Benoemingen, enz.
Buitenland.
Frankrijk.
Engeland.
In een onzer vorige nommers deelden we een berigt
mede, omtrent de menschonteerende dierengevechten te
Tjilatjap op Java. In die mededeeling werd o. a. gewezen
op de weinige beschaving, door de Nederlanders op Java
aangebragt. Naar aanleiding van dit berigt, bevat de
Monitor een artikel van den beer Gr. A. Vorsterman van
Oijen, onder 't opschrift: „Een splinter en een balk." We
ontleenen daaraan het volgende:
„Er is onder ons eene fatsoenlijke uitspanning, een spel dat
slechts gespeeld wordt door de meergegoeden, een vermaak
der hoogere klassen, dat van evenveel onnadenkende wreed
heid getuigt als de aangehaalde feiten, namelijk de jagt.
Wanneer de jagt moet dienen tot levensonderhoud, dan
heb ik er vrede meêwanneer zij moet dienen om gevaar
lijke dieren uit te roeijen, dan juich ik haar toe; ik vind
er zelfs iets edels in, den strijd te durven opnemen tegen
een dier, dat in kracht en vlugheid, soms in slimheid den
mensch overtreft; ik bewonder den moed, waarmede zoo
menig gevaar wordt onder de oogen gezien, de volharding,
waardoor zoo menige hinderpaal moet worden uit den weg
geruimd, de tegenwoordigheid van geest, dat voortbrengsel
van het kennen van het gevaar, alvorens men zich daarin
begeeft.... Maar welke van al die eigenschappen worden
door de jagt hij onze Nimrods wel ontwikkeld?
Het wild, dat de begeerigheid onder jagtliefhebbers op
wekt, bestaat uit hazen, konijnen, snippen, patrijzen en
kwartels. Moed om den strijd met deze dieren te voeren,
wordt er al heel weinig vereischt, of 't moest de moed
zijn, om het dons een paar uur vroeger te verlaten dan
men gewoon is.
Maar de beweging, die een gevolg van het jagen is, is
een heerlijk geneesmiddel tegen podagra en spleen.
Alsof een flinke wandeling zonder geweer en weitasch,
zonder dat tusschenbeide wederkeerend poef! paf! niet
even gezond zou zijn.
Één van de twee! De door mij opgenoemde dieren en
nog eenige anderen, die het slagtoffer worden van onze
jagers, zijn schadelijk of ze zijn het niet.
Zijn ze schadelijk, dan moet ieder eigenaar van den grond
het regt hebben om ze te allen tijde uit te roeijen; zijn ze
niet schadelijk, dan moet de wet ze in bescherming nemen
tegen de vervolgzucht en de hebzucht van den mensch,
evenzeer als zij den nachtegaal in bescherming neemt.
Wij hebben geen regt eenig dier te dooden dan wanneer
het ons schaadt, of als zijn vleesch ons tot voedsel strekt;
maar wanneer wij dooden moet dit nog op de meest
menschelijke, d. i. op de kortste wijze geschieden.
Laten wij aan dat beginsel de lange jagt (de jagt met
windhonden) eens toetsen.
De jager, vergezeld van zijne honden, begeeft zich naar
het terrein, dat hij voor dien dag gekozen heeft om het
tooneel zijner heldendaden te worden.
Een haas gaat opl
De honden worden losgelaten!
Daar vangt een wedloop aan tusschen het arme, door
doodsangsten gemartelde dier en zijn onverbiddelijken ver
volger. Alle krachten spant het in, om zijn belager te
ontvlugten.... maar te vergeefs! De slanke hond wint bij
iederen sprong; reeds hoort het uitgeputte dier den snuivenden
adem van zijn moordenaar.... hij voelt dien.... nog één oogen-
blik.... Nog eens spant het uitgeputte dier zijne laatste
krachten in.... de afstand vergroot, maar slechts voor korten
tijdafgetobd van vermoeijenis en angst wordt het arme
wild weldra het slagtoffer van de grootere snelheid en de
grootere kracht van den windhond.
En daar op eenigen afstand staat de jager; hij volgt èn
vervolgde èn vervolger in hunne bewegingen. Denkt hij
een oogenblik om den angst van den vlugtenden haas?
O neen! een kreet van ongeduld ontsnapt hem, indien de
hond soms een oogenblik terrein verliestDenkt hij een
oogenblik aan de minuten van onbeschrijflijk lijden, die dat
arme dier doorleeft? O neen! Geene enkele edele aan
doening doortintelt zijn boezem. De eenige hartstogt die
daar waakt is de begeerte naar het bezit.
Wat raakt hem die bange doodstrijd? Wat raakt het
hem, dat de hond na het dier gegrepen te hebben het
slechts ten halve doodt, zoodat hij het nog den genadeslag
moet geven?
Hij weet niet beter, of het behoort zoo. Misschien wordt
hij wel boos, wanneer wij zijne liefhebberij eene wreedheid
noemen.
En toch, zegt het mij in gemoede, lezers! is het een
ziekelijk gevoel in mij, dat ik gruw van eene liefhebberij
in 't dooden en dan wel op zulk eene wijze?
Wat onderscheidt den jager van den Spanjaard, die op
de stierengevechten verzot is? Wat van den Javaan te
Tjilatjap, cfie den strijd aanschouwde tusschen den tijger en
het wilde varken, partijen, die in ieder geval beter tegen
elkander waren opgewassen dan die vreesachtige haas en
die snelvoetige hond?
Dooden uit liefhebberijIk vind de uitdrukking een
wanklank.
Acht maanden het wild sparen, om vier maanden het
genoegen der vervolging te smaken
Waarlijk, wij zijn nog niet rijp om den Javaan te be
schaven, zoolang we in ons eigen land wetten hebben, die
het dooden uit liefhebberij beschermen.
Laten wij eerst onzen eigen Augias-stal opruimen, eer
wij bij anderen op netheid aandringen; laten wij geene
splinters zoeken bij anderen, zoolang bij ons nog balken
te over zijn."
De N. Z.-C. wijst op de in verontrustende mate
toenemende vervalsching van eetwaren en dranken, en op
het adres, door de Maatschappij van Nijverheid bij den
Koning ingediend, om maatregelen van regeringswege tegen
die vervalsching uit te lokken. De zaak is van gewigt.
Als een behoeftige een brood steelt zegt de N. Z -C.
omdat zijne kinderen honger hebben, wordt hij tot ge
vangenisstraf veroordeeld. Maar is het dan minder oneerlijk,
wanneer de bakker, kruidenier, melkverkooper, of wie ook,
dag aan dag waren verkoopt, die hij niet tot het bedrag,
dat hem betaalt wordt, levert, maar dikwijls 10, 20, 40
of meer percent vervalscht? Voor de te weinig geleverde
bestanddeeien worden andere van mindere waarde in de
plaats gegeven, die, zoo al niet bepaald vergiftig, waar
tegen de wet straf bedreigt, toch dikwijls verre van be
vorderlijk zijn aan de gezondheid. De mingegoede lijdt
onder die bedriegerij liet meest. Een nationaal belang is
hierbij in het spel, ook omdat onze handel er onder lijdt,
als er op buitenlandsche geklaagd wordt over de verval
sching van producten, die van hier worden aangevoerd.
De N. Z.-C. meent met de Maatschappij van Nijverheid,
dat de regering door strenge maatregelen tusschenbeide
moet komen; ook de eerlijke leverancier zou door eene
afdoende wettelijke regeling op dit stuk tegen zijnen oneer
lijken concurrent beschermd worden.
Een reusachtige iïoom. Een reiziger in oostelijk
Afrika verhaalt, dat hij bij de Metelebers komende, zijn
aandacht vestigde op een reusaelitigen boom, door wiens
groen blijvend gebladerte kegelvormige daken zigtbaar
waren, die tot huizen in miniatuur schenen te belmoren.
„Ik naderde den boom, zegt hij, en ik werd gewaar, dat
hij door verscheidene Bakoonsche gezinnen (de boombe
woners des lands) werd bewoond. Ik beklom hem door
middel van de inkappingen, die men in den stam had gemaakt
ik telde er zestien van die luchtwoningen, zonder te spreken
van drie andere die nog niet voltooid waren.
Aan de meest verhevene gekomen, die zich op dertig
voet hoogte bevond, ging ik binnen; het hooi, dat op het
plankier lag, een doek, een lepel en een groote kom vol
sprinkhanen maakten al het huisraad uit. Daar ik den
geheelen dag nog niets genuttigd had, vroeg ik aan eene
vrouw, die met een kind op haren schoot aan de deur zat,
verlof om te eten. Met alle voorkomenheid stemde zij daarin
toe. De overige vrouwen uit de naburige hutten klauterden
van den oenen tak op den anderen naar boven, om den
vreemdeling te zien.
Het zamenstellen dier woningen is zeer eenvoudig. Men
begint door middel van nevens elkander gebogen twijgen
een langwerpig plankier te vormen ter breedte van ongeveer
zeven voet, en daarop begint men door zamenvlecliting
van takken en loof de hut te bouwen. Zij heeft zes voet
middellijn en eene hoogte van iets minder dan eene mans
lengte."
Volgens de laatste berigten uit Brussel zijn er sedert
den 9 dezer geene nieuwe gevallen van veepest in België
ontdekt.
De graaf van Chambord bevindt zich in de laatste
dagen te Antwerpen.
Het Engelsche oorlogschip Defense is dezer dagen
van Napels naar Malta gestevend, ter verwijdering van
ontmoetingen met het Amerikaansche escader, hetwelk alsdan
verwacht wordt.
Tot kapt. ter zee is bevorderd de kapt.-luit. ter zee W. B. F.
Escher; tot kapt.-luit. ter zee de luits. ter zee 1ste kl. R. P.
Struick en F. J. G. van Tbiel; tot luit. ter zee 1ste kl. de luits.
ter zee 2de kl. W. baron van Hogendorp en E. Simon van der Aa;
tot luit. ter zee 2de kl. de adelborsten 1ste kl. W. II. van Braam,
L. J. K. A. Jeekel, K. J. Bal, M. J. I'. Westveer en L. A. H. Larnie.
De adelborsten 1ste kl. L. G. Krol en M. Smits worden met
den 21 dezer geplaatst respect, op "bet wachtschip te Willemsoord
en het fregat met stoomvermogen Admiraal van Wassenaer.
Aan den kapt. ter zee G. W. F. Moeth is, op zijn verzoek,
wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst, tengevolge van in
en door de dienst ontstane ligcbaamsgebreken, een pensioen ver
leend ten bedrage van f 1800.
De luit. ter zee 2de kl. O. C. A. J. Moreau, laatst behoord
hebbende tot het escader in Oost-lndië en vandaar den 15 dezer
in Nederland teruggekomen, wordt met dat tijdstip op non-acti
viteit gesteld.
Op zijn verzoek is eervol ontslag verleend aan den off. v. adm.
3de kl. J. F. de Vries en is hij benoemd tot 2den luit.-kwavtierm.
bij het leger in Ned.-Indie.
De kapt. II. A. de Haan, van bet 1ste reg. vest.-artillerie, is,
in afwachting van nadere beschikking, op non-activiteit gesteld.
Tot raadsheer in het Prov. Geregtshof in Noordholland is benoemd
mr. F. J. A. Fles, thans regter in de Arrond.-Regtbank te Arnhem.
Tot ontvanger der dir. bel. en ace. te Witmarsum o. a. is benoemd
de beer J. F. Meijer, thans ontv. derzelfde middelen te Hoogezand e. a.
Tot ridder der Orde van den Nederl. Leeuw zijn benoemd: de
lieeren J. A. Mazel, min.-resident te Stockholm en te Kopenhagen
mr. B. O. T. H. Westenberg, min.-resident te Washington; A.
Hovius, consul te St. Malo; P. M. Alard, consul te Duinkerken;
A. Oouturié, consul te Nieuw-Orleans; A. J. Bauduin, consul te
Hiogo en Osaka; O. Blanc.k, consul te Stockholm; mr. J. W.
Schuurman, raadsheer in het Prov. Geregtshof in Zuidhollandmr.
H. F. Th. van Schaeck, off. van justitie bij de Arrond.-Regtb. te
Maastricht; mr. J. deBasJz., notaris te's Hage; dr. N. P. Visscher,
lid der commissie vau administratie over de gevangenissen te
Utrechtde kapt -luit. ter zee II. B. Kip, de dir. off. van gez. bij
de zeemagt J. van Hattem, en Zr. Ms. kamerheer in buiteng. dienst,
de inspect. van fin. bij het loodsw. jhr. H. P. F. Hooft; de
beer S. Bartstra, sec.-gen. bij liet dep. van Financiën; de maj.
J. M. van der Star, van den generalen staf, dir. der stafschool;
en de beer A. Francotte, wapenfabrikant te Luik; de lieeren mr.
H. D. Levyssolin Norinan, dir. van binnenl. bestuur in Nederl.-
Indie; Zr. Ms. adj. in buitengewone dienst, de gen.-maj. bij bet
leger in Nederl.-Indie G. M. Verspijck, chef der 2de afd. van bet
departement van Oorlog, en de maj. der genie bij genoemd leger
J. P. Ermeling.
In de orde van de Eikenkroon zijn benoemd: tot ridder-groot
kruis mr. J. P. P. baron van Zuylen van Nyevelt, gezant te
Parijs; tot commandeur M. Coster, consul-generaal te Parijstot
officier mr. A. P. C. van Karnebeek, raad van legatie, F. Oroes,
oud-consul te Shanghaï, A. Scbmidt, oud-consul te Kiel, A. Sgar-
delli, vice-consul te Ibraïla en Verstraeten, geneesheer bij de
Nederlandsche Vereeniging van Weldadigheid te Brussel.
OoST-I.sDiis. Beuoemd: Tot adj.-bonwk. voor de dienst der
bebak. en kustverl. bij bet departement der marine C. C. Jasper,
laatstelijk liclitopz. 2de kl.
Dezer dagen legde voor den 4den krijgsraad Blanqni,
de zamenzweerder van professie, rekenschap af van de rol,
die hij den 31 October 1870 (de bekende overrompeling
van liet raadhuis) in die oproerige beweging gespeeld heeft,
waarop de Commune met ongeduld loerde, in de hoop dat
zij haar de poorten zou openen van de stad, die zij tot het
tooneel liarer euveldaden zou maken.
Een ontzaggelijke menigte vau allerlei rang en stand
verdrong zicli in de zaal der assises te Versailles, waar-!
onder Alexandre Dumas, om den onverbeterlijken revoluti.
onair te zien en te hooren, die sedert bijna een halve eemi
onafgebroken tegen de maatschappelijke orde heeft zahnt-
gezworen. Zijn voorkomen zou dat verleden trouwens niet
verradenwant de zorgvuldig in 't zwart gekleede grijsaard
(hij is zeven en zestig jaren), met zijn langen witten baard,
heeft eer liet voorkomen van een vroom geestelijke.
Na de eerste formaliteiten wordt liet rapport voorgelezen,
dat een getrouw relaas behelst van de feiten, die den grond
hebben gelegd voor de regering der Commune en tevens
een acte van beschuldiging kan genoemd worden tegen
allen die den lioogepriester der volksleiding in zijn onaf
gebroken werk hebb'en bijgestaan en deel uitmaakten van
die groep nietswaardigen, die zulk een bloedig juk
Parijs hebben gelegd.
In het daarop volgend verhoor verdedigde zich Blanqui
met die gevatheid en slimheid, welke men van hem ver
wachtte. De zitting werd in het midden van het getuigen
verhoor afgebroken.
Hij werd veroordeeld tot deportatie naar een vesting.
Door een der andere krijgsraden is het doodvonnis uit
gesproken over Boudin, den Communeman, die last heeft
gegeven de Tuileriën in brand te steken en onder wiens
leiding deze euveldaad werd volbragt.
-Onder de slagtoffere van den oorlog in het departe
ment da la Seine zal een som van 11,650,000 frs. worden
verdeeld.
Dezer dagen had te Parijs een duel plaats, waarvan
do Opinion Nationale do volgende bijzonderheden mededeelt
In de stalles van 1'Ambigu-Comique waren vier lieeren
gezeten, twee doctors, een veearts en een koopman, dit
voor hun pleizier te Parijs waren gekomen. Zij hadden
goed gedineerd en waren zeer luidruchtig, tot gro<
hinder van hunne buren, die hen evenwel ongemoeid lieten,
daar het gelaat der lieeren genoeg de oorzaak hunner
vrolijkheid aanduidde.
In de pauze hadden zij de zaal verlaten; de doctors
de veearts kwamen het eerst terug. Men vroeg hun hunne
contramarken, toen zij reeds op hunne plaatsen zaten. Zij
beweerden die aan de ouvreuse te hebben gegeven, die
echter volhield dat zij ze niet had ontvangen. Er volgde
eene woordenwisseling en de commissaris van politie en
een controleur kwamen tusschenbeiden.
Toen verscheen ook de koopman, die zijn vrienden on
gelijk gaf. „Gij zijt leugenaars en idioten," zeide hij; „gij
hebt uwe kaartjes niet kunnen geven, want ik had ze in
mijn zak." Hij haalde ze daarop te voorschijn. De vrienden
antwoordden met schelden; men werd handgemeen en da
anderen morgen daagden de doctors den koopman namens
den veearts uit. Deze trachtte de zaak bij te leggen en
aan te toonen, hoe belagchelijk het was om zulk een
dronkemansgevecht te duelleren; maar het baatte niet en
liet duel had plaats.
De twee partijen werden op 25 pas van elkander geplaatst
en gaven, volgens de gestelde bepaling, gelijktijdig vuur.
De veearts wankelde. De doctors hielden hem staande
en deden onderzoek naar zijne wond. Zij vonden nu aan
zijn regterzijde eene gekneusde plek, die zeer duidelijk het
borstbeeld van den Koning van België droeg.
Een vijffrancsstuk, dat de veearts in zijn vestzak droeg,
had den kogel tegengehouden en was, door den hevigen
stoot, in het ligchaam afgedrukt.
Deze gelukkige ontknooping was aan alle partijen
aangenaam.
Volgens het Bonapartistisch blad le Gaulois, heeft
er op Chislehurst een geneeskundig consult plaats gehad
over den gezondheidstoestand van den ex-Keizer. Het
resultaat moet niet bevredigend zijn afgeloopen. Men
voorspelde een voortdurende verzwakking, die weldra een
einde aan zijn leven zou maken.
Uit Nancy wordt berigt, dat de voorloopige uitslag
van de inschrijving, ten behoeve van de loskooping van
het Eransche grondgebied, in 27 gemeenten, bevattende
104,000 inwoners, is geweest dat een som van 1,562,000
francs, zijnde 15 fr. per inwoner, verkregen werd.
De moordenaar van lord Mayo, den onderkoning van
Indië, heeft waarschijnlijk in den landvoogd het hoofd
willen treffen van het bestuur, dat hem, naar zijn inzien,
onregtvaardig tot levenslange opsluiting in eene strafin-
rigting had veroordeeld. Omtrent den moordenaar, Shere
Ali, zegt generaal Taylor, dat hij eenigen tijd bij hem in
dienst is geweest. De generaal noemt hem een dapper en
zachtzinnig man, die hem gedurende een veldtogt trouw
had gediend en bijgestaan en in vredestijd op zijne kinderen
paste en met lien speelde. Maar Shere Ali had een veete
tegen een tak van zijn eigen geslacht; in die veete waren
reeds vele slagtoffere gevallen, en tijdens hij bij den
generaal Taylor was, versloeg hij zijnen erfvijand, onge
lukkig voor hem, op Britsch grondgebied. Hij werd ter
dood veroordeeld; die straf werd in levenslangen dwang
arbeid veranderd. Had Shere Ali zijnen vijand eenige
mijlen noordelijker in zijne eigene bergen gedood, dan zou
het Britsch bestuur zich er niet mede ingelaten hebben.
Shere Ali had niets gedaan, wat niet geheel in overeen
stemming was met de zeden en gewoonten van ziine geioofs-
genooten.
Het stoffelijk overschot van lord Mayo, is den 17 dezer
te Calcutta begraven. Een buitengewoon talrijke stoet van
burgerlijke en militaire autoriteiten volgde te voet het lijk,
en eene massa volk was op de been. Er heerschte een
gewenschte orde.