N". 97. Zondag 13 Augustus. 29 Jaargang. was 4871 De COMMISSARIS DES KONINGS e paaif" igesctilQ I fexel die e Amt le mee HELDERSfHE oepassi Jn.^/ r>—w f :rvondi YIEUWEOÏEPER COURANT. •roef o )p Tei wal aa; og, dl -artuij 1870 re st 1541 boonit BlnffSiJng den 15 Auj. vertrekt van hier de tVeet- d l44jidi»ehe mnll over Southninpton, per luntsten trein, ïrijzadi ^oeusiing den 83 Vug. vertrekt van hier de ande t't-Indisehe mnil via Triest, per eersten trein, ïeid di Vrijdag den 85 Ang. vertrekt vnn hier de Oost- '0 H.ijiachc mail via Brlndisi, per trein van (i.85 's av. Ier jai beteeld ervlakt p Te» loch t gcwi „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Doxderdag- en Zaturdag namiddag-. Abonnementsprijs per kwartaal 1.30. Jf franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: M 0 L E IV 1» L E IIV, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. woud, le van 7161, i dei vol. •Hand S-100 maai tegen is de de Haarlem, 9 Augustus 1871. De Commissaris des Konings voornoemd, E O L L. B IIV iV E N L A Y D. in de provincie NOORDHOLLAND, Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat door bet 1 er i jrwisselen der deuren in de schutsluis Willem III, aan verd ii et Noordliollanclscli Kanaal, de scheepvaart door die sluis Ul gestremd zijn, van af 14 tot en met uiterlijk 19 a,a!j' ugustus e, k., zullende gedurende dien tijd alleen door schutsluis Willem I kunnen geschut worden. 80 t« rwaars en vai 50 ei i H.A H. 1 ïgedijk msti® HELDER en NIEUWEDIEP, 12 Augustus, onge- i eu Deze vraag nadert in Frankrijk hare beslissing: zal ren a ersailles de zetel der regering blijven, of zal men besluiten iiemd bi de regering weder te Parijs te vestigen? Het antwoord ei die vraag moet in de Nationale Vergadering bij meerder- roote >jd van stemmen gegeven worden, en 't is te voorzien, 5(iorp it de behandeling van dit onderwerp tot eene meer dan vendige discusie aanleiding geven zal. Immers reeds bij beraadslaging in de afdeelingen vallen zeer heftige loneelen voor; de een verwijt den ander zijne deelneming ndiei m vroegere staatkundige gebeurtenissen, ten aanzien waarvan necil( se laatste liever wat minder getrouwheid van geheugen as op M gewenscht. Er zijn zeer hevige woordenwisselingen gevoerd, cendt en is zoo goed als handgemeen geweest; in den goeden uden tijd zouden de kaarsen van kandelaars en blakers gevallen. De toestand in Frankrijk, hoewel van everlede verbeterend, is nog niet van dien aard, dat er itzigt bestaat op het te boven komen der bezwaren, die rh in de toekomst zullen voordoen. De financiën staan eer ongunstig en de geschokte welvaart laat geene ver- ooging van lasten toe. Reeds wordt er gedacht men robeert bet op alle mogelijke manieren om een belasting e heffen uitsluitend van ongehuwde heeren, en op het nden skeD, :n U •nten ngen ilem riem céu aagt ordt 137 de dam Izee. ipen gen, i de eder aar- ïan, len. ;uks ram tot ïan- 300 !00 te zoo n. elk op de oor erd te aar oor S t r ij d en Liefde. (Vervolg.) «Het schijnt, dat wij hier in deze kamers de menschen zeer tot at zijn, mijnheer de wachtmeester," zeide hij, „zoo even kwam en zeer aardig dienstmeisje, dat een weinig Duitsch spreekt, naar lij toe en zeide, dat er boven op de tweede verdieping veel mooiere igeerkamers waren en dat wij die moesten betrekken. Ik zeide at daaraan nie£ te denken was, gij moest beneden blijven, omdat ij bij de liaud moest zijn als er eens alarm ontstond en ik eveneens, lok wilden wij de eigenaars boven geen overlast aandoen. Zij tiile echter, dat dit niet zoo zijn zou en dat, als ik naar boven ilde gaan, dit mij geen schade zou doen, want dat ik dan een wel drinkgeld zou krijgen. Ook zagen de eigenaars niet gaarne at deze kamers bewoond werden, de bisschop van Autun sliep er llijd in als hij een bezoek kwam brengen...." «En daarom," zeide ik lachend, „mogen er geen ketters in slapen «Ik geloof niet, dat dit de reden is," antwoordde Frederik met in hoofd schuddende, en hij voegde er op een fluisterenden toon i, „zij hebben liet een of ander verborgen in de laatste kamer." In welke kamer?" „Wel in de laatste kamer, die achter de mijne gelegen is. Een 'erborgen deur, bedekt door bet behangsel, verbindt haar met de Aijne. Die deur is met een goed hangslot verzegeld. Toen ik van jorgen wakker werd en nog een weinig in het warme bed bleef iftgen en zoo vadsig en lui nederliggende mijue oogen over alles iet gaan wat zich in mijue kamer bevond, zag ik ook naar den Fond en bemerkte daar vuil vau voetstappen, die bij uwe kamer eginnende door mijn kamer naar de verborgen deur door bet e'iangsel bedekt leidden; bet moeten zeer vuile voeten geweest ijn, die bet gedaan hebben. Ook moet bet gister avond kort oordat wij onzen intrek in deze kamers namen, gebeurd zijn, fint auders zouden die voetstappen wel weggeveegd zijn, omdat wr in huis alles zoo proper en netjes is en er ook waarlijk bedienden Fnoeg zijn. Zeg niet, dat ik zelf die vuile voetstappen gemaakt au hebben; dat kan niet zijn, want wij hebben gister den geheelen in den zadel gezeten en vóór ik de kamer binnen ging heb ik 'ijii schoenen aan de mat, die daar buiten voor de deur ligt, Oed afgeveegd. Wie kan dus bier gister avond met vuile schoenen inaengekomen en naar de kamer, door het behangsel verborgen in met een goed hangslot gesloten, gegaan zijn? Hebben de •dienden daar iets heengebracht, of zijn liet de franc-tireurs Fweest, die dat, wat zij op hun wagen hadden, daar binnen ver borgen hebben?" Boor deze gevolgtrekkingen legde Frederik die scherpe op- r~ gerucht daarvan hebben, zegt men, een groot aantal vrouwen en meisjes zich tot ondersteuning van dit plan bij adres tot den minister van Financiën gewend. De heer Tliiers, die in de Nationale Vergadering de meerderheid op zijne zijde heeft, vertoont tusschenbeiden de gebreken van een oud man, die zijn zin wil hebben. Als de meerderheid verlangt, dat Thiers hare wenschen zal inwilligen, hetzij betrekkelijk de zamenstelling van de regeringsligchamen, de militaire zaken, de financiëele wetten of de verplaatsing van den regeringszetel naar Parijs, dan is de oude minister van Lodewijk Philips nog al spoedig gereed met de uitdrukking: „Ik doe het niet, en als gij volstrekt uw zin wilt hebben, welnu dan stap ik van mijn verheven zetel af." Daar men zeer goed weet, dat Thiers in de tegenwoordige positie onmisbaar is, zoo leggen zich de heeren meerderheidsleden maar neder bij de inzigten van Thiers. Misschien voor Frankrijk maar goed! Iloe minder roering hoe beter; het land moet zoo weinig mogelijk bewogen worden door politieke hartstogten, en er liggen aan verschillende zijden heerschzuchtige partij gangers te loeren, om zich zoo mogelijk meester te maken van het gezag. Wij zijn verzocht mede te deelen, dat Zondag morgen in de Nieuwe Kerk in de plaats van ds. Kremer zal optreden de heer A. Jentink, predikant te Terwispel, Zr. Ms. instructiebrik Ternate is eergisteren van hier vertrokken tot het doen van een kruistogt en tot het bezoeken van eenige Engelsche havens. Om der curiositeits wille, plaatsen we het volgende schrijven, bij het bestuur der afdeeling van de Hollandsclie Maatschappij van Landbouw alhier ingekomen en ons wel willend afgestaan „Zeer zelden wordt in de courant geannonceerd een harddraverij van ezels. Daar zulks van de Maatschappij van Landbouw uitgaat, is zulks onvergefelijk, dat dit juist bekende Heldersche ezels moeten zijn. Ten eerste, omdat ik er groote winst in zie voor den landbouw om dit ras te verbeteren; ten tweedeWat zou, dunkt mij, zoo een Heldersch ezeltje zich niet vereerd gevoelen met een Alkmaarschen ezel in aanraking te komen. Indien nu de commissie mijn ezel zou willen zien loopen, laat dan weg in het volgende nommer van de courant: Ileldersclie ezels." De minister van Binnenl. Zaken heeft, in antwoord aan de gemeentebesturen, die nadere inlichting hebben gedurende dezen gelieelen oorlog zoo meesterlijk getoond hebben; en dat hij verschillende dingen met elkander wist te verbinden, bewees hij daardoor, dat hij er bijvoegde: „in het begin heb ik er niet verder op doorgedacht, maar, toen die aardige kamenier mij, tenvijl ze zoo vriendelijk lachte en haar hoofdje heen en weer schudde, den voorslag deed om deze kamers te verlatengij weet, mijnheer de wachtmeester, dat die Franschen ons waarlijk in den beginne niet zoo vriendelijk toespraken.... zie, toen begon ik iets te vermoeden!" „Het is mogelijk," zeide ik, „dat ze daar iets verborgen hebben hetgeen zij niet wenschen dat door ons ontdekt wordt. Wie weet hoe groote schatten! Misschien hun wijn? of hun zilver? Maar wat gaat ons dat aan? Zoolang gij eehter het groote hangslot daar ziet hangen, kunt gij verzekerd en gerust zijn, dat er niets uit dat kamertje zal losbreken, dat u op eenige wijze leed zal kunnen doen." „Ik heb er reeds over gedacht, of die vervloekte franc-tireurs niet misschien hunne wapenen daarin verborgen hebben." „Als dat zod is, dan kunnen wij er waarlijk over tevreden zijn, dat ze daar goed en wel achter slot liggen." Daarmede eindigde ons gesprek. Toen ik kort daarna over het grasveld ging om naar de paarden te kijken, wierp ik een blik op de vensters van de door mij en Frederik bewoonde kamers. Ik zag, dat naast het venster van de kamer, waarin mijn oppasser zijn verblijf hield, nog een venster was, waarop geen meer volgden en dat dit venster getralied was. Het was dus een hoekkamer en had vroeger zeker tot een soort van schatkamer of misschien tot een gevangenis voor een krankzinnige gediend. Toen ik den volgenden dag naar boven ging met mijne kleine uitgave van den Faust in de hand, vond ik den abt daar alleen. Hij ontving mij met een gedwongen beleefdheid, verontschuldigde tot mijne groote teleurstelling jonkvrouw Kühn, die bij hare moeder was, welke een slechten nacht had doorgebracht en vroeg, nadat hij mij verzocht had plaats te nemen: „gij hebt daar een boek van Goetlie voor jonkvrouw Kühn, niet waar? ik meen ten minste dat gij gister daarvan spraakt." „Dat is zoo, het is de Faust, die aan jonkvrouw Kühn nog onbekend is." „De Faust.... o ja, daarvan heb ik wel eens iets gehoord; hij heeft zich met den duivel verbondeu en daarna de boekdrukkunst uitgevonden.... Er ligt een goede moraal in die legende.... maar zult gij het, zooals ik zie vrij lijvige boek, zóólang aan jonkvrouw Kühn kunnen leenen, tot zij het uitgelezen heeft? Zij geeft zich gewoonlijk met zooveel ijver aan dergelijke lectuur over, dat het haar wezenlijk zou smarten, als zij ze niet ten einde toe kan brengen." gevraagd omtrent het bedrag van het reisgeld, dat voor rekening van het Departement van Oorlog kan worden uitbetaald, aan met de medaille der Citadel van Antwerpen versierde gewezen officieren en militairen, die aan de pleg- tigheid der ter aarde bestelling van overblijfselen van de verdedigers daarvan wenschen deel te nemen, en het ver langen te kennen geven de bedoelde vergoeding te bekomen, die gemeentebesturen uitgenoodigd aan de hierbedoeldo en in hunne gemeente woonachtige personen, die zicli daartoe bij ben aanmelden, de vrachtkosten uit te betalen voor hun vervoer naar Breda, hetzij per spoortrein, stoom boot of ander publiek middel van vervoer, enz. zijnde aan den raad van administratie der Kon. Milit. Academie dezerzijds de vereischte bevelen gegeven, om aan diegenen der voorschreven categorie van oud-strijders, welke zich tot dat einde bij liem vervoegen, de kosten uit te keeran, zoowel van hun verblijf te Breda, als voor de terugreis naar hunne woonplaats. Mej. A. J. Moreau, van Enkhuizen, is benoemd tot hulponderwijzeres te Rotterdam. Bij de gisteren gehouden trekking der Weerbaarheids- Loterij is de prijs van ƒ75,000 gevallen op serie 6706 n°. 9, en een der prijzen van 2500 op serie 7214 n°. 33. Dezer dagen werd een schipper op de Zuiderzee door een grooten zwerm vliegen plotseling overvallen. Van vaartuig, zeil en tuigagie was bijna geen spoor te vinden; alles was met een zwarte, gonzende massa overdekt. De opvarenden ondervonden spoedig dat de gasten, wanneer zij met vereende krachten aanvielen, het den menscli lastig genoeg kunnen maken; ten minste de bemanning was ge noodzaakt zich beneden te verschuilen, om voor de stekende insecten beveiligd te zijn. Toen er een koeltje opstak ver wijderde zich het ongenoodigde gezelschap, tot groote vreugde der schippers. Uit Noordscharwoude wordt gemeld, dat het plan tot het graven van een vaart van daar naar het station van den Noordhollandschen spoorweg, zoo goed als verzekerd is. Men vleit zich zeer, dat de volvoering van dit plan strekken zal tot bevordering van de welvaart in de ver schillende gemeenten van den Langedijk, wier tuinvruchten alsdan op de gemakkelijkste en voordeeligste wijze naar elders kunnen verzonden worden. Jl, Dingsdag is bij Castricum door den laatsten trein naar hier een koe overreden, zonder dat de trein ontspoorde. „Ik kan u daaromtrent gerust stellen," zeide ik, „of juister uitgedrukt, moet ik u, helaasmet de verklaring verontrusten, dat ik vooruit kan zeggen, dat ons oponthoud hier wel zóó lang zal duren, als noodig is om met liet grootste gemak den Faust, het eerste zoowel als het tweede deel door te lezen en zelfs een weinig tq bestudeeren, want een weinig studie vereiseht hij waarlijk wel, vooral voor eene dame, voor een jong meisje." Mijn antwoord maakte de trekken van den abt niet vroolijker. Ik begreep, dat hij die vragen gedaan had om te weten te komen hoe lang ons verblijf hier nog zou kunnen duren. Doch dadelijk daarop zeide hij „Is de Faust geschikt voor een jong meisje?" „Voor een meisje als jonkvrouw Kühn, waarom niet?" „Gij hebt gelijk," antwoordde de geestelijke. „Mijn nieht heeft de vrijheid genomen zoo wat alles te lezen. Mijn God! wat is daaraan te doen 1 Men kan toch de bibliotheek niet voor h»ar sluiten. En zij is hier zoo alleen om hare moeder, ook gedurende de lange wintermaanden. Deed ze om zich bezig te houden maar wat aan de muziek, maar ze meent, dat ze daarvoor geen aanleg heeft. Zij is een voortreffelijke huishoudster, de geheele huis houding staat onder hare leiding, zy houdt ook een oog op de besturing van haar goed, waakt over den bestuurder; daarenboven heeft ze hare zaken en armen, trekt zich met raad en daad de algemcene belangen aan onze bestuurder is de maire van de gemeente, en zoo gaat alles van zelf zijn gang; maar al die dingen bezetten haren tijd nog niet geheel, vooral niet de winter avonden. Zij heeft nog altijd geheele uren om zich aan de lectuur, die ons niets beter maakt, over te geven." „Als zy ons iets leert, dan maakt ze ons ook beter!" „Dat mag uw gevoelen zijn, maar het mijne is het niet, mijnheer! Maar veroorloof mij, daar gij een halve geleerde zijt, en, zooals gij mij zoo even verzekerdet, uw verblijf hier zoo lang kan duren, dat het wenschelijk voor u is iets te hebben, om er u mee bezig te houden, de bibliotheek u ter beschikking te stellen. Als ge mij wilt volgen, zal ik ze u toonen.» Hij stond op en ik volgde hem. Terwijl wij de salon verlieten zeide hij: „de bibliotheek ligt naast onze eigenlijke logeerkamer, ik zal u ook deze laten zien, overtuigd dat gij u het liefst daar zult willen inkwartieren, waar gij de middelen om den tijd te verdrijven het dichtst bij de hand hebt. De kamers zijn goed gemeubileerd en zien er vrolijk uit; gij zult daar, zooals beneden, niet alleen een uitzicht hebben op den voortuin, waar gij naar uw volk kunt zien; maar gij zult ook naar de andere zijde een behoorlijk uitzicht hebben op den tuin, het park en het schoone dal van den Oignon. Er is ook een kamer voor uwen oppasser."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1