Buitenland.
ook ik kon mijn snee mikkebrood, bij die gedachte, dat
mijn medebroeders en Z. van honger sterven, niet door de keel
krij nu had ik 1.23| welke ik met nachtwerken verdient
heeft, en die ik opgeborgen had om van de zoomer met de
volkstrein naar Scheveninge te gaan om dat te bekijken
want daar ben ik noch nooit geweest, maar nu dat leesde
van honger in Perzi, toen dacht ik nee niet naar Sche
veninge, dat geld moet naar Perzi, ik kan buiten Scheve-
ningen, maar de mensch niet zonder eete, ik wist niet waar
ik dat geld moest brenge en daar om dacht ik, zal het maar
naar de Heer van de Crant brenge als die dan het in de
Krant zet dan zal er noch wel Rijke mensclien zijn die
ook wat zullen geve want één gulden geeft niet veel voor
zooveel hongerige maagen doch veel kleintjes maken één
groote,
In hoop mijn Heer dat u dit schreiv opneemt verblijf
ik UEd dw Een nederige gewezen
Zeeman."
Op den omslag stond
//Vergeef svp mijn slordig schreiv ik doe het nooit."
Men meldt aan de Leidsche Crt. uit het Westland:
Als men over het weêr te beschikken had, zou het niet
beter gewenscht kunnen worden om den veldarbeid te
verrigten, dan nu de tijd des jaars oplevert. Er heersclit
dan ook overal eene groote bedrijvigheid, en men is met
het leggen van aardappelen en het poten der kool druk
bezig, zoodat men een bemoedigenden lentetijd te gemoet
ziet. Het zou echter best kunnen gebeuren dat het nu zoo
gunstig weêr nog eens winterachtig werd in een tijd dat
er zeer naar groei verlangd wordt, doch zich deswege nu
bezorgd te maken zou weinig baat geven. Iedereen, die
met den tuinbouw eenigzins vertrouwd is, heeft nu de
handen vol werk. Het snoeijen der boomen, het bewerken
der akkers, het aanleggen van broeibakken, het poten,
planten en aanleggen in de tuinen, behoort nu tot de
dagelijksche bezigheid. Het is of de grondeigenaars een
gevoei bekruipt of men al veel verder in het jaar is en
men tengevolge daarvan vreest te laat te komen.
Het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch
Vredeverbond, gevestigd te 's Hage, heeft ter uitvoering
van een besluit der algemeene vergadering van 5 Julij jl.
een circulaire gezonden aan invloedrijke personen in alle
Staten van het vasteland van Europa, om hen aan te sporen
tot het oprigten van vredevereenigingen op het voorbeeld
van de Nederlandsclie, ten einde later een algemeen congres
van afgevaardigden te houden. Bij de circulaire, in de
Fransche taal opgesteld, is een Fransche vertaling gevoegd
van de redevoering, waarmede de hoogleeraar de Bosch
Kemper als voorzitter de genoemde vergadering geopend heeft.
Aan No. 29 van de „Populaire brieven," in de
Delftsche Crt. ontleenen wij het volgende:
Bij de Indianen is de tabak, de beschermheer van regt,
vrede, vriendschap en gastvrijheid, en de pijp het zinnebeeld
van het goddelijk regt en het staatsleven. Het rooken
achten zij zelfs zulk een gewigtige zaak, dat de vrouwen
zich verwijderen moeten, wanneer de mannen beginnen te
rooken. Gelijk men weet, is dit geheel anders bij de
Zigeuners, de Turksche vrouwen en de Spaansche schoonen,
die zelfs in den schouwburg dit genot niet ontberen kunnen,
even als men vroeger zelfs, vooral in Engeland, in de kerk
rookte, hetgeen de Christelijke Kopten, in Egypte en Nubië,
heden ten dage nog doen, wier godsdienst in rooken en
praten schijnt te bestaan, waarbij de priesters eenige cere
moniën verrigten. Doch niet alleen de Indiaan, ook de
meest beschaafde Europeer, de grootste geleerde, kan niet
gemakkelijk van zijn tabak scheiden, hetzij hij dien in den
vorm van pijp, sigaar of snuif geniet.
Ik behoef u slechts te wijzen op Blticher, den ouden
Dessauer, en Napoleon, die geduchte rookers waren. Tot
de hartstogtelijke snuivers, worden Prins Eugenius en
Frederik de Groote gerekend, en van den Saksisclien
minister Brülil verhaalt men, dat hij in ieder zijner 364
kleedingstukken een doos had, opdat hij nooit zonder tabak
zou zijn, hetgeen Voltaire „stinkkruid" noemde. Wat moeten
wij echter wel van onze geleerden denken, als wij de
uitspraak van Goethe voor waarheid erkennen, wanneer hij
uitroept: „Een geniaal man kan niet rooken!" Sobiesky,
de „Polenkoning," schonk aan de stad Weenen de pijp,
welke hij tijdens den slag gebruikt had (1683), toen hij de
Turken voor Weenen sloeg, met behulp van het Duitscho
leger onder Karei van Lotharingen. Het aantal dichters
en geleerden, die hartstogtelijke rookers waren, is verbazend
groot, gelijk dit de namen van een Milton, Scott, Newton,
Byron, Swift, Klopstock, Kant, Hufeland, Blumenbach, enz.,
bewijzen kunnen.
Sommigen hielden er zelfs een groote collectie pijpen op
na, doch de grootste pijpenverzameling in Europa bezat de
maarschalk Oudinot, en terwijl Blücher zijn kort pijpje niet
gaarne koud liet worden, zag men zijn grooten tegenstander
Napoleon bijna nooit zonder sigaar.
Te Moergestel worden thans door Engelsche kooplieden
schapen opgekocht, waarvoor 10 tot 25 gulden wordt besteed.
Te Zwolle is jl. Donderdag, naar men meldt, een
zesjarig kind, bij het neerlaten van een zware klapbrug,
totaal verbrijzeld.
Onlangs werd een begrafenisfonds opgerigt te U., ter
bestrijding der kosten voor onvermogenden. De 'steller van
den uitnoodigingsbrief, die aan de gegoede inwoners der
plaats werd rondgezonden, had dien aldus begonnen:
„Naardien het aan de meeste onzer medeburgers zeer zwaar
valt zich te laten begraven, enz.
Er heerscht op dit oogenblik te Batavia tusschen de
stad en Weltevreden eene soort van watersnood. Wegen
staan blank, in kampongs wordt met schuitjes gevaren, en
de spoortreinen zien zich genoodzaakt niet verder te rijden
dan van het Kortingsplein tot aan de stad, in plaats van
tot aan den Kleinen Boom. De hooge waterstand gaat
met stormachtig weder gepaard, zoodat het vertrek van
stoombooten uitgesteld, het lossen van op de reede liggende
schepen telkens verdaagd en het aan den wal brengen van
passagiers uitgesteld moet worden.
Benoemingen, enz.
Met ingang van den 1 April a. s. is bevorderd, ter standplaats
Willemsoord, tot commissaris der loodsen, de nclj.-comm. der loodsen
aldaar H. J. ltusman, en benoemd tot adj.-cotnm. der loodsen, de
aan den inspecteur over het loodswezen, enz. in het ïïde district
toegevoegde klerk J. L. A. Lutz.
In de orde der Ëikeukroon is, behalve hetgeen daaromtrent reeds
in ons voiig nomrner voorkwam, benoemd tot ridder de thesaurier
der Nederl. Vereeniging van Weldadigheid te Brussel, de heer A.
J. Jitta. Generaal-majoor A. Engelvaart, is niet tot ridder-grootkruis,
maar tot groot-officier van deze orde benoemd.
De heer E. 11. W. von Kanzow, ass.-res. van Djokjokarta, is
met al zijne wettige, zoo mannelijke als vrouwelijke afstammelingen,
in den Nederl. adel ingelijfd met den titel van graaf.
De luit.-gen. J. II. Engelbregt, inspecteur van het wapen der
infanterie, en de kolonels N. C. Yinckhuizen, plaatsel. comm. 1ste
klasse te 's Ilagc, en J. van den Hummel, plaatsel. comm. 2de
kl. te Nijmegen, zijn op pensioen gesteld; den luit.-gen. Engelbregt
is daarbij 's Konings dank betuigd voor de vele en goede diensten,
door hem gedurende zijne langdurige militaire loopbaan aan het
leger bewezen.
Benoemd zijn o. a. tot gen.-majoor bevelhebber in de 1ste mil.
afd. de kol. A. C A. Schönstcdt, koramandant van het 7de reg.
infanterie; tot kol. komm. van het 7de reg. infanteiie de luit.-kol.
J. N. Schmidt, van het 2de regiment.
De luit. ter zee 2de kl. J. D. A. Nederburgh, laatst behoord
hebbende tot het escader in Oost-Indië, en vandaar den 15 dezer
in Nederland teruggekomen, wordt met dien datum op non-activi
teit gesteld.
Oost-Indië. Ontslagen Op verzoek, eervol, uit zijn betrekking,
wegens ziekte, onder toekenning van wachtgeld, de 2de machinist
bij de gouv.-marine W. E. van Steel.
België.
De Indépendance meldt, dat de graaf de Chambord
Woensdag al de te Antwerpen aanwezige afgevaardigden
van de regterzijde bij zich ontvangen heeft. Na de receptie
vereenigde men zich in de groote zaal van het hotel St.
Antoine, waar ook een groot getal legitimisten bijeenge
komen was. Men dronk op de gezondheid van den Koning
en op het herstel van des Pausen wereldlijk gezag. Den
volgenden dag zou er weder groote receptie zijn.
-Te Antwerpen worden onderteekeningen verzameld
op eene petitie, waarin wordt beweerd, dat de graaf van
Chambord en de hem bezoekende Fransehen daar ter stede
plannen of aanslagen tegen Frankrijk's rust beramen; dat
zulks op het Belgische grondgebied niet mag worden ge
doogd; dat eenigen tijcl geleden de heer Victor Hugo, een
vertegenwoordiger der republikeinsche partij in Frankrijk,
uit België uitgezet is; dat het Belgische gouvernement
geene voorkeur voor een of andere van de politieke par
tijen in Frankrijk mag laten blijken; dat het althans geene
vrijheid heeft om op zijn grondgebied zamenzweringen tegen
de rust van een naburigen en bevrienden staat te gedoogen,
en dat alzoo de Wetgevende Kamers de regering dienen
tut te noodigen om den Franschen kroon-pretendent uit
België te verwijderen.
Intussclien gaan de liberale bladen van Brussel en Ant
werpen voort met het vestigen der openbare aandacht op
de zamenkomsten van den graaf van Chambord met zijne
Fransche bezoekers in laatstgenoemde stad, als op eene
voor België bedenkelijke omstandigheid. Zij deelen zelfs,
schoon die bijeenkomsten van geheel vertrouwelijken aard
zijn, mede, dat daarin „op de gezondheid des Konings van
Frankrijk en op het herstel van het wereldlijk gezag des
Heiligen Stoels" gedronken is.
In de Kamer heeft de afgevaardigde Defré gezegd,
dat een pretendent in België gekomen is die de rust van
Frankrijk door zwamenzwering bedreigt. De heer Defré
heeft voorzigtigheid aanbevolen, en heeft de regering gelaakt,
omdat zij den graaf van Chambord blijken van sympathie
heeft gegeven. De minister van Buitenlandsche Zaken heeft
geantwoord, dat de graaf van Chambord geen zamenzweerder
is en dat de regering liem geen blijk vun sympathie heeft
gegeven, en geen officiëel persoon gezonden heeft om hem
te ontvangen. Al wat in Antwerpen is geschied, is eene
daad van courtoisie geweest. De afgevaardigde Defuisseaux
heeft afschaffing van de vreemdelingenwet gevraagd. De
minister heeft voorgesteld tot de orde van den dag over
te gaan. Daarmede is het incident geëindigd.
Frankrijk.
Verdaguer, Herpin en Lagrange, die wegens het
ombrengen der generaals Lecomte en Thomas ter dood
veroordeeld waren, hebben jl. Donderdag ochtend hunne
straf ondergaan.
Het rapport van de commissie, in wier handen de
voordragt is gesteld tot het nemen van maatregelen tegen
de Internationale, is dezer dagen openbaar gemaakt. De
commissie heeft een zelfstandig ontwerp zamengesteld,
waarvan het eerste artikel bepaalt, dat elke internationale
vereeniging, die, onder welken naam dan ook, zich ten
doel stelt werkstaking te veroorzaken, het eigendomsregt
af te schaffen, of wel zich kant tegen het huisgezin, het
vaderland of een der eerediensten, door den Staat erkend,
door haar bestaan alleen reeds een daad pleegt, die be
schouwd mag worden als een aanslag tegen de openbare
rust. Wie lid wordt of lid blijft - aldus is de korle
inhoud der volgende artikelen is strafbaar voor de wet.
Het Vasten-mandeinent van den aartsbisschop van
Parijs is, gelijk zich verwachten liet, in een hoogst ernstigen
toon gesteld. De rampen, die Frankrijk getroffen hebben,
en het geweld van den sterkste, waaronder het nog zucht,
als bezoekingen van God beschouwende, wegens de zonden
des volks, het verlaten van Hem en Zijne dienst, het ver
loochenen van den Christus en het offeren op de altaren
van eene wijsbegeerte en eene wetenschap zonder geloof,
vermaant de prelaat de leeken van zijn bisdom met den
meesten nadruk tot het bedrijven van boete en tot opregte
bekeering, als de eenige voorwaarden voor het zoozeer
begeerde nationale herstel. Inzonderheid betoogt insgr.
Guibert, dat het verwaarloozcn van de. voorschriften omtrent
Christelijke ingetogenheid en boetedoening tot ontzenuwing
van het volkskarakter geleid en daardoor den val vat
Frankrijk voorbereid hebben. Hadden wij ons, zegt hij
als Christenen en boetvaardigen gedragen, wij zouden dat
voorzeker aan het gevaar het hoofd hebben kunnen bieden;
maar door weelde en genot verweekt zijnde, heeft dal
gevaar eene gemakkelijke zege op ons behaald; en no«
lang zullen wij magtolooze getuigen zijn van onze out-
zettende rampen, indien wij, na de ontvangen geduclilt
lessen, nog blijven terugdeinzen voor de offers, die het land
uit den afgrond, waarin het gestort is, alleen opbeuren e»
het tegelijkertijd zijne oude kracht en grootheid hergeven
kunnen.
„Laat (zegt de aartsbisschop ten slotte) deze van gods-
dienstigen en vaderlandslievenden weemoed getuigende taal
u niet bevreemden. Zij is de eenige, die ons onder onze
beproevingen voegt. Door u aan de hoofdpligten van liet
Christendom te herinneren, welker verzaking zulke nood
lottige vruchten voor u gedragen heeft, arbeiden wij, gelijk
wij ons overtuigd houden, niet enkel aan het heil uwer
zielen, maar werken wij ook aan de wedergeboorte en aan
het heil van Frankrijk. Het is ons onwrikbaar geloof, dat
God dat Frankrijk, hetwelk Hij zoo liefheeft gehad,
zoo zwaar beproeft en kastijdt om het tot Zich terug te
brengen en het nog verder aan de uitvoering Zijner God
delijke ontwerpen dienstbaar te maken. Mogt het, door eene
zoo dure en smartelijke ervaring geleerd, en overtuigd,
het verlaten van den levenden God tot niets goed is, ein
delijk vol berouw zich voor Hem nederwerpen en in liet
verrigten van de werken der boetvaardigheid weder naar
het bézit van die sterkte en van die geestkracht streven,
welke alleen eene natie groot en magtig kunnen maken."
Op den boulevard des Italiens te Parijs brandt sedert
eenigen tijd (aan de noordzijde) een nieuw soort van gas
licht, hetwelk, wat lichtsterkte en kleur betreft, veel over
eenkomst heeft met electrisclr licht, ofschoon het niet,
evenals dit, voor de oogen hinderlijk is. Dit licht, blaauw-
achtig van kleur, is zoo sterk, dat het nog in de nabijheid
brandende gewone gaslicht bijna geheel verduisterd wordt.
Tengevolge van deze met gunstig gevolg genomen belang
rijke proef is zeker eerlang in gewone gasverlichting
eene groote omwenteling te voorzien.
Engeland.
In 't Lagerhuis rigtte jl. Woensdag de heer Montague
Guest, een vrijgecel, nogmaals tot de Regering de vraag,
of de ongehuwde leden geen zuster of vriendin mogten
medenemen naar het dankfeest in St. Paul's, en toen hij
geen bevredigend antwoord ontving, beloofde hij het den
volgenden dag nog eens te zullen vragen.
Door de heeren Charley, Brewier en Playfair, is
een bill ingediend, ter bescherming van het leven van
jonge kinderen, tegen het zoogenaamde „baby farming."
Daarin wordt bepaald, dat personen, bij wie een of meer
kinderen zijn besteed, een patent zullen hebben en een re
gister moeten houden, dat, op aanvraag moet worden
vertoond. De vrederegter heeft de bevoegdheid patenten
te weigeren of te ontnemen. Wanneer een besteed kind
sterft, zal terstond een onderzoek worden ingesteld, tenzij
door den geneesheer plegtig worde verklaard, dat het kind
een natuurlijken dood is gestorven. Verzuim van aangifte
zal worden gestraft met gevangenisstraf van hoogstens G
maanden.
Volgens een bij het Londensche Daily News ontvangen
schrijven uit Rome van 14 Februarij, zou er van wege den
Paus in Rome een bevel zijn uitgevaardigd om niet in
openbare discussiën tot wederlegging van Protestantsche
predikers te treden. Hieruit wordt door den schrijver van
dien brief de gevolgtrekking afgeleid, dat de onlangs in
Rome openlijk gevoerde discussie over het verblijf van den
apostel Petrus in die stad, niet zoo is afgeloopeu als op
het Vaticaan wenschelijk scheen.
Een telegram uit Indië, dat den 20 dezer in de Times
verscheen, wijkt in menige bijzonderheid af van de telegram
men welke vroeger over den moord van den gouv.-generaal
van Indië zijn medegedeeld. Het blijkt dat de terugkeer
van lord Mayo aan boord vertraagd werd door zijne begeerte
om, toen alle voorgenomen bezoeken afgeloopen waren, ook
nog Hope Town en Mount Harnett te bezoeken. Aan
deze vertraging moet het toegeschreven worden, dat do
duisternis het gezelschap overviel en men fakkels aanstak.
Op ongeveer 25 schreden van de boot moest de super
intendent eenig bevel geven en dus bleef hij iets achter,
doch met voorkennis van lord Mayo, die met vrienden,
politie en lijfwacht omringd, en van drie officieren verge
zeld was. Nog weinige schreden en de gouverneur zou
in de boot stappen, terwijl de matrozen aan het einde
van den steiger hem wachtten. Plotseling springt Shere
Ali die, door de duisternis of door het valsche licht der
fakkels beschermd, zich had weten te verbergen, op hem
aan en stoot hem twee malen het mes boven in den
linkerschouder en onder het regterschouderblad. Hij
werd dadelijk gevat. Lord Mayo liep een paar schreden
verder en viel toen van den steiger in het ondiepe water.
Hij bloedde zwaar, doch toen men hem weder op den
steiger geholpen had, liep hij met vasten tred en zeide:
„Ik geloof niet dat ik zwaar gewond ben." Men legde
hem op een wagen en verbond zijne wonden, waarna hij
verzocht aan boord te worden gebragt. Terwijl men hein
naar de boot bragt, zeide hij tweemaal: „Beur mijn hoofd
op". Daarna sprak hij niet meer en stierf in de boot.
„De moordenaar behoort (zegt het telegram) tot eene klasse,
wier bedrijf gezegd kan worden het moorden te zijn."
- Het vermaarde regtsgeding over het regt op het
erfgoed der adellijke familie Tichborne duurt steeds voort,
maar wordt in Engeland door het publiek met onvermoeide
belangstelling gevolgd. In de zitting van Woensdag, de
zes-en-negentigste welke aan de openbare behandeling van
die zaak is gewijd, heeft de advocaat der verweerders zijne
pleitrede ten einde gebragt, na gedurende zes-en-twintig
zittingen achtereen het woord te hebben gevoerd. Daarop
is het verhoor van getuigen voor de verweerders aange
vangen.
Vol
nagem
steken
is in
zoodai
opgetr
hoogst
evenm
prijs f
te br
prijs
Giiunt
Duitse
Duitse
geshie
digen
Pull 1
,/Ti
heeft
van
verblij
spoon
ligt v
den i
deelt,
door
is te
bij z i
schrij'
omtre
ivil, d
in he
ons b
koort:
om d
van c
uitwe
liet j
angst