1872. N". 41. Vrijdag 5 April. 30 Jaargang. KENNISGEVING. NATIONALE MILITIE. Kamer-Overzicht. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. DANKBETUIGING. De Feestviering- van 1 April 1872. HELDERSCHE U NIEEWEDIEPER COURANT. „Wy huldigen het goede." Verschijnt Dtngsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per iwartoalf 1.30. n franco per post - 1.65. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN Naar Oost-Lndië: via Triest 16 April, 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 11 April 's avonds 6 u. 25 ni. t 0 0 Brindisi 18 April, 's avonds 6 u. 25 m. 0 West-Indië; viaSouthampton löApril 's morg. 6 u. 25 m. 0 Suriname via St. Nazaire 4 Mei, 's avonds 6 u. 25 m. 0 de Kust van Guinea9 April 's morg. 6 u. 25 m. 0 Kaap de Goede Hoop: 8 April, 's morg. 6 u. 25 m. ui/i/ a via Triest 1 April, 's m. 6 u. 25 m. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER, gelet hebbende dat bij de luisterrijke feestvieringen op de beide laatste dagen, ook in deze gemeente gehouden, de goede orde in geen enkel opzigt is verstoord geworden; Acht het zich een aangename pligt, daarvoor aan de Burgerij in het algemeen en aan de Feestcommissie in het bijzonder, openlijk zijn welgemeenden dank te betuigen. De uitstekend goede gezindheid der Burgerij, bij ver nieuwing zoo krachtig bewezen, is boven den lof van den ondergeteekende verheven, en het zij hem daarom vergund met een kort maar niet te min hartelijk woord van dank bij dezen te doen blijken. Voor ieder ingezeten zullen dan ook de heide laatste dagen een onuitwischbaren aangenamen indruk achterlaten, en liet bewijs opleveren dat de burgers der gemeente Helder, hoe verschillend de stand of staat ook moge zijn, door een ordelievenden geest worden beheerscht, waarop de onder geteekende, als hoofd der gemeente, met het volste regt roemen mag. Helder, den 3 April 1872. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Om verslag te geven van alle feestelijkheden, die den 1 April en op sommige plaatsen ook de volgende dagen hebben plaats gehad, is niet mogelijk. We bepalen ons alzoo tot enkele bijzonderheden: Den Briel was het middenpunt dezer nationale feestviering, waar door Z. M. den Koning de eerste steen is gelegd van liet gesticht voor oude zeelieden en liet monument, die ter herdenking van de bevrijding van Nederland van Spanje's heerschappij zullen worden opgerigt. Aan de feestrede, door prof. de Vries gehouden, ontleenen wij de volgende regelen tot Z. M. gesproken na de eerste steenlegging: «Geëerbiedigde Koning! Het zij mij geoorloofd tot u nog een woord te rigten. Met vertrouwen durf ik die vergunning vragen, omdat ik de tolk beu van hetgeen duizenden gevoelen. Wij brengen u de hulde van onzen dank, dat het u behaagd heeft, in ons midden het werk te verrigten, waartoe deze dag bestemd was. Sire! toea uwe hand dien steen bevestigde, toen heeft zij op nieuw tusscheu u en uw volk het verbond der liefde bezegeld: Dat „krachtigste cement, Dat harten bindt, als muren breken Tot puin in 't end." Wij wenschen de stichting, door u gegrondvest, ook als zij volbouwd zal zijn, eerbiedig op te dragen aan de voortdurende bescherming van U. M. en van uwen koninklijken broeder, wiens naam voor ons met den bloei onzer zeemagt 7.00 innig verbonden is. Doch er ligt ons meer op het gemoed, dat wij op dezen gedenkdag niet kunnen verzwijgen. Ook in uw hart heeft deze plegtigheid voorzeker streelende aandoeningen verwekt. Zie, Sire! datzelfde volk, 'twelk eenmaal in deze veste de vaan van den op stand ontrolde; dat niet schroomde tegen zijn Yorst de wapenen op te heffen, omdat hij de heiligste regten der landzaten vertrad, omdat hij den vrijen geest in slaafsche boeijen dwong; dat stout moedig hem openlijk afzwoer en zijne eigene regering in handen nam; dat volk, 'twelk twee eeuwen herinnering bezit van een gemeenebest, waarin het magtig en bloeijend en gelukkig geweest is; datzelfde volk staat hier rondom uwen zetel geschaard als een toonbeeld van verknochtheid en trouw. Hoe wijd ook de mec- nmgen uiteenloopen omtrent de hoogste belangen van staat en kerk; hoezeer de partijen elkander soms heftig bestrijden: in ééne bus zijn allen volkomen eendragtig, in die leus, welke heden door het gansche land weerklinkt: „Vaderland en Oranje! Dat is de hand, door gemeenschap van lief en leed tusschen uwe en onze vaderen gestrengeld. Dat is het ontzag van uwen koninklijken standaard, die onze onafhankelijkheid en vrijheid beschermt. Ja, wij weten het, dat die kostbare panden, door het bloed onzer voorouders gewijd, onder de hoede van Oranje voor elke aanran ding veilig zijn; en Oranje weet, dat het volk van Nederland ten allen tijde bereid is, op de stem van zijn Koning voor het erfdeel der vaderen pal te staan. Zoo zijn Nederland en Oranje één van hart en één van zin. O, mogen de gevoelens, die ons volk op dezen feestdag belijdt, voor immer onveranderd leven in volgende geslachten! Een volk, dat zulk een roemrijk verleden herdenkt; is eene roemrijke toekomst waardig." ksog eenmaal wendde zich de blik des redenaars naar dat ver* 'edene terug. Van Willem van Nassauwen was zijn aanhef; hem BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen ter openbare kennis, dat de Militieraad van het 3de district in Noordholland de TWEEDE ZITTING zal houden te ALKMAAR, en wel voor zoo ver deze gemeente betreft op DINGSDAG den 9den APRIL e. k., des voormiddags ten tien nre, tot het doen van uitspraak omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken en omtrent hen, die als Plaatsvervangers of Nummerverwisselaars verlangen op te treden. Zij, die het voornemen hebben een Plaatsvervanger of Nummer- verwisselaar te stellen, worden, in hun belang, aangemaand, om zich tijdig ter Secretarie dezer gemeente te vervoegen, ten einde omtrent de benoodigde stukken inlichtingen te bekomen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 30 Maart 1872. L. VERHEY, Secretaris. De afgeloopen nationale feestviering met hare veelvuldige toebereidselen, met haren stortvloed van boekwerken, brochures, gedichten en liederen, met hare bestrijders en verdedigers, heeft in de laatste weken de gemoederen zoozeer vervuld en bezig gehouden, dat tijd en oor meermalen ontbrak om de noodige aandacht te wijden aan hetgeen in onze Ver tegenwoordiging omging. Wij willen daarom kortelijk de werkzaamheden der Tweede Kamer, gedurende hare jongste samenkomst, van 20 Februari tot 22 Maart, nagaan, misschien vinden wij daaruit aanleiding om op een der behandelde onderwerpen terug te komen. Het aantal wetsontwerpen, in deze bijeenkomst aange nomen, was niet groot. Daarentegen werd er een ongewoon aantal interpellatiën gedaan en wel in de eerste plaats die van den heer Haffmans, over de niet-herbenoeming van was zijn laatste woord gewijd. Hij schilderde voor het oog der verbeelding de trekken, de daden, de woorden van dien eersten Willem, van wiens stervende lippen nog de smeekrede tot God oprees voor „hem en dit arme volk." En God had die jongste bede verhoord. „Hij heeft zich ontfermd over u, ontfermd over uw arm volk (sprak de redenaar). U heeft hij beweldadigd met de hoogste gunsten, die ooit voor een sterveling kunnen weggelegd zijn. Hij heeft u gezegend in het werk uwer handen; boven uw bidden en hopen heeft Hij dat werk voltooid; en zie, dat land, waarvoor gij uw leven ten beste gaaft, brengt u hier zijne hulde als den grond legger zijner vrijheid, als den stichter van al het goede, dat het in den loop zijner geschiedenis zoo ruim heeft genoten en nog heden zoo overvloedig geniet. Hij heeft u geloond met al de liefde en al de dankbaarheid dezer natie, die, nog drie eeuwen na uwen dood, u vereert als den vader des vaderlands, en niet zal ophouden u te vereeren, zoolang er Neêrlandsch bloed in hare aderen vloeit. Hij heeft, eindelijk, u omstraald met de gloriekroon van een roemruchtig nageslacht, dat uw werk, in nooden en ge varen, getrouw heelt gehandhaafd, en „zal" blijven „handhaven", zoolang het wapenschild van Oranje niet is verbroken op liet graf van den laatsten afstammeling. Zie, zoo heeft de Heer, bij zijne ontferming over u, zich ook ontfermd over uw volk. Dat „arme volk", waaraan gij nog in uwe laatste verzuchting gedacht, het is het gezegende volk van het vrije Nederland geworden. Het heeft, hoe klein ook zijn grondgebied zij, eene groote rol vervuld in het lotsbestel der wereld. Het heeft aan de menschlieid getoond, hoe kostelijk de vruchten der gulden vrijheid zijn, door orde gekweekt en door de zon des vredes gerijpt. Eenmaal een toonbeeld voor Europa, bekleedt het nog, te midden van magtiger naburen, eene eervolle plaats. En die plaats zal het blijven bekleeden, zoolang uw geest onder zijne burgers mag wonen. Uwe booge wijsheid en uw kloek beleid, uwe onverwrikte zielskracht en uw blijmoedig vertrouwen, uwe vrome godsdienstzin en uwe verlichte verdraag zaamheid en bij dat alles uwe trouwhartige, opofferende liefde voor het vaderland ziedaar het leidgesternte, waarnaar wij ons rigten willen. Zoolang ons Nederland daarvan niet afdwaalt, zal het ons Nederland welgaan. Welaan dan, landgenooten, gij allen, die mijne stem hoort, of tot wie zij daar buiten mag doordringen, vernieuwen wij op dit vaderlandsch feest onze eendragt, die onze magt is. Weg met alle eigenbaat, met allen kleingeestigen naijver, met alle nietige ver deeldheden 1 Weg met alle laauwheid in de dierbare zaak van regt en geweten; maar weg vooral met die onzalige dweepzucht, die de dienst van den God der liefde ontheiligt door broederhaat 1 Verpanden wij onzen mannentrouw, om, naar het voorbeeld van Willem van Oranje en van ons edel voorgeslacht, al onze krachten en vermogens, al de gaven aan ieder onzer verleend, aan het vader land te wijden. En dan, met die gezindheid in het hart, en als broeders de handen ineengeslagen, verheffen wij het oog naar boven, en aller aandoeningen smelten zamen in deze ééne, deze plegtige oud vaderlijke bede: „God zij met ons!" Ja, nu en tot in lengte der tijden zij God met ons! God zij met onzen Koning en met zijn Huis! God zij met heel dit goede volk van Nederland. Dat zij zoo!" De oorkonde, door Z. M. in de bus geplaatst, luidt als volgt den aftredenden kantonregter te Yenlo, en voorts over de uitvoering van het tractaat met Engeland betreffende den afstand der bezittingen ter Kuste van Guinea, over de uitvoering der suikerwet, de opiumpacht en de niet-deel- neming van Nederland aan de conferentie te Weenen, ter beraming van maatregelen tot wering der veepest. Nevens deze interpellatiën gaven ruime stof tot bespreking de conclnsiën der rapporten omtrent de zooveel gerucht gemaakt hebbende zaak van kapitein Jansen, en omtrent de adressen van kamers van koophandel ter zake der beperkingen, waaraan de mededinging voor de leverantiën van militaire goederen onderworpen werd. De daaromtrent aangenomen conclusie zal het gevolg hebben, dat de in schrijvers niet meer verplicht zijn om reeds bij de inschrijving te doen blijken, dat zij in het bezit zijn van de voor de leverantie noodige inrichtingen of werkplaatsen. Een amen dement om de mededinging ook voor buitenlanders open te stellen vond geen genoegzamen bijval. De herhaalde klachten over de langzame wijze van werken der Kamer en de tijdroovende zucht van velen harer leden om zich zeiven te hooren spreken, en te herhalen wat reeds door anderen, soms beter dan door hen, is gezegd, hadden reeds lang bedacht doen zijn op eene herziening van het reglement van orde. Deze is thans tot stand gebracht en daarbij o. a. bepaald, dat de door de regering ingediende wetsontwerpen niet door de sluiting der zitting vervallen, en alzoo in de nieuwe zitting niet wederom ingediend en voor de tweede keer van a af behandeld behoeven te worden. Het bezwaar werd wel geopperd, dat het Parlement op die wijze permanent zou worden, doch dit moest wijken voor de eischen der practijk. Ten andere zal voortaan bij de algemeene beraadslagingen geen spreker meer dan eenmaal, en bij de beraadslagingen over de onderdeelen meer dan tweemaal het woord mogen voeren. Een voorstel om beurtelings voor- en tegenstanders te doen spreken ging niet op. 't Zou goed gaan indien, even als in Engeland, slechts de leiders der partijen spraken en Ter eeuwige gedachtenis aan de inneming van den Briel op den 1 April 1572 door de Watergeuzen, het begin van Neêrlands be vrijding van de Spaansche dwingelandij, heeft Z. M. Willem III, Koning der Nederlanden, op den 1 April MDCCCLXXII den eersten steen gelegd van dit nationaal gedenkteeken, bestaande in een allegorisch monument en een asyl voor oude en verminkte Nederlandsche zeelieden, waartoe de gelden zijn bijeengebragt uit vrijwillige giften van Z. M. den Koning der Nederlanden zeiven als van Z. M. onderdanen, benevens eenige Zuid-Nederlanders, onder de leiding van ruim 200 plaatselijke commissiën, eene hoofd commissie onder voorzitting van den Edel Achtbaren heer George Erederik Lette, Burgemeester van Brielle, en eene Utrechtsche commissie onder voorzitting van den Hoog Welgeboren heer mr. Chrisliaan Willem Johan baron van Boetzelaar van Dubbeldam. Gedaan te Brielle op Maandag den eersten April achttien honderd twee en zeventig. Ten aanschouwe van afgevaardigden, genoodigden en duizende landgenooten en in de onmiddelijke tegenwoordigheid van Z. K. H. Prins Alexander der Nederlanden en van allen, die nevens Z. M. den Koning deze oorkonde met hunne naamteekening hebben bekrachtigd. (mg.) WILLEM. ALEXANDER. de namen der leden van de Utrechtsche Comm. de namen der leden van de Urielschc Hoofdcomm. Te Amsterdam is het feest van den lsten April met groote geestdrift gevierd. Niet alleen waren er overal de vlaggen ontplooid, maar men had er talrijke eerebogen opgerigt, op verschillende plaatsen was er groen gemaakt, en de aanstalten voor illuminatie waren veel algemeener geworden dan men had verwacht. Alles beloofde een schitterend feest, vooral toen de vroege ochtend ook gunstig weder aankondigde. Tegen 11} uur ging de groote optogt der werklieden op weg. De trein werd geopend en gesloten door cavallerie, terwijl die den geheelen stoet langs reed. De werklieden van 's lands werf, met hunne keurige banieren en smaakvol bewerkte attributen, de ver schillende ambachten voorstellende, gingen voorop, met een triomf sloep, waarop de Hollandsche maagd. Daarop volgden in onafzienbare rijen, verschillende vereenigingen van ambachtslieden, waaronder de suikerbakkers, met hun enorm suikerbrood, de sigarenmakers met hun even groote sigaar en aardig van sigaren gevormde banier, de stukadoors, de lood- eu zinkwerkers, de meubelmakers, de metselaars, de timmerlieden, de typografen, de scheepmakers met hun liet bootje, de kistenmakers, de aandacht trokkende banieren der onderscheiden ligchamen waren soms prachtig; de afbeeldingen der ambachten altijd fijn bewerkt. Onderscheiden van die werk- lieden-vereenigingen hadden hunne wagens soms met vier paarden bespannen. Intusschen, ofschoon er enkele gecostumeerden waren, een groep Watergeuzen, gevolgd door triomfwagen en een net groepje oude boogschutters, van de handboogschutterij Amsterdam en de dragers van het Zilveren en Metalen Kruis, in wagens gezeten, eenige afleiding bezorgden, en eenige muziekkorpsen den stoet vergezelden, had het geheel iets doodsch; 't was een optogt van de gilden dei- werklieden, maar de optogt was zeer lang en dan altijd zwart jassen, zwarte hoeden, ook al had ieder zijn oranjelint met insigne

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1