N°. 30.
Zondag 10 Maart.
30 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
ilogram
1 f20,.
Erivie*
NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
i f 13,.
audenil;
Verschijnt Dinosdag-, Donderdag- en Zatdrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
M franco per post - 1.65.
Bureau: M O L E NI» L E IIV, N°. 1C3.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
c.
per
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
han<M rengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
n°udenWOENSDAG den 13 MAART 1872, des AVONDS
a'.n' 3! en ZEVEN ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
dei bare.
i kilogr.
1 stuki.
indere,
'e f9,
dinaire
Ismede
195.
Tink.
50 aj.
den 9 Maart 1872. STAKMAN BOSSE.
PONTEN TEE BEHANDELING:
1. Besluit heffing Hoofdelijken Omslag voor 1872.
2. Bezwaarschriften kohier Hoofdelijken Omslag 1872.
8. Vaststelling kohier Hoofdelijken Omslag 1872.
i, Vaststelling kohier belasting honden 1872.
6. Suppletoir kohier dier belasting 1871.
6. Mededeeling van ingekomen stukken.
Is lenteweer, een ferme
langs den dijk zal ons
t e.
109
2de
e,
gram,
vat.
1»
n ca
jarea
jzei,
antle
nen,
iltijd
Ga mede naar Kijkduin! 't
wandeling door den wind en
ipfrisschen.
Jongen, kerel, ik woü graag meê, maar ik kan waar
achtig niet, ik heb 't zoo druk!
Zoo druk? Gij, die uwe zaken aan kant lieht gedaan?
Ja, ik heb van daag twee bestuursvergaderingen, en van
avond moet ik naar de commissie. Er is veel te doen in
dezen tijd, je weet. ik heb er nooit tegen opgezien om de
Hun- schouders tegen 't wiel te zetten, en er zijn altijd eene
M menigte zaken, die juist door menschen zoo als ik, die
trijzti zoogenaamd stil leven, moeten gedaan worden. Ge zijt dat
"als burger aan den staat en als mensch aan uwe roeping
verschuldigd
Is dat een stuk uit de redevoering voor de commissie?
Kom, ga maar meê, al die vergaderingen en commissiën
beduiden toch niets, 'k woi'i dat er wat minder gepraat en
wat meer gedaan werd in ons land, 't zou beter wezen.
Ge zijt altijd zoo geweest; aan u is geen goed te doen;
op de lijst van de bescherming van dieren heb ik uw naam
ook weêr gemist. Maar gedaan! je moest eens zien, wat
er gedaan wordt in onze commissie, je moest ons rapport
lezen over den arbeid van de fabriekskinderen; ik ben
secretaris; je weet ik schrijf klein en digt in elkaar, en
wat denk je? twaalf zegge twalef zijdjes folio, een magtig
mooi rapport
Maar hoe drommel kom jij aan die wetenschap omtrent
fabriekskinderen? Gij hebt nooit een fabriek gehad, en
voor zoover ik weet er ter naauwernood een gezien.
Ja, zie je, er moest toch iemand wezen, en omdat ik dan
nog al veel tijd heb en buitendien heb ik in Gouda
dikwijls de pijpeufabrieken gezien, en mijn grootvader bad
immers die groote fabriek van breikatoen! en dan, ziet ge,
wij laten ons natuurlijk voorlichten. Maar die was er anders
niet erg voor.
Wie, was waar voor?
Wel Jansen, die die groote steenbakkerij beeft aan de
trekvaart; de man heeft zeventig kinderen van 8 tot 12
jaar aan 't werk, en hij beweerde, dat het oprapen van de
klei en het wegbrengen der ongebakken steenen alleen door
kinderen kan worden gedaan; volwassenen kunnen niet den
geheelen dag bukken zonder pijn in den rug te krijgen, en
daarom was hij er tegen.
Waartegen
Wel, tegen de wet om alle kinderen tot bun 12de jaar
op school te doen gaan.
Van zoo'n wet heb ik niets geboord, zal die dan worden
voorgesteld
Ja, onze commissie wil een stormpetitionnement organi
seren aan den Koning, net als met de Aprilbeweging; onze
president is naar Utrecht gegaan om professor Vreede te
vragen, boe wij dat moesten inrigten, en daar wij van
avond 't verslag van den president krijgen, wil ik de ver
gadering niet verzuimen.
Nu, ik zal je niet langer ophouden, maar ik begrijp nog
niet hoe die stormwet den toestand der fabriekskinderen
zal verbeteren. Vertel mij dat even en dan ga ik alleen
wandelen.
i/Wel, hoe kunt gij dat vragen, dat 's klaar als de zon
als de wet alle kinderen dwingt de school te bezoeken,
dan kunnen ze niet te gelijker tijd in de fabrieken werken,
dan zijn er geen fabriekskinderen meer, en dan is de
kwestie uit! Zie je doctor! gij hebt zoo geen tijd om over
die dingen te denken, maar nu 't u eens gezegd is, zult
gij toch moeten erkennen, dat dit eene zeer eenvoudige
oplossing is, die ons mede-lid Ovenneijer eer aandoet."
„Overmeijer is, vrees ik.... een ezel," en toen bij zag,
dat zijn vriend boos werd, voegde de doctor er lagebend
bij: „en gij zijt een beste kerel, maar gij deedt toch beter....
naar bed te gaan, en mij uw pols te laten voelen."
„Maar ik ben niet ziek! ik ben zoo gezond als een
vischje ziet toch niets aan mij doctor! Ik heb toch
niets onder de leden? dat zoude drommels onpleizierig zijn;
ik kan er niet tegen om ziek te wezen! jongens doctor,
zie je waarachtig wat aan mij? Ben ik bleek of opgezet?
ké, nu zeg het maar, en zie mij niet zoo spottend aan!
■k ben geen kind, ik zal 't wel dragen, 't leven zal er ook
wel niet dadelijk mede gemoeid zijn!"
liet
„Wees maar niet bang. Ziek zijt gij, maar uwe kwaal
zal u niet verhinderen te eten, te drinken, embompoint te
krijgen, oud te worden, en u zelfs nog jaren lang te blijven
houden voor een verdienstelijk lid der maatschappij, gij
hebt eene zielsziekte, die....!"
„Ik ben toch niet gek of stompzinnig of zoo wat! Indien
een ander mij zoo behandelde, dan...."
„Dan zoudt gij anders doen dan thans; een doctor, een
mooi meisje en een biechtvader mogen alles zeggen. Ik
maak gebruik van een regtmatig privilegie van mijn beroep,
als ik zeg dat gij zeer ziek zijt, en lijder in hevigen graad
aan den morbus parlementarius."
„Morbus wat?"
„Morbus parlementarius! Een ernstige kwaal, maar
die ik u later wel eens zal beschrijven. Gij hebt nu
geen tijd!"
„Ja, maar als gij werkelijk meent dat ik ziek ben, dan
verandert bet."
„Gij hebt immers twee bestuursvergaderingen en eene
commissie! Ik zal u dat later wel eens vertellen!"
„Hoor eens doctoralles goed en wel, maar mijne
gezondheid gaat toch voor alles!"
„Nu, als gij zoo wilt. Gaat gij dan mede naar Kijkduin?"
„Ik lieb immers geen tijd!"
„'t Is een recept."
„Zal mij dat genezen? In 's hemels naam dan. En nu,
beste doctor, talm nu niet, wat is mijne kwaal? Morbus,
zeg je, morbus parlementarius?"
-„Wilt ge ook eene cigaar?"
„Plaag mij nu niet; ik brand immers van ongeduld,
vertel mij...."
„Luister! Gij zijt de eenige niet, en de laatste belaas
ook niet! Leest gij wel eens 't Bijblad, dat welsprekend
heidsmonument onzer afgevaardigden?"
„Mijne kwaal, doctormijne kwaal
„Ik kom er!"
„Met 't Bijblad?"
,,'t Bijblad is eene verzameling van voorbeelden van uw
ziektegeval. Voor een geneesheer is er misschien geen
nuttiger boek in de wereld. Daarin kan hij de ziekte
bestuderen in bare meest verfijnde vormen
„Doctor, doctor, ik begrijp er niets van!"
„Heilige onnoozelheid! Hij begrijpt er niets van! Hij
weet niet, dat zijne kwaal: „praten en amenderen" heet!
Hij weet niet, bij, lid van een commissie voor de fabrieks
kinderen, zonder kinderen en zonder fabriek! hij, lid der
commissie tot bescherming van dieren, die geen ander
huisdier beeft dan zijne blinde kathij, voorzitter van de
Afdeeling der Maatschappij tot Nut van den Javaan, die
van Java ongeveer weet, dat het een eiland is, dat Multatuli
er gewoond beeft, en dat Bogaerds bet't land der kleuren,
land der zon beeft gedooptO, commissie-mensch, penning
meester van de vereeniging tot bevordering van dit, secre
taris tot afbreking van dat, president der vereeniging tot
restauratie van gevallene onschuldjes! Gelukkig ten minste,
dat je daarvan niets weetEn hij, bij vraagt me, wat
de morbus parlementarius is? Hoeveel reglementen hebt
gij gemaakt, hoeveel motiën hebt gij al doen aannemen,
en weet gij nu nog niet, dat de kwaal van den dag: „mee
praten" beet. Bestudeer in 't Bijblad de redevoeringen
van vader Berginann, van den commandant der marine in
't Haagsche bosch, den nooit volprezen Nierstrasz, van den
c.iceronischen van Nispen, en zie met beschaming waartoe
het voert altijd te willen praten en over alles! Ja, beste
vriend! in ernst gesproken, de kwaal onzer dagen, het
medepraten van iedereen over alles, beeft u bevangen, en
rigt je te gronde. Ik spreek als doctor, en 'k zeg je de
waarheid; word nn niet boos en trek nu je arm niet uit
de mijne. Van al dio dingen, die gij aanhaalt, hebt gij
immers geen verstand. Gij kunt bet niet hebben, al waart
gij Socrates in eigene vergiftigde persoonGij zegt immers
zelf, dat gij 't alleen doet, omdat gij ledigen tijd hebt! Is
dat een reden? Bah! 't Is pijnlijk om u te kooren door
slaan over allerlei dingen, waarvan gij eenige algemeene
phrases hebt opgesnapt, en die gij te pas brengt, zoo hol
klinkend als een dier groote, ledige genevervaten, waarop
de Nederlandsclie staat zijne finantiën heeft gebouwd! Mij
gaat 't aan mijn hart, ik die weet, welk een goede ferme
verstandige kerel gij zijn kunt, als gij u niet overgeeft aan
die malle manie om in zeven slooten te gelijk te loopen,
en da insignes van een half dozijn pbilantropiscbe en poli
tieke vereenigingen in je hart te hebben."
„Doctor, ik boud je voor een oud vriend, en ik kan u
veel vergeven, maar opzettelijke beleedigingen vergeef ik
niemand
„In 's hemels naam! dan zijn wij voortaan vijanden!
hoewel je 't toch geen week kunt uithouden om mijne
deur voorbij te gaan, en mijne vrouw morgen den dag weêr
met uwe huisgodin de hoofden bij elkaar steekt om ons te
verzoenen! Wees nu niet mal, en hoor mij aan!
Is 't niet waar, dat gij, en bonderden met u, hun tijd
verbeuzelen met te praten over dingen, die zij niet kennen?
Is 't niet waar, dat dat andere verschijnsel der kwaal, bet
eeuwige amenderen, bet eeuwige knoeijen aan eens anderen
mans weloverlegde plannen, het goede tegenhoudt en
Nederland verdrinkt in eene zee van woorden? Wilt gij
voorbeelden? In den Briel wil men onze onafhankelijkheid
berdenken. Eene commissie treedt op met een wel overlegd
plan. Is 't nu waar of niet, dat iedereen, bevoegd en
onbevoegd, aan dat plan getrokken heeft, er mede gesold
heeft, en er amendementen op heeft voorgesteld, die op
eene begrafenis van 't oorspronkelijke plan neêrkwamen?
Heeft niet de een geroepen om eene nimf zonder vlag, de
ander om 't beeld van een watergeus, een derde om een
matrozen-stichting, de vierde om een asyl, de vijfde om
eene bewaarplaats voor emeritus-vischvrouwen, de zesde
om een museum van. oudheidkunde, de zevende om de
hemel weet wat? en gij, hebt gij zelf niet in uwe Ver
eeniging tot het wakker maken van Kiezers," onder de zin
spreuk „dwingt ze om in te gaan," of boe dat ding beet,
waarvan ik Goddank geen lid ben, hebt gij zelf niet voor
gesteld om uwe gaven voor de feestviering speciaal te
bestemmen tot eene normaalschool voor ministers van
Oorlog
„Doctor, doctor, wat slaat gij door! Gij bedoelt onze
kiezersvereeniging Volksbelang," en daar heb ik voor
gesteld om de gelden te besteden tot verhooging van 's lands
defensie
„Goed! mijnentwege hebt gij voorgesteld om postpapier
te maken uit oude kanonneerbootenWat doet het er toe?
Gij hebt meê geamendeerd, gij hebt medegebolpeu om do
eendragt, die alleen iets groots tot stand brengt, te ver
storen, medegewerkt om een plan zóó te verbeteren, dat
er geen plan meer overbleef. Hoe dikwerf heeft men al
gezegd, het beste is de vijand van het goede! Stel, dat
al die veranderingen ieder op zichzelf verbeteringen waren,
dan sluiten zij toch elkander uit, en bet eenig gevolg is,
dat er niets gebeurt, dat bet mogelijke mislukt, opdat gij
en de uwe het onmogelijke naloopt."
„Daar is misschien wel iets van aan, maar toch gij
overdrijft schromelijk."
„Dat doe ik niet. Is niet onze geheele historie van de laatste
jaren: gebrek aan eendragt; 't eeuwigdurend: „beter willen
weten?" Is 't niet waar, dat 't boe langer boe zeldzamer
wordt, dat men zijne eigene neigingen en preferentiën op
offert, om met hart en ziel mede te werken tot iets goeds
en grootsch En danik spreek nu alleen nog maar van
zoodanige amendementen, die verbeteringen zijn, maar hoe
veel onhandige, onwetende en onbekookte veranderingen
hebben niet uwe meepratende presidenten en commissarissen
als spaken in 't wiel van zoo menig goed plan gestokèn?"
„Ik zal er over denken doctor! maar waarom noemt gij
dat: de parlementziekte?"
„Omdat, en dit zeg ik u fluisterend en in 't diepste
vertrouwen, wat onder 't publiek nog mode en ziekte is,
mij toeschijnt in ons parlementeen stelsel in den normalen
toestand te worden. Slechts weinigen zijn de Kamerleden,
die zelden spreken, omdat zij weten niet alles te kunnen
omvatten, en zeer velen zijn de amendementen, waarvoor
geen ander excuus bestaat, dan juist dit, dat de opstellers
niet overal verstand van kunnen hebbenEn als dat zoo
zijn mogt, als het parlementaire stelsel zoo mogt ontaarden,
dan, beste jongen, dan.... nu gij begrijpt mij laat ons nu
terugkecren en onze aandacht wijden aan de eeuwige,
heerlijke zee, die nog altijd vertelt van de dagen, toen zij
onze vlag door de wereld voerde, omdat wij eendragtig
waren, en niet allemaal zoo universeel knap
HELDER en NIEUWEDIEP, 9 Maart.
Wanneer men op een prachtigen lentedag als gisteren
onze provincie doorspoort, dan is het een lust te zien boe
de plantenwereld zich reeds ontwikkelt. Vele velden staan
reeds groen, zoodat bet jonge vee spoedig in de weide zal
zijn. De landman zien we op zijn akker om aardappelen
te pooten. De knoppen der boomen beginnen te zwellen,
de bloemen wier bloeitijd gewoonlijk April is, vertoonen
nu reeds bloesem en wanneer bet snuivend stoompaard aan
een balt verpoost, dan boort men de vogels er dapper op
los zingen, als willen ze Zich aansluiten bij dit zoo vroeg
ontwaken der natuur.
H. M. de Koningin heeft aan de Brielsche hoofd
commissie doen toekomen 500 voor bet ontworpen Asyl,
en Z. K. II. Prins Frederik heeft baar een bijdrage ge
schonken van 200 voor de feestelijke viering van 1 April a.s.
Z. K. H. Prins Frederik beeft een bijdrage van
200 verleend voor de op te rigten zeevaartkundige school
te Terschelling.
Tot deelneming in de opengestelde inschrijving ten