1872. Nu. 77.
Vrijdag 28 Junij.
30 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
is
is
HËLDERSCHË
EX XIEUWEDIEPER COIJRAXT.
„Wjj huldigen het goede."
Verschijnt Dinqsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs' per 1-wartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN.'
Naar Oost-lndië: via Triest 9 Julij 's avonds 6 u. 25 m,
„na MdrseUle 4 Julij 's aVonds 6 u. 25 m.
„na Brindisi 11 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
West-hidiëvia.Southampton 30Junij, 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. NazaireA Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: 8 Julij, 's morg. 6 u. 25 m.
aan u via Triest 7 Julij, 's m. 6 u. 25 m.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
brengen ter openbare kennis, dat de lijst, bevattende de namen der
inwoners die voor bet verleenen van inkwartiering en onderhoud
in aanmerking komen, is herzien en gedurende de eerstvolgende
veertien werkdagen, op de gewone kantooruren, op de Secretarie
der gemeente voor een ieder ter inzage is nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
22 Junij 1872. L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 27 Junij.
Het politiek nieuws is schaarsch en min belangrijk, 't
Meest wekt nog de aandacht de uitslag der verkiezipgen
in Oostenrijk; een uitslag waarover de regering tevreden
kan zijn, omdat daardoor de zoolang gewensc.hte eendragt
wordt mogelijk gemaakt.
Door den hertog de Montpensier was dezer dagen een
manifest uitgevaardigd, waarin hij onbewimpeld te kennen
gaf, dat hij voortaan de verheffing van Alfonsus, de oudste
zoon der ex-Koningin Isabella, tot Koning van Spanje, als
de meest wenschelijke zaak voor dat land zou beschouwen.
De vrienden der gevallen dynastie hebben dit manifest niet
onbeantwoord gelaten en te kennen gegeven, dat zij met
welgevallen de bekeering des hertogs hadden vernomen;
terwijl zij van harte toejuichten zijne overtuiging, dat de
wettige Koning, onder het regentschap des hertogs,
verreweg te verkiezen is boven den Italiaan.
In het Britsche jlHoogerhuis is dezer dagen liet wets
ontwerp tot invoering eener geheime stemming bij de ver
kiezingen van parlements-leden aangenomen. De groote
Brieven uit het Noorderkwartier.
X.
Elk tijdperk in de menschelijke geschiedenis heeft zijne goede
tijde; maar zou het ook niet zijn verkeerden kant hebben? Ik
geloof: zeer zeker. Hooren wij de menschen van den tegenwoor-
digen tijd spreken, we ontmoeten er, die in onzen tijd niets anders
tien dan alles wat verkeerd en boos is, en daarom alle pogingen,
die ze in hun macht hebben, aanwenden om tot dien goeden
ouden tijd" terug te keeren; maar we ontmoeten er ook, die
meenen, dat in den tegenwoordigen tijd alles even heerlijk en schoon is,
en dat de gouden eeuw, zoo lang ingewacht, nu eindelijk is aan
gebroken. Waar de uitspraak over dezelfde zaak zoo verschillend
b, moet aan beide kanten dwaling bestaan. Wat mij betreft, ik
geloof, dat beide partijen dweepers zijn. De een sluit zijn oogen
voor de gebreken van den voortijd, en omdat hij ziet, dat er toen
gejuicht is, waant hij, dat er niet geweend is; terwijl de ander
ketzelfde doet ten opzichte van den tegenwoordigen tijd. Maar
misschien is de waarheid dan wel in het midden gelegen? Misschien
moet men een mixtuurtje maken van den verledenen en den tegen
woordigen tijd? Ook dat geloof ik niet. Beide tijden zijn goed
tn beide tijden zijn verkeerd, al naar mate men ze beschouwt. Elk
potje heeft in den regel twee ooren, en het verschil is alleen
gelegen hij welk oor men het potje aanvat. Elke tijd is goed,
went hij is het noodzakelijk gevolg van een vroegeren en dus
ontwikkeling van den voorgaandenelke tijd is verkeerd, omdat
Wj tot ontwikkeling dienen moet van den tijd, die komen zal.,
Waneer wij eiken tijd aandachtig gadeslaan, ontdekken wij in
hem de kiemen van hoogere ontwikkeling. Gebeurtenissen hebben
plaats, die aan den gang der ontwikkeling een bepaalde richting
gaten.
Vooruitgang in ontwikkeling is de menschelijke roeping. Wil
Je mensch dien weg bewandelen, één der middelen daartoe is:
onderwijs, school- of lager onderwijs. Yan 1857 af is de kwestie
tan de lagere school de kwestie van den dag geweest. Het open
baar lager onderwijs heeft wat pennen in beweging gebracht, wat
Papier vuil, wat hoofden heet en wat harten koud gemaakt. De
atrijd over het openbaar onderwijs in 's lands vergaderzalen begonnen,
ja op den kansel voortgezet en alzoo diep, zeer diep het volksleven
■"gedrongen. Geen plaatsje in ons Vaderland zoo kleïn, of de
oaderwijs-kwestie is besproken, behandeld, heeft haar invloed uit
geoefend op verkiezing van leden voor den Gemeenteraad, Provinciale
Staten, Tweede Kamer. De Eranseh-Pruisische oorlog heeft de
kwestie niet verminderd, integendeel feller doen ontbranden. Bij
Bonde en in geschrifte hebben we moeten vernemen: „dat de
Pruisische wapenen zoo voorspoedig zijn geweest, hebben ze aan
ba' onderwijs te danken, aan het verplichte schoolgaan, enz., we
aea er in .de kracht van den schoolmeester." Dweeperij, niets dan
heeren hebben het ontwerp echter dusdanig door amende
menten misvormd, dat men het er voor houdt, dat het bij
eene nieuwe behandeling in het Huis der Gemeenten zal
verworpen worden.
Onder het opperbevel van den generaal-majoor Mac
Leod zullen in de maanden Augustus en September eenige
troepen het kamp te Milligen betrekken. Van het 7de
regiment infanterie zullen het 1ste, 2de en 3de bataillon
aldaar kamperen; laatstgenoemd bataillon is alhier in gar
nizoen. In het geheel zullen er 12 bataillons infanterie, 4
veld-escadrons huzaren, 3 batterijen veld-artillerie, 1 batterij
rijdende artillerie en 1 kompagnie artillerie transporttrein
in gemeld kamp aanwezig zijn.
De mailboot Prins Hendrik, kapt. J. Hendriks, van
Suez naar Batavia, is 25 Junij te Aden aangekomen, om
eene kleine voorziening aan de machine te doenhet schip
zou over drie dagen de reis voortzetten.
Als aanstaand minister van oorlog wordt genoemd
de generaal-majoor Weitzel, chef in de 4de mil. afdeeling.
Even als de raad van Amsterdam hebben ook Gedep.
Staten van Noordholland bezwaar gemaakt tegen het gebrek
aan toelichting in het NoordhollandscliFriesche spoorweg
plan. Men verneemt echter dat het comité voor die onder
neming daarin alsnog zal voorzien.
Dezer dagen werd ook te Hoorn, in een door de
Doopsgezinde gemeente aldaar aangekocht heerenhuis, een
onder drie lagen papier verborgen Gobelin-behangsel ont
dekt, hetwelk, volgens getuigenis van deskundigen en
liefhebbers, eene niet onaanzienlijke waarde schijnt te bezitten.
Jl. Dingsdag avond is Enkhuizen aan een groot en
dreigend gevaar gelukkig ontkomen. Ongeveer ten 7 uur
verspreidde zich van mond tot mond het schrikwekkend
berigt, dat de Zuidertoren in brand stond, en werkelijk
behoefde de blik zich slechts daarheen tè wenden om aan
de vlam en den rook te bespeuren, dat dit berigt waarheid
behelsde. Naar men zegt was de brand door het inslaan
van den bliksem ontstaan, hetgeen te waarschijnlijker was,
daar juist op dat oogenblik een vreéselijke donderbui zich
vlak boven die stad ontlastte. Gelukkig, dat het gevaar
nog tijdig ontdekt werd en dat zich juist nog werklieden
in den toren bevonden, die tot blussching van het vuur de
krachtige hand konden leenen. Wat zou er misschien van
een groot gedeelte dier stad geworden zijn, indien hetgeen
dweeperij met den ontwikkelingsgang waarin de menscliheid zich
tegenwoordig beweegt. Waarlijk het onderwijs staat in Pruisen
zoo hoog niet, dat men er zulk een succes van verwachten kan.
Waarlijk, wij Nederlanders behoeven, als de Pruisen onze scholen
komen bezoeken, de oogen voor hen niet schaamrood neder te
slaan. Het succes der Duitsche wapenen houdt ook onze denk
kracht geboeid, wij zoeken naar de oorzaak van dit schitterend
gevolg, en omdat het onderwijs hij ons tegenwoordig de belang
rijke vraag is, meenen we daarin de oorzaak gevonden te hebben:
en we roepen: onderwijs, ouderwijs is alles!!!
Van de school zooveel, ja, bijkans alles te verwachten is dat
goed, of is dat kwaad? Ik geloof dat het beiden is: het is goed,
maar het is tevens kwaad. Het is goed dat we van de school
veel, zeer veel verwachten, want dat zal ons aansporen menig offer
voor het onderwijs onzer kinderen ons te getroosten, het zal ons
aanzetten goede ouderwijzers voor onze kinderen te zoeken en buiten
dringende noodzakelijkheid hen het onderwijs niet te laten ver
zuimen. Het is goed veel, zeer veel van de school te verwachten,
want het is onmogelijk, dat onze kinderen tot nuttige en goede
burgers in den staat gevormd kunnen worden, zoo ze geen, of
gebrekkig of slecht onderwijs genoten hebben. Het is goed veel,
zeer veel van het onderwijs te verwachten, want hebben onze
kinderen goed en deugdelijk onderwijs genoten, zijn ze op de
scholen oordeelkundig ontwikkeld, dan hebben ze in zich een schat,
die hen van veel verkeerd zingenot terughouden zal; dan hebben
ze in zich een kapitaal, waarmede zij eerst de maatschappij tot
zegen zullen zijn in hunne verschillende werkkringen, en den tijd,
die van hun dagwerk overblijft, kunnen ze daarna voor zich aan
genaam, nuttig en tot verdere ontwikkeling bêsteden. Er zit dns
veel goeds in de school, maar gelijk het met alle goede zaken
gaat, zij kunnen misbruikt worden, en er nu alles van te verwachten
heeft ook zijne verkeerde zijde. We moeten ons wachten voor over
drijving. Wanneer we de school overschatten, dan zit er kwaad
inkwaad voor ons zeiven, kwaad voor de onderwijzers.
Het kwaad dat er voor ons zeiven in zit om alles van de school
te verwachten is dit: Wij vragen van den onderwijzer, wat we in
de eerste plaats van ons zeiven moeten eischen. Onze kinderen
zijn speelziek, ongezeggelijk, ondeugend, domde meester, (dit
verlangen we, wanneer we de school overschatten), moet hen ernstig,
gehoorzaam, wijs maken. We vragen dan te veel van de school en
den onderwijzer. Op ons rust de plicht onze kinderen op te voeden,
wij staan tot onze kinderen in de nauwste en innigste betrekking,
en vragen we dit van de soliool en den onderwijzer, dan eischen
we iets dat niet tot hun, maar tot ons departement behoort. De
meester moet onderwijzen en vormen, wij moeten opvoeden en tot
bestemming brengen, de meester legt fundamenten, waarop wij
het gebouw der toekomst voor onze kinderen behooren op te trekken.
Het kan niet anders, of zoo moet het zijn; want de onderwijzer
heeft onze kinderen slechts weinige uren in de week onder zijne
nu gebeurd is, in den nacht had plaats gehad? (Enk.Crt.)
Niet alleen dat het een gelukkig denkbeeld is, om
ter plaatse waar zoovele duizenden van allen rang en stand
zamen komen als in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam,
gewigtige nationale gedenkdagen feestelijk te vieren, maar
de directie heeft ook de verdienste van dit op de meest
doeltreffende wijze te doen. Het April-feest bewees dit
onlangs en de dag van heden zal er op nieuw van getuigen.
Ook nu zullen wanden en pilaren spreken van de groote
daden der vaderen, en terwijl de heer P. H. Witkamp in
de feestrede een uitvoerig tafereel zal ophangen hoe vóór
200 jaren, door Willem III en Amsterdam het bitter benard
gemeenehest van den ondergang werd gered, zal het oog
de hoofdpunten, de schets dier rede, in veelbeteekenende
wapenschilden en gedenkwaardige opschriften voor zich zien.
Zoo erlangen Zeeïands en Frieslands wapens eereplaatsen
in de rij, wegens de voortreffelijke houding dier gewesten
in de vergadering der Algemeene Staten; daaraan sluit
zich het wapen van Aardenburg, welke plaats met een
handvol volks, slechts 175 man, onder leiding van den
vaandrig Elias Beekman, den aanval afsloeg van 8000
Franschen; Groningen, dat 22,000 Munsterschen het hoofd
bood en na een beleg van zes weken hen dwong het
hazenpad te kiezen; Blokzijl, dat met Friesche hulp almede
den vijand verdreefCoevorden, dat door de kunde en trouw
eens edelen burgers Meyndert Minnes van den Thynen,
aan den vijand werd ontrukt. Behalve de wapenschilden
der aanvoerders en der gewesten en steden, die getuigenis
gaven van hunnen edelen zin, vertoont de decoratie Neder-
landsche en prinselijke vanen, vlaggen en banieren, benevens
de namen van acht Amsterdamsche regenten, die zich in
die gedenkwaardige dagen bijzonder onderscheidden, en een
drietal opschriften herinnert de koene taal van Prins
Willem III, Gaspar Fagel en der burgemeesters, schepenen
en raden van Amsterdam, wier moed en geestkracht, wier
woord en voorbeeld, toen men de algemeene regering
radeloos, het volk redeloos en het land als reddeloos aan
duidde, het gemeenehest redde. Dat de wapens van Nassau-
Oranje en van Michiel de Rnyter niet ontbreken, zal wel
niet behoeven gezegd te worden.
Dank zij het talent van de heeren J. Eduard de Vries
en Grootveld, zal dus het Paleis voor Volksvlijt weder op
waardige wijze getooid zijn. Een prachtig vuurwerk door
van der Brugh zal het feest besluiten. (Amst. Crt.)
leiding, terwijl wij, ouders, hen dagelijks, ja elk oogenblik onder
ons opzicht behooren te hebben. Verwachten we van de school
alles, dweepen we er mede, dan ontslaan we ons van onze natuur
lijke betrekking en leggen den onderwijzer een plicht op, die niet
op zijne, maar op onze schouders behoort te rusten.
Overspannen verwachtingen aangaande de school te koesteren, is
ook voor de onderwijzers verkeerd. We kennen het oude spreek
woord (had een beroemd onderwijzer van den tegenwoordigen tijd
dit spreekwoord niet door de pers onder het volk gebracht, uit
achting voor den onderwijzersstand zou ik mij niet veroorloven het
hier te gebruiken, maar nu heb ik de vrijheid) negen en negentig
schoolmeesters honderd gekken. Wij allen weten, vooral wij platte
lands-bewoners, de onderwijzers dragen het hart nog al hoog en
steken de borst nog al vooruit. Denk niet, dat ik hun dit euvel
duid. O neen, ik vind het heel natuurlijk, ja, ik moet zeggen,
het kan bijna niet anders. In elke gemeente ten platte lande zijn
zij de autocraten. Op hun terrein, dat is: in de school, maken
zij wetten naar hunne lusten, wetten van Perzen en Meden, onver
beterlijk en onverbreekbaar en waarvoor het gansche schoolper-
soneel den diepsïen eerbied en het grootste ontzag behoort te hebben.
Wee, wee! den schooljongen, die hen in hunne wetten en besluiten
tegenspreekt en zich niet aan hunne macht onderwerpt. Als men nu
zoo jaar uit jaar in het oppergezag over een troep schooljongens
uitoefent, dan is het immers natuurlijk dat men in de maatschappij
dezelfde is, die men in de school is (het is immers een dengd dat
de mensch zich gelijk blijft.) Met zijn oppergezag komt men
telkens te voorschijn, tegenspraak komt niet te pas; en daar
enboven, kleine kinderen worden groot; als kind is men gewoon
geraakt zich aan het gezag van meester te onderwerpen en „jong
geleerd oud gedaan" zeggen onze vaderen in den mannelijken
leeftijd buigen we nog den hals onder het juk dat meester ons
oplegt. Als nu de onderwijzers ontdekken, dat wij overspannen
verwachtingen van de school koesteren, dat w|j er veel, ja alles
van verwachten, meer dan van ons zeiven, dan gaat het met hen
net als met de arbeiders in den tegenwoordigen tijd, zij verheffen
zich nog meer, ze houden zich voor nog onmisbaarder dan ze in
wezen reeds zijn, en daardoor wordt hun natuurlijk overwicht nog
grooter en zetten ze ons in alle opzichten naar hun hand.
Er is een tijd geweest, een jaar drie vier geleden, dat er bij
alle andere epidemiën, die in ons land heerschten, ook één heerschte,
die zich schoolverbond noemde. Dë leden van dat verbond, zoo
was het in ons Noorderkwartier, verbonden zich, geen kinderen
beneden de twaalf jaar in dienst te zullen nemen. De kinderen
moesten naar school, al zouden ze door den honger der ouders er
naar toe gedreven worden, want, zoo was de verbindtenis, die zijn
kinderen niet naar school zond, kreeg geen bedeeling. Die epidemie
is wat uitgeraast en het brandend ijvervuur heeft voor bedaarder
nadenken plaats gemaakt. Men is begonnen te redeneeren. Een
bést middel bij de overspanning. Wat zal het baten de ouders te