Benoemingen, enz. Buitenland. Frankrijk. zijn schoonvader, een koopman te Leeuwarden. De majoor Gisser zou op pensioen worden gesteld (volgens welk wets artikel?) en dus ook op eervolle wijze uit de dienst ver wijderd worden. Door het kiescollegie te West-Zaandam zijn uit het Lekende twaalftal op het zestal geplaatst de lieeren: van Hille, van Wijk, Schimm van der Loeft', van Manen, André de la Porte en Toursvervolgens op het drietal de drie eerstgenoemden, en eindelijk is beroepen de heer J. J. van Hille, pred. to Rossum. In het laatste nommer van het Maandblad, uitgegeven door het Nederl. Onderwijzers-Genootschap vindt men deze treurige mededeeling: „55G hoofdonderwijzers in 7 provin ciën verklaren plegtig, dat hun arbeid door de geringe bezoldiging, aan hunne betrekkingen verbonden, de middelen niet oplevert om in de behoeften van henzelven en van hun gezin te voorzien, en dat zij de middelen ontberen, om zich overeenkomstig hun stand in de maatschappij te vertoonen en to leven; dat het hun ondoenlijk is zich door lectuur te houden op de hoogte van kennis en wetenschap en dat hunne weduwe en kinderen, bijaldien de dood hen mogt overvallen, een treurigen toestand van hulpeloosheid en armoede tegeinoetgaan. Die toestand oefent een hoogst ongunstigen invloed op hun arbeid, omdat daardoor hun levensmoed en hunne opgewektheid worden verminderd, hunne zelfstandigheid geschaad en hun invloed wordt belemmerd." Men verzekert dat tot het ontslag van de Vletter aanleiding heeft gegeven de zorgwekkende toestand, waarin hij in den laatsten tijd verkeerde, tengevolge van eene ernstige keelongesteldheid. Men schrijft ons van Texel, dd. 13 Maart: „Ook alhier is eene commissie benoemd om den 1 April a. s. luisterrijk te vieren. Zij heeft hare taak aanvaard, haar programma gereed gemaakt en gelden ingezameld. Van alle zijden heeft zij blijken van belangstelling onder vonden, zoodat zij thans reeds over 300 kan beschikken. Het voornemen bestaat, om zoowel bij dag als des avonds bij fakkellicht een optogt te houden, bestaande in eene zinnebeeldige voorstelling, waarbij de vrijheidsmaagd als hoofdpersoon zal figureren, omringd door verschillende andere figuren (handel, nijverheid, zeevaart en landbouw), voorafgegaan en gevolgd door eene eerewacht te paard en te voet, begeleid door de schoolkinderen en opgeluisterd door muziek. Daarna zullen volksvermaken plaats hebben, terwijl des avonds een vuurwerk zal worden afgestoken. Ook voor de stichting van het asyl te Brielle zijn gelden bijeengebragt." Te Enkhuizen is tot heden voor 26,250 ingescheven in de leening ten behoeve van den Noordhollandsch-Friesclien spoor. Zes jaar geleden werd door particulieren voor 102,000 deelgenomen. Als een loopend vuur verspreidde zich jl. Zaturdag avond te Amsterdam het treurige nieuws dat een weduwe van goeden huize, mevrouw Szich in een vijver aan het plantsoen nabij de Willemspoort verdronken had; men verdiept zich in duizend gissingen, omtrent de aanleiding tot dezen zelfmoord, welke inet ijzingwekkend overleg ten uitvoer is gebragt en algemeene ontsteltenis verwekt. (V.) De redevoering, door den heer R. C. d'Ablaing van Giessenburg uitgesproken op 30 Jan. II., in de vergadering van den Internationalen Vredebond te Amsterdam, is dezer dagen onder den titel: „Wat eischt de vaderlandsliefde in zake de voorgestelde uitbreiding van ons militair defensie wezen? in het licht verschenen. De schrijver verklaart zijn vaderland lief te hebben, niet omdat hij te Amsterdam is geboren en evenmin omdat onze vaderen veel goeds en groots verrigt hebben, maar omdat het tegenwoordige ge slacht nog altijd bogen kan op de deugden zijner vaderen. Hij wenseht de onafhankelijkheid van Nederland te ver zekeren. Maar hoe moet dat geschieden? Niet door uit breiding van ons defensiewezenNederland heeft opgehouden een militaire staat te zijn. De schrijver zou niet terugdeinzen voor de opoffering van duizenden menschenlevens, hoe kostbaar hij ze ook acht, indien slechts de waarschijnlijkheid bestond, dat door die opoffering de beschaving in het alge meen kon worden gebaat of onze vrijheden en maatschappe lijke ontwikkeling in het bijzonder konden worden behouden. Maar juist dat acht hij niet waarschijnlijk, niet mogelijk zelfs, en daarom verheft hij zijne stem tegen het voorstel van den minister. Hij doet eenige vragen. O. a. de volgende: 1. Op welke wijze kan een land van drie en een half millioen inwoners in staat gesteld worden, een aanval af te slaan van een goed georganiseerd leger van bijv. een millioen man? 2. Zullen onze hooggeroemde waterwerken bijv. Amsterdam behoeden kunnen voor het lot van Straatsburg, Metz, Parijs en Belfort, zelfs bij buitengewoon lagen waterstand, of al viel eene hevige vorst in? 3. Zullen.de hoofden van een aanvallend vijandelijk leger onmagtig zijn om onze waterliniën door ons nog onbekende uitvindingen of ontdekkingen te schande te maken. 4. Zullen diezelfde waterliniën onzen eigen toestand niet onhoudbaar maken, vooral indien de rampen eener belegerde stad eene bevolking van 275,000 inenschen overvallen? Zal Amsterdam zijnen toevoer van voedsel, drinkwater, brandstof en wat. dies meer zij, in weerwil van eene omsingeling, behoorlijk kunnen bekomen? 5. Hoe moeten die Nederlandsche provin ciën, welke niet onder water te zetten zijn, hare onaf hankelijkheid bewaren? 6. Zal eenige natie ter wereld ons de T®5 van de getalsterkte des legers leenen, die noodig zal zijn om met eenige kans op goed gevolg tegen onzen inagtigen aanvaller te worstelen? Nederland meent de schrijver moet zich toeleggen op de ontwikkeling van zijne verstandelijke, zedelijke en geldelijke kracht, door de bevordering van den bloei van zijnen landbouw, handel en nijverheid, de verbetering en uitbreiding van zijn schoolwezen, van zijn regtsbewustzijn en zijn staatsburgerlijk leven, door de steeds toenemende veredeling van zijnen volksaard. Zoo doende zal het zijnen ongerepten naain buitenslands behouden en zijne onafhan kelijkheid bewaren, beter en zekerder dan door het ver kwisten van millioenen schats uit zucht om toch nog onder de militaire mogendheden te worden medegerekend. Kwam het tot een strijd, dan zouden wij ervaren, dat wij ons geld verspild hadden. Indien wij in weerwil van ons zedelijk prestige geannexeerd werden, dan zouden wij indien wij geene defensie-uitgaven gemaakt hadden in elk geval veel geld en menschenlevens gespaard hebben. Nederland moet trachten zich zoo te ontwikkelen, dat wij, al verliezen wij onze onafhankelijkheid, ons bestaan, in stede van een geminacht aanhechtsel te worden, een geacht en gezaghebbend bestanddeel zullen zijn van het Rijk, dat ons aan zich trekt. Wij moeten dan Nederlandsche be grippen kunnen overbrengen op Duitsehen bodem. Overigens zou de schrijver, had die annexatie werkelijk plaats, gaarne den Nederlandschen Staat zich met al zijne vrijheden en eigenaardigheden zien vestigen in het westen van Noord- Amerika, in Jowa of Californië. - Aan een artikel van den heer L. Borstel, voorko mende in het laatst verschenen nommer van het Weekblad voor Israëliten, ontlccnen wij het volgende: „Van dat verleden, de inneming van den Briel, zoo roem- en zegenrijk in hare gevolgen, zijn wij door drie eeuwen gescheiden. Gedurende dien ganschen tijd waren Nederland en Oranje een en onafscheidelijk; de lotgevallen van dat roemrijk geslacht zijn ingeweven in 's lands historie en daarmede vereenzelvigd. Het is het symbool, het pal ladium van onafhankelijkheid en vrijheid, van gelijkheid en orde. Toen onze onafhankelijkheid verdween was ook Oranje van den vaderlijken bodem verdwenen, beiden betraden hem wederom gelijktijdig. Sedert ademen onze wetten en instellingen een ruimen milden geest, handel en nijverheid vermeerderen het nationaal vermogen, kunsten en wetenschappen hebben een hoogen trap van ontwikkeling bereikt, voor de vermeerdering van het intellectueel en materieel welzijn wordt veel gedaan. Wij staan op vreed- zamen voet met alle volken, nemen een goede plaats in onder de beschaafde natiën, het geweten wordt geëerbiedigd en het regt is verzekerd. Laten we door opzweeping van godsdienstige en staatkundige hartstogten ons zoo vele onschatbare weldaden niet onwaardig maken. Als Neder landers van de Israëlitische belijdenis zien wij met kalmte, en naar wij hopen, onbevooroordeeld terug op de gebeurtenis sen die ons voorgeslacht hoofdzakelijk hebben bewogen zich in deze gezegende oorden te vestigen. Wij, hunne nazaten, gevoelen ons burgerlijk en maatschappelijk Nederlanders, in taal en vorm, in wetten en zeden, in toewijding aam het vaderland, in gehechtheid aan zijne instellingen, in trouw aan zijn vorstenhuis. Het Nederlandsche Israël toone en strekke ten voorbeeld mede, dat het echten godsdienstzin paart aan opregte vaderlandsliefde, dat het in de volgelingen der verschillende gezindten, in do aanhangers der uiteenloopende rigtingen en schakeringen op kerkelijk en staatkundig, op wetenschap pelijk en maatschappelijk gebied, zelfs in hen, die het door godsdienstig fanatisme of eeuwenoud vooroordeel menige miskenning en teleurstelling hebben veroorzaakt en blijven veroorzaken, slechts ziet den landgenoot, den medeburger, den broeder, vereenigd doof dezelfde grondwet, hetzelfde vaderland, hetzelfde stamhuis van Oranje. Als voorboden der naderende lente zijn in de verloopen week de ooijevaars te Berg-Ambacht hun gewoon zomer verblijf op de kerk komen betrekken, en is aldaar een bonte vlinder, en zoogenaamde schoenlapper, gezien. Uit Dordrecht schrijft men aan de Midd. Crt., dat de lieeren F. I. Haver Droese en Schoemakers, de eerste lste luitenant bij do genie, de tweede 1ste luitenant bij de infanterie, die beiden in September 1870 naar Algerië vertrokken zijn om de expeditie van het Fransche leger tegen de oproerige stammen bij te wonen, jl. Donderdag te Marseille zijn aangekomen en spoedig in 't vaderland zullen terugkeeren. Een allerbelangrijksten togt hebben zij met een gedeelte van het Fransche leger door de groote woestijn gemaakt. Zoo als bekend is, hadden de beide genoemde lieeren een opdragt van ons gouvernement ontvangen, om die expeditie bij te wonen. Van wege het Fransche leger hebben ze steeds de grootste welwillendheid en beleefdheid genoten. - Ongeveer 90 ii 100 goud- en zilversmeden te Schoon hoven hebben jl. Dingsdag ochtend den arbeid gestaakt. Zij verlangen verhooging van loon en loopen aan troepen met vlaggen door de stad. Tot dusver zijn geene onge regeldheden gepleegd. Jl. Woensdag morgen heeft bij de gebr. Vermeent te Oud-Rijsenburg, een schaap vijf lammeren geworpen, allen springlevend. Op de halfvasten-markt te Amersfoort waren Maan dag jl. 354 paarden aan de lijn gebragt. Bij levendigen handel liep de koopprijs tot 480. Voor één der onver kocht gebleven 2 fraaije hengsten overtrof de vraag het gedane bod van 700 met 200. De hoogste prijs van zeventien aangevoerde paarden, beneden driejarigen leeftijd, bedroeg 275. Men schrijft uit Zuid-BevelandDezer dagen is dooi de rijkspolitie, gestationeerd te Numansdorp, het löjarig dienstmeisje van den heer L. van der Voort, gearresteerd en opgebragt, als verdacht de woning van haren meester in den avond van 10 Febr. te hebben in brand gestoken. Zij heeft hare misdaad bekend. De N. Arnh. Crt. brengt het berigt, dat H. K. II. de Prinses von Wied zich in belangwekkende omstandig heden bevindt. Als eene bijzonderheid kan vermeld worden, dat reeds eergisteren in den omtrek der beetwortel-suikerfabriek aan de Klingelbeek, te Arnhem, door een der arbeiders een meikever werd gevangen. Jl. Maandag rende een hollend paard door de ruiten van een goud- en zilversmidswinkel van den heer Dellemijn te Doesburg; het behoeft geen betoog, dat de eigenaar op dergelijke klandisie niet gesteld is. Terwijl er te Deventer 12 orthodoxe predikanten gevraagd werden om eene rede te komen houden in het lokaal voor evangelisatie, hebben zich daartoe 24 aange boden. Ieder toehoorder betaalt j 5 en bekomt daarvoor een plaats. Te Ootmarsum is jl. Maandag de schaapskooi van den veehouder Kamphuis met de veertig schapen, die er zich in bevonden, verbrand. Het gerucht loopt, dat men de dieven, die dezen winter nu eens dezen dan genen in Friesland bezochten en 's naasten goed zich toeeigenden, op het spoor is, ener streng onderzoek wordt gedaan door de justitie. Het gebeurde met de ongelukkige Tentje van der Kloet, voor eenige dagen in het krankzinnigen-gesticht te Franeker overleden, heeft den commissaris des konings in de provincie Friesland aanleiding gegeven bij Provinciaal blad de gemeentebesturen uit te noodigen, om voortaan een meer waakzaam oog te houden op de bij familiën ver pleegd wordende krankzinnigen, en om, zoo noodig, met den meesten spoed te bevorderen, dat zulke personen naar een gesticht worden overgebragt, hetgeen geacht mag worden veel te zullen bijdragen tot eene betere verpleging en welligt zelfs tot herstel van de lijders. Te Groningen worden reeds de voorbereidende maat regelen getroffen, om, ter gelegenheid van de aanstaande heugelijke komst van Z. M. met twee eerewaehten in te halen, eene vanwege de burgerij, en eene uit het studen tenkorps der hoogcschool. De bevolking van Assen bedroeg in 1808 621 en thans ruim 7000 zielen. De teelt van peulen en doperwten in de Veenen gaat, zooals van daar gemeld wordt, zeer goedzij hebben reeds een aanzienlijke hoogte boven den grond bereikt. Tot nog toe ging het met de tuinderij voorspoedig en inen vleit zich nu maar dat een paar volgende maanden geen teleur stelling zullen aanbrengen; dat zou bij den zoo vroegtijdigen groei, erger zijn dan een koud voorjaar. Er is jong vee in de weilanden gebragt, Blijkens Indische berigten van 30 Jan. jl. is het den gouverneur-generaal bij een persoonlijk onderzoek te Batavia, gebleken dat de personen, die voor het water gevlugt, goed gehuisd en gevoed werden. De vlugtelingen hadden hun goed gered. Menschenlevens zijn er niet te betreuren geweest. Gedurende het jaar 1871 zijn bij Lloyds als vergaan opgegeven 2768 zeilschepen en 253 stoombooten, tegen 2644 zeilschepen en 207 stoombooten in het jaar 1870. Omtrent het oproer te Manilla verneemt men, dat de plaats waar het uitbarstte, Cavite, hoofdplaats van de provincie van dien naam, aan de linkerzijde van de baai van Manilla ligt; de overtogt van de hoofdstad geschiedt naar Cavite in 45 minuten. Het garnizoen te Cavite bestaat uit een bataillon inboorlingen, eenige mariniers en 2 kom- pagniën artillerie, ook inboorlingen. Een deel dezer be zetting trok den 20 Jan. de poort uit, vereenigde zich met de havenwerklieden en vermoordde op weg eenige Span jaarden de opstand was tegen do Spaansche overheid gerigt. De oproermakers trokken naar de kazerne del Rey, maar het bataillon bleef trouw, joeg de muiters terug en dreef ze in 't arsenaal. De opstandelingen waren misschien 300 man sterk; zij versterkten zich in hunne positie. Maar de kapitein-generaal Ysquardo had zijne maatregelen genomen; alle belangrijke punten werden bezet, om de inboorlingen en Chineezen ontzag in te boezemen. Den 22sten kon men tot den aanval op de muiters over gaan. Generaal Espinar bestormde de stelling, 40 dooden vond men in de versterkte positie, 30 opstandelingen werden gevangen genomen, eenigen werden in zee gedrongen, en de overigen hadden op kleine vaartuigen zee gekozen, om te ontkomen. Bij 't onderzoek bleek, dat er eene zamen- zwering bestond, waarin ook priesters gemengd waren; de pastoor van Manilla, Burgos, de pastoor van Marquino, bij Manilla, Zamora, beiden uit Spaansche ouders op 't eiland geboren en de 70jarige pastoor van Baocou, prov. Cavite, Gomes, een Chineesch mestris, werden door den krijgsraad als medepligtigen aan den opstand ter dood veroordeelden doodgeschoten. Vele andere personen zijn gearresteerd en hun wacht hetzelfde lot, of zij werden reeds gefusilleerd. De rust is thans ongestoord. Zeer onlangs heeft men te Medne in Egypte eeno zeer oude grafstede ontdekt, de oudste der tot nu bekende. Zij is een vorsten-grafkelder van 100 meters lengte en 50 meters breedte, waarschijnlijk uit den tijd der derde dynastie. In dezen kelder vond men twee prachtige statuen, zooals er geen gevonden worden. Een en ander is zorgvuldig ingepakt en naar Cairo overgebragt, om daar ten toon gesteld te worden. Tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Schagen c. a. is benoemd de heer jhr. S. E. van Spengler, thans ontv. der dir. bel. in- ea uitg. regt. en acc. te 's Heerenbcrg. i België. De Romeinsche correspondent van het Journal de Bruxelles erkent in een schrijven uit Rome van 6 Maart, dat er op het Vaticaan aanstalten werden gemaakt om, des noodig, in allerijl Rome en Italië te kunnen verlaten; maar of de Paus Rome verlaten zou of niet, bleef een geheim, afhankelijk van het door Pius IX naar gelang der j tijdsomstandigheden te nemen besluit. Ledru-Rollin zal slechts kort te Parijs vertoeven, ter afdoening van eenige particuliere zaken. Hij heeft zijnen I vrienden berigt gegeven, dat hij voor goed afstand heeft gedaan van de politiek en verzoekt ze dringend, hem voortaan niet meer lastig te vallen met aanbiedingen om een politieke rol te spelen; het zou hun toch niet baten. Eerstdaags keert hij weder naar Londen terug.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 2