1871. N°. 152, 29 Jaargang. Woensdag 20 December. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. ,,W ij huldigen het goede.' Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, Ai0. 163. Prijs der Ad vertenti ënVan 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN I Naar Oost-Indië: via Tritst Dingsdag 26 Dec. 's av. 6 u. 30m. Brindisi, Vrijdag 22Dec.'s av. 6 u. 30m. West-lndie: viaSoutAamyrfonZaturdag30Dec.'s m.fiu.25m. de Kust van Gruinea ;Donderdag21Dec. 's m. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: Vrijdag 22 Dec. 's m. 6 u. 25 m. over Frankrijk en Zaturdag 23 Dec. 's m. 6 u. 25 m. HELDER en NIEUWEDIEP, 19 December. Het vraagstuk der verplaatsing van den zetel der Fransche regering naar Parijs is jl. Vrijdag door den heer Thiers zelve in den boezem der Commissie voor het initiatief uitvoerig bepleit. Hij was van meening, dat de terugkeer naar de hoofdstad in de tegenwoordige oogen- blikken volstrekt geen gevaar oplevert, ja, dat zelfs voor 't oog van Europa daardoor een blijk van kracht zou worden gegeven. De bedoelde commissie zou heden omtrent die zaak eene beslissing nemen. In de dien dag gehoudene zitting der Nationale Vergadering te Versailles is door den minister Jules Simon een wetsontwerp ingediend, strekkende tot regeling van het lager onderwijs. In den Spaansc.lien ministerraad is dezer dagen behandeld de vraag: of in de tegenwoordige omstandigheden eene ontbinding der Cortes wenschelijk is. De Engelsche stad Birmingham is beroemd door hare uitvindingen. De meesten daarvan kan men de gewone eigen schap „nuttige" toekennen, doch enkelen niet. Een van deze laatste soort is den 6 dezer aldaar in praktijk gebragt, zegt de Fr. Crt. en vervolgt aldus: Men heeft namelijk daar uitgevonden politiek en Cayenne-peper met elkander te verbinden. De be ruchte sir Charles Dilke hield dien dag ta Birmingham een zijner republikeinsche redevoeringen. In het vufir zijner rede wierpen zijne talrijk aanwezige tegenstanders hem met fijne Spaansche peper, in zulk een overdaad, dat de „vrijheid proestte zoolang de peper neerdaalde" en de spreker ge noodzaakt was met spreken op te houden. Komischer manier om een „geachten" redenaar tot zwijgen te brengen, is zeker nog niet bekend. Ongelukkig is deze handelwijze van dien aard, dat men ze onder de „kwajongensstreken" DE STOMME SIGNORA OF HERINNERINGEN UIT HET LEVEN VAN EEN VOORMALIG LEIPZIGER STUDENT. Een van de belangwekkendste straten van Leipzig is de Brühl met hare tallooze koffiehuizen en restauraties van den derden en vierden rang, hare uitdragerijen en hare Poolsche Joden en tot de belangwekkendste huizen in die oude Brühl behoorde bij het begin van de tweede helft dezer eeuw de: Blauwe Karper of de Tabaks winkel. Het was een groot en uitgestrekt gebouw met een grooten donkeren tuin. Het huis ligt bijna vlak naast de van ouds bekende Joodsche gaarkeukenBe Tijger, en was in dien tijd een soort van kavanseraï, waarin menschen uit alle landen een onderkomen zochten en vonden. Vooral de Poolsche Joden namen hun intrek in den Blauwen Karper. Maar niet alleen Joden, ook Christenen kozen daar hun verblijf, waarvan het voorste gedeelte der beneden-ver dieping en de linkervleugel verhuurd waren aan een restaurateur, die al de kleine kamertjes die er waren aan vreemdelingen verhuurde. Maar ik moet bekennen dat er, behalve het onderscheid in gods dienst, nog een ander en grooter onderscheid tusschen de Joodsche en Christelijke bewoners van den Blauwen Karper bestond. De Poolsche Joden, die daar hun intrek namen, waren allen wel niet zeer elegant wat hun uiterlijk betreft, maar toch menschen met volle geldzakken, terwijl mijne Christelijke geloofsgenooten er dikwijls niet veel netter uitzagen, maar in den regel veel onbemiddelder waren. Het meerendeel van hen bestond uit vagebonden van hoogen rang, uit vermomde bedriegers, uit verliederlijkte tooneelspelers van den derden en vierden rang zonder engagementen, ja dikwijls uit nog dubbelzinniger personen. Al die heeren maakten geen aan spraak op veel comfort, maar zagen veel meer naar een lage huür en naar een zekere verborgenheid, die zij hier dan ook genoten. De Leipziger politie, aan wier hoofd toen de hofraad Stengel stond, scheen de Blauwe Karper als een soort van vrijhaven te beschouwen, waarin de misdadigers vrij mochten binnen loopen en hun verblijf houden misschien geschiedde dat wel uit berekening. Zijn er ook in andere groote steden zulke verzamelpunten van misdadigers niet, die bij de politie nauwkeurig bekend zijn, maar geduld worden omdat zij somtijds zeer nuttig voor de politie kunnen wezen. De achtenswaardigste bewoners van den vleugel van den Blauwen Karper waren zonder tegenspraak wij drieën: mijn kameraad George Alt uit Coburg, student in de medicijuen, ik en mijn Tvras, een groote, mooie en sterke hond van Engelsch ras. Tyras was een prachtig dier, verstandig, beseheiden, moedig en zeer getrouw. Slechts éénmaal werd hij mij ontrouw, toen hij, uit liefde voor een mooie teef, bij den vorst L. E. bleef en zich ter wille van die teef van mij scheidde. Dicht bij ons, aan het einde van den langen donkeren gang, woonde een oude grijze Jood, die den zonderlingen naam van: Kattenelleboog droeg. Hij kwam uit Lemberg, in Gallicië, was klein van gestalte, zag er uitgedroogd uit, was gekleed moet rangschikken, anders had men een volgens den uit slag doeltreffend middel gevonden om vervelende Tweede Kamer-leden en Nuts-redenaars liet zwijgen op te leggen. Hoe evenwel peper, in de oogen van een radicaal gestrooid, de oogen diens mans kan openen voor de schoonheden van de monarchie en den adel, is eene zeer duistere en moeije- lijke vraag. De Engelsche bladen zijn zeer verstoord over deze wijze van doen der Birminghammers. Zij noemen hunne handelwijze „on-Engelsch" en voegen er deze tirade hij„geen woord kan deze gebeurtenis meer brandmerken dan het woord „on-Engelsch, want al wat on-Engelsch is dat is slecht." Daaruit spreekt weer allerduidelijkst de nationale trots van John Buil, welke in sommige opzigten het Chauvinisme der Franschen verre overtreft. De ge beurtenis te Birmingham is echter geheel en al Amerikaansch, want het maken van standjes behoort tot de godsdienst van de bewoners der Nieuwe Wereld. „In Engeland", zegt Daily Telegraph zeer zedig, „heeft men zich tot nu toe slechts bepaald tot het door den tijd eerwaardig gemaakte gebruik van rotte eijeren en doode katten bij gelegenheid der verkiezingen." Dat kan er door, maar het werpen met Cayenne-peper, zie, dat loopt over de hooge schoenen, 't Is daar nog een boel in het „old-England!" De Cura^ao, onder bevel van jhr. Bowier, is van hare reis naar Australië in den avond van 5 Nov. behouden te Soerabaija aangekomen. Aan boord bevindt zich de Nederl. consul-generaal voor Australië. De mailboot Prins van Oranje zal, naar men verzekert, Donderdag a. s. da reis van Gibraltar naar Nederland voortzetten. De schroefbladen zijn weder ingezet. Naar men verneemt is het wrak van het stoomschip Willem III door de bevoegde autoriteit afgekeurd en zal het 10 Januarij 1872 ter veiling in Londen worden aan geboden, volgens advertentie in de Shipping en Mercantile Gazette van 14 dezer. Gisteren morgen is op de Zuiderhaaks gestrand het Amerikaansche driemastschip General Chamberlain, kapt. Morse, van Callao met guano naar Hamburg. De equipage is gedeeltelijk met de reddingboot gered; vier personen verloren hij deze ramp het leven. in een glimmenden tabbaard van zwarte zijde, die altijd naar uien rook en dreef handel in juweelen en fijn pelswerk. Hij had zijn woonplaats in den Blauwen Karper opgeslagen en scheen veel geld te verdienen, maar leefde niet te min zeer zuinig. Als ik nu nog zeg, dat de deurwachter van dit belangwekkende gebouw altijd dronken was, en dat de Blauwe Karper in zooverre op de zee geleek, dat er ook eb en vloed werd waargenomen, dan heb ik u alles medegedeeld wat noodig is om het gebouw te leeren kennen. De eb begon na de mis, omstreeks welken tijd er altijd eenige kamers leegstonden; gedurende de mis echter was het springvloed en was de Blauwe Karper even overbevolkt als een 1'ortngcesch slavenschip. Aan dezelfde zijde van de Brühl, maar in het bovenste gedeelte, lag een ander, in zijn soort ook eigenaardig gebouw, namelijk: het Café Chinois. Het bestaat tegenwoordig evenmin meer in zijn vroegeren vorm als de Blauwe Karper, en daarom kunnen wij van dat gebouw met die vrijheid spreken, die een ver- kaler niet ontberen kan, wanneer hij getrouw wil schilderen. Het Café Chinois was toen ter tijd een plaats, die eenigermale geleek aan den ingang tot de hel in Dantes: „Goddelijke komedie." Ieder die hier argeloos binnentrad, had men knnnen toeroepen: Gij, die hier binnentreedt, Iaat uwe portemonnaiës buiten. Behalve eenige studenten, die zich van het overige gezelschap afzonderden, bevonden zich in het Café meestal mannen met een fijnen rok en een ruim geweten, spelers, woestelingen, rijke leegloopers, benevens eenige weinige tooneelspelers. Wee den onervarene, die in de handen van de spelers in dit Café viel, die kier te middernacht bank hielden Hij kon zeker zijn bij het naar huis gaan geen stuiver meer te hebben om aan zijn portier te geven voor het opendoen van de deur. Gelukkig wanneer hij dan een portier had als de dorstige schoenlapper in den Blauwen Karper, die zich gewoonlijk des avonds om acht ure aan brandewijn dronken zoop en dan vergat de deur te sluiten. Het was dus in 185'*, ten tijde van de eb in den Blauwen Karper. De kamers in onzen donkeren langen gang stonden leeg. Tyras had ruimte om op ratten te jagen, hetgeen hij meermalen in den gang deed. Wij en de oude kleine Kattenelleboog, de juwelier en pelshandelaar met zijn wit haar, dat van onder zijn zwart fluweelen mutsje te voorschijn kwam, waren voor het tegenwoordige de eenige huurders. Ik bracht de lange avonden meestal alleen te huis door. Ik studeerde in de pandekten van Justinianus, terwijl mijn vriend George naar hel bierhuis of het theater en van daar naar het Café Chinois ging, waar zich, zooals ik reeds hierboven opgemerkt heb, een kleine vereeniging van studenten gevormd had om zich met de letterkunde bezig te houden. Ik zat alzoo op zekeren avond alleen bij mijn lamp, met van der Pfordens boek over de 1 pandekten, hetwelk ik in dien zomer overgeschreven heb, toen de latere Beiersche eerste minister nog eenvoudig professer was, voor mij. Tyras zat dicht bij den kachel, terwijl hij zijn grooten bruinen kop op het kleed uitgestrekt had en die slechts dan ophief, wanneer een vlieg, die nog niet door de koude van het najaar gestorven was, hem om de ooren gonsde. Het was een schoone rustige avond, Heden morgen is door de stoomslepers de Stad Amsterdam en Noordzee, geassisteerd door eenige sloeper- lieden, alhier binnengebragt liet Nederl. barkschip Australië, kapt. Lucas, geladen met koffij, suiker, enz., komende van Batavia, welk vaartuig in zinkenden staat, door de equipage verlaten, gevonden werd op de hoogte van Kaaphoofd. Het schip is op order van den havenmeester, die zich bij liet inkomen der haven aan boord begaf, on zich belastte met liet kommando, op een plaats buiten liet vaarwater aan den grond gezet, om het verder zinken te voorkomen. De equipage en de passagiers hadden zich in den voornacht met hun eigen booten van boord begeven en waren inmiddels alhier aangekomen. Eenige oogenblikken na middernacht deden zich her haaldelijk noodschoten hooren, waardoor verscheidene inge zetenen gewekt en naar de kust gelokt werden, waar het vaartuig zich in gevaar bevond. Niet de heer B. K. Boom is lid der sub-commissie voor de oprigting van een monument te Brielle, maar de heer A. C. Boonzajer. De heer G. Jelgersma heeft met gunstig gevolg examen als apotheker afgelegd. Te Leiden is liet volgende drietal geformeerdG. J. v. d. Flier te Heemstede, D. Rijnders te Alkmaar en B. Mossel te Renkum. Bedankt voor het beroep naar de Waalsclie gemeente te Amsterdam door ds. A. Cocquerel Jr., te Parijs. Bedankt voor het beroep naar Haarlem door ds. H. V. Hogerzeil, te Driebergen. In den laatsten tijd is voor den Anna Paulowna- Polder een goede toekomst geopend. De landerijen hadden er tot dusver weinig waarde, voornamelijk omdat de aanvoer van mest zoo kostbaar was. Sedert kort is echter een der landbouwers begonnen op kleine schaal „spoeling" te ver vaardigen. De resultaten waren zóó gunstig, dat men eene spoelingfabriek zal oprigten. Men weet dat men, door liet vee met spoeling te voederen, een zeer kostbare mest bekomt, waardoor het bezwaar van den aanvoer voor een deel vervalt. Tot dusver zijn de landerijen in dien polder nog goedkoop, maar of dat zoo blijven zal, is te be twijfelen. koud en nevelig, maar droog, terwijl de hemel licht bewolkt was en slechts flauw door nieuwe maan verlicht werd. Ik hoorde het fluiten van den aankomenden spoorwagen van Berlijn-Maagdenbnrg en van Dres- den. Dat was echter ook het eenige levensteeken dat ik hoorde. Ander9 was alles stil en leeg rondom mij. Deze rust, de warmte in de kamer en misschien ook wel het bestudeeren van de pandekten, maakten mij slaperig. Ik hoorde nog dat liet elf uur sloeg en dat de laat9te Dresdeuer trein lloot, maar daarna viel ik in slaap en sliep met Tyras om liet hardst. Ik weet niet hoelang ik geslapen heb, maar plotseling werd ik wakker door een woedend geblaf; ik spring op, mijn lamp brandt duister en voor mij staat een groote man met een bleek gezicht, zwart haar, een blanken sterken nek en een rood hemd aan, waarover hij een pels aangetrokken had. Hij had een kaars in zijn linkerhand, terwijl hij met zijn rechterhand met moeite den hond van zicli afweerde, die zijn pooten op zijn schouders had gelegd. Zoodra de hond mij op zag staan, hield hij op met blaffeu en richtte zijn groote bruine oogen op mij, als om te vragen: zal ik dien menscli zijn keel afbijten? Ook de vreemdeling was toornig over dien aanvalhij wierp een toornigen blik op den hond. Ik riep Tyras terug, grommende ging hij aan mijn voeten liggen. De vreemdeling verontschuldigde zich over zijn nachtelijk bezoek, in een zeer vreemd klinkend, maar toch goed verstaanbaar Duitsch. Hij was dezen nacht met zijn vrouw hier aangekomen. De signora hij gebruikte steeds deze uitdrukking, als hij van haar sprak, was ziek geworden, hij had den waard wakker gescheld en deze had hem gezegd, dat naast hem in n°. 14 een doctor woonde en nu was hij naar mij gekomen om mij te verzoeken hem te helpen. De laatste woorden sprak hij aarzelend uit en wierp daarbij een blik vol twijfel op mij. Hij had zich in alle gevallen een minder jeugdigen doctor voorgesteld en bovendien vergiste hij zich nog in den persoon. De waard, die iederen student, die langer dan een haltjaar bij hem woonde tot docter promoveerde, had George bedoeld, die nog altijd niet tehuis was. Ik hoorde voetstappen in den gang en tevens het vrolijk lied van den heer Mühler: Ik kom nu eerst uit het bierhuis van daan, En ben langs wonderlijke straten gegaan. Dat was George. „Dat is de doctor," zeide ik lachend tot den vreemdeling, die George verrast aanzag. Een paar woorden verklaarden aan mijn vriend de geheele zaak. „Och!" zeide hij lachend, „i9 het niet anders? Uwe vrouw heeft kou gevat in de luchtige, niet verwarmde spoorwaggons. Hier hebt ge een weinig rum eu mijn koffiemolen, hier is suiker; maak een glas grog voor de patiënt en ik verzeker u, dat ze morgen weer zoo gezond als een visch zal zijn." De vreemdeling nam de zonderlinge medicijnen aan, bedankte mijn vriend zeer hoffelijk en ging heen. „Een zonderlinge vent," zeide George, toen hij de deur achter den vreemdeling had dicht gedaan. „Hij heeft een zoo knorrig gezicht, dat ieder die hem ziet ook onwillekenrig een knorrig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1