1871. N". 144.
Vrijdag 1 December.
29 Jaargang.
li i e x i x n.
Uitgever
IJ u r e a u
A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„W ij huldigen het goed e."
Verschijot Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
MOLENPLEIN, N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN
Naar Oost-Indiëvia Triest Dingsdag 12 Dec. 's av. 6 u. 30m.
Brindisi, Vrijdag 1 Dec. 's av. 6 u. 30m.
West-lndie: viaSf.iVazaiVe,Dingsdag 5Dec. 'sav.6 u.30m.
SouthaniptonY r\y\a.g 15 Dec. 'sin.6u.25m.
de Kust van Guinea: Zondag 3 Dec. 's m. 6 u. 25 ra.
Kaap de Goede HoopDonderdag 7Dec. 's ni. 6 u. 25m.
over frankrijk en Vrijdag 8 Dec. 's m. 6 u. 25 m.
HELDER en NIEUWEDIEP, 30 November.
Nog altijd hebben de berigten uit Brussel eene groote
mate van belangrijkheid, hoezeer ook de heer de Decker
zijn ontslag als gouverneur van Limburg gevraagd en
verkregen en de demonstratie tegen zijne benoeming geen
ernstig karakter aangenomen heeft. Tegen de meening
van sommige buitenlandsche bladen, die aan het voorge
vallene in Belgie's hoofdstad een ernstig karakter toeschreven,
komt I'Indépendance met kracht en waardigheid op. Dit blad
ontkent, dat de voorgevallene beweging kan gerangschikt
worden onder die heftige volksberoeringen, welke de troonen
doen waggelen, en de staatsinstellingen, de openbare orde
en de veiligheid van personen en bezittingen in de waag
schaal stellen. Zonder het gebeurde te vergoelijken, merkt
genoemd blad op, dat de veroorzaakte schade weinig aan
zienlijk zal zijn.
De Koning van Italië heeft jl. Maandag het Italiaansche
Parlement met eene troonrede geopend, waarvan wij den
hoofdinhoud hierachter mededeelen. De omstandigheid dat
hij dit voor het eerst in de nieuwe hoofdstad des Rijks
verrigtte in het bijzijn der gezanten van al de buiten
landsche mogendheden, geeft aan deze gebeurtenis eene
groote mate van gewigt. De troonrede luidt zeer ver
zoenend en toont voorts op overtuigende wijze aan, dat
de regering de dringende behoefte aan hervorming van het
binnenlandsch bestuur, en aan uitbreiding van het volks
onderwijs beseft.
De schipbreuk der Megaera.
Een correspondent van Bailv News heeft twee stokers ontmoet
van de Megaera, en geeft in een uitgebreid artikel verslag van
hetgeen deze personen hem in hun eenvoud mededeelden omtrent
het vergaan van dit troepeuschip der Engelsche marine op de
riffen van de St Paulus-Rots. Aar. het Handelsblad ontleenen
wij het korte uittreksel, overgenomen uit het verhaal da tgenoemde
correspondent zoo meesterlijk levert.
Men stelle zich dus twee stokers voor, zittende voor een open
haard, hun pijp rookende en soms een teug nemende uit stoomende
glazen grog, terwijl de redacteur in een „easy chair" naast hen zit,
hun woorden met de grootste aandacht volgt, door een welaan-
gebragte vraag hen steeds den draad van het verhaal doet vast
houden en soms aanteekeningen maakt in de pauzes van het gesprek.
Een der stokers doet het verhaal, de andere stemt door gebaren en
enkele woorden de waarheid der mededeeüngen toe en legt soms
meer nadruk op enkele bijzonderheden.
De geschiedenis van den stoker begint met het verhaal van het
weinige vertrouwen, dat de geheele bemanning van den aanvang af
in dc zeewaardigheid van het schip had. Kapitein Thrupp vernam
de klagten van het zeevolk over den toestand van liet schip, toen
het na een reis van twee dagen te Quecnstown aankwamhij
maakte een rapport op van de opmerkingen der stuurlieden en
opperste stokers, doch de regerings-inspecteur verklaarde het schip
zeewaardig, en van dien tijd af was dc mond van den kapitein
natuurlijk gesloten.
De manschap ging even natuurlijk ook geen misbaar maken, al
waren wij precies even zeker van voor de haaijen te zijn als dagelijks
ons oorlam te krijgen. Iedereen keek echter ernstig, de boven
lippen bleven strak en eenige mannen vooral de getrouwden
hadden maar niets geen pleizier in hun leven. Tusschen Queens-
town en de Kaap was de reis voorspoedig. Het schip liep van
acht tot negen knoopen per dag. Ik geloof bij mijn ziel, dat God
Almagtig in zijn genade het weêr voor ons uitpikte. Het schip
lag diep in 't water en was zoo vol met goed en bagage, dat wij
het, niettegenstaande al ons werken, maar niet netjes konden stouwen.
Nadat wij de Kaap den 8steu Mei verlaten hadden, zag het weer
er dreigend uit en den 7den en Ssten Junij gingen wij met een
harde bries voor het lapje, er fiks doorheen, onder dubbelgereefde
marszeilen. De zee was hol en soms was het van belang zoo als
het zeewater op ons neerplompte en over het dek spoelde. Het
was juist den dag toen wij den Franschman inhaalden, dat des
avonds een marinier over boord werd geslagen. Den volgenden dag
kregen wij een lek, en een duivels groot lek ook, want het water
spoot naar binnen, zoodat al de pompen aan het werk moesten.
Een paar matrozen zwoeren bij kris en bij kras, dat de soldaat,
toen hij over boord sloeg, zijn knie door de huid van het schip
had gestootendoch anderen zeiden, dat hij er met zijn bajonet
een gat in geprikt had; maar dit kon niet, want hij had zijn bajonet
niet bij zich toen hij naar den bodem zonk.
„Alle hens aan 't pompen en daar er vele pompen waren en het
geluk een beetje meeliep, beletten wij het water op ons te winnen.
Doch liet lek was niet te vinden. Wij hadden een leventje, koor!
Bij voortduring wordt de verplaatsing van den zetel der
Pranscho regering van Versailles naar Parijs besproken,
zonder dat er evenwel uit blijkt, dat tot die verplaatsing
bij de regering alreeds een bepaald plan bestaat. De
keizerlijkeregeringbeeft in Frankrijk betzoozeertoteengewone
zaak gemaakt om hoog tot den bestuurder des lands op te
zien, dat de heer Thiers, waar hij zich buiten zijne resi
dentie vertoont, zich evenzeer met plegtige liuldewijzen ziet
gestreeld. Op bet voetspoor van zijn keizerlijken voorganger
maakt liij zich scliuldigaan maatregelen, die van zijne vrees voor
openbaarheid getuigen. Het schorsen van sommige bladen
zal waarlijk weinig bijdragen om zijn prestige te handhaven.
Behalve dit, wordt hem verweten, dat hij aan de leger
hoofden een veel te groote magt overlaat, waardoor zij in
verscheidene aangelegenheden een al te overwegenden in
vloed aan den dag leggen. Eindelijk wijt men aan de
begeerte van den president om met de Orleanisten goede
maats te blijven, zijne vrees voor de benoeming van Jules
Favre tot gezant te Londen, tengevolge waarvan dezen
staatsman die aanzienlijke betrekking niet zal ten deel
vallen.
In den afgeloopen nacht heeft men in het postkantoor
alhier ingebroken. De dief of dieven zijn in den tuin ge
komen door een plank uit de schutting te verwijderenom
in de wachtkamer te komen hebben zij de deur geforceerd en
toen ze daarin waren schijnen ze te vergeefs getracht te
hebben in het kantoor te komen. Zij hebben toen een ruit
gesneden uit de tuindeur van het kantoor en zich zoo toe
gang verschaft. Er wordt tot heden niets vermist; welligt
zijn de dieven in hun werk gestoord. Evenwel zouden ze
geen groote vangst gemaakt hebben, daar de stukken van
waarde 's nachts niet op het kantoor verblijven.
De Prins en de Prinses von Wied worden Maandag
aanstaande in de residentie verwacht.
Onder de koninklijke besluiten, gisteren medegedeeld
in de openbare vergadering van den Raad van State (af-
deeling voor geschillen van bestuur) was er een, waaruit
Het woei een vliegenden storm, het beroerde logge gevaarte lag
diep in het water en rolde dat de nokken van de ra's in het
water doken.»
De stoker geeft vervolgens eene beschrijving van het uitputtende
werk aan de pompen. (Men zal in het voorafgaande de halfbjj-
geloovige, halfhumoristische geneigdheid der zeelieden gewaardeerd
hebben om een grootesk verband tusschen oorzaak en gevolg te
vinden. „De marinier ging over boord en den volgenden dag
kregen wij een lek en de matrozen zeiden dat de soldaat met ziju
knie een gat gestooten had in het schip.») De pogingen van den
hoofdstoker (waarschijnlijk een Schot, want zij noemen hem famili-
aarweg „Scottie"), om het lek te vinden, worden nn beschreven
Met een kaars in handen kruipt hij tusschen de spanten en
zaadhouten van het schip. Scottic tracht onder de wegeriug te
kijken, hij stopt zijn kop door een vulling een der gaten
en de kaars door een andere, en ja wel, daar zag hij het water
naar boven spuiten als een waterhoos. Hij roept den officier van
de wacht toe; „lk heb het lek gevonden." „Waar?" roept de
officier. „Kom en ik zal het je toonen," was het antwoord. Hij
koint, kijkt een geruimen poos door het gat, snelt weg en roept
„den oude" (kapitein Thrupp). De oude komt met den stormpas
aan, gaat liggen zoo lang als hij is - wij hadden een mat voor
hem uitgespreid en blijft een langen tijd met zijn hoofd in de
diepte. Ten laatste komt zijn hoofd weer boven en Scottie aan
sprekende, zegt hij: „Hebt gij mijnheer Mills geroepen?" „Neen,
kapitein, hij is in geen drie nachten naar kooi geweest en ik wilde
hein niet storen." „ltoep hem dadelijk 1" Ik werd naar mijuheer
Mills gezonden. Hij is de hoofd-maehinist. Ik klim langs den
kortsteu weg naar boven en roep hem. „Het lek is gevonden,
mijnheer!" en binnen twee minuten hadden mijnheer Mills en de
oude de hoofden zamen. Zij spraken eeuigen tijd met elkander en
toen klonk het bevel. „Roep Jamie Hare, den smid."
Een derde gat werd in de wegering gehakt, groot genoeg om
den arm van den smid door te laten, die dus het gat in de buiten
huid van het schip zou kunnen bereiken.
De verschillende pogingen om het lek te stoppen mislukken
allen en een der duikers, die neergelaten wordt, brengt de aan
gename tijding, dat dc achtersteven van het schip op een verrotte
honiggraat gelijkt.
„Het was, welbedacht, nog zoo stom niet van de jongens om te
zeggen, dat de zinkende marinier zijn knie door de huid van het
schip gestooten had, want Bell (de duiker) zei, dat hij met de hiel
van zijn laars best een gat kon stooten in het schip. Hij dook
naar beneden met een ijzeren plaat voor de buitenzij, terwijl een
andere plaat aan de binnenzij werd aangebragt. Gaten werden
door de huid van het schip geboord en nu poogde men de platen
op elkander te schroeven. Maar ja wel, dat kan je net denken.
Morgen brengen, hoor 1 dat beroerde ding was zoo dun en versleten,
dat wij de moeren der schroeven niet konden aanzetten, want ze
gingen door de huid heen. De schroeven zaten dus los en de
platen trokken zóó, dat wij vreesden, dat ze het geheele stuk van
de buitenhuid van het schip zouden losrukken. Ze zeggen in den
Bijbel zoo iets van nieuwen wijn in oude zakken, wel ik zeg, dat
wij dat juist hier hadden, want het nieuwe ijzer was te sterk voor
het sponsachtige, verrotte, verroeste, honiggraatachtige ijzer van
bleek, dat vrouwen onbevoegd zijn te kiezen of gekozen te
worden, want in staatsregterlijken zin zijn vrouwen geen
personen.
Het stembureau te Wiscli alzoo, dat stembriefjes van
onwaarde verklaarde, als niet duidelijk een bepaald persoon
aanduidende, omdat de stemmen op vrouwen waren uitge-
bragt, handelde in dezen wettig. Het beroep tegen zijn
handeling werd dan ook bij bedoeld koninklijk besluit
ongegrond verklaard. (Dagblad.)
Beroepen te Haarlem de heer H. V. Hogerzeil, pred.
te Driebergen.
Aangenomen het beroep naar de Herv. gemeente te
Schiedam door ds. M. A. Gooszen, pred. te Veendam.
Tot leeraar in de scheikunde aan de Hoogere Bur
gerschool en de Burgeravondschool te Deventer is jl. Maandag
door den raad dier gemeente benoemd de heer dr. J. D.
Boeke, te Alkmaar.
Het Prov. Hof in Noordholland heeft jl. Dingsdag
den Haarlemschen verwer J. C. Campliuijnder, die verleden
week teregt stond wegens het stelen van gas, overeenkom
stig het requisitoir van het O. M. veroordeeld tot 3 maan
den eenzame opsluiting.
Sedert de laatste opgave zijn te Texel geene poklijders
bijgekomen en alle lijdende geheel hersteld.
Er heeft zich te Egmond aan Zee eene commissie
gevormd, met het doel om in het door de typhus zoo zwaar
geteisterde Egmond een gesticht op te rigten voor arme
oude lieden. Men hoopt dat men door de bekende wel
dadigheid onzer landgenooten er in zal slagen een fonds
van 30,000 bijeen te brengen. (V.)
Voor het St. Nicolaasfeest in het Paleis voor Volks
vlijt te Amsterdam zijn zooveel geschenken ontvangen, dat
het dames-comité souffreert onder embarras de richesse
echter nog niet van die voorwerpen welke als geschenk
aan de leerlingen der armenschool het meest doelmatig zijn.
De directeur van het Paleis voor Volksvlijt bereidt nog
een aangename verrassing voor de schooljeugd en vele
magazijnhouders hebben belangrijke offers gebragt. Menig
het oude schip."
„'t Is verd...", viel hier de zwijgende stoker zijn makker in de
rede, ,,'t is verd..., als het geen wonder is, dat de geheele bodem
niet uit bet schip viel
„Ja, maar het ergste moest nog komen. Nu bemerk ik, mijnheer,
dat je al heel weinig weet van den bouw van een schip. De
spanten en zaadhouten, zal ik dan maar zoo zeggen, ziju het ge
raamte van een schip, en de ijzeren platen, welke aan elkander en
op deze spanten geklonken worden, zijn zooveel als de huid van
het schip. Een schip, mijnheer, is juist een open parapluie, de ba-
lijnen zijn de spanten en zaadhouten, de zijde „of het katoen"
zeide de zwijgende stoker, die aan mijn bekendheid met zijde
scheen te twijfelen „dc zijde is de huid. Deze zaadhouten en
bij-zaadhouten liggen 18 duim van elkander, en op vier hunner
rust het spoor van den mast. In andere woorden, het gewigt van
den zwaren mast en toebehooren is over vier ribben van het schip,
om zc zoo eens te noemen, verdeeld, en ik kan je zeggen dat ze
wat te dragen hebben. Wel mijnheer, het was den 18den Junij,
toen een der hoofdstokers ontdekte dat deze vier zaadhouten, die
het spoor van de mast moesten dragen, verteerd en verrot waren,
zoodat de mast niet meer of minder deed dan met zijn geheele
zwaarte op de dunne buitenhuid van het schip te drukken.
„Hoe wij hier bij het vuur zitten in plaats van op den bodem
der zee te liggen, gaat mijn beetje verstand te boven."
„'t Is een mirakel, en ik laat mij kielhalen als 't zoo niet is,"
zeide de andere stoker.
„Ja, mijnheer!" ging de eerste voort, „wat die mast bewoog om
niet door de vermolmde buitenhuid heen in zee te plompen, begrijpt
niemand. Indien het schip plotseling in zijn vaart had moeten
gestuit worden, zou de mast even glad door de huid van het schip zijn
gegaan als de kunstenmakers in het paardenspel door een vloeipapieren
hoepel springen.
„De man, die dit ontdekte, was een voorzigtige, leuke vent, die
zich zelf niet gaarne op den voorgrond plaatste. Hij haalde een
van de matrozen een praatjesmaker van belang, een oud wijf van
een babbelkous die nooit zijn mond wist te houden, en nam hem
mede naar beneden. „Wat wil je?" vroeg de matroos. „Gebruik
je oogen maar" was het antwoord. Hij keek een oogenblik, vloog
naar boven, en ja wel daar had je de poppen aan het dansen.
Wij hoorden hein schreeuwen ,,'t is verd... als die zaadhouten onder
den mast niet verrot zijn 1"
„Daar komt de hoofdmachinist aan. Hijgend en blazend van het
loopen want het is een dikkert roept hij ons toe „waar
isdievervloekteplaats?" Men wees hem die, en de
leukert lustte er van, omdat hij niet dadelijk gerapporteerd had.
„Wil je ook bijgeval dat wij binnen een minuut naar den kelder
gaan?" vroeg hij, en hij liet oniniddclijk den kapitein halen. Nu
werd alles naauwkeurig onderzocht. Wel mijnheer, ik heb eens
een man gekend met de tering, die de ziekte zoo boos had, dat
hij zijn heele ligchaam, als hij liep, langzamerhand wegspuwdc.
Nu is het gezegend waar, dat de Magaera net hetzelfde deed.
Het zuigen van de pompen deed juist hetzelfde als de hoest van
dien armen kerel, liet haalde geheele stukken van de vermolmde
spanten van het schip op, en wierp ze door de ontlastpijp van de
pompen in zee. Doch die stukken hout en ijzer verstikten dc pompen