1871. N°. 96.
Vrijdag 11 Augustus.
29 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
BINNENLAND.
S t r ij cl en Liefde.
f II
52601
dik
L 8,50
sugei
5. -
ijerei
'd t«
r nis
nderi
f9
Witl
?r.
irdbr
205
ot bj
HELDËRSCHË
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der Adrertentiën: Van 14 regel» 00 cent,
elko regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
6,60
lerstt
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel, bevattende:
1, Verslag der jl. Dingsdag gehouden zitting van den
Gemeenteraad2. Uittreksel uit het Provinciaal verslag van
Noordholland over 1870.
Vrijdag den 11 Aug. vertrekt van hier de Oost-
du. Indische mail via Brindisi, per trein van 6.25 '8 nv.
open
>rdei
39,-
M'imi
inam
a 25
i arigi
val
Kal>
O g,
Dingsdag den 15 Aug. vertrekt vnn hier de West-
Indische mail over Southampton, per luatsten trein.
Woensdngg den 83 Aug. vertrekt van hier de
Oost-Indische mail via Triest, per eersten trein.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
brengen ter openbare kennis, dat het EERSTE SUPPLETOIR
KOHIER van den HOOFDELIJKEN OMSLAG, voor de dienst
van 1871, op gisteren door den Raad vastgesteld,.en gedurende de
eerstvolgende acht werkdagen, op de gewone kantooruren, ter
Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
9 Augustus 1871. L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 10 Augustus.
Uit Caïro komen van tijd tot tijd echt constitutionele
berigten. Egypte heeft, op de manier der westersche
Staten, een Kamer van afgevaardigden, die, volgens de
mededeelingen van daar, zich op flinke wijze de belangen
der 'landzaten aantrekt. Dezer dagen werden de Kamer
zittingen door den onderkoning, op plegtige wijze, in persoon
gesloten. Z. H. betuigde, geheel op Europeschen trant,
zijn dank voor de verrigte werkzaamheden der volksverte
genwoordigers en sprak de verwachting uit, dat de wetgevende
arbeid der volks-representanten goede vruchten zou dragen
voor den bloei en de welvaart des rijks. De Kamer ging
echter nog een stap verder dan ten onzent de volksver
tegenwoordiging gewoon is te doen. Zij vaardigde eene
deputatie naar den onderkoning af, om Z. H. dank te
zeggen voor de wijze waarop zijne regering de taak dei-
Kamer had gemakkelijk gemaakt en voor den vrijzinnigen
(Vervolg.)
De nacht ging zeer rustig voorbij. Nadat ik den volgenden dag
mijn dienstplichten vervuld, de terugkeer van een kleine patrouille,
door Glauroth als vrijwilliger met nog twee man ondernomen, af
gewacht, en vernomen had, dat de Oignon achter Chateau-Giron
geen reeren of bruikbaar doorwaadbare plaatsen scheen te bezitten,
en dat naar verkregene inlichtingen de franc-tireurs van gisteren
in de richting van Montbaron naar het lagere gedeelte der rivier
gevlucht waren en nadat aldus voor dien dag het altijd door
gaande uurwerk van den dienst voor mij afgeloopen was, vatte ik
moed, steeg uit mijn kamer op naar de hoofdverdieping van Chateau-
Giron en verzocht aan een meisje, dat ik ontmoette, mij bij hare
meesteres aan te dienen. Het meisje zag mij, ulaan, die de ver
metelheid had hare meesteres een bezoek te brengen, verwonderd
aan en antwoordde: „Mais monsieur, madam Kuhn ne regoit pas,
(maar mijnheer, mevrouw Kiihn ontvangt geene bezoeken) zij is
ziek, als gij over zaken te spreken hebt is de abt..
„Breng mijn kaartje toch maar naar binnen, zoo niet naar mevrouw
Kühn dan maar naar meiufvrouw Kühn."
Zij ging en kwam 11a eenige oogenblikken terug om mij in een
zeer netten, zonnigen en op den tuin uitzicht hebbenden salon te
brengen. Op den achtergrond had men een gordijn van bruin
fluweel neergelatenik zag door de beweging der plooien, dat dit
kort te voren neergelaten moest zijn waarschijnlijk bevond zich
in een kabinet daarachter de zieke dame in den salon zat
mejufvrouw Kühn in een grooten leuningstoel, achter haar zat de
abt, insgelijks in zulk een stoel, terwijl hij mijn kaartje in de hand
hield, dat hij haar, zoo goed als hij kon, scheen te verklaren.
Hij stond op om mij te begroeten, de jonkvrouw wees op een
in hare nabijheid staanden stoel.
Ik moet erkennen dat ik een weinig in verwarring gebragt was.
Ik had moeite in de thans voor mij ziende jonge dame die terug
te vinden, die gisteren in den maneschijn een geheel anderen indruk
op mij gemaakt had en toch was het dezelfde slanke gestalte
met die schoone schouders en dat edele ovale gelaat, die mij
gisteren in den manenschijn ontmoet was en die toen zulk een
eigenaardige bekoorlijkheid voor mij bezat. Het was dezelfde dof
trillende stem, die iu mijn oor weerklonken had, en toen zij het
werk, waaraan ze bezig was, ter zijde legde en haar bovenlichaam
'n de hoogte hief, zag ik dat ze ook even groot was, als ze mij
gisteren had toegeschenenslechts haar gelaatstrekken, die ik gisteren
bleek, ernstig en gestreng gevonden had, kwamen mij anders voor.
Zij hadden wel niet veel, maar toch een gezond frissche kleur, die
naar lichtbruin overhelde; haar gelaat was niet een Fratische type,
bet was eenvoudig en fraai besnedenmaar een uitdrukking van
veinzerij, die in haar bruine oogen blonk en naar den scherp
geest, waarmeê de onderkoning aan de wenschen der
Kamer liad gevolg gegeven, vooral ten opzigte van de
nieuwe binnenlandsclie organisatie.
De berigten uit Frankrijk zijn in de laatste dagen weder
vrij belangrijk. Vooreerst toch wekken de zittingen der
krijgsraden, die de beschuldigden wegens de Parijsche gru
welen in het verhoor nemen, eene algemeene belangstelling.
Een der advocaten heeft de vraag te berde gebragt of
krijgsraden wel de bevoegdheid bezitten om gedingen tegen
burgers te behandelen. De Raad handhaafde zich en kende
zichzelven die bevoegdheid volkomen toe. Een wiskunste
naar zou zeggen: „dat nog te bewijzen is." Voor een
der krijgsraden werd aan den beschuldigde Ferré belet een
lofspraak op de Commune te houden. Deze weigering
lokte van zijnentwege de verzekering uit, dat hij dan ook
niet meer zou antwoorden op de vragen, die tot hem
zouden worden gerigt.
De berigten, uit Algerië, te Parijs ontvangen, melden,
dat de rust aldaar thans verzekerd is. De hertog van
Chartres zal nu weldra, even als de Prinsen van Orleans
nu 30 jaar geleden, in het leger van Algerië dienen, onder
den naam van Robert Lefort, onder welken naam hij zich
reeds in den jongsten krijg in Frankrijk gunstig onder
scheiden, eene decoratie verdiend en thans de vergunning
verkregen heeft om, zonder soldij te genieten, zijn land te
blijven dienen.
Bij de Directie der Marine alhier is heden aanbesteed:
het sloopen van het voor 's Rijks dienst afgekeurde schroef-
stoomschip 1ste kl. Zoutman. Er waren inschrijvings-
billetten ingekomen van de heeren: P. Spruit voor 4170,
P. Dekker 4090, S. Gooien 4039, Gebr. Klein 3840,
Gebr. Moorman 3800, Gebr. Korff 3660, J. van der
Woude 3595, J. van der Kamp f 3500, P. Boon 3400,
W. van der Wooning 2700, P. Steeman 2530.
Voor den omstreeks in 't midden van September e. k.
te houden grooten schietwedstrijd van 't Artillerie-Vrijkorps
alhier, zijn hij 't bestuur van dat korps ingekomen de navol
gende prijzen: 1. Een gouden cylinder rcmontoir-horologie,
om te dienen als prijs op 300 passen. 2. Een gouden
horologie-ketting, prijs op 200 passen. Beide deze prijzen
zijn aangeboden (door Z. M. den Koning. 3. Een fraaije
prijs, aangeboden door 's Konings commissaris bij den
Weerbaarheidsbond, graaf Scliimmelpenninck tot Nyenhuys.
geteekenden mond kon overgebracht worden, had niets gestrengs.
Ik zag, dat toen zij haar werk had ter zijde gelegd en een paar
handschoenen, die voor haar lagen, aangetrokken had, hare handen
een weinig beefden. Ik besloot daaruit, dat zij van een fijngevoelige
natuur was; de ontmoeting van een vijand, zooals ik toch was,
maakte op haar geheel denzelfden indruk als op mij de vervulling
van mijn beleefdheidsplieht jegens mijn onvrijwillige gastvrienden.
„Ik hoop, dat gij mij toestaat," begon ik een weinig stotterend
en weifelend, „persoonlijk van u vergiffenis te verzoeken voor den
overlast, dien wij gedwongen zijn...."
„O!" zeide zij, „hoe kunnen wij overlast te vreezen hebben van
lieden, die slechts op zedelijke veroveringen uitgaan, mijn neef de
abt heeft mij het een en ander van zijn onderhoud met u verhaald
en hij heeft mijn moeder en mij geheel gerust gesteld; mijne arme
moeder is ziek; zij kan volstrekt niet opstaan, dus wij moesten
hier op onze bezitting blijven en afwachten wat over ons komen zal."
„Hetgeen ik voor ons als een groot geluk aanmerk," antwoordde
ik. „Wat echter de zedelijke veroveringen aangaat, dat was een
onvoorzichtig woord, dat ik niet uitgesproken zou hebben, als ik
vroeger gelegenheid gehad had u te ontmoeten, mejufvrouw, zooals
later in den tuin gebeurde, waar ik de ervaring opdeed zedelijk
veroverd te worden."
Zij sloeg haar oog tot mij op; er lag een zekere toornige ver
wondering in den blik dien ze op mij wierp.
Ik begreep, dat ik iets gezegd had, dat zij geheel verkeerd
verstond en werd daarom rood. In Duitschland zou geen enkele
dame op de gedachte gekomen zijn, dat een wild vreemd jong
mensch, gedurende een vijandelijke inkwartiering er aan kon denken,
zoo maar dadelijk met een soort van liefdesverklaring te beginnen.
Zij, als Fransche dame, achtte mij klaarblijkelijk tot zulk een lafheid
in staat en daardoor geërgerd, voegde ik er snel en scherp bij
„Want als gij met zulk een bespraaktheid voortgaat al mijn stellingen
omver te werpen en mij te laten zien, wat voor booze Hunnen en
Gothen wij zijn met in het vredelievende Frankrijk te vallen, en
dat land, het licht der wereld, te verhinderen beschaving te ver
spreiden en zijn licht over alle volken der aarde te laten schijnen,
dan moet ik door u wel ontwapend en overtuigd worden."
Haar gelaat werd weder vrolijker en zonder door mijne ironie
vertoornd te zijn, zeide zij lachend: „Het schijnt toch dat mijn
beschouwingen u een weinig vertoornd hebben, en dan moeten ze
tocb waar zijn, want immers alleen de waarheid maakt indruk
op ons."
„Zult gij niet boos op mij worden, mejufvrouwals ik u tegen
spreek? Niet de waarheid maakt indruk in Frankrijk, maar slechts
de schijn. Wij, Duitschers, met ons eenvoudig en nuchter verstand,
staan hier verwonderd, ja gansch verbaasd voor dit psychologisch
raadselhoe is het mogelijk, dat een geheel volk, dat beschaafd en
edel is, zoo geheel blind voor de waarheid kan zynl*
4. Een aanzienlijke prijs van jhr. mr. C. van Foreest, lid
der Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Yoor een paar dagen, zoo meldt men van hier aan
de Amst. Crt., werd een marinier door de agenten van
politie in arrest genomen en voorloopig opgesloten in een
hunner wachthuizen. Den volgenden morgen ten vier ure
verlieten de agenten en nachtwaclits, als naar gewoonte, het
wachthuis, de deur achter zich sluitende. Het schijnt onzen
gevangen man verdroten te hebben, dat men hem zoo alleen
in zijn cel achterliet; althans hij zon terstond op middelen
ter ontvlugting. Hij wist zich door het privaat zijner
gevangenis in dat der agenten te wringen, daaruit kwam
hij in den gang en zoo vervolgens in de wachtkamerdaar
stiet hij een ruit in en klom door die naauwe opening naar
buiten. Terstond begaf hij zich nu naar het wachtschip.
Jammer dat de man, na het gelukken van zulk een ver
nuftig en delikaat middel, om zijne vrijheid terug te krijgen,
aan boord op nieuw in arrest werd gezet, niet om gedesin-
fekteerd te worden, maar om reden dat hij een broek van
een zeemilicien aangepast en verzuimd had die terug
te geven: en zulke verzuimen worden aan boord der
marine-schepen hoogst ernstig opgenomen. Dat is teregt
„aan wal gekomen en nog verdronken."
Yan 29 dezer is te Texel 1 persoon door de pok
ziekte aangetast en, 1 daaraan overleden.
De Arrondissements-Regtbank te 's Hage heeft jl.
Dingsdag de zaak behandeld van een student uit Leiden,
die eenigen tijd geleden in opgewonden toestand een portier
van Prins Frederik, een bejaard man, een slag met zijn
rotting toebragt, waardoor de getroffene viel en eene ern
stige kneuzing in de zijde en aan den schouder bekwam.
Het O. M. eischte tegen den beklaagde eene maand cellu
laire gevangenisstraf.
De Rotterdamsche Weerbaarheids-vereeniging heeft
den wedstrijd, aldaar te houden en die met de tegenwoor
digheid des Konings zal worden vereerd, bepaald op 30
Aug. e. k. en dë beide volgende dagen. Onderscheidene
concerten en andere uitspanningen, te dier gelegenheid te
geven, zijn aangekondigd, 't Feest zal met een maaltijd
worden besloten.
Aan de Mijl, bij Dordrecht, is een koepel ingestort,
terwijl de eigenaar, de heer A. G. Hijkoop, er in zat.
Aan een 20tal personen gelukte het den heer Hijkoop in
bewusteloozen toestand van onder het puin te redden.
„Inderdaad, en welke is die waarheid?" vroeg zij, een weinig
spottend."
„Deze, dat Frankrijk geslagen i#jin niet inziet dat llij zeer goed
zou doen, door een spoedigen vrede een einde te maken aan het
ongeluk gedurig verslagen te worden. Maar," vervolgde ik, „ik
zou trachten een verklaring daarvan te geven, wanneer ik niet
vreesde als ketter te zeer bij u in discrediet te komen."
„O, spreek maar op, bid ik u," zeide de geestelijke, met een
toegevend lachje.
„Frankrijk is in het leerstuk opgevoed, dat het is een onover
winnelijk en alle andere natiën verre overtreffend volk, even als iu
het leerstuk van de onfeilbaarheid zijner kerk. Zulke leerstukken
maken zijn staatsgodsdienst uit. Waar nu het leerstuk de heer
schappij voert, daar is de vraag naar het hoewat? en waarom?
zonde; het geloof is het goede, en de twijfel is het booze;
op den leerstoel der kritiek is de duivel professor. Als men leert
hoe de kerk hare geschiedenis schrijft, dan bezit de kerk altijd de
waarheid; als men hoort, ik heb het van u gehoord,
mejufvrouwhoe Frankrijk zijne geschiedenis schrijft, dan heeft
ï'raukrijk altijd het recht aan zijne zijde en de overwinning.
Slechts de goddeloozen en de verraders twijfelen daaraan 1 Door
deze kerkelijke en politieke orthodoxie, door dit leerstuk van beter
te zijn dan andere kerken en volken gaat Frankrijk ten gronde."
De jonkvrouw zag mij zeer verwonderd aan; wat ik haar zeide
trof haar klaarblijkelijk. Vervolgens riep zij levendig uit: „Ik kan
u op dat alles niet antwoorden, zooals het behoort, daartoe ben ik
niet geleerd genoeg gij moet het doen Etienne," zeide zij, zich
tot den geestelijke wendende.
Deze had gedurende den tijd dat wij spraken stil gezeten, terwijl
hij mij met zijn valsche oogen scherp aanzag. Zijn bleek gelaat,
met den over het midden van het hoofd loopende haarickeiding,
bewoog zich daarbij op een levendige wijze.
„Mijn God! wat kan ik daarop antwoorden," zeide hij, „deze
heeren willen, naar het schijnt, Frankrijk zijn kerk ontnemen, even
als zij het zijn Keizer ontnomen hebben, en wy moeten geduldig
afwachten boe zij in hunne onderneming zullen slagen."
„Zoo erg is het niet gemeend, eerwaarde heer! het is er ver van
verwijderd dat wij zulke booze plannen hebben. Wij gaan, zooals
ik u gezegd heb, wij gaan alleen op moreele (zedelijke) en niet op
dogmatische (leerstellige) veroveringen uit."
Hebt gij Michelet's geschiedenis van Frankrijk gelezen," vraagde
de jonkvrouw mij.
„Neen 1" antwoordde ik.
„Ik zou wel willen weten wat gij daarvan denkt."
„O! hoe kunt gy zulk een afschuwelijk boek aanbevelen?» riep
de geestelyke, een vlammendeu blik op mejufvrouw Kühn werpende.
„Ik beveel de lezing niet aan, ik wilde slechts weten wat
deze beer van dat boek denkt, liet brengt mij op vele plaatsen