871. N°. 106.
Zondag 3 September.
29 Jaargang.
De COMMISSARIS DES KONINGS
n
30
i f 14
J part
93, IS
te P«
1IELDERSGHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
00, 21
it, w
Eub,
3de
1 kiloi
„Wij huldigen het goede."
1 f 22,
s Er»|
i f—
Verschijnt Dixgsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever
llnre a u
A. A. BAKKER
M O L E X 1» L E I X, X°. 163.
Cz.
Prijs der Adverteutiën: Vau 14 regels 00 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Woensdag den O Sept. vertrekt van hier de
lost Indische mail via Vriest, per eersten trein.
Vrijdag den 8 Sept. vertrekt van hier de Oost-
if_. ndische mail via Brindisi, per trein vnn 6.35 's nv.
Vrijdag den 15 Sept. vertrekt van hier de Wcst-
odische mail over Sonthainptoii, per laatsten trein.
eren
lel vk
handi
Varke
in de provincie NOORDHOLLAND,
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de ver
wisseling der deuren in de schutsluis Willem III zal plaats
lebben vnn tot en met 9 September e. k. en dat
delba edurende dien tijd de scheepvaart door gezegde sluis
kilo estremd zal zijn; terwijl alsdan alleen door de sluis
nilem I geschut zal worden.
Haarlem, 1 September 1871.
De Commissaris des Koninys voornoemd,
KOËLL.
iliter.
>tuk
8 Bu
n,
prijij
a
kw.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
[engt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
Dingsdag den 5 September 1871, des avonds ten
EVEN ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
g'o tn 2 September 1871. STAKMAN BOSSE.
logrs PUNTEN TER BEHANDELING:
Beëediging van nieuwe leden.
N. Tl
kiloj
cilogi
BINNENLAND.
HELDER en NIEUWEDIEP, 2 September.
Zr. Ms. stoomschip Kijkduin is heden van hier vertrokken
it het doen van een kruistogt in de Noordzee.
Het schroefstoomschip Willem wordt met den 15 dezer
luiten dienst gesteld en de kapt. ter zee P. Toutenhoofd
pi, lervol van het bevel ontheven en op non-activiteit gesteld.
De nieuwbenoemde adelborsten van het Koninklijk
iistituut voor de Marine zijn heden alhier aangekomen.
Ki )e lessen aan genoemd Instituut zullen a. s. Maandag
Vijnl reder een aanvang nemen,
locbi
Je
Grie
larri
ndrii
S tr ij d en Liefde.
(Vervolg.)
Boven gekomen, leidde hij mij door den mij bekenden salon
in het kabinet, waarin ik eerst gedacht had dat mevrouw
übn zich bevond achter de neergelaten gordijnen. Het was een
leer aardig boudoir, waarin ik binnentrad en waar ik tegenover
Bij Blanche aan bet venster zag zitten, bleek en met oogen, die
[sporen van tranen vertoonden. Alaar op dit oogenblik waren die
uien afgewischt; zij zag mij, toen ik voor haar stond en wachtte
et zij mij zou aanspreken, met een zoo droogen en kouden blik
Kin. Mijn brief lag voor haar op een werktafeltje.
Ik had haar met een gevoel van aandoening, dat ik ondervond
loen ik haar zag, mijn hand willen toesteken; haar blik echter
inderdrukte dat gevoel en ik nam plaats op den stoel, dien zij
rij aanwees.
De abt was achtergebleven.
„Ik lieb u wenschen te spreken," zeide zij met die somberheid,
lie hare zoo heldere en zoo welluidende stem soms kon aannemen,
„omdat ik een vraag tot u wilde richten.... beloof mij vooraf, dat
[ij de geheele waarheid zult zeggen."
„Dat beloof ik u," antwoordde ik zeer beklemd. „Welke vraag
het?"
„Het is een onbescheidene, maar toch een zeer natuurlijke!
ïijt gij rijk?"
„Ik rijk?»
„Waarom doet die vraag u zoo ontstellen?"
„Omdat ze mij in een groote verlegenheid brengt."
„In verlegenheid?.... ja, dat begrijp ik," antwoordde Blanche
op een harden, bijna toornigen toon, „gij moet bekennen, dat gij
leer rijk zijt en verder, dat de stap, dien gij gedaan hebt, zonder
ikt bovendien krenkend voor inij is.... Gij zendt mij daar
leu aanwijzing van 195,000 francs op een Bazeler bankiershuis
tij mijEn gelooft ge, dat ik zulk een geschenk van u zal aannemen?"
„Ik dacht," aldus viel ik haar getroffen in de rede, dat ik u
mijn brief gezegd had, dat ik niet meende u daarmede een
Jeschenk te geven. Aan zulk een vermetelheid heb ik geen
•ogenblik gedacht. De abt heeft mij gezegd, dat gij deze som,
(n daarmede uw geheele vermogen aan den staat moest en ook
loudt overgeven; daar ik echter de ongelukkige ben, die u daartoe
gebracht heeft, zoo heb ik niet geaarzeld u deze som weder terug
le geven. Gij zijt toch ouschuldig aan de geheele zaak en moogt
et niet onder lijden. Misschien heb ik zonder takt gehandeld.
Het mogelijk. Ik kan het in mijn tegenwoordigen toestand niet
beoordeeleu. Ik was in vertwijfeling over datgene, wat de abt mij
gezegd had en wist niet wat ik anders doen zou!"
„Ik zal uwe aanwijzing ten minste niet aannemen."
„Dat doet mij meer leed dan ik u kan zeggen. Als gij die aan
wijzing aannaamt, zou ik denken, dat gij mij vergiffenis schonkt
foor datgene, wat ik hier heb moeten doen, en dat gij geen
Achterdocht meer jegens mij koesterdet; gij zoudt mij gerust-
dellen en ik zou zeer dankbaar jegens u zijn, dat gij, zij bet dan
i3|
21
2
«e
et*
AA
6}
Of
5
51
11
8
31
7
81
61
=i
6
81
3:1
2
i
li
li
Ook alhier is, even als te Charlois en Alblasserwaard,
Donderdag avond omstreeks zeven ure een prachtige
meteoor in het zuid-westen, ongeveer 40° boven den
horizont, waargenomen.
Eergisteren is er weder een kind in de gracht om
's Rijks werf gevallen. Het knaapje, ongeveer 10 jaren
oud, wist echter zich zelf te redden. Vrees voor straf
scheen hem te weerhouden gevolg te geven aan den aan
drang der omstanders, om met zijn nat pak huiswaarts te
gaan. Hij ontkleedde zich geheel, en stond weldra in
paradijs-costuum zijne natte kleedingstukken uit te wringen.
Een der bewoners van de Weststraat ontfermde zich echter
over den jongen, nam hem'in huis op en deed hem drooge
kleederen aan.
Beroepen bij de Remonstrantsche gemeente te Delft
dr. B. Tideman Jz., pred. te Hoorn.
De jaarlijksche algemeene vergadering van veeartsen
zal dit jaar gehouden worden te Utrecht, en wel op 3 Sept.
Op 15 Sept. a. s. zal de vrijmetselaarsloge „la Com
pagnie durable" te Middelburg, haar lOOjarig bestaan fees
telijk herdenken.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 1 dezer:
„Gisteren hebben eenige landbouwers uit Anna Paulowna-
Polder, Wieringerwaard, Barsingerhorn, Winkel, enz. eene
bijeenkomst gehouden ten huize van den heer Steeman, te
Schagen, om te bespreken in hoeverre het mogelijk zoude
zijn, eene vereeniging op te rigten, uit leden van verschillende
afdeelingen der Iiollandsche Maatschappij van Landbouw,
die door bijzondere bijdragen en contributie, de belangen
van landbouw, veeteelt, enz., hetzij door aankoop van
landbouw-werktuigen ter beproeving, of ook door invoer
van buitenlandsclie veerassen, meer direct kan bevorderen.
De uitslag van deze bijeenkomst is geweest, dat men
vertrouwde, dat eene dergelijke vereeniging veel goeds kon
teweegbrengen, weshalve 27 personen voorloopig zich hebben
vereenigd en eene commissie benoemd om een concept
reglement op te maken, ten einde over veertien dagen eene
tweede bijeenkomst te houden en een reglement vast te
stellen.»
ook met tegenzin, iets gedaan kadt om mij mijn gemoedsrust
terug te geven!... doe het, jonkvrouw Blanche, ofschoon het u ook
moeijelijk valt; wees zoo goed jegens mij, die mij zeer ongelukkig
gevoel, dat ik nu zoo van Chateau-Giron moet scheiden en nog
tienmaal ongelukkiger zou zijn, als gij datgene weigerdet aan te
nemen, waardoor ik u met mij wilde verzoenen!"
„Ongelukkig?'' zeide zij met verachtelijk in de hoogte getrokkene
lippen, „als men jong en zoo rijk is als gij zijt, is men niet lang
ongelukkig. Neem uwe aanwijzing terug!"
„Gij zijt inderdaad zeer hard," antwoordde ik met bevende
lippen. Denk er eens over na, Blanche, of het u niet mogelijk is
van mij terug te nemen, wat ik u ontnomen heb."
„Neen!" zeide zij op denzelfden scherpen toon. „Veronderstel,
dat gij uzelven er verwijten over deedt, of beter dat het u ver
ontrustte, dat gij zulk een ongeluk over mij hebt moeten brengen
dan zoudt gij toch te verkwistend handelen door met zulk
een geschenk een kleine onrust van uw geweten te willen af
schudden. Om niet meer gepijnigd te worden door een zaak, die
hem een weinig onrust verschaft, geeft geen verstandig man zoo
veel geld uit. Zelfs voor een miilionair is 200,000 francs een
groote som en ik wil u niet helpen in een zoo groote verkwisting."
Zij zeide dit op een zeer bitteren toon.
„Hoor mij aan, Blanche!" antwoordde ik. „Gij hebt vermogen
noodig. Een jonge dame van uw stand kan niet ontbloot zijn
van vermogen, dat is voor haar een levensvoorwaarde. Bij mij is
dat geheel iets anders. Als gij deze som van mij aanneemt, blijft
mij nog ruim genoeg over om één of zelfs twee jaren fatsoenlijk,
ja zelfs schitterend te loven; meer heb ik niet noodig, want
ik heb voor niemand te zorgen, en na één of twee jaren heb ik
een aanstelling bij de rechtbank en dan zorgt de staat voor mij."
Zij zag mij bijna verschrikt aan.
„Zijt ge dan geen miilionair?" vroeg ze snel.
„Neen, ik ben een jongeren zoon; mijn oudste broeder heeft
van mijn vader een riddergoed geërfd, ik van mijn moeder bijna
56,000 thaler. Die aanwijzing beloopt ongeveer 52,000 thaler.
Gij ziet, dat er bij mij geen sprake is van miliioenen.»
Zij zag mij een oogenblik met de grootste ontsteltenis aan, werd
nog bleeker, nam de aanwijzing langzaam van hare tafel en begon
die even langzaam in kleine stukjes te scheuren. Hare handeu
sidderden daarbijde sporen van haar gelaat werden krampachtig
samengetrokken en er vertoonde zich op haar gelaat een gebaren
spel, waarvan ik de beteekenis volstrekt niet begreep.
„Blanche!" zeide ik op een vleienden toon eo als overmand
door een plotselinge aandoening, van wier oorzaak ik op dat
oogenblik moeielijk rekenschap had kunnen geven. Ik stond op
om hare hand te vatten.
Zij ontrukte mij hare rechterhand met hevigheid en hield beide
handen voor haar aangezicht. Ik zag dat zij weende, dat de tranen
door hare vingers heen druppeldenzij begon te snikken en wendde
zich om, om heen te gaan.
Ik hield haar vast, terwijl ik mijn arm om haar schouder
sloeg en haar naar mij toe wilde trekken. Maar zij ontrukte zich
Men sclirijft ons uit Alkmaar, dd. 31 Aug.
„Door de liier gevestigde afdeeling van het Nederlandscli
Schoolverbond was gisteren aan de schooljeugd een feest
bereid. Met uitzondering van de kinderen van een paarbijzondere
scholen, waren alle onderwijzers met hunne leerlingen
tegenwoordig op het Doelenveld, alwaar de uitreiking der
prijzen geschiedde voor het getrouw bezoeken der school.
Het corps stedelijke muziekanten, daartoe uitgenoodigd,
voerde eenige stukken muziek uit, de jeugd vermaakte
zich prettig en een zeer aardig vuurwerk besloot het feest."
Te Zaandam heeft zich jl. Woensdag avond de wan
orde niet herhaaldeen massa volks bewoog zich langs de
straten, enkele kennissen der vorige avonden werden in
verzekerde bewaring genomen. De schutterij, ten 6| ure
aangetreden, werd na verloop van twee uren weder afge
dankt het vertoon der kavallerie heeft de hardste schreeu
wers in hun stulp gejaagd.
De burgemeester heeft de volgende verordening vastge
steld, die onmiddellijk in werking is getreden
„Alle deelneming aan volksoploopen en zamenscholingen
van meer dan vijf personen op de openbare straten, wegen
en pleinen, is van des namiddags 7 ure tot des morgens
6 ure verboden.
„De deelnemers aan volksoptogten en zamenscholingen
zijn verpligt, op waarschuwing der politie, uiteen te gaan.
„Overtreding der beide voorgaande artikelen wordt gestraft
met gevangenisstraf van drie dagen, onverminderd de
bepalingen van het Wetboek van Strafregt op het misdrijf
van weerspannigheid tegen do openbare magten, of andere
strafregterlijke bepalingen.
Jl. Woensdag werd de jaarlijksche vergadering der
vereeniging van leeraren aan inrigtingen voor middelbaar
onderwijs, door den voorzitter, den heer Frangois, in de
parkzaal te Amsterdam geopend. Yan de 250 leden, die
de vereeniging thans telt, waren ongeveer 50 tegenwoordig
o o t o O o
bonevens het eerelid, de heer Steyn Parvé. Tot leden van
het bestuur werden gekozen de lieeren: P. de Regt, te
Rotterdam, dr. II. T. R. Hubrecht, te Amsterdam en dr.
P. C. Burger, te Leeuwarden.
De beraadslagingen liepen over verschillende belangrijke
punten: o. a. de zamenstelling der commissiën voor de
met de grootste hevigheid aan mij en riep uit: „Neen, neen ga
heen! zeg mij niets meer... ga heen... ga heen!" Daarop ijlde zij
weg en was op het volgende oogenblik uit de kamer verdwenen.
Ik bleef staan als door den donder getroffen. Mijn hoofd
draaide van al de gedachten, die er door vlogenik wi9t niet
goed wat er gebeurd was en wat liet geheele tooneel beduidde;
het scheelde niet veel, of ik barstte in tranen uit.
Zoo ging ik naar beneden naar mijn kamer, terwijl ik met een
soort van woede de tranen, die in mijne oogen opstegen, onder
drukte. Die woede richtte zich eindelgk tegen mij zeiven, den
soldaat, die het hoofd rechtop houden en koelbloedig blijven moet,
wanneer bij zich te midden van dood en verderf bevindt en niets
anders dan ellende rondom zich ziet. En nu werd die soldaat
overmand en terneergedrukt door een weinig harteleed, dat ik aan
eene Erausche, die eigenlijk eene Duitsche was en dat smadelijk
loochende, veroorzaakt had. En wat was er toch eigenlijk gebeurd?
Ik had haar een hoop stom en walgelgk geld moeten ontnemen,
en wilde dat haar nu bovendien nog teruggeven. Kon zij het
niet van mij aannemen? Waarom niet? En al kon zij dat niet,
wat hadden onze harten dan nog met dat geld te maken? Was
het al niet erg genoeg, dat dat geld ons gedwongen had tot een
spel, waarin wij elkander in list hadden trachten te overtreffen
En al had ik daarin ook de overwinning behaald, had zij om dat
geld de comedie van Colomier niet met mij gespeeld; had zij mij
niet onschadelijk willen maken door den slaapdrank van den abt,
wiens werking ik aan Erederik gezien had? Had ik om dat
akelige geld niet dagen lang de kwelling van den grootsten argwaan
in mij gevoeld? YVas het niet ellendig en bekrompen, zulk een
verlies te beschouwen als iets, dat ons voor eeuwig van elkander
moest scheiden? Wat heeft zulk een erbarmelijke, uitwendige
gebeurtenis te maken met het hart, met de ziel van den mensch,
en als ze dat niet begreep, niet gevoelde, als zij mij geen ver-
giffeuis kon schenken, en niet kon begrijpen dat ik niet schuldig
was, als zij zelve niet inzag, hoezeer ik leed door datgene, wat
ik uit plichtsgevoel gedaan had, dan, ja dan moest ik ook
toornig op haar kunnen worden.
Het was een redenering even als alle, die verliefden zich maken.
Zeer logisch en zeer juist in gevolgtrekkingen. En toch haalt men
er geen droppel lafenis uit en in al de logika er van vindt men
zeer weinig rust.
Ik verscheurde den nu onnut geworden brief, dien ik aan mijn
zaakwaarnemer geschreven had, en wierp mij op de sopha oin er
over na te denken, wat ik zou doen; of ik nog zou blijven, dan
of ik mij, onder voorwendsel van mijn woud, van dezen post zou
laten terug roepen. Voorzeker, het laatste was het beste, het
eenige zelfs dat ik doen kon! De dokter kwam na eenigen tijd
en ontnam mij bijna dat voorwendsel, door dat bij mg verzekerde,
dat, als ik mijn arm nog slechts twee dagen in een band droeg
en hem niet gebruikte, ik mij verder om mijn wond niet meer te
bekommeren had. Eigenlijk was het mij aangenaam, dat hij mij
dat voorwendsel ontnam want in den grond van mijn hart
gaf ik er toch de voorkeur aan te blijven. (Slot volgt.)