STAT E-fi EXERA A L Benoeming-en, enz. Buitenland. Frankrijk. Italië. Amerika. SCHAGER MARKT van HEDEN. Tweede Kamer. Volgens het verslag der Kamer over het wetsontwerp tot bekrach- van een overeenkomst met de Amsterdamsche Kanaalmaat schappij, was de overgroote meerderheid in de afdeelingen voor de verleening van nieuwe hulp aan de maatschappij. Slechts enkelen waren voor overname van het werk door den staat, als afschrikkend voorbeeld voor het doen uitvoeren van zulke groote openbare werken door particuliere maatschappijen. Nog daargelaten dat het geven van zulk een afschrikkend voorbeeld den staat duur te staan zou komen, meenden ook zij, die het werk van den beginne af liever van staatswege hadden zien volvoeren, dat thans de overname niet wenschelijk is, daar zij tot moeijelijkheden met de maatschappij en de aandeelhouders zou leiden, vertraging zou opleveren en den slaat zou nopen tot droogmaking en exploitatie, van gronden, terwijl bovendien de regering zich er ten stelligste tegen verzet. Aan den heer C. C. B. Suringar is, op zijn verzoek, eervpl ont- ilav verleend uit zijne betrekking van hoogleeraar in de faculteit Jsr geneeskunde aan de hoogeschool te Leiden. Tot ontvanger der registratie en domeinen te Hardegarijp is be noemd de heer H. van Goudoever, thans ontvanger te Oldeberkoop. Aan den heer W. Houwens is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van ingenieur 2de klasse voor het stoomwezen. Voorts is de adspirant-ingenieur voor het stoomwezen W. A. M. Piepers benoemd tot ingenieur 2de kl. voor het stoomwezen. Jl. Dingsdag heeft de heer Eouher het woord gevoerd in de Nationale Vergadering. Hij wilde, zeide hij, de politieke aangelegenheden laten rusten. Zijn doel was, aan te toonen dat de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen gedurende den oorlog eene geheel persoonlijke moest wezen. De Palikao noemde hij verantwoordelijk voor het beleid van den veldtogt tot aan den 4den September; en wat het overige betrof, zou, meende hij, de heer Gambetta zijn deel aan de verantwoordelijkheid wel niet willen van zich schuiven. Alle verantwoordelijke personen moesten reken schap afleggen aan de Vergadering; en deze kon zich niet vergenoegen met eenvoudig over te gaan tot de orde van den dag. Door den heer d'Audiffret-Pasquier is hierop geantwoord, dat het aangevoerde tot verzachting der handelingen van 't keizerlijk bewind weinig waarde heeft. Alles komt neer op de vraag: Was het keizerrijk gereed voor den oorlog? Op deze vraag is het antwoord: Neen. Er waren in de arsenalen, ja, kanonnen voor de parademaar de batterijen en geweren ontbraken. Dit wordt door alle getuigenissen bevestigd. Henry Dunant, de stichter van het Roode Kruis, de alles opofferende philantroop, die door zijn initiatief en krachtig doorzetten aan duizende gekwetsten het onschat bare voorregt van internationale hulp op het slagveld heeft bezorgd, verkeert (het is bijna ongeloofelijk) in zulke benarde financiële omstandigheden, dat zich te Parijs eene commissie gevormd heeft om gelden voor hem bijeen te brengen. Aan het hoofd dier commissie staat graaf de Flavigny, president van de Fransche vereeniging het Roode Kruis, terwijl baron Dutilh de la Tagne, 2, rue Mosnier, Place de 1'Europe, aldaar als penningmeester fungeert. Voor Engeland heeft de heer C. A. Gordon te Dover zich met de ontvangst van giften belast. Reeds heeft de Keizerin van Duitschland van haar groote sympathie voor den schrijver van Un souvenir de Solferino doen blijken, en ongetwijfeld zullen v.elën zich zedelijk verpligt gevoelen het voorbeeld van Duitscliland's Keizerin te volgen. Het is dan ook te hopen, dat in alle landen waar afdeelingen van het Roode Kruis bestaan de besturen zich tot corn- missiën voor het ontvangen van gelden ter ondersteuning van den heer Dunant constituëeren, en dat daar, waar nog welgevulde kassen aanwezig zijn, iets uit het voor handen zijnde bedrag moge worden afgezonderd voor den man, aan wien geheel de beschaafde wereld ten eeuwigen dage een krachtigen vooruitgang op het gebied der mensch- lievendheid verschuldigd zal zijn. (Vad.) Dezer dagen zal te Nauterre de bekrooning plaats hebben van de classieke rosière (rozenmaagcl). Zij heet dit jaar Armandine Mancienne, oefent het beroep uit van naaister en is even 19 jaar oud. Zonder nu juist een schoonheid te zijn, is zij toch mooi genoeg, dat de persoon, die haar binnen een jaar de kroon van het hoofd zal nemen, die men haar op dien dag plegtig zal overhandigen, volstrekt niet te beklagen zal zijn. Wij zeiden daar binnen een jaar; dat is zoo de regel. De rozenmaagd moet gedurende een jaar en een dag haar naam waardig blijven. Behalve de 500 francs van den gemeenteraad, krijgt dit jaar de rózenmaagd nog een gouden liorologie, een linnen uitzet en verschillende hoofdtooisels en garnituren. Het zal natuurlijk weêr niet aan feesten ontbreken bij die gelegenheid. Dit jaar belooft het bij de krooning al zeer vrolijk te zullen toegaan. Er zullen allerlei soort van volksvermakelijkheden worden gegevenconcert van de pompiers, draaimolens, „roerende" toespraak van den maire, vuurwerk en bal champêtre, bij welke gelegenheid de heldin van het feest zeer timide de pastorella van de beloonde onschuld zal uitvoeren. De nieuwsgierigen, die dit feest zullen gaan bijwonen, kunnen meteen van de gelegenheid profiteren om den put van Sainte-Geneviève te bezoeken, die, volgens de over levering, twee miraculeuse deugden bezit. Door de eerste maakt die put de blinden ziende en geneest hij de bijzienden; de tweede.... Koningin Anna van Oostenrijk dronk den 8 Jan. 1636 een glas van het water, in de hoop van moeder te zullen worden, en haar wenschen werden ver hoord. Zegt het voort(Dagblad.) Aan de beroemde sopraan-zangeres, mej. Titiens, heeft men 5000 pd. st. benevens vrije reiskosten aange boden, om op het groote feest te Boston in Noord-Amerika, gedurende 12 dagen, twee stukken te zingen. Daar zij echter door engagementen te Londen verbonden is, heeft Z1j het aanbod moeten afslaan. Jl. Zaturdag hebben de dienstmeisjes van Dundee wederom eene vergadering gehouden om hare grieven te bespreken, 't Ging er veel ordelijker toe dan op de eerste. Men besloot o. a. om zich voortaan slechts bij de maand tc verhuren en een eigen verhuur en informatie—bureau op te rigten. Voorts om te eischen drie uren vrijen tijd per dag en één uitgaansdag in de veertien dagen. Moesten bij eene vorige gelegenheid de meesteressen het ontgelden, thans waren het vooral de geestelijken tegen wie scherpe aanvallen werden gerigt, wijl ze de gewoonte hadden des Zondagsavonds menschen te vragen en zoo hunne dienstboden dwongen den sabbath te schenden. Nadat men nog besloten had niet vroeger dan ten zes ure op te staan en dat men voorloopig binnenshuis nog een schort zou dragen - som migen wenschten dit „teeken der dienstbaarheid" af te schaffen buitenshuis evenwel zich kleeden zou gelijk men verkoos, „schoon niet zoo onsmaakvol als de mevrouwen," ging de vergadering uiteen. De vereeniging telt nu 250 leden. Buitschlaad en Oostenrijk. Prins Bismarck is jl. Zaturdagnamiddag met zijn gezin naar Varzin vertrokken, na aan den voorzitter van den Rijksdag te hebben gemeld, dat hij van den keizer verlof heeft gekregen om zicli gedurende eenigen tijd te onttrekken aan zijne beroepsbezigheden, die intusschen door den heer Delbrück zullen worden waargenomen. Dit berigt heeft eenige politieke heteekenis, omdat niemand te Berlijn gelooft aan de zoogewilde ziekte van den kanselier, die dagelijks op straat werd gezien of een vermoeijenden rid te paard maakte en volstrekt geen lijdend voorkomen had. Hij verlangt naar rust, wel te verstaan naar ontheffing van de tallooze dagelijksche bezigheden van ondergeschikten aard, die hij veilig aan den president zijner kanselarij kan overlaten, maar de rust, die hij zich te Varzin gunt, is gewoonlijk van zeer bijzonderen aardhij pleegt daar zijne „groote" plannen te overzien en tot rijpheid te brengen. Viermaal daags komt een koerier uit Berlijn met dépêches, en in zijn bureau is een telegraaf die hem volkomen op de hoogte houdt van hetgeen er in de „buitenwereld/, gebeurt. Bismarck was te Varzin, toen de Fransche oorlogsverklaring naar Berlijn werd overgebragt, en in de politieke wereld vraagt men zich af, welke „welthistorische" gebeurtenis thans door hem wordt voorbereidhierover laat de „gulle, open hartige' Bismarck," gelijk zijne vrienden hem zoo gaarne noemen, wijselijk den sluijer hangen, maar gewoonlijk is het niet veel goeds geweest, dat uit zijne overpeinzirtgen op het sombere kasteel van Varzin te voorschijn kwam. Het Militair Wochenblatt deelt eenige bijzonderheden mede omtrent het verbruik van ammunitie door de veld artillerie in den Fransch-Duitschen oorlog. De Pruissische, Badensche en Hessische veld-artillerie heeft met 1344 ka nonnen gedurende den ganschen veldtogt 267,975 schoten gedaan, derhalve gemiddeld 199 schoten per kanon of 153 percent van den voorraad ammunitie, waarvan elk kanon in de ammunitie-wagens voorzien was. De Beijersche artillerie had uit 216 kanonnen 56,211 schoten of gemiddeld 260 schoten per kanon, de Saksische uit 96 kanonnen 15,521 schoten of gemiddeld 162 schoten per kanon gelost. Omtrent de Wurtembergsche artillerie waren dergelijke opgaven nog niet ontvangen. Uit Darmstadt wordt dd. 18 dezer gemeld, dat aldaar en langs een groot gedeelte der zoogenaamde Bergstrasse de graanvelden, oofttuinen en wijngaarden door regen en hagelslag zijn vernield. Het onstuimig weder, zegt het Erankf. Journal, kwam uit het zuiden op en voor zoover onze berigten tot op dit oogenblik luiden, zijn de buijen nedergekomen te Bensheim, Auerbach, Zwingenberg (welke plaats zwaar geteisterd is geworden) en van daar langs de Bergstrasse tot Eberstadt, Pfungstadt en Griesheim. Te Darmstadt wendden zij zich in noordelijke rigting over Arheiligen en van daar noordoostwaarts over Rossdorf naar het Odenwald. Te oordeelen naar de verschillende tijdingen moet de schade zeer groot zijn. Niet alleen de ooftboomen, maar ook de wijngaarden werden vernield door de stukken ijs die uit de lucht vielen. Een correspondent schrijft, dat een van die stukken, na twaalf uren achtereen in de open lucht te hebben gelegen, nog de grootte van een hoenderei had. In de omstreken van Pfungstadt zijn de velden zoo danig verwoest, dat zij op nieuw moeten worden omgeploegd. Wat nabij Darmstadt van den hagel verschoond was ge bleven, is door het stroomende water weggeslagen. In ver scheidene straten aldaar stond het soms eenige voeten hoog. Onder anderen was het onmogelijk den soldaat af te lossen, die in de Gravenstraat voor de gevangenis op schildwacht stond. Niettegenstaande het schilderhuis op een hoog voet stuk is geplaatst, heeft hij toch van 12 tot 1 ure tot aan de knieën in het water gestaan. Dezer dagen wilde eene dame in Herstel het stoffelijk overschot harer moeder, die 14 jaren geleden, was gestorven, in een grafkelder doen overbrengen. Maar hoe groot was haar droefheid toen zij van den doodgraver zelveu vernam, dat hij de kisten verbrijzeld en hetlood verkocht had. Er is onmiddellijk proces-verbaal tegen den doodgraver opgemaakt. Professor Sorini, die de kunst verstaat om lijken tegen ontbinding te behoeden, heeft op zich genomen het stoffelijk overschot van Mazzini te petrifieeren. Heftig wordt, vooral door de Engelsche bladen, geprotesteerd tegen zulk een stuitend spel met 't aardsch omhulsel van den grooten Ita liaan wiens nagedachtenis zijn vaderland gewis op ge paster wijze zou kunnen vereeren, dan door zijn ligchaam na zijn dood de rol te doen vervullen van een wassen pop in een museum. Een berigt uit Washington dd. 22 dezer luidt: Er is een brief openbaar gemaakt van den heer Greeley, waarin hij verklaart, dat hij de candidatuur voor het president schap aanneemt en dat hij, zoo hij gekozen wordt, niet de president van eene partij, maar van het geheele volk zal zijn. Hij meent, dat de tijd daartoe thans gekomen is, nu het Noorden en het Zuiden geneigd zijn om, nadat zij al te lang verdeeld zijn geweest, elkaar de broeder-hand te reiken. In berigten uit Mexico, van de helft der maand April, door een geacht Duitsch dagblad medegedeeld, wordt o. a. het volgende gemeld: „Het is ongelooflijk hoe vele valsclie berigten omtrent den toestand van dit land in Europa verspreid worden. Waarschijnlijk zijn liet meerendeels Noord-Amerikaansche bladen, waaruit zij die ontleenden, en deze verdienen weinig geloof; vooral in den laatsten tijd leggen zij zich er op toe onjuiste of geheel valsche tijdingen te verspreiden, ten einde Mexico in het allerongunstigste licht te doen voor komen en daardoor de zucht tot annexatie van dat land, welke zich in de Vereenigde Staten meer en meer open- haart, te regtvaardigen. Onze toestand is wel niet van dien aard dat hij als voorbeeld gesteld zou kunnen worden, maar verdient toch ook niet die verregaande minachting, welke de New-York- sche dagbladen aan den dag leggen. De regering tracht met eerlijkheid en goede trouw de verwarde aangelegen heden in orde te brengen, en het is geene geringe ver dienste voor Juarez, dat hij zich in weerwil van eenen opstand, die zijne vertakkingen door het geheele land ver spreidde, heeft kunnen staande houden zonder eene gedwongen geldleening of verhoogde belastingen te heffen, ja dat hij, niettegenstaande de moeijelijke omstandigheden, de ingewikkelde Californische kwestie met de Vereenigde Staten geheel heeft weten te regelen; om niet te spreken van de jongste verbeteringen, die hij in het schoolwezen en de zaken van handel en verkeer tot stand heeft gebragt." Mr. L. Th. SCHOON. In den nacht van den 27sten op den 28sten Januavij 1872 overleed alhier na een kort lijden mr. L. Th. Schoon, president van den landraad te Soerabaija. Lourens ïheodoor Schoon, op 16 Julij 1S41 te Helder geboren, werd, na het lager en middelbaar onderwijs in zijne vaderstad en het voorbereidend hooger onderwijs bij den heer de Gelder, te Alkmaar, ontvangen te hebben, in de Seplember-maand van het jaar 1859 aan de Leidsche hoogeschool als student ingeschreven. Na op den 17den April 1863 op theses tot juris utriusque doctor gepromoveerd te zijn, zette hij zich te Alkmaar neder tot het uitoefenen der regtspractijk. Tevens trachtte hij zich de bekwaamheden eigen te maken voor het notariaat gevorderd, en legde reeds op 11 November van het volgende jaar voor eene commissie uit bet provinciaal geregtshof van Noordholland met goed gevolg het voor het bekleeden dier betrekking vereischte examen af. De moeijelijkheid echter om als aankomend reglsgeleerde in Nederland in de regtspractijk een redelijk middel van bestaan te vinden, deed Schoon besluiten naar Indië te gaan, alwaar hij, na vooraf in de Junij-maand van het jaar 1865 met zeer goeden uitslag het examen i. voor Oost-Indisch ambtenaar afgelegd te hebben, op den 29sten Januarij 1866 aankwam. Het geluk was hem gunstig, want reeds bij besluit van 9 Febr. 1866 zag hij zich als 3den substituut-griffier bij het Hoog Geregtshof geplaatst. Van daar ging hij in Augustus van het jaar 1867 als 2de sub stituut-griffier bij den raad van justitie te Batavia over, en na bij dat collegie tot Isten substituut-griffier opgeklommen te zijn, werd hij bij besluit van 19 November 1869 benoemd tot substituut officier van justitie te Soernbaija Daar leerde ik op 22 Maart 1871 Schoon kennen. Ruim drie maanden bad hij toen alleen de zware taak getorscht van officier van justitie en van auditeur-militair in een uitgestrekt regtsgebied, en zij, die zich dien tijd herinneren, weten te getuigen van de achting, welke Schoon zich in die betrekking heeft weteu te verwerven. Ook de regering erkende in haar besluit van 25 Junij 1871 zijne buitengewone diensten. Wij werden spoedig vertrouwde vrienden. Zijn loyaal karakter, zijn degelijke kennis, gepaard aan groole bescheidenheid, namen mij geheel voor hem in. Één in rigting en in opvatting onzer taak, werkten wij ver trouwelijk te zamen, totdat hij in September van dat jaar geroepen werd tot de hoogst belangrijke betrekking van president van den landraad alhier. Schoon uas niet gewoon zijne krachten te overschatten en gaf meer dan eens zijn twijfel te kennen of hij wel voldoen zou. Met ernst en met het vaste voornemen om al zijne krachten aan de regtspraak over den inlander te wijden, aanvaardde hij op 1 Nov. zijne taak. Nog geene drie maanden heeft hij die mogen vervullen. Toch was dat korte tijdsbestek voldoende oin allen, die met hem in aanraking kwamen, de overtuiging te geven dat de landraad- reglspleging eene betere toekomst te gemoet ging en dat hare lei ding hier ter plaatse aan goede handen was toevertrouwd. Schoon behoorde echter niet tot de physiek sterke menschen. De aanhoudende arbeid en rustelooze inspanning van zijn geest ondermijnden zijne gezondheid. Eene buikziekte sleepte hein ten grave. En zoo ontviel dan op naauwelijks mannelijken leeftijd aan zijn vriendelijk huisgezin een liefhebbend echtgenoot en vader f), aan de maatschappelijke zamenleving een vrolijk en gezellig mensch, aan zijne kennissen een loyaal en trouw vriend en aan de regterlijke magt een dier leden, die reeds bij den aanvang hunner loopbaan de verwachting doen geboren u-orden, dat zij eens baar sieraad zullen zijn. Zijne nagedachtenis in eere te houden is niet meer dan eene regtinatige erkenning zijner verdiensten. SoerabaijaFebruarij 1872. (I. Weekblad v. h. Regt.) KEISER. bekleedde te Batavia ook nog de betrekking van Nederl.-Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw. j) Schoon was den 22 Sept. 1865 in het huwelijk getreden met mejufvrouw A. M. Ie Jolle. Twee kinderen waren uit deze vereeniging geboren. FER TELEGRAAF. Schoon secretaris der 4 Paarden Ossen Stieren Gelde-Koeijen 70 Kalf-Koeijen Vaarzen flokkelingen 15 Nucht.Kalveren VetteRammen 421 Schapen f 50 al00 - 90 al40 - 90 al80 -150 a220 -180 a260 -100 al60 - a a 20 a a 41 2388 Lammeren f 12 a 24 4 Bokk. en Geiten - 1 a 5 21 Magere Varkens- 16 a 35 196 Biggen - 8 a 13 Eenden c. a IS Kippen - 60 a 85 Boter per kop - 92)a Kaas per K.G. - 35 a 45 Kip-Eijeren per 100 -270 a280 Eend-Éijeren -320 a32ü

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 3