalve eenige mindere soorten. Het provinciaal geregtshof te Amsterdam heeft, bij arrest van gisteren, Samuel Marcus Koster, looper bij het bevolkingsregister aldaar, op grond van gebrek aan het vereischte regterlijk bewijs van schuld, vrijgesproken van de hem ten laste gelegde 17 vervalschingen in dat register en 19 opligtingen. Het Hof heeft hem echter ter zake van eene vervalsching in een door hem als geschreven erkend verhuurbillet schuldig verklaard aan valschheid in een der certificaten vermeld bij art. 162 van den C. P., en hem deswege, met toepassing van verzachtende omstandig heden, op grond van vroeger onbesproken levensgedrag, veroordeeld tot eene cellulaire gevangenisstraf van 1 jaar en eene geldboete van j 50. In de week van 1117 dezer zijn te Amsterdam aan pokken overleden 44 mannen en 40 vrouwen, te zamen 84, waaronder 56 kinderen; de vorige week 120, waaronder 74 kinderen. Op verschillende plaatsen in ons land werden dezer dagen concerten gegeven bij gelegenheid van het Pauselijk jubileum. Een der schitterendste en best geslaagde was ongetwijfeld dat hetwelk jl. Woensdag in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam plaats had onder de gewaardeerde leiding van den heer Joh. J. H. Verhulst, en met mede werking van een koor van 250 zangers en de lieeren den Decker en Sylva. De werkelijke toestand van Parijs, zooals die geweest is tijdens het schrikbewind der Commune en de inneming door de troepen van Versailles, zegt het Amst. Volksbl., doen ons al de schrikkelijke ellende kennen van een volk aan woeste hartstogten ten prooi gegeven. Men bedriegt zich echter geheel, wanneer men meent, dat door het fusil leren bij tientallen van opstandelingen de herhaling van zulke gruwelen kan voorkomen worden. Het slechte wordt niet door het slechte overwonnen; de wilde hartstogt niet door het militair geweld; het kwade moet met den wortel worden uitgeroeid, dat isin het hart der menschen moet de zonde bestreden worden; en dat geschiedt alleen door beter onderwijs, door meer godsdienstige opvoeding, door meer redelijk geloof. De vreeselijke gebeurtenissen, die wij beleven, moeten niet terugvoeren tot de verroeste wapenen der reactie, maar moeten allen aansporen, om nog krachtiger dan tot heden geschiedde, voor de ontwikkeling van het goede te waken. ling op te merken. Wat nu te beginnen? Het beste was te voet Limburg te bereiken. Wij besloten zulks te doen, doch ziet, twee agenten van politie hadden onze spraak herkend en vroegen enze papieren. Onuitsprekelijk was onze angst. Ik antwoordde, dat wij geen papieren hadden, dat wij ossendrijvers in dienst van den likeurstoker C. waren en dat hij ons bevolen had hem daar te wachten. Zij waren echter met deze verklaring niet tevreden en gelastten ons hen te volgen naar het bureau van den commissaris. Wij achtten ons reddeloos verloren. De gedachte, in het gezigt eener veilige haven schipbreuk te zullen lijden, sloeg ons geheel ter neder reeds zagen wij de gevangenis in het verschiet, toen een dikke heer, die alles gehoord had, naderbij kwam en tot hun zeide: „Ik ken mijnheer C. persoonlijk; van morgen heb ik hem ont moet. Deze twee menschen waren bij hem; ik kan u verzekeren dat het zijne bedienden zijn." Onze bemiddelaar scheen een voornaam ingezetene te zijn. Zijne tusschenkomst bezorgde ons de vrijheid: zij bogen en trokken af. De dikke heer wenkte ons en zeide: „Ik hoorde eenige woorden van het gesprek, en dit in verband gebragt met uwe verlegenheid, deed mij vermoeden wie gij waart. Wilt mij volgen, ik moet u eens afzonderlijk spreken." Zoodra wij met onzen nieuwen redder het station verlaten hadden, uoodigde hij ons uit, openhartig te zeggen wie wij waren. Hij nam ons met zich naar huis, een prachtige woning!liet het ons daar aan niets ontbreken en bragt ons 's avonds, niet tegenstaande het streng koud was, buiten de stad. „Daar ginds," zeide hij, op een toren in de verte wijzende, ziet gij den burg van Vaels; eenmaal daar zijnde, zijt gij op Hollandsch grondgebied, alle gevaar is dan voor u geweken." De liefderijke Duitscher stopte ons ten overvloede ieder nog eenige geldstukken in de hand, zeggende: „Dït doe ik ter her innering aan mijne brave overledene vrouw, die ook in Frankrijk geboren werd." Geachte lezers en lezeressen! die u verwaardigde mij eenige oogenblikken met uwe aandacht te volgen, mijn verhaal loopt ten einde. Daar de eenvoudige onopgesmukte waarheid de eenige verdienste is waarop het aanspraak kan maken, zal dit reisverhaal u niet geheel onwelkom zijn. 's Morgens ten 10 ure bereikten wij Maastricht. De kerkklokken noodigden de geloovigen ter kerk; ook wij gaven aan die roepstem gehoor, ten einde God voor zijn bijstand te danken en zijn zegen af te sineeken voor allen, die ons de behulpzame hand gereikt hadden. Ten slotte zij nog dit gezegdDe vreeselijke menschenslagtingen en bloedbaden, waarvan wij getuigen waren en helaas! bij onzen terugkeer in Frankrijk welligt weder getuigen moeten worden, zullen nooit in staat zijn de zoete indrukken weg te nemen, die onze lotgevallen, hoe pijnlijk overigens, in onze ziel hebben achter gelaten, want zij leerden ons de menschheid van zijne edele en verhevene zijde kennen. Omtrent de ontvangst der Nederlandsche deputatie door den Patis, meldt de Tijd: liet adres, door den heer mr. F. A. Vos de Wael, president der deputatie, voorge lezen, werd door Zijne Heiligheid en de aanwezige prelaten met levendig welgevallen aangeboord. De H. Vader ge waagde in zijn antwoord van zijn bijzondere genegenheid voor ons vaderland, dat hem door de gebeden der geloo vigen, door milde bijdragen en door wakkere strijders voor zijn regten beeft gesteund. Zijne Heiligheid prees de Nederland sche regering, en deelde zijn zegen uit aan de leden der deputatie, hunne familiën en parochiënvoorts aan de onderteekenaars van het feestadres, aan al hun landgenooten, zoowel katholieke als onkatholieke, en ten slotte aan Z. M. den Koning, wiens welwillende bedoelingen, zeide de Heilige Vader, mij bekend zijn. Een boerendeern, die zich jl. Maandag van Voor schoten naar 's Hage begaf en vermoeid op een bank in het Bosch had plaats genomen, knoopte daar kennis aan met een smidsjongen. Spoedig waren zij op zeer vertrou- welijken voet en werd zij zoodanig door Amor beheerscht, dat het jonge mensch gelegenheid vond zich van een harer oorbellen en van haren balsketting meester te maken, waarmee hij zich toen ijlings verwijderde. (D/) Onder de uitspraken der arrondissements-regtbank te 's Hage op jl. Dingsdag was ook een veroordeeling tot 25 boete van een dame, die geweigerd had aan een militair, die bij haar als garnisaire wegens wanbetaling van plaatselijke directe belasting ingekwartierd was, te ver strekken datgene wat de wet voorschrijft. - Eergisteren is, volgens het Vaderland, aan den Scheveningschen weg een manspersoon, tamelijk wel gekleed, de kamer eener villa binnengeloopen en heeft de vrouw des huizes in het Duitsch om geld gevraagd, haar met zijn woeste zwarte oogen en met gebaren bedreigende. De doodelijk verschrikte vrouw gaf geen teeken van geneigd heid om aan dat verzoek te voldoen, hetwelk daarop in het Fransch en later in het Engelsch herhaald werd. Eindelijk, ziende dat hij niet verder kwam, dacht de indringende vreemdeling zijn doel te bereiken inet de dame bevreesd te maken door haar te vertellen, dat hij een lid van de Parijsche Commune was, dat hij hier was gekomen om den Haag in oproer te brengen, en dat, als zij geen geld gaf, haar villa het eerst zou branden. Ziende dat hij zijn doel niet bereikte, is hij weder verdwenen. Hij had een verbrande gelaatskleur, een zwarten knevel en zou een rood lint onder zijn jas gedragen hebben. De politie heeft terstond ijverige nasporingen gedaan. Voor de arrondissements-regtbank te Rotterdam stond jl. Dingsdag een persoon teregt, wegens diefstal van een bakkerswagon met brood. Deze man was vroeger als sol daat bij het Oost-Indische leger met eene jaarlijksche gra tificatie van 100 ontslagen, nadat hij tengevolge van de dienst het gebruik der linkerhand moest missen. Daarop had hij een leven vol ontberingen geleid, zonder in staat te zijn om met werken zijn dagelijksch brood te verdienen; hij was naar de gevangenis gebragt, toen hij de milddadig heid zijner uiedemenschen had ingeroepen en vervolgens naar een der rijks-bedelaarsgestichten vervoerd. Op 13 dezer had hij, door den honger gedreven, uit een bakkers wagen een brood willen nemen, maar de wagen was geslo ten, en nu had hij den geheelen wagen medegenomen. Door een brugwachter aangehouden, stond hij gisteren teregt. Hij werd veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf. In de vergadering der Prov. Staten van Utrecht is eergisteren tot lid van de Gedep. Staten, in de plaats van wijlen J. P. C. baron van Reede tot der Aa, benoemd, jhr. D. J. A. A. van Lawick van Papst tot Nyeveld, burgemeester van Maarssen en Maarsseveen. Een ijzingwekkende gebeurtenis had jl. Dingsdag nacht te 'g Bosch plaats: Op het appèl der militairen ontbrak jl. Maandag o. a. een brigadier der huzaren. De patrouille werd uitgezonden om de achterblijvers op te sporen, en ontdekte in een achterbuurt bedoelden brigadier, die op hare komst het op een loopen zette. Een gedeelte der patrouille echter had op den hoek eener naauwe straat post gevat en wachtte hem af met geveld geweer, om hem te arresteeren. Hetzij door de duisternis of hoe dan ook, de vlugteling liep, er willende doorbreken, in volle vaart met het hart in een der bajonetteu en stortte onder den uitroep: o God! dood tegen den grond. (N.R.C.) Eene verpachting van ongeveer 300 hectaren hooiland j te Kuinre bragt dezer dagen 47000 op, tegen 12000 in 1868. Te Vlissingen heeft een oppassend werkman, Provoost genaamd, met het lossen van een stuk bazalt zijn been verbrijzeld. Sedert eenige dagen ziet men in de omstreken van Enschedé weder Fransche kooplieden, die de boste paarden bij de landbouwers opkoopen tot den prijs van 350 a 430. Tot lid der Provinciale Staten van Limburg is voor het district Venlo gekozen de heer Janssen, burgemeester van Beesel. In eene zeer goedkoope restauratie dacht een hon gerige gast zich aan een heerlijk bord soep te vergasten, doch vond bij den eersten schep een stuk van een katoenen jak op zijn lepel. Verontwaardigd riep hij den restauratie houder en toonde hem zijn vondst. „Alle waar naar zijn geld" antwoordde deze zeer bedaard„dacht gij, dat wij voor dien prijs soep van zijden japonnen konden geven?" In de AVest-African Herald van 29 April leest men onder het opschrift: „een uitstekend oogheelkundige," het volgende De oudste officier van gezondheid, aan boord van het Nederlandsch oorlogschip het Loo, nu op de reede van Elmina, is een uitstekend oogheelkundige. Hij heeft te Elmina zeven personen genezen, die te voren geheel blind

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 2