1872. N°. 20. Vrijdag 16 Februarij. 30 Jaargang. BEKENDMAKING. Geschiedenis of Roman? Binnenland. dab 186 192, Pi Olie 270. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Bingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per lcwartaal1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 103. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN Naar Oost-Indië: via 2Vicsi20Februarij, 's avonds 6 u. 25 m. u u Marseille 29 Febr.,'s avonds 6 u. 25 m. „nu jBr£ïuft«22Februarij,'s avonds 6 u. 25m. West-IndikviaSouthampton 29Febr. 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4 Maart, 's avonds 6 u. 25 m. de Kust van Guinea: 21 Februarij 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: 23 Febr. 's morg. 6 u. 25 m. u h n via 22 ï'ri&tFebr. 's m. 6 u. 25 in. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA PAULOWNA brengen ter openbare kennis, dat het voljnarskohter van den Hoofdelijken Omslag, voor de dienst van 1872, op den 15 dezer door den Raad vastgesteld en gedurende de eerstvolgende acht werkdagen op de gewone kantooruren ter Secretarie der gemeente, voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Anna Paulowna14 Februarij 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. C. DE LEEUW, Burgemeester. A. J. DE JONGH, Secretaris. Moeijelijk valt de keuze. Roman zegt voorzeker de groote meerderheid der lezers, die het boek van den graaf Gruau de la Barre hebben doorgebladerd geschiedenis meent alligt hij, die de lange reeks van getuigenissen door loopt, waarmede het laatste gedeelte van het boekwerk „la branche ainée des Bourbons" is opgevuld. Men kent de zaak aan welks verdediging de graaf de la Barre een goed deel zijns levens heeft opgeofferd. Het is genoeg bekend, dat hij in Naundorf of Nauendorf den horologiemaker uit Pruissen, die in Delft is overleden, en aldaar in de registers van den burgerlijken stand vermeld staat, als Charles Louis hertog van Normandië, niemand anders ziet dan Lodewijk XVII, den uit den Temple ont- vlugten zoon van den Fransclien Koning Lodewijk XVI. De vraag is echter of het hem in dit nieuwe werk gelukt is die overtuiging ingang te doen vinden bij het publiek. Bovendien moet het boek ook den regters tot voorlichting dienen, die weldra zullen hebben te oordeelen over den eisch door de weduwe en kinderen van Nauendorf ingesteld tegen den graaf de Chambord tot erkenning van hunne regten als erfgenamen van Lodewijk XVI, en als oudsten tak der Bourbons. Natuurlijk betreft die procedure niet hun eventueel regt op den Fransclien troon, maar alleen hun naam, afstamming en vermogensregten. Dit dubbelde doel schaadt het boek in hooge mate. Het juridisch betoog wordt telkens afgebroken door verhalen, qualificatiën en bijzondere opvattingen van den schrijver, door niet zelden langdradige uitwijdingen, waaraan de Fransche balie, het moet worden erkend, gewoonlijk meer toegeeft dan de Nederlandsche pleitbezorgers gewoon zijn te doen, die het verhinderen, dat het betoog op den lezer dien indruk maakt van afdoende en volledig te zijn, die het verband tusschen de volgende bewijsmiddelen en de voorafgaande in de schaduw stellen. Aan de andere zijde maken de vele in den text gedrukte bewijsstukken, de zeer dorre stijl, de eentoonigheid verbonden aan eene bewijs voering voor den regter het boek ongenietbaar voor het publiek. De heer de la Barre moge een goed pleitbezorger zijn, wij hebben geen reden om het te betwijfelen, en een eerlijk overtuigd, offervaardig man is hij zeker, maar een letter kundige is hij niet. Om indruk te maken op het groote publiek, dat dit werk nooit lezen zal, in Frankrijk misschien nog minder dan hier, al is het in 't Fransch geschreven, had de geschiedenis, die ons in deze bladen wordt verhaald, geheel anders bewerkt moeten zijn. En hoe goed zoude Naundorf's wonderlijke geschiedenis er zich toe geleend hebben om onder de handen van Dumas, of acht men dien naam voor een ernstig werk te compromittant van iemand als onzen Schimmel, eene gestalte aan te nemen, die Europa zouden dwingen te luisteren naar de kinderen van hem, die zich een zoon noemde van de onge lukkige Marie Antoinette! Een letterkundige, iemand die het boeken-lezend publiek kent, zoude misschien een groot deel van de eigenhandige memoriën van het slagtoffer der politiek (want met of zonder reden, dat was Naundorf stellig), die hun belang hoofdzakelijk aan zijn karakter ontleenen en geen licht werpen op zijn regt als koningszoon, hebben weggelaten, maar zoude stellig aan ondergeschikte punten meer aandacht hebben gewijd. Zoo bijvoorbeeld aan de taal. Nauendorf's vrouw hield hem voor een Duitscher, hem den zoon van Lodewijk XVI! En wij kunnen ons zeer wel begrijpen, dat de overweging: „de pretendent kent geen, of geen behoorlijk, Fransch, het laatste werd door zijne partij gangers zelf herhaaldelijk erkend voor den regter een motief kon zijn, om zich te ontslaan van een verder onder zoek van de bijgebragte feiten. Zulk eene regterlijlce beslissing moge regtvaardig zijn, zij is niet, zooals de heel de la Barre schijnt te meenen, noodzakelijk gegrond op kwade trouw, zoo ook verandert de financieële toestand van den pretendent elk oogenblik op eene wijze, die aan een tooverlantaarn doet denken. Nu eens is hij dood arm, dan weêr geniet hij een goed bestaan, nu loopt hij hongerend door Parijs, kort daarop subsidieert hij eene courant. Mogelijk is het, waarschijnlijk zelfs, dat de hulp van ver mogende personen, die aan zijn regt geloofden, deze ver anderingen verklaren, maar voldoende gezegd wordt het niet. Deze beide voorbeelden zijn niet de eenigen, die op de laatste pagina des bosks, dat met groote uitvoerigheid is begonnen en zeer abrupt eindigt, nog slechts door een vraagteeken worden beantwoord. En nu tot de geschiedenis zelve. Reeds gedurende de Fransche revolutie, in de dagen van het schrikbewind werd er gefluisterd, dat de dauphin niet was omgekomen in den Temple, maar ontvlugt was met behulp van getrouwe aan hangers van het Koningschap en met medewerking, althans met toelating van Barras. In de royalistische Vendée was de overtuiging dat de Kroonprins leefde, en het lot zijner ouders was ontgaan, van den aanvang af zeer sterk. Het schijnt dan ook werkelijk niet te mogen worden betwijfeld, of het kind, dat in den Temple is gestorven, is niet de zoon geweest van Frankrijk's Koning. Merk waardig is in dat opzigt de verklaring van de genees- heeren, die het lijk hebben geschouwd; zij wijzen er bepaaldelijk op, dat zij hunne wetenschap alleen hebben van anderen, dat men hun heeft gezegd, dat het lijkje, dat zij in den Tempel onderzochten, dat was van den jeugdigen Capet, zelf kenden zij den dauphin niet. Gaat men na, welk groot en alles afdoend belang er in 1795 bestond, om den dood van dien knaap, de hoop van velen in den lande, die, hoewel door schrik en vreeze tot zwijgen gedoemd, in hun hart de legitimiteit vereerden, boven alle verdenking vast te stellen, omdat zijn dood, meer nog misschien dan die zijner ouders, hij moest dragen tot bevestiging dei- republiek, en hoe gemakkelijk het zoude zijn geweest, het lijk van den dauphin te doen zien door een aantal perso nen, ook door geneeskundigen, die hem bij zijn leven hadden gekend, dan moet men wel aannemen dat de zoon van Lodewijk XVI niet is gestorven in den Temple. Indien daaraan al eenigen twijfel mogt zijn overgebleven, dan heeft het boek van den heer de la Barre die onzes inziens geheel weggenomen. Zich op dit vermoeden, of zoo men wil op dit feit grondende, hebben zich een aantal personen gedurende de regering van Napoleon I en Louis Philippe uitgegeven voor deii dauphin van Frankrijk. De rol, die deze lieden hadden te vervullen, was eene zeer moeijelijke; daartoe toch werd niet alleen vereischt eene tot in de geringste bijzonderheden afdalende kennis van de geschiedenis der Fransche revolutie, maar ook eene zeer hooge mate van schranderheid en voorzigtiglieid, om niet in strijd te komen met de getuigenissen van tijdgenooten, waartegen geen studie en geen geheugen een waarborg kon opleveren, omdat zij ongedrukt gebleven, en dus nergens te vinden waren. De meeste dier valsche pretendenten waren dan ook spoedig ontmaskerd; zoodra zij met hunne beweringen traden in het volle licht der openbaarheid, zoodra zij in aanraking kwamen met de justitie, vervlogen hunne bewe ringen in rook. De eenige pretendent, die zijn gelieele leven om een regterlijk vonnis heeft gevraagd, de eenige, die gestorven is zonder dat men hem van onwaarheid heeft kunnen overtuigen, is juist Nauendorf. Het gaat nu wel niet aan, te beweren: hij is Lode wijk XVII, opidat tot nog toe niemand heeft kunnen bewijzen, wie en wat hij dan wel anders is; het gaat niet aan op deze wijze van zijne bestrijders een bewijs van zijne werkelijke afkomst te vergen, omdat zij zijne konink lijke afstamming ontkennen, maar een zeer sterk vermoeden in zijn voordeel ontstaat daaruit toch. Pruissen, de ambte naars- en politiestaat, was op het laatst der vorige en in den aanvang van deze eeuw reeds zoo georganiseerd, dat het onmogelijk moet worden geacht, dat men Nauendorf's ouders, indien zij werkelijke onderdanen van den Koning van Pruissen waren geweest, niet zoude hebben kunnen uitvinden; en toch, wij herhalen het, ook de Pruissische regering, die hem zoo gaarne tot zwijgen had gebragt, heeft hem nimmer het woord toegevoegd, dat hem voor altijd zoude hebben doen verstommen: daar staan uwe ouders Indien de pretendent eerst eenige jaren geleden voor den dag ware gekomen, dan zoude het boek van den heer de la Barre een zeer geringen indruk op ons hebben ge maakt. De overgroote meerderheid toch der personen, waarop hij zich beroept, zijn sints lange jaren overleden. Maar hij heeft zijne beweringen geuit, zijne vordering voor den regter ingesteld in een tijd toen verificatie zeer wel mogelijk was, en de gelegenheid om zijne getuigen en bewijzen aan het oordeel der justitie te onderwerpen, is door hem steeds gezocht. Het is dus zijne schuld niet, indien de bewijsvoering van den heer de la Barre zich veelal terug laat brengen tot een bewijs van hooren zeggen. A, die nog leeft, heeft van B, die dood is, gehoord, dat.... enz., maar B, de eigenlijke getuige, vertelt niets meer; hij ligt in 't graf. Dit verzwakte de geloofwaardig heid van het betoog, want het brengt daarin een nieuw element: de eerlijkheid, de goede trouw, de juistheid van herinnering, de vastheid van geheugen van A. Van des te meer belang wordt het voor Nauendorf's weduwe en kinderen om thans een onderzoek naar hunne afstamming, onpartijdig en openbaar, te doen instellen. Dat zij zulk een onderzoek niet vreezen, hebben zij bewezen. De kwestie is van gewigt voor Europa en voor ons, Neder landers. Voor Europa, omdat de graaf de Chambord in plaats van het hoofd der legitimisten te zijn, dan afdaalt tot den rang van een politieken intriguant, die de witte vlag, welke hij zoo standvastig boven Frankrijk zwaait, behoort over te geven in andere handen. Wat nu stand vastigheid heet, zoude dan koppige ontrouw moeten worden genoemd. En welke gevolgen het zoude kunnen hebben, indien Chambord den heiligen schijn van het „droit divin" moest missen, is, vooral met het oog op het Fransche volkskarakter, niet te overzien. En voor ons is de zaak dubbel belangrijk, omdat onze Koning de eenige monarch is geweest, die de regten van dezen pretendent heeft erkend, en omdat zijn geslacht thans in Nederland den naam „de Bourbon" blijft voeren. HELDER en NIEUWEDIEP, 15 Februarij. De moord op den Onderkoning van Britsch Indië gepleegd maakt heden het onderwerp uit van bespreking in de dag bladen. Hierachter deelen we in de rubriek Buitenland onder Engeland eenige bijzonderheden daaromtrent mede. In de Alabama-kwestie is eene beslissing, dezer dagen in de Kamer van Vertegenwoordigers te Washington genomen, niet van belang ontbloot. Een der leden, de generaal Butler, stelde voor om de orde van den dag te schorsen, ten einde eene motie aan te nemen, strekkende om den president te vragen of Engeland van plan is zich aan het tractaat van Washington te onttrekken, of om aan de naleving van een gedeelte van hetzelve moeijelijkheden in den weg te leggen. Nadat de Kamer hierop van de zijde der regering de mededeeling ontvangen had, dat zij nog geen mededeeling van de Engelsche regering ontvangen had, bleef de heer Butler toch op de aanneming van zijn voorstel aandringen. Het werd echter verworpen met 69 tegen 62 stemmen. In Iiumanië heerschen, helaas! nog altijd vervolgingen tegen de Israëlieten. Het schijnt of de nacht der middel eeuwen voor die streken der aarde nog niet is geweken. Thans schijnt het echter der regering ernst, welligt uit vrees voor de inmenging der diplomatie, om die gruwelen te bestraffen en uit te roeijen. Bij ons te lande wordt de niet herbenoeming des heeren Haffmans tot kantonregter te Venlo druk besproken en dooi de conservatieve bladen als een beschuldiging van onver draagzaamheid in het staatkundige tegen onze regering gerigt. In de N. Rotterd. Crt. wordt echter medegedeeld, dat het besluit om den heer H. niet ter herbenoeming aan Z. M. voor te dragen door den minister van Justtie is genomen, naar aanleiding der ongunstige adviezen van den procureur-generaal in Limburg, over de wijze waarop de heer H. het ambt van kantonregter waarnam. Volgens telegram van Gibraltar is het stoomschip Prins van Oranje den 11 Februarij gepraaid in de Middellandsche zee, op de hoogte van Malaga, door het Nederl. stoomschip Sirius. Volgens de Noordstar is bij de Regering een plan aanhangig tot het organiseren van stoombootdiensten op Java. Eene maatschappij wenscht deswege met het gou vernement een contract te sluiten, in den zin als vroeger met den heer Cores de Vries is aangegaan; waarschijnlijk zal het contract spoedig geteekend worden. Z. K. H. Prins Hendrik heeft eene aanzienlijke bijdrage toegezegd aan de stichting eener zeevaartkundige school te Terschelling.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1