landbouw-werktuigen in werking te zien: des voormiddags van 10-11 ure een stoomwerktuig, drijvende een dorsch- werktuig, wanmolen, kaverpletter, boonenbreker, stroosnijder, mangelkneuzer, houtzaag, enz.; van 11 tot 's namiddags 2 uur: maaiwerktuigen, hooischudders, hooiharken, klaver- ruiter, oogstkarren en den hooidrooger van Gribbs. (Dit laatste, eerst kort geleden in Nederland ingevoerde werktuig, verandert verscli gras in droog hooi in 10 minuten tijds.) Het is te verwachten, dat op genoemden datum vele belangstellenden zich binnen bet uitgestrekt terrein der Badhoeve zullen bevinden, om aan de zoo welwillende uit- noodiging van den heer Amersfoordt gevolg te geven. In eene jl. Vrijdag onder voorzitterschap van den heer Dullert te 's Hage gehouden talrijke bijeenkomst, met het doel om een plan te vormen voor een nationaal huldeblijk aan Thorbecke en om eenheid te brengen in de verschillende plannen, is eene commissie van 50 leden, uit alle oorden des lands, benoemd, die in eene over 14 dagen te houden algemeene vergadering een ontwerp zal indienen. In de dezer dagen gehouden vergadering der Kamer van Koophandel en Fabrieken te 's Hage heeft de heer Keurenaer de aandacht gevestigd op de vele vermissingen, die vooral in den laatsten tijd bij de posterijen voorkomen en op de nog kort geleden gepleegde verduistering eener aanzienlijke waarde bankpapier en juweelen. Hij stelde voor, dat de Kamer daarop, zoo veel noodig, de aandacht vestige van den minister van Financiën, met dringend verzoek, dat daartegen de noodige maatregelen worden genomen. Dienovereenkomstig is besloten en er is een adres van die strekking aan den minister vastgesteld. Dat men niet altijd uit de omgeving van dieven of pick-pockets verwijderd is, bewees weder de begrafenis van den minister Thorbecke op 8 Junij 11. te 's Hage, bij gelegenheid waarvan ontvreemd werd een zilveren savonet- horloge, zwaar verguld, waaraan een gouden ketting met gouden charivari. De hoofdcommissaris van politie verzoekt opsporing, aanhouding en berigt. (Vad.) De Kroonprins en Kroonprinses van Italië zullen zich eerstdaags naar Scheveningen begeven en aldaar eenigen tijd verblijf houden. De tongblaar breidt zich in Utrecht van weide tot weide uit, zoodat er weinige weilanden meer zijn, waar de ziekte zich nog niet geopenbaard heeft; enkele beesten sterven er aan. De majoor W., te 's Bosch, kreeg, terwijl hij Zaturdag morgen gereed stond om uit te marcheren, een vrij hevige bloedspuwing. Per vigelant werd hij spoedig naar zijn woning vervoerd. Te Neuzen verdronk dezer dagen een infanterist milicien met het baden. Te Yelp overleed dezer dagen de gepensioneerde generaal-majoor G. Falck. De Zutph. Crt. meldt, dat de heer den Tex, burge meester van Amsterdam, verklaard heeft, na expiratie van den tijd zijner benoeming, voor de eer eener eventuële herbenoeming te zullen bedanken. Op de tentoonstelling te Zwolle was een kip, die twee eijeren tegelijk legde; er werd te vergeefs 200 voor geboden. Te Staphorst staan op het land van een landbouwer een paar roggestengels, die 2| meter lang zijn. Jl. Woensdag is te Leeuwarden de jaarlijksche ver gadering gehouden van de Gewestelijke Vereeniging Friesland van het Nederl. Onderwijzers-Genootschap, waartoe, behalve de inspecteur van het lager onderwijs, de president van de plaatselijke schoolcommissie en vele voorstanders van het onderwijs, een lOOtal onderwijzers waren opgekomen. De vergadering werd gepresideerd door den heer H. de Jong, van Stiens. Nadat de huishoudelijke zaken waren afgedaan, werd o. a. behandeld voorstel 3 van de Gewestelijke Ver eeniging Friesland, voorkomende op den beschrijvingsbrief voor de te Dordrecht te houden algemeene vergadering, om aan de regering een adres te rigten met het verzoek om het minimum van bezoldiging der openbare onderwijzers van 400 te brengen op ƒ700, en dat der hulponderwijzers op 350, alsmede om de zoogenaamde bijscholen tot hoofd scholen te verheffen. Algemeen was men van gevoelen, dat onderscheidene gemeente-besturen het door de wet bepaalde minimum als een maximum beschouwen, en het dus op den weg der regering ligt, door wijziging in dezen te toonen, dat het volksonderwijs haar een voorwerp is van aanhoudende zorg. Te Menaldumadeel trad dezer dagen een persoon voor de zesde maal in het huwelijk. De man is 58 jaar en zooals blijkt, zeer levenslustig. Uit de Kaapsche bladen blijkt, dat ook onder de in Zuid-Afrika gevestigde Nederlanders of afstammelingen van Nederlanders eene inschrijving geopend is, om bij te dragen aan de stichting van het asyl te Brielle. De heer Mijburgh, consul-generaal der Nederlanden, heeft zich bereid verklaard bijdragen tot dat doel te ontvangen. Naar van goed inge lichte zijde gemeld wordt, heeft die heer reeds 78 p. st. aan onzen minister van Buitenlandsche Zaken voor dat doel overgemaakt. (N. Rott. Crt.) Aan het hoofdartikel „de Eik," voorkomende in de KL Crt., ontleenen wij de volgende regelen: „De worsteling met het leven is ernstiger geworden. De ruwe massa's, die wij, mannen der 19 de eeuw, te ver zetten hebben, zijn zwaarder dan ooit. 't Is grootscher een brug te slaan over de woelende wateren van den stroom, dan zijne golven te klieven met de breede borst, 't Is majestueuser een dwaalbegrip te breidelen, dan een dollen hond te muilbanden, 't Is meer mannenwerk de eigenzinnigheid en het egoïsme te doen luisteren naar onzen wil, dan weer en wind te trotseeren, den invloed van kou of hitte te weêrstaan. Zelfe onder de arbeiders in de studeercel en het kabinet zijn eiken, die te midden van honderd satellieten toch alleen staan en alleen de aandacht tot zich trekken, die alleen de wacht betrekken voor den tempel der wetenschap of het palladium onzer vrijheden. Zaagt gij niet nog dezer dagen zoo'n eik vallen? Nog dreunt de grond van den slag. Nog is 't ons, alsof het gansche boscli open ligt, nu die eene uit velen werd weg genomen Bevallig is de eik niet.... Zijne takken kennen geen regelmaat. Zijn bast is ruw en knoestig. Onder zijn breede bladerkroon zoekt ge misschien een vriendelijk plekje om te rusten, maar zeker een schuilplaats voor storm en regen, 's Avonds als de maan haar zilver tusschen zijne takken strooit, is er iets spookachtigs in zijne verschijning Straks als sneeuw en ijs heerschappij voeren, zullen de gele bladeren van den wintereik geheimzinnig en schrikverwekkend ritselen. Neen, bevallig is hij niet maar schoon is hij boven alle anderen, schoon door de hoogere harmonie van al zijn deelen, de fierheid en de majesteit van het geheel, dat lacht met kunstenarij en alledaagsche ijdelheid. Is 't ook niet aldus met die krachtige mannen tot wie het kleine en zwakke opziet alsof zij van een ander maaksel waren dan de overige redelijke schepselen? Ziet, de klimop slingert zich om den eik en de vrouw hecht zich aan den man, in wiens kracht zij zekerheid vindt, onder wiens bescherming zij zich veilig weet. Soms als zij met de ruwe eischen van liet leven in aanraking komt, en 't haar angstig om het hart wordt, is één woord, één blik van den sterkeren genoeg om baar tot rust te brengen, haar met nieuwen moed te bezielen voor de duisterste toekomst. Ontdekt haar oog niet boven de breede bladerkroon van den eik den oneindigen hemel en is de man haar niet van God gegeven als haar hulp en baar vertrouwen! Zelfs indien zij het weduwkleed draagt en uitsluitend op eigen zwakke kracht moet leunen om vader en moeder beide te kunnen wezen voor haar kroost, vloeit haar gebed te zamen met de herinnering aan hem, die vol bezorgdheid over haar en haar zware dagtaak van de zijnen scheidde, wiens naam zij hare kleinen 't eerst leerde stamelen, wiens beeld zij dag aan dag aan hare zonen voorhoudt als het ideaal waarnaar zij behooren te streven. En is dat geen getuigenis van een hooger en edeler schoonheid dan die welke wij ons zonder veel studie en inspanning kunnen verwerven, die aan de grillen der mode onderworpen is en slechts voor eenen enkelen dag de aandacht boeit?" Een passagier van de mailboot Prins van Oranje deelt in de Arnh. Crt. een brief mede betreffende bet verlies der schroefbladen dezer boot, op de terugreis van Java in Mei jl. overkomen. We ontleenen daaraan o. a. het volgende: „Toen ik mij tegen middernacht ter ruste wilde begeven, meende ik een vreemd geluid te vernemen bij de beweging der schroef, die bijna vlak onder onze kooi zich bewoog. Ik deed zulks mijn reis- en hutgenoot opmerken, die dit beaamde. Wij sliepen dien nacht niet rustig en verkeerden in pijnlijken twijfel. De gezagvoerder Braat (met wien ik reeds vóór den aanvang der reis op aangenamen, vertrouwelijken voet was geraakt) riep mij den volgenden middag ter zijde en deelde mij het treurige feit mede, dat werkelijk den vorigen avond een blad aan de schroef was ontvallen. Het middag-bestek toonde aan 6° 59' z. breedte en 68° 52' o. lengte van Greenwich. Indien men zich de moeite wil geven dit punt op de wereldkaart na te gaan, zal inen toegeven dat wij ons op een tamelijk onherbergzaam oord van den Oceaan bevonden, een plek waar zeil— of stoomschepen hoogst zeldzaam passeren, niet minder dan een groote 400 Duitsche mijlen van Kaap Guardafui verwijderd, bet eerste landpunt waarop onze steven gerigt was, met de linie en den door zeilsclipene zoo gevreesden stilte-gordel vóór ons. Niet te verwonderen, dat onze gezagvoerder, ofschoon uitnemend zijn volle kalmte bewarende, weinig op zijn gemak was. Zijn vertrouwen op de schroefbladen (waarbij de eerste in volle kalme zee, zonder eenige oorzaak, afschilfert) was natuurlijk zeer geschokt. Hij doorzag al het gevaar, wanneer op deze hoogte ook de overige bladen ons mogten ontvallen en onze reusachtige bodem, met 300 opvarenden, alleen door zeilvermogen moest voortgestuwd worden. Werkelijk onze toestand had veel zorgwekkends. Ik ontraadde den gezagvoerder ten sterkste voorloopig meerdere ruchtbaarheid aan de zaak te geven, vooral ter wille der vele moeders, wier agitatie noodeloos zou worden opgewekt. Ofschoon een dof vermoeden bij sommige passagiers heersclite, dat de schroef beweging minder gelijkmatig plaats bad, waren in de eerste dagen mijn reisgenoot en ik met nog een paar passagiers alleen op de hoogte van den waren toestand en bragten wij de Pinksterdagen in weinig vrolijken toestand door, elk oogenblik bevreesd, dat de andere bladen bun lotgenoot zouden volgen. Maar gelukkig scharrelden wij de linie over. Den daarop volgenden Woensdag (22 Mei) teekende het middag-bestek 1° 57' noorderbreedte, 57° 10' oosterlengte. Tegen twee uren van dien dag, alweder onder de meeste kalme zee, scheurde het tweede blad af en nam de schroef onmiddelijk zijne vorige regelmatige beweging aan, daar juist het blad van de tegenovergestelde zijde van het eerste verlorene was afgevallen. Wij waren alstoen nog 199 Duitsche mijlen van Kaap Guardafui, ongeveer 350 van Aden verwijderd. De gezagvoerder, die eerst voornemens was geweest met de drie bladen tot Suez door te stoomen, vond thans geen vrijheid de reparatie verder dan Aden uit te stellen. Reeds anderhalf etmaal daarna (in den nacht van 24 op 25 Mei), terwijl dien avond de wind op den kop van het schip de vaart eenigzins bemoeijelijkt had, scheurde werkelijk ook het derde blad af, terwijl het buitengewone geraas vele passagiers en ook mij deed opschrikken uit den zeer onrustigen slaap. Evenals de beide vorige keereu wisten de waakzame machinisten de ontstemde machine onmiddelijk te stoppen en dadelijk op gelijkmatige beweging te stellen." Gelukkig dat wij toen reeds op 5° 40' N. B. en 54° 13' O. L. genaderd waren; en ofschoon nog een honderd Duitsche mijlen van Kaap Guardafui verwijderd, toch meer en meer de streek naderden, waarlangs de mailboot^ trekken, en alzoo meer kans op redding kregen voor ta ongelukkig geval, dat ook het laatst overgebleven blad ons mogt verlaten. De ontzettende beweging van den laatsten nacht was voor geen der passagiers verborgen gebleven en had d( angstvolle stemming, vooral onder de dames, niet verminderd Ons vertrouwen bleef nu alleen nog op het eenige gevestigd, te meer omdat, bij de laatste reis van de PriBi van Oranje naar Indië, dit eenige blad acht dagen W was bijgebleven, en bet schip in de gelegenheid had '5 Point-de-Galle te bereiken. Gelukkig kwam, kort na het nieuwe ongeval, de v deze hoogte verwachte Z. W. passaat vrij krachtig door' hetgeen niet weinig de werking van schroef en blad steunde' 'En zoo kregen wij 26 Mei eindelijk de reikhalzend ver- waclite Kaap Guardefui in het gezicht, en bevonden ons kort daarna in de golf van Bab-el-Mandeb, ook wei van Aden genaamd. Ofschoon de wind was gaan liggen en de warmte (doorgaans 90° F.) weer onuitstaanbaar werd, behielden wij allen moed, dat bet aangebleven blad ons naar Aden zou brengen. Den 28 Mei bij het morgen-bestek waren daarvan nog 27 Duitsche mijlen verwijderd. De passagiers vormden zich alle schrikbeelden van liet ellendige Aden, dat zij den volgenden dag zouden aan schouwen, met het uitzigt eenige dagen of weken misschien op de akelig kale rotsen te zullen staren, terwijl de schrot! in reparatie zou zijn. Nu en dan werd een ondeugende glosse gemaaktof ook soms het laatste blaadje zijn kamt' raadjes niet zou gaan volgen, en alzoo het zeil-vermogen van den Prins nog eens even op de proef gesteld zou wordenj Onwillekeurig kwam mij eene parodie van v. Alphens herfst-lied op de lippen: 'k Zag de ijzeren bladen vallen. Bijna was 't met ons gedaan, toen werkelijk in den avond van 28 Mei, terwijl passagiers na het diner op het dek vereenigd waren, onder een tot nu toe ongehoord geraas, het laatste blad naar den afgrond ging. Intusschen waren de rotsen van Aden, ofschoon op 12 a 15 Duitsche mijlen afstand, reeds in het gezigt. Het schip nam dadelijk eene bijna roerlooze houding aan stelde ons in staat ons in alle ellende onzen toestand voor te stellen, indien deze ramp ons een tiental dagen vroeger had getroffen. Bij volkomen windstilte viel aan zeilen niet te denken, Maar het valt evenzeer te betwijfelen, of het zeilvermogf van een zoodanig kolossaal stoomschip bij magte is, ooit meer dan geringen steun aan het stoomvermogen te schem ken zonder, aan zich zelf overgelaten, het schip eenigzins belangrijk vooruit te brengen. Bij niet belangrijke vaart weigert ook het roer zijne diensten. De kans om alzoo naar Aden te drijven was zeer gering, en dadelijk na het ongeval liet dan ook de kapitein een der sloepen uitzetten, teneinde te Aden hulp te gaan inroepen, Wij gaven de rappe bemanning een hartelijk hoeraatje na, hopende spoedig door bare tusschenkomst uit onzen nu alleen vervelenden toestand verlost te zullen worden. Maar nog vóór van deze zijde hulp kon opdagen, bij het krieken van den volgenden morgen, ontdekten wij een stoomschip, dat later het Engelsche schip Iiiga van Leitli bleek te zijn. Op het hijschen eener sein-vlag van den top van onzen stoomer, veranderde het stoomschip van koers en wendde naar ons den steven, kwam ons weldra op zijde en was spoedig gereed voor eenige „poundjes" ons op sleeptouw te nemen, en op Adens reede ons hulpeloos gevaarte te regt te brengen. En zoo kwamen wij dien dag, tegen 2 uur, daar aan. -Een passagier van het stoomschip Hoogly, die zich daar aan boord bevond, toen het met defecte schroef te Galle binnenliep, maakt in verband hiermede, in bet Bat. Handelsbl. de volgende opmerking: „Het doet mij voor de maatschappij „Nederland" ge noegen, dat ik u hetzelfde ongeval als haar is overkomen, kan mededeelen van de Fransche en Engelsche mails, en ik hoop, dat de vermelding dezer feiten mogen dienen om het crediet, dat de handel aan de Nederlandsche stoom vaart heeft geschonken, steeds hetzelfde te doen blijven. Men zeide op Java dikwijls: die ongevallen van schroei verliezen gebeuren nooit op Fransche en Engelsche mail booten, en ik zelf heb ook wel eens zoo gedacht, maar ben nu vrij wel genezen van die meening. Wij zitten nu op een Fransche boot met één schroefblad; naast ons ligt een Engelsche mailboot met gebroken schroefas, dus zonder eenig vermogenen in de nabijheid hebben wij het gezigt op het wrak van de onlangs vergane Australische mailboot." Wereldtentoonstelling te Weenen. Ten vervolge op de reeds gedane mededeelingen strekke, dat de Japansche regering het programma in het Japansch heeft laten vertalen en het met eene proclamatie in duizenden exemplaren over het geheele rijk heeft doen verspreiden, De te Yokoliama verschijnende Japan Weekly-Mail van 2 Maart heeft een uitvoerig artikel opgenomen over de deelneming van Japan aan de tentoonstelling van 1872 en over de beteekenis van die tentoonstelling. De regering van Japan draagt alle kosten van transport en verzekering. In Zweden is Prins Oscar voorzitter der rijkscommissie. De deelneming in dat land is zeer groot. Om de niet bemiddelde leeraren der technische scholen als ook weet gierige werklieden een bezoek der tentoonstelling te Weenen te vergemakkelijken, heeft de Zweedsche Kamer een bedrag van 30,000 rijksdaalders voor dit doel uitgetrokken. In Engeland nam de Prins van Wallis het bescherm heerschap der commissie aan, waarvan lord Cowper voor zitter zal wezen. Straatsburger pasteijen. Deze beroemde pasteijen kunnen, zoo als men weet, niet zonder ganzen levers worden gereed gemaakt. In de volgende verdediging der wijze, waarop men levers van de vereischte grootte term voor voor wam met der naan haar Aai sent versie sreschi Bei Boya word le zi ind ïac irou' 'edu and, jelui ij ir ziui let jade I cr o 111 t ihui een Cit sproi werc lievij te w (loer bere af v 'Eo ten Du latei Du rade verl verc ten te 1 kt Ad(

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 2