1872. N°. 17. Vrijdag 9 Februarij. 30 Jaargang. Binnenland. Uitgever A. A. BAKKER Cz. HELDERSCHE H EX WIEfÜWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." VerschijntjDrngsdaa-, DosnERDAa- en Zatuudag namiddag. Abonnementsprijs per bwartaal1.30. franco per post - 1.65. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN Naar Oost-Indië: via 2Wë.s(20Februarij, 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 15 Febr.,'s avonds 6 u. 25 m. nar 5nnd!««'Februarij,22's avonds 6 u. 25ra. West-IndièviaSouthampton 15Febr. 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4Maart, 's avonds 6 u. 25 m. de Kust van Guiuea: 9 Februarij 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop23 Febr. 's morg. 6 u. 25 m. via 22 TriëstFehr. 's m. 6 u. 25 m. HELDER en NIEUWEDIEP, 8 Februarij. Koningin Victoria heeft zich dit jaar alweder geëxcuseerd van de opening der beide Huizen. Namens haar geschiedde de opening der zitting van het Parlement met eene rede, waarin in de eerste plaats het behoud van den Prins van Wallis wordt herdacht, met dankbaarheid aan den Almagtige. H. M. brengt dank aan de natie voor de innige deel neming in de bange dagen van angst en beproeving be toond. Zij verzekert, dat zij zal tegenwoordig zijn bij de op 27 dezer te houden plegtige dankzegging voor 's Prinsen herstel in de Metropolitaansche kathedraal. Verder wordt gewezen op de vriendschapsbetrekkingen met 't buitenland. Hierop volgt in de troonrede de bespreking van de twee gewigtige aangelegenheden, die in de laatste dagen aan houdend onderwerpen van behandeling in de nieuwsbladen hebben uitgemaakt: de opzegging van het handelstractaat van 1860 en de Alabama-kwestie. Over het eerste dier beide punten wordt in de troonrede gezegd, dat het besluit, door de Fransche wetgevende magt genomen, een gevolg is van verschil van meening over de waarde, welke aan beschermende wetsbepalingen moet worden toegekend. De verzekering wordt echter gegeven, dat de vriendschappelijke gezindheid tusschen beide natiën niet zal worden verstoord. Ten aanzien van de Alabama-kwestie wordt gewezen op de te Genóve gehouden bijeenkomst var. scheidsregters, waar door beide partijen schrifturen van eisch en verde diging zijn ingezonden. De eischen der Vereenigde Staten zijn echter, naar het oordeel der Britsche regering, van te grooten omvang, zoodat zij de bevoegdheid der scheids regters zouden doen overschrijden. Hierover is eene vriendschappelijke mededeeling aan de regering te Was hington gezonden. De blik op den binnenlandschen toestand wordt gunstig genoemd; onderscheidene wetsvoorstellen ter bevordering daarvan worden aangekondigd. De Amerikaansche dagbladen houden zich druk bezig met de bespreking der Alabama-kwestie. Vrij algemeen houdt men daar staande, dat de eischen van Amerika alle- zins regtmatig zijn. De toon dier artikelen is soms vrij heftig; de Herald o. a. stelt een van deze twee mogelijk heden en geen andere: óf de gevraagde schadevergoeding moet voluit betaald, óf met de punt van de bajonet geïnd worden. De rederijkerskamer Olympia hield gisteren avond hare tweede buitengewone vergadering in dit saizoen. Het tooneelspel: „Vader en zoon* werd met succes ten tooneele gebragt. De onderscheidene karakters werden door het werkend personeel zeer goed weergeven. Niet minder verdienstelijk was de opvoering van het blijspel„Die was komiek, of zoo werd een schoonpapa gefopt." Het geheel verschafte aan de talrijk aanwezige leden met hunne dames een aangenamen avond, terwijl de werkzaamheden met een bal werden besloten. Door geheel Europa, zelfs in Egypte, zag men 11. Zondag avond het noorderlicht. Door de directie der Holl. spoorweg-maatschappij werd jl. Maandag in het Stationsgebouw buiten de Willems poort te Amsterdam publiek aanbesteed: het maken van een gebouw voor douanen-bureaux, het aanbrengen van afsluitingen in de bestaande loodsen en op den steiger, benevens verdere inrigtingen, op het goederen-station te Helder; minste inschrijver de heer Jac. van der Kamp, te Leiden, voor 6699. Voor de levering van 7000 ijzeren dwarsleggers met verbindingsdeelen waren geene inschrij- vingsbilletten ingekomen. Volgens een in de Haarlemmer Courant voorkomende statistiek, wonen er te Amsterdam in elk huis gemiddeld 14, te Rotterdam 11, te Maastricht 9, te Nijmegen 8, te 's Hage en te 's Bosch 7, te Leeuwarden 6|, te Utrecht, Leiden, Dordrecht, Groningen en Arnhem 6, te Haarlem 5| en te Delft en te Zwolle 5£ personen. Gemelde statistiek, meer speciaal Haarlem betreffende, bevat ook nog deze curieuse bijzonderheid, dat wel gehuwde paren uit die gemeente naar elders vertrekken, maar de bevolking van den anderen kant weer wordt aangevuld, Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Yan 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. daar vele weduwnaars en weduwen zich te Haarlem komen nederzetten. Jl. Maandag had te Spanbroek eene verkooping plaats van twee woningen, met 35 bunders land, die te zamen 105,548 opbragten. Voor eene woning met 15 bunders en 4 roeden land werd de som van J 60,719 geboden, alles buiten de onkosten. Tot het Handelsblad wordt de volgende opmerking gerigt: „Is 1 April wel de juiste dag tot herdenking van het feit, dat 300 jaren geleden te Brielle heeft plaats gehad? Op 1 April 1572 telde men nog naar de Juliaansche tijd rekening; de Gregoriaansche is eerst later ingevoerd en volgens deze, die wij thans volgen, zijn eerst op 13 April 1872 ten volle driehonderd jaren verstreken sedert de inneming van Brielle." Het Hld. voegt er echter teregt bij„Wij deelen deze opmerking alleen mede als curiositeit, maar hopen dat zij geen aanleiding zal geven om een nieuw strijdperk te doen ontstaan omtrent eene feestviering, waarbij toch reeds genoeg geschilpunten gerezen zijn. De Tijd schrijft naar aanleiding van het besluit, door de Staatscourant medegedeeld, waarbij aan den graaf Duchastel, als Nederl. gezant bij den Paus, eervol ontslag is verleend: „Daarmede heeft Nederland, zooveel het zulks vermogt, den beroofden Pius de laatste overblijfselen zijner wettige souvereiniteit ontnomen. Het staat thans aan de spits der liberale regeringen en heeft zich de erkentelijk heid van den Italiaanschen roofstaat verworven. Wee den zwakke! deze leus heeft Nederland in zijn vaandel ge schreven. Wie zich niet met oorlogstuig kan verweeren; wie niet in staat is het bloed van honderd-duizendtallen te doen stroomen; wie niet kan wijzen op zijn zwaard, maar slechts het boek der geregtigheid openslaat, om te protesteeren tegen de overtreding der wet en de schennis van den eigendom voor hem geen genade. Weg met hem! Groot en ontzaggelijk is alleen hij, die zijn stem uit duizenden vuurmonden kan laten liooren; niet den beroofde, die wordt aangevallen en uitgeschud, maar den roover dient de behulpzame hand te worden gereikt, en mogt hij zijn slagtoffer zieltogend achterlaten, dan blijft er slechts een trede op het hart te doen, om zich de vriend schap der rooverbende te verzekeren. Nederland! roep nu in denzelfden stond met opgeheven hoofd uwe zonen te zamen, om juichend het feest uwer 300jarige onafhanke lijkheid te vieren. Dank God voor den zegen, dat het juk des vreemdelings u niet op de schouderen drukt. Dank God, dat uw onmagt nog bij geen vraatzuchtig nabuur den lust heeft gewekt, om zijne klaauwen in uw vleesc.h te slaan en u het hartebloed te doen stollen. Dank God voor al die gaven en zegeningen; maar smeek hem tegelijk, dat hij geen wraak oefene over ons dierbaar vaderland, door het zelf te doen ondergaan, wat het aan anderen gepleegd heeft. Dat God Nederland behoede iegen de overweldiging van een vreemdeling! Maar mogt de ure des ge vaars slaan, mogt ons tegenover een ontzaggelijke legermagt geen ander redmiddel overblijven dan een beroep op de wet der regtvaardigheid, dat dan de leuzeWee den zwakke voor ons geen treurige werkelijkheid worde!" In de dagbladen leest men het volgende voorbeeld van misbruik van gezag en grove mishandeling door eene directrice ten aanzien der in het gesticht verpleegden. Eene belangrijke en treurige zaak hield in de vorige week velen te Utrecht bezig. Voor de arrondissements- regtbank aldaar stonden den 11 Jan. jl. teregt: 1. mejuf- vrouw M. M. van Frankenhuizen, directrice van een inrig- ting te Montfoort, waar kinderen worden opgenomen, wier ouders hen thuis niet willen of kunnen opvoeden, en ook bestedelingen, onder welke verscheidene oude lieden, en 2. P. de Graaf, oud 59 jaar, bestedeling in dat gesticht beschuldigd, de eerste beklaagde, van twee jonge meisjes in het gesticht te hebben geslagen en mishandeld of dooi den tweeden beklaagde te hebben doen slaan en mishan delen, en de tweede beklaagde van medepligtigheid aan mishandeling. Er waren 40 getuigen, zoo a charge als a décharge, gedagvaard. Als verdediger van de eerste be klaagde trad mr. B. G. A. Papst op. De drie eerste getuigen waren een der mishandelde meisjes en twee vroegere dienstboden. Haar getuigenis kwam ongeveer hierop neer, dat het bovengenoemd meisje eens, toen zij een 25cent- stuk weggenomen had, volgens haar zeggen om brood te koopen, daar zij grooten honger had, op last van de directrice op den zolder werd kromgebonden en vastge maakt aan een paal en toen door bovengenoemden de Graaf, met een tak van een bessenstruik met doornen, op haar rug, handen, beenen en aangezigt geslagen, en ver volgens gedurende den geheelen dag in een hok opgesloten, waar alleen door een gat in de deur lucht en licht kon komen en dat wel eens gebruikt was om lijken te bergen. Bij een andere gelegenheid had de directrice haar, toen zij een vlek op haar muts had of eenig ander vergrijp had gepleegd, met een borstel op het gezigt, de armen en beenen en, bij weêr eene andere overtreding met een stoelenklopper geslagen. Een ander meisje, dat nu krankzinnig is, was ook verschillende malen door de directrice of op haar last door de Graaf geslagen en opgesloten, niet alleen bij dag, maar ook des nachts; ook haar was eens het blok aan het been gedaan, waarmede zij dan moest loopen en werken. Herhaalde malen was haar het ontbijt onthouden, omdat zij, last gekregen hebbende in de bedden der mannen viooijen te gaan zoeken, er geen vond. Volgens de gehoorde getuigen was het voedsel er zeer ontoereikend; vleesch werd volstrekt niet gegeven; alleen in de dagen van de veeziekte kreeg men wel eens vleesch. Dat ontbreken van vleesch is te meer opmerkelijk in een gesticht, waar kinderen uit den goeden burgerstand, zooals de mishandelden waren, tegen betaling worden opgenomen. Onderwijs werd niet gegevensedert 1865 was er geen onderwijzer geweest. Nog verklaarden de getuigen, dat de Graaf het ambt van sclierpregter vervulde, en de executiën altijd plaats hadden wanneer hij thuis was en Zondags na kerktijd. Vervolgens werd de vierde getuige gehoord, J. van D., ook een bestedeling van dat gesticht, die tevens als portier diende. Deze had in de instructie een zeer omstandige en voor de beklaagden zeer bezwarende getuigenis afgelegd: o. a. had hij zijn mes geleend, om den bessenstruik, waar mede geslagen werd, af te snijden, en later had hij een doek gehaald, om daarmede het handje van de eerste ge tuige, dat hevig bloedde, te omwindenook do eerste getuige en de derde verklaarden, dat hij er bij was geweest en alles moest gezien hebben maar nu op de teregtzitting, na beëediging, verklaarde hij nergens van te weten en niets gezien te hebben na herhaalde malen door den voorzitter, de leden en den substituut-officier vermaand te zijn, de waarheid te zeggen, nadat hem herhaaldelijk zijn vroegere verklaringen waren voorgelezen en hij verscheidene keeren met de eerste en derde getuigen was geconfronteerd, bleef hij bij zijne verklaring van niets te weten volharden. Nadat de regtbank ruim een uur pauze had gehouden, en hij dus tijd had te bedenken, beval zij, op requisitoir van het openbaar ministerie, de gevangenneming van van D., als verdacht van valscho getuigenis, en stelde zijn zaak in handen van den regter-commissaris. De regtbank schorste de zaak tegen de beklaagden, totdat dit incident tot klaar heid zal zijn gebragt. De luitenant-generaal W. J. Knoop en de generaal- majoor G. P. Booms hebben in het Utr. Dbl. geplaatst een woord over een artikel in het tijdschrift „Militarische Blatter.* Zij achten het noodig, onjuistheden aan te wijzen in sommige opgaven en voorstellingen, in dat „ongeteekende" artikel voorkomende. Omtrent de plaatsing van ons leger op 22 Julij 1870 wordt in dat artikel gezegd, dat op 22 Julij 1870 ons leger, ter sterkte van 35,000 man, met 2800 paarden en 86 stukken geschut, aan de Pruissische grenzen stond, en dat die plaatsing de grootste kans van slagen gaf aan een aanval in Pruissen, en eene operatie ten gunste van Frankrijk, in den rug van het Duitsche leger. De heeren Knoop en Booms doen opmerken, dat op 22 Julij 1870 van ons leger slechts een klein gedeelte (ééne divisie) aan den IJssel en te Nijmegen stond. Al het overige was verdeeld over verschillende deelen van ons land: eene brigade bij Groningeneene bij's Hertogenbosch; eene bij de monden van de Maaseene divisie op de kusten van Holland; eene andere divisie bij Utrecht, als centrale reserve. Die plaatsing van ons leger, die onveranderd is gebleven, had tot doel om bij de aanvankelijke onzekerheid, of de onzijdigheid van ons land wel geëerbiedigd zou worden door de oorlogvoerende partijen ons te verdedigen tegen elke mogelijke aanranding, van welke zijde die mogt komen; die plaatsing beoogde de bescherming van ons grondgebied, vooral van onze oorlogshavens; tot bereiking van dat doel was de plaatsing van het Nederlandsche leger toen zeer goed maar die plaatsing was, klaarblijkelijk, in het minste niet geëigend voor een aanval in Pruissen, in den rug der Duitsche legers; eene handeling, trouwens, waaraan niemand gedacht heeft. De onwaardige en onware schets van het Nederland sche leger achtten de schrijvers dezer repliek geen ant woord waard. Wat den Prins van Oranje aangaat, gelooven zij, dat hij verzekerd kan zijn niet slechts van onze gehoorzaam heid en onzen eerbied, maar ook van onze innige ver knochtheid en geheele toewijding; wij zien in hem den telg van een glorievol geslacht, den kleinzoon van den held van Quatre-Bras. Indien iemand hun antwoord te kalm mogt vinden, dan verzoeken zij hem, te bedenken, dat de zware verantwoording van haat op te wekken tusschen twee bevriende natiën in haar geheel moet blijven voor rekening van den schrijver in de Militarische Blatter.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1