1871. N°. 146. s Woensdag 6 December. 29 Jaargang.
Uitgever AA. BAKKER Cz.
B I X X E X L A X D.
HELDERSCHE
ENT NIEUWERIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
M franco per post - 1 65.
«ut eau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiön: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN
Naar Oost-Tndië: via Triest Dingsdag 12 Dec. 's av. 6 u. 30m.
Brindisi, Vrijdag 8 Dec. 's av. 6 u. 30m.
West-lndie: \ia.Southampton Vrijdag 15 Dec. 'sm.6u.25m.
de Kust van GuineaZaturdag 9 Dec. 's m. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: Donderdag 7Dec. 's m. 6 u. 25m.
over Frankrijk en Vrijdag 8 Dec. 's m. 6 u. 25 m.
HELDER en NIEUWEDIEP, 5 December.
Op eene hoogst zeldzame wijze is het Belgische ministerie
jan zijn einde gekomen, 't Wilde niet wijken voor straat
rumoer en voor de door de linkerzijde gedane beschuldi
gingen van eene onzedelijke handeling te hebben verrigt,
en is slechts geweken voor de bepaalde aanduiding des
Konings, dat hij het uitvoerend bewind aan andere handen
wilde toevertrouwen. Het moet voor den minister d'Anethan
een weinig aangename taak geweest zijn om met die mede-
deeling in de vergadering der vertegenwoordigers des volks
te komen. De heer de Theux zal thans uit de leden der
clericale partij, die niet met de zwendelarijen van Langrand-
Dumonceau in betrekking hebben gestaan, een nieuw kabi
net hebben zamen te stellen.
Nevens de verzoenende woorden, door den Koning van
Italië bij de opening van het Parlement gesproken, ont
breekt het te Rome niet aan verschijnselen, die van ver
langen naar verzoening tussehen den H. Stoel en de
Italiaansche regering getuigen. Het heeft velen genoegen
gedaan, dat de H. Vader zich dezer dagen bij zijne toe
spraak tot de nieuwbenoemde bisschoppen onthouden
heeft van eenige toespeling op de bestaande verwijdering.
En niet minder is de aandacht gevestigd geweest op een
plaat, in een winkel tentoongesteld, waarop Pius IX en
Victor Emmanuel, allervertrouwelijkst met elkander ver-
keerende, zijn voorgesteld.
In Duitschland schijnt allerwege een mingunstige ver
houding te ontstaan tussehen de regeringen der rijkslanden en
de R. C. kerk. De houding wederzijdsch dreigt zelfs bepaald
vijandig te worden. De reden van die wanverhouding moet
West-Fricsclie Correspondentie.
III.
Groote menschen gelijken in vele opzichten aan kleine kinderen.
Dit is, oppervlakkig beschouwd, heel natuurlijk, minstens even
natuurlijk als dat kleine boomen veel gelijken op groote hoornen,
kleine honden op groote honden, enz., enz. Maar meer beteekenis
krijgt dit spreekwoord, als men het meer van een zielkundig stand
punt beschouwt. Oppervlakkig zou men meenen, dat de ziels
hoedanigheden van den mensch, immers deze zijn het vooral die
den mensch het regt geven, zich zeiven heer der schepping te
Doemen, zich gedurende den loop der jaren vormen, even als een
stalagmiet (druipsteen) die, aanvankelijk niet grooter dan een water
droppel, door voortdurenden aanvoer van buiten grooter en grooter
wordt om eindelijk den reusachtigen omvang te krijgen dien zij
thans bezitten; deze voorstelling is evenwel zeer onjuist.
De eigenlijke eigenschappen, van den menschelijken geest zijn hem
allen aangeboren, geen enkele kan er door opvoeding aan toe
gevoegd, geen enkele er uit verwijderd worden. Is deze redeneering
juist, dan is ook het beeld van den dichter valsch, die den
kinderlijken geest bij een klomp was vergeleek, die nog geheel
vormeloos was, maar op de hand van den meester wachtte, om hem
den vorm te geven, dien hij verkoos.
En zoo is het ook niet; de paedagoog, die zieh verbeeldt het
kinderlijk gemoed in handen te hebben en dat het van hem afhangt,
welke burgers de maatschappij der toekomst zal bezitten, dwaalt!
Hoogstens kunnen de aangeboren eigenschnppen des geestes ontwikkeld
of bestreden, verwaarloosd of veredeld worden, vernietigen kan men
ze niet, de goede zoo min als de slechte.
Gaan wij zóó door filosofeeren, dan vinden wij de eigenschappen
van den individueelen mensch collectief terug in iedere vereeniging
van menschen, waar zij zich tegenover een andere dergelijke ver
eeniging stelt en blijkt ook dan weêr, dat groote menschen, lees
hier b. v. steden, koningrijken, maatschappijen, dezelfde eigen
schappen bezitten als kleine dito, ja zelfs dat, even als bij den
individueelen mensch, die eigenschappen bij de kleineren meestal
duidelijker en zuiverder zijn aan te toonen.
Een der algemeene eigenschappen van den menschelijken geest,
gelukkig niet de beste, is de wangunst. De studie van deze aan
geboren eigenschap is daarom te belangrijker, omdat zij tevens uit
den aard sociaal is, immers, denkt men een individu geheel op
zich zeiven, dan kan er geen wangunst bestaan. De wangunst is
de type en de neven-eigenschappen, naijver, jaloersheid, haat, nijd,
enz., niets anders dan vormen dier oorspronkelijke type, die op
voeding of omstandigheden er aan hebben gegeven.
Nergens vindt men den wangunst in zuiverder vorm dan bij het
kind. Ik herinner mij eens bij een mijner kennissen geweest te
zijn, juist toen één zijner twee dochtertjes, Anna en Marie, ter
visite gevraagd werd. Marie was de gelukkige die geïnviteerd
werd en Anna mocht thuis blijven. Eerst hield Anna zich goed,
maar al spoedig maakte ze een zeer eigenaardig geluid met haar
neusje en na eenige oogenblikken van de uiterste inspanning om
haar fatsoen te houden, kwamen de waterlanders voor den dag en
voor een deel worden toegeschreven aan het streven dier
regeringen om zich met zuiver kerkelijke aangelegenheden
te bemocijen. Voor andere rijken is liet zeker niet van gewigt
ontbloot, uit dat voorbeeld ta leeren, dat algeheele scheiding
van kerk en staat voor heiden verreweg het beste is.
De Duitsclie Rijksdag heeft dezer dagen een gewigtige
beslissing genomen. Bij derde lezing is 't ontwerp van
wet tot vaststelling van het sterktecijfer des Duitschen
legers en van de uitgaven daarvoor gedurende de eerst
volgende drie jaren aangenomen. Er waren leden, die, met
het oog op den tegenwoordigen staatkundigen toestand van
ons werelddeel, de tijdsbepaling van 3 tot 2 jaren wilden
beperkt hebben. Hun daartoe leidend amendement word
echter verworpen, nadat de minister Delbrück had doen
opmerken, dat de toestand niet zoo rooskleurig, dat de
algelieele vereffening der zaken met Frankrijk nog lang
niet ten einde is, en dat in genoemd rijk nog steeds eene
gisting in aan Duitschland vijandigen zin heerscht, die liet
nemen van voorzorgsmaatregelen moet aanbevelen.
De Bonapartistische partij in Frankrijk doet bij voort
during van zich spreken. Rouher en Conti zijn steeds in de
weer om de belangen der gevallen dynastie waar liet kan
met ijver te behartigen. De regering van den heer ïhiers
lioudt op de woelingen dier partij een wakend oog; op de
kusten van Corsica zal een escader overwinteren, ten einde
er niets ten nadeele der republiek geschiede.
Allerwege, ook buiten Frankrijk, maken de nadere mede-
deelingen omtrent de voltrekking van de doodstraf aan
Rossel en Crémieux een diepen indruk. Aan de commissie
voor 't behandelen der verzoeken om gratie had men eene
grootere mate van medelijden toegewensclit ten behoeve
van die twee beschuldigden, op wier karakter geen smet
kleeft, en die zich slechts in liet gewoel der revolutie en
bij de rampen van hun vaderland al te zeer door hunne
staatkundige denkbeelden hadden laten vervoeren.
De Landdag van 't koningrijk Saksen is jl. Zaturdag
door den Koning op plegtige wijze geopend. In de troon
rede wordt verzekerd, dat de regering in vriendschappelijke
betrekking tot de overige mogendheden staat. Verder
herinnert de Koning aan het herstel des keizerrijks en aan
brak ze in luid snikken uit.
„Maar Anna," sprak haar papa, „dat is nu niet lief van je, dat
je nu huilt, omdat Marietje uitgevraagd wordtgisteren is u immers
uit geweest en toen is Marietje thuis gebleven, gun je nu je zuster
niet dat ze ook eens uitgaat?"
„Ja wel Dapatje," antwoordde Anna, nu en dan door snikken
afgebroken, „ja wel patje, ik gun het Marietje wel, en ik huil ook
niet omdat Marietje uitgaan zal, maar".... en hier volgde een erge
snik, „ik huil, omdat ik t'huis moet blijven!"
Ik huil, omdat ik t'huis moet blijven, daar is het, dit is de
oorspronkelijke type van wangunst, dit is de sleutel van de sociale
kwestie
Gevonden 1 gevonden
't Is niet omdat ik mijn buurman niet gun, dat hij rijk wordt,
maar 't is omdat ik arm blijf; 't is niet, omdat ik den rijkaard
niet gun, dat hij zich in weelde baadt, maar omdat ik honger moet
lijden't is niet omdat ik mijn broeder niet gun, dat hij gezond
en vroolijk is, maar omdat ik ziek en droefgeestig ben't is niet
omdat ik mijn vriend benijd dat hij braaf en goed is, maar omdat
ik gevoel dat ik het niet ben 1
Dit is de aangeboren eigenschap en als zoodanig geen ondeugd,
tot in een twijg die onuitroeibaar in het gemoed is geplant en dien
de paedagogie moet weten te leiden.
Collectief gaat het even zoo eu nu vallen wij van ons verheven
filosofiesch standpunt eensklaps midden op een West-Frieschen Mac-
Adam weg.
De gemeenteu Berkhout, Zwaag, Schellinkhout, Hem, Venhuizen
en Wijdenes zijn tegenwoordig hunne modder-perioden ingetreden,
's Zomers, als het niet al te veel stuift wel te verstaan, dan is
zoo'u Mac-Adam niet te verwerpen en wordt zij door velen zelfs
boven een straatweg gesteld, omdat zij zachter voor de paarden is
en de rijtuigen er veel stiller over heen loopen, zoodat men nog
eens een woordje met elkaar kan spreken. Maar 's winters en in
den herfst en 't voorjaar, dus zoo wat drie vierden van 't jaar, is
een Mac-Adam herschapen in een modderpoel, die door geen
fatsoenlijk rijtuig te doorwaden is.
Een jong West-Friesch dichter gaf eens zijne verontwaardiging
lucht in de volgende woorden, die een modderigen Mac-Adam vrij
wel karakteriseeren
't Is een goddelooze weg,
Dat ik nog zoo zondig zeg,
Dien wij in ons dorp bezitten;
'k Was er nooit voor om te vitten,
Maar dat bagg'ren door de slik,
Dat geplas door dun en dik
En, dat eeuwige geflodder
Door dien Mac-Adamschen modder
Maken dat ik nogmaals zeg
't Is een goddelooze weg!
De bewoners van bovengenoemde dorpen pruttelen 's winters dan
ook ter dege, en, niet zonder reden. Naast den weg is meestal
een smal straatje, „'t slech'-ie", waar de voetgangers genoodzaakt
zijn uitsluitend gebruik vau te maken. Bij gelegenheden dat er
het roemvolle aandeel dat de Saksische troepen daaraan gehad
hebben.
De mailboot Prins Hendrik, van hier naar Batavia, is,
volgens ontvangen telegram, den 3den dezer, 's morgens
ten 6 ure, te Port-Saïd aangekomen, hebbende alzoo de
reis volbragt in 13 dagen en 19| uur, met eene gemid
delde snelheid van 10TSB mijl. Alles tvel aan boord. De
mailboot Prins van Oranje is, volgens telegram van 2 dezer,
te Gibraltar aangekomen, met ligte averij aan de machine;
deze zal aldaar worden gerepareerd.
In een onzer vorige nommers maakten we kortelijk
melding van de pogingen, die alhier worden aangewend
tot oprigting eener werklieden-vereeniging. Thans zijn we
in staat gesteld daaromtrent nader te berigten, dat de ont
werpers van het plan daartoe werklieden zijn van 's Rijks
werf ter dezer plaatse, die zich ter bekoming van de noodige
voorlichting in dezen, gewend hebben tot de hier te lande
bestaande vereenigingen van gelijken aard. Nevens het hoofd
doel, dat de oprigters op 't oog hebben: zich te verzetten tegen
het woelen der Internationale, stellen zij zich tevens voor
den toestand van den werkman te verbeteren, bijv. door
oprigting van een ziekefonds en door het in 't groot inslaan
van levensbehoeften. De onlangs gehouden vergadering
werd door 60 werklieden bijgewoond; 't ging er zeer
ordelijk toe en men was kameraadschappelijk bijeen. Een
parig werd besloten eene vereeniging tot stand te brengen,
en eene uitnoodiging te rigten aan alle werklieden, niet
alleen aan die van 's Rijks werf, maar ook aan de overigen.
Als men nagaat, dat alleen reeds op de genoemde werf
een duizendtal werklieden arbeiden, dan mag men de ver
wachting koesteren, dat het ledental dezer vereeniging tot
een aanzienlijk cijfer zal klimmen.
Sedert de laatste dagen heeft men opgemerkt dat
door lieden, die zeker niet veel goeds in den zin hebben,
's nachts een kijkje wordt genomen op de erven. De
lange nachten en liet harre weêr zijn wel geschikt, om die
heeren in de hand te werken. We waarschuwen onze
mede-ingezetenen en hevelen onze politie dubbele waak
zaamheid aan.
veel menschen te gelijk langs den weg zijn, b v. 's Zondags als
de kerken aan- en uitgaan, ziet men dan ook de menschen één voor
één even als de ganzen opmarcheeren. 't Spreekt van zelf, dat
zulks zeer lastig is, want treft men het b. v. dat aan het hoofd
der kolonne een dikke boerin loopt, die niet al te rad meer ter
been is, dan is men verplicht, als men ten minste niet door dik
en dun wil baden, even langzaam te loopen als deze jufvrouw.
Erger is het nog als men op eene wandeling door zoo'n dorp zulk
een kerktreiu juist tegenkomt. Meu kan dau niet beter doen dan
hier of daar op een hek gaan zitten en bedaard te wachten tot de
laatste man gepasseerd is, wat niet alleen lastig en tijdroovend is,
maar waarbij men daarenboven nog een gek figuur maakt toe en
allerlei aardigheden aan moet hooren, die de passeereude kerkgaande
boerenjeugd voor zulke gelegenheden ten dienste heeft. Maar
ernstiger wordt de zaak, als twee zulke treinen, b. v. een Protestant-
sclie en een Roomsche, elkander ontmoeten, dan heeft er nood
zakelijk een botsing plaats, die eenigzins te vergelijken is met het
botsen van twee spoortreinen, nog met deze bijzonderheid, dat zij
aanleiding geeft tot religie-agitatie en al de gevolgen van dien.
De geestelijken dier dorpen weten dit dan ook zeer goed en zorgen
er voor, dat hunne godsdienstoefeningen niet gelijktijdig beginnen
en eindigen en wanneer de kerkedienst in een der kerken door
periodieke of buitengewone plechtigheden eens iets langer duurt
dan gewoonlijk, zoodat de kerk gelijk kan uitgaan met de andere,
dau is het niets ongewoons dat b. v. de meid van den pastoor
met de boodschap naar den dominé gaat, „of doininé as je blieft
van morgen ze wat aan de praat wil houën, want dat 't bij pestoor
wel over elven zal worden!"
Passeert er een rijtuig, dan spat je de modder links en rechts
langs de ooren en heb je 't ongeluk, wat b. v. ,,'s Zondags evends"
de beste wel kan gebeuren, dat je eens struikelt, dau is je beste
pak voor goed bedorven.
En in de Blokkers en in Westwoud en langs de heele streek cn
in Wognum en Nibbixwoud, en in hoeveel andere dorpen al meer,
hebben ze van al die dingen geen last, want daar hebben ze een
straatweg; daar kan je op muiltjes naar de kerk, al is het Kerst
tijd in den winter!
Dat ergert de Zwagers en de Sckellinkhoulers en de Hemmers
en de Venkuizers en vooral de Berkhouters zeer: cn dat nemen ze de
heeren van Dreehterland zeer kwalijk. Betalen zij ook niet hunne
polderlasten en dijkgelden, waar de waardschappen alle maanden
een diné van hebben in den Doelen te Hoorn? Of zijn zij maar
lappen die er bij hangen?
Zie je, zoo spreken ze, uiet omdat die andere dorpen zoo'n mooiën
straatweg hebben, maar, omdat zij er geen hebben.
G R A R D,
BLADVULLING.
„Mijn jongen brengt het ver!" zei Joost.
Hij had gelijk, de vent:
Zijn zoon ging als soldaat naar de Oost,
En dat 's een drommelsch endl