871. N". 100.
Zondag 20 Augustus.
29 Jaargang.
Aat
ept.
3i
>er 1
,50.
:ad f,
wePj
ten f
30,
m
hooj
nu,
en
e Scl
mtig
ndel
iddell
50
HELDERSUHE
EN NiEUWEEUEPER COURANT.
„W ij huldigen het goede.'
Verschijnt "Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per lcwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Woensdag deri 33 Aug. vertrekt van hier de
Indische mail via Triest, per eersten trein.
li »st
00
de
Iheid
Vrijilnff den 85 A115. vertrekt vari hier «Se ®ost-
idisclie mail vin Brindisi, per trein van 6.85 's nv.
Donderdag den 3l Atig. vertrekt vnn liier deWest-
idiache mail over Sontliampton, per laatsten trein.
B 11\ N E N L A V I).
64 HELDER en NIEUWEDIEP, 19 Augustus.
'en. Niet eensgezind zijn de Fransche wetgevers ter zake van
e P® >11 te kiezen regeringsvorm, 't Zou zelfs niet onmogelijk
2 jn, dat de meerderheid besloot om binnen een niet zeer
irwijderd tijdstip de monarchie onder een Prins van
"a3(l'j rleans te herstellen. Ook deze meerderheid is weder niet
,;iOT mstemmig. Sommigen willen het daarhenen wenden, dat
e hertog van Aumale aan 't hoofd van het uitvoerend
jzag worde geplaatst, noch als Koning, noch als president
®er republiekmaar geheel als 't hoofd van eene voor-
r N. opige regering, die later door eene definitieve zou worden
prangen en waaromtrent de keuze dan niet moeijelijk
0 in zou. Een andere rigting onder die partij is niet onge
il lid om Thiers maar te laten wie hij is, totdat men kan
u innemen, dat, zonder belangrijke schokken, zijn bestuur
111 ophouden, om plaats te maken voor den graaf van
iel. arijs als Koning des lands.
De dag, waarop gedurende de jongstverloopene jaren
oor heel Frankrijk heen het verjaarfeest van den eersten
or"< apoleon (15 Augustus) gevierd werd, is natuurlijker-
ijze thans als ongemerkt voorbijgegaan. De aanhangers
in 't keizerrijk hebben ongetwijfeld ingezien, dat in de
ukd igenwoordige omstandigheden eene poging tot huldebetoon
)(er iet goed zou opgenomen worden.
j a. De hondsdagen loopen wel is waar van daag ten einde,
lanm laar de stille tijd in de diplomatieke wereld is nog in
eene deele voorbij. De invloed der warmte en van den
3alm Igemeenen vacantie-tijd doet zich sterk gevoelen en ofschoon
3orn iannen der wetenschap beweren, dat de warmte allerlei
iter [„gen uitzet, de omvang van het staatkundig nieuws wordt
liet grooter, zelfs is, gelijk wij dezer dagen vermeldden, do
tgT iederlandsche Spectator tot op de helft ingekrompen. Ieder,
die dit kan doen, begeeft zich naar buiten, liefst buiten
's lands, en te Leiden heeft men reeds driemalen vruchteloos
froo retracht een genoegzaam aantal raadsleden bijeen te krijgen
en einde de zaken ai te doen. De Kamers ten onzent ar-
van
rand
'erg
aan
>4
53*
141
12
'2A
6{
6 i
61
6f
01
41
6
oA
81
1
n
Strijd en Liefde.
(Vervolg.)
Wij gingen rustig voorwaarts. De maan scheen niet, de hemel
«as ook niet geheel vrij van wolken, maar de sterren gaven licht
Auj [enoeg om ons onzen weg te doen vinden, en den omtrek er van
«nigzins te doen onderkennen. De koelte van den nacht maakte
ons het loopen gemakkelijk zoo stapten wij bijna in den stormpas
toort, met den sabel, om ons liet loopen gemakkelijker te maken,
op den schouder, en terwijl onze sporen op den straatweg, die in
iet rotsdal van Colomier begon, kletterden. De bergrivier ruischte
rechts naast ons en onder ons aan den linkerkant, maakten de
rotswanden onzen weg donker. Een zachte koelte, die in het dal
raaide, ruischte door de boomen en struiken en door het kreupel
hout op de bergen.
Aldus liaddan wij een half uur doorgeloopenwij naderden het
gehucht met den molen, waarvan ik reeds gesproken heb; het lag
laar vredig en stil als in een diepen slaap verzonken; maar tot
nijne verwondering zouden wij al te spoedig het bewijs ontvangen,
loezeer wij ons in die stilte bedrogen. Toen wij den molen reeds
voorbij, en het einde van het gehucht nabij gekomen waren, waar
de straatweg een bocht maakt, zagen wij een breede lichtstreep op
onzen weg. Die lichtstreep viel uit een vrij groot huis, welks
deur open stond en dat het laatste of voorlaatste van het gehucht
was. Wij hoorden een luid en verward geschreeuw, als van dronken
luenschen. Op hetzelfde oogenblik stoof een boeren-hond de deur
uit en kwam hevig blaffend op ons af. Dit lokte een paar mannen
den blauwen kiel en met den lederen gordel der franc-tireurs
taar buiten; wij waren genoodzaakt de lichte plaats voor het huis
voorbij te gaan; zij herkenden ons, begonnen te schreeuwen en
gingen in het huis terug, waarop daar binuen een verschrikkelijk
ontstond. Wij verhaastten natuurlijk onzen stap zooveel
mogelijk, terwijl wij onder het gaan onzen sabel trokken, bet
«enige wapen dat wij hadden. Maar nauwelijks hadden wij een
Veertigtal schreden gedaan, of er viel een schot en er floot een
logel over ons heen, vervolgens nog een, daarna twee en eindelijk
een half dozijn te gelijk. Het scheen mij toe, dat ik boven aan
mijn linkerarm licht gewond werd, maar overigens deden de kogels
geen schade, zij vlogen hoog boven onze hoofden uit en ons voorbij.
Frederik was reeds lang van den stap in den gestrekten draf
overgegaan, en inderdaad, tegen zulk een troep menschen was aan
geen weerstand bicden te denken. Ik volgde dus zijn voorbeeld
en hem weder ingehaald hebbende, zeide ik tot hem:
„Eenmaal zullen wij toch getroffen moeten worden, als wij op
den open straatweg blijven, daarom moeten wij van elkander scheiden,
go gij rechts af, ik zal mij links af door de wijnbergen heen
trachten te redden."
beiden in het gelieel niet; die in Engeland maken als in
gezwinden pas, de aan de orde zijnde wetsontwerpen af;
de warmte maakt ook wetgevers lusteloos en bovendien de
lieeren verlangen naar hun zomer-recès. Wie durft hij
zoo'n toestand van ons een lang en belangrijk overzigt der
staatkundige gebeurtenissen van den dag verwachten? Het
meest van gewigt is nog de behandeling der voorstellen
betreffende de verlenging van 't gezag van den heer Thiers.
Niet—vrienden van dezen ouden heer durven verzekeren,
dat de man, die als bewonderaar van 't Consulaat bekend
staat, zelve de gedane voorstellen omtrent den voortduur
van zijn gezag heeft in 't leven geroepen.
Zr. Ms. stoomschip Willem is gisteren van Batavia alhier
aangekomen. Het état-major van dezen bodem is zamen-
gesteld als volgt: P. Toutenhoofd, kapitein ter zee,
kommandant, C. A. Bosch, luit. ter zee 1ste kl., 1ste off.,
J. C. Commijs, jhr. J. C. L. von Schmidt auf Altenstadt
en C. Vreede luits. ter zee 2de kl., W. C. A. Hajenius,
off. van gez. 1ste kl. en W. J. Medenbacli off. van adm. 2de kl.
Het Nederl. escader onder bevel van den schout-
bij-naclit Wichers, belast met het afhalen der heenderen
van de op de Citadel van Antwerpen gesneuvelde officieren
is gisteren middag te Antwerpen aangekomen.
Wij herstellen door deze ee.te onnaauwkeurigheid in
het verslag van het landbouwfeest, geplaatst in ons vorig
nommer. De berijder en eigenaar van 't winnende paard bij de
harddraverij was niet H. Noot Jz., maar H. Noot Hz.
Het stoomschip Prins Hendrik, van de maatschappij
Nederland, is jl. Donderdag van de werf der heeren John
Elder Co. te Glasgow, te water gelaten.
Het heeft Z. M. behaagd aan Jonas Melliado, die
in het huis van opsluiting was wegens deelneming aan het
Rotterdamsche oproer, kwijtschelding te verleenen van zijn
overigen straftijd. Van de 6 jaren confinement waartoe hij
was veroordeeld, had hij nog 4 jaren ten zijnen laste.
Behalve de Vletter, zijn nu nog slechts twee terzelfder
zake veroordeelden gedetineerd, die eene straf van 7 jaren
hebben te ondergaan. (N. R. Crt.)
De minister van Oorlog heeft, bij het heersclien der
cholera in Europa en bij het mogelijk geval dat die ziekte
ook wederom in Nederland uitbrak, al de korpskomman-
danten aangeschreven, nu reeds al de voorzorgsmaatregelen
in werking te brengen, welke zijn voorgeschreven in 1853
Wij hadden juist eene, links van den straatweg schuins in de
hoogte loopende, opene plaats bereikt, die zich tusschen den straat
weg en den bergrug uitstrekte. Ik stak die opene plaats over en
ijlde verder tusschen de wijngaarden door en over de scheidsmuren
der wijnbergen en andere kleine hindernissen heen. Daardoor
was ik ten minste zeker, niet gezien te worden en gedekt te zijn
voor het vuur mijner vervolgers; maar ik had ook de zware taak
te vervullen om, in weerwil van al deze hindernissen, sneller voort
te gaan dan zij, die een openen straatweg langs gingenik hoorde
hen beneden mij roepen en schreeuwen
„Schiet schiet op de honden schiet op hen den dood
aan de Prnissen!" zoo hoorde ik hen beneden mij tieren;
na eenigen tijd vielen er weder twee schoten, die, als ze niet op
Frederik afgevuurd werden, geheel en al hun doel misten; ik
hoorde ten minste niets van de kogels. Dit alles was echter meer
dan voldoende om met de uiterste inspanning mijner krachten
over den akeligen grond van gruiszand en grind, waarop men
niet ferm door kon stappen, zonder ieder oogenblik uit te glijden
en tegen de wijngaarden aan te vallen, verder te draven. Ik
moest, om mij te redden, bepaald het einde dezer wijnbergen eerder
bereiken dan mijne vervolgers; kwam ik daar later dan zij, en
moest ik dus voor hunne oogen weder op den straatweg gaan,
dan was ik verloren.
Het was een verschrikkelijke jacht. Somtijds dacht ik er ernstig
over, als ik dat woest geschreeuw en getier van die franc-tireurs
hoorde, den wedren op te geven en mij neder te leggen, in de
hoop, dat ze mij daar rustig zouden laten liggen en yerder zouden
gaan. Maar dan hoorde ik den hond weder achter hen aanblaffen;
het beest zou mij gerooken hebben. Ik moest dus met verzwakte
kracht en hijgende voorwaarts, zoolang mijne beenen mij konden
dragen. Tot mijn geluk besloegen de wijnbergen een vrij lange
streek, die misschien een kwartier of nog langer was. Toen ik
het einde er van bereikt had en de steile helling, die weder naar
den straatweg leidde, meer afsprong of afvloog dan afliep, hadden
mijne vervolgers de jacht opgegeven. Ik hoorde niets meer van
hen dan van tijd tot tijd het blaffen van den hond. Zij keerden
naar het scheen naar het gehucht, naar hun herberg terug en ik
kon dus een weinig op adem komen.
Te vergeefs echter keek ik naar mijn oppasser rond. Ik luisterde...
in den beginne riep ik hem half luid,.... vervolgens al luider...
maar ik kreeg geen antwoord. Ik liep langzaam verder en na
eenigen tijd riep ik weder, eindelijk hoorde ik tot antwoord een
zacht fluiten, dat ons signaal van verzamelen nabootste. Verheugd
antwoordde ik daarop, en weldra hoorde ik een„ik kom" van
den anderen kant van het riviertje. Ik begaf mij spoedig daarheen,
en toen ik er gekomen was zag ik, dat Frederik aan de andere
zijde er moedig instapte. Het water reikte hem tot aan de knieën
en voorkomen in het Recueil militaire van dat jaar. De
troepen zullen dus o. a. vóór dat ze 's morgens aan het
werk gaan of vóór dat ze militaire marschen beginnen, de
soep moeten gebruikt hebben.
Bij den Raad van State, afdeeling voor de geschillen
van Bestuur, zal eerlang worden behandeld het beroep van
het bestuur van de bannen en polder Schagen, van een
besluit van Gedeputeerde Staten van Noordholland van 3
Mei 1871, No. 32, tot vermindering van een, bij dwang
bevel, van een ingeland gevorderden omslag.
Beroepen bij de Doopsgezinde gemeente te Poppinga-
wier de heer J. Honig Jz., proponent, van Koog a/d Zaan.
Aangenomen het beroep naar Wijdenes en Oosterleek
door dr. J. Riet, pred. te Eijerland op Texel.
Door het kiescollegie van de Nederl. Herv. gemeente
te Leiden is jl. Donderdag, ter vervulling der vacature ontstaan
door het overlijden van ds. A. J. Molenaar, de volgende
nominatie van predikanten opgemaakt: ds. Creutzberg, te
Arnhem; van Ronkel, te Zutphen; Mossel, te Renkum;
Hogerzeil, te Driebergen; Dermout, te Viissingen; en Gertli
van Wijk, te Kampen.
De hoogleeraar G. E. Voorhelm Schneevoogt is
plotseling overleden op het buitengoed Heijenoord, in de
nabijheid van Arnhem.
Wijlen prof. Schneevoogt was buitengewoon hoogleeraar
in de geneeskunde aan het Athenaeum Illustre te Amster
dam, rijks-inspecteur van de geneeskundige gestichten voor
krankzinnigen, bestuurder van de Vereeniging voor zieken
verpleging aldaar, en bovendien in vele andere besturen
enz. nuttig werkzaam. Hij was in 1814 te Haarlem geboren
ridder der orde van den Nederl. Leeuw en officier der orde
van de Eikenkroon. In 1838 werd hij tot doctor in de
genees- en verloskunde en een jaar later tot doctor in de
heelkunde gepromoveerd.
Tot leden der Prov. Staten zijn gekozen, van Zuid
holland, in het district Ridderkerk, de heer A. J. van der
Poest Clement, notaris te Poortugaal en van Friesland, in
het district Heerenveen, de heer W. A. van der Sluis, te
Appelscha.
Naar aanleiding der opmerkingen van den heer
mr. D. van Eek, bij de behandeling der Staatsbegrooting
voor 1871 in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, over
den ijk van maten en gewigten, is door den minister van
en spatte omhoog tot aan zijn dijen; ik reikte hem de sabelschede
toe, hij greep het einde er van en op het volgend oogenblik stond
hij goed en wel naast mij.
„God zij dank! dat gij behouden zijt gebleven," zeide hij, diep
ademhalende. „Dat was loopen! Toen wij van elkander gingen
heb ik mij dadelijk in het water geworpen en ben het riviertje
over gestokenik wist vooruit wel, dat die kerels het mij niet
zouden nadoen. Dat Fransche tuig heeft wel wat van de katten
door het water gaat het nooit en als het regent laat het de ooren
hangenDie vervloekte spitsboevenIk dank den hemel, dat ik
u zoo spoedig teruggevonden heb. Gij hebt wel krachtig uwe
beenen gebruikt! gij waart me in een oogenblik uit het gezicht,
toen onze wedloop begon. Ik deed mij zeiven, toen ik u niet
dadelijk wedervond, bittere verwijten, dat ik u verlaten had; als
u eens iets overkomen waremaar Goddankwij zijn heelhuids aan
dat vervloekte rooverstuig ontkomen."
Frederik zeide dat alles in de grootste opgewondenheid, terwijl
wij van den oever der rivier naar boven gingen om weder op den
straatweg te komen. Terwijl ik een weinig achterbleef, daar ik
me plotseling zeer vermoeid gevoelde, zeide ik: „zoo heelhuids
ben ik er, vrees ik, niet afgekomen.... ik gevoel veel pijn aan het
bovenste deel van mijn linkerarm; ik geloof dat het niet zoozeer
een onschadelijk rheumatisme, een gevolg van de koelte van den
nacht is, dan wel de werking van een chaisepot-kogel, dien ik
waarlijk niet moedwillig en met opzet in zijn vliegenden loop
gestuit heb."
„Ach!.... zijt gij gewond? Laat mij eens zien," riep Frederik
verschrikt uit.
Vóór ik bleef staan, luisterde ik nog eens. Er was geen geluid
meer te hooren, behalve heel in de verte het blaffen van den hond
en beneden ons het gedruisch van het riviertje. Wij konden dus
gerust voor eenige oogenblikken halt houden en den tijd nemen
mijn arm te onderzoeken.
Het ontblooten van den arm berokkende mij veel pijn. Frederik
had lucifers bij zich en toen hij er een paar aangestoken had,
zagen wij, nadat ik mijn hemd van mijn schouder had afgetrokken
en het voorzichtig van mijn bovenarm had losgemaakt, dat ik een
schampschot ontvangen had, dat niet diep was, maar dat er toch
zeer leelijk uitzag en mij veel pijn veroorzaakte. Frederik haastte
zich in mijn hoed water te halen en mijn arm daarmede te wasschen.
Vervolgens maakte hij een verband van mijn zakdoek; daarover
trok ik weder mijne kleederen aan. Frederik maakte toen van
zijn zakdoek een draagband en noodzaakte mij mijn linkerarm
daarin te dragen. Den rechterarm nam hij in de zijne om mij
te ondersteunen en te geleiden. Daarop gingen wij op nieuw door
den donkeren nacht voorwaarts. Frederik was een verstandig en
schrander mensch, die echter, even als millioenen anderen, ruw