1872. N°. 79.
Woensdag 3 Julij.
30 Jaargang.
Kerk en Staat in botsing.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSUHE
EX NIEUWEDIEPER COURANT.
,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatuedag namiddag.
Abonnementsprijs per hwartaal1.30.
tf franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN!
Naar Oost-lndië: via Triest 9 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
Marseille 4 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
jt Brindisi 11 Julij,'s avonds 6 u. 25 m.
West-lndië: ia.Southarnpton 15 Julij, 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. Nazaire 4 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: 8 Julij, 's morg. 6 u. 25 m.
t via Triëst 7 Julij, 's m. 6u. 25 m.
Het jeugdige Duitsche Keizerrijk, uit den geweldigen
maar zegevierend gevoerden krijg tegen Frankrijk ontstaan,
heeft een nieuwen, onbloedigen, maar niet minder belang-
wekkenden, strijd aanvaard tegen Rome. Duitscbland voerde
dien reeds in vroegere eeuwen met afwisselend gevolg, zoo
menigwerf het Germaansche onafhankelijkheidsgevoel zich
verzette tegen het streven naar de oppermacht op kerkelijk
en op wereldlijk gebied van den Latijnschen opperpriester.
Even als men bij den oorlog tegen Frankrijk gemeend heeft:
wij wagen er alles aan om de oude veete te beslechten en
onze rust te verzekeren, zoo willen ook thans vele Duitschers,
prat op den afloop van den strijd tegen den trotschen
nabuur, dien tegen Rome of tegen de zwarte Internationale,
zooals zij het uitdrukken, ten einde toe voeren.
Bedoelen zij daarmede de Roomsch-Catholieke Kerk?
Zij verzekeren van niet. Zij merken in die Kerk eene
bijzondere richting, eene partij op, waarvan het streven zou
zijn, niet alleen om den pauselijken invloed zoover mogelijk
uit te strekken over de Kerk, maar ook om dien invloed
te doen gelden op het gebied van den Staat, zoodat de
burgers slechts in zooverre gehoorzaamheid aan de wetten
schuldig zouden zijn, als deze niet indruischen tegen de
verordeningen of belangen der Catholieke Kerk. Zij vinden
dit streven uitgesproken in den in 1864 door den Paus
uitgevaardigden Syllabus errorum, zij erkennen het in het
in 1870 vastgestelde dogma der pauselijke onfeilbaarheid,
zij zien het belichaamd in de orde der jezuïeten, die, meer
dan eenige andere geestelijke corporatie, met talent en
rusteloozen ijver werkzaam is voor de uitbreiding van den
invloed des Pausen, in geestelijke en in wereldlijke aan
gelegenheden beide. Zij meenen, dat een groot deel der
Catholieken dit streven afkeurt en slechts noode de in den
laatsten tijd in de Kerk op den voorgrond getreden richting
duldt, dat die richting eene pressie op het voorheen meer
zelfstandige Duitsche episcopaat uitoefent, en de vroeger
tegen het dogma der onfeilbaarheid ingenomen bisschoppen
gedwongen heeft, zich er aan te onderwerpen. Zij zien
meer dan bedekte ontevredenheid en afkeuring, zij zien
duizenden der meest geachte en ontwikkelde ingezetenen
het nieuwe leerstuk verwerpen en zoogenaamde oud-Catholieke
gemeenten vormen. Indien zij dus beweren, niet tegen de
C. Kerk maar tegen de ultramontanen te strijden, kunnen
zij zich beroepen op eene splitsing in het lichaam der Kerk,
welke aantoont, dat aldaar geene eenheid maar verschil
van meening bestaat, al wordt zoodanige splitsing door
den H. Stoel beschouwd als eene afscheiding van aan hun
geloof ontrouw gewordenen.
Wij wenschen het recht of onrecht der Duitschers in
bun aangevangen strijd niet te bespreken of te beoordeelen,
wij slaan slechts een blik op hetgeen tot nog toe gebeurd
is. De afscheiding der oud-Catholieken begon, zooals
bekend is, in Beieren, waar de Munchener hoogleeraar dr.
i>. Döllinger het eerst als openlijk bestrijder van het leerstuk
der pauselijke onfeilbaarheid optrad. De beweging sloeg
ras over naar Baden en de Rijnprovincie, en nam in Pruisen
bet karakter aan eener worsteling tusschen de Kerk en den
Staat, om straks zich uit te breiden tot eene worsteling
tusschen het gansche Duitsche Rijk en de Roomsche Curie.
Reeds één jaar is 't geleden, dat de Pruisische regeering
besloot, de R. C. godsdienstleeraars aan de openbare
inrichtingen van onderwijs, die, wegens het niet aannemen
van het nieuwe leerstuk, door hunne kerkelijke overheden
geschorst waren, in hunne betrekking te handhaven; zij
geraakte daarover in hevig geschil met den bisschop van
Ermeland, die den godsdienstleeraar aan het gymnasium te
Braunsberg, dr. Wollrnan, en met den aartsbisschop van
Keulen, die eenige professoren der hoogeschool te Bonn
met den grooten ban trof. Een dergelijk verschil, dat op
eene schorsing van den betrokken prelaat uitliep, ontstond
met den R. C. legerproost Namszanowsky, die, tegen den
last der regeering in, verbood aan den geschorsten pastoor
Grunert te Insterburg om zijne betrekking van garnizoens
prediker te blijven waarnemen, en aan den garnizoens
prediker Lünnemann te Keulen om in de voor Roomsch-
Catholieken en Protestanten bestemdemaar door het
gemeentebestuur ook ten gebruike der oud-Catholieken
beschikbaar gestelde garnizoenskerk, voortaan R. C. gods
dienstoefeningen te houden.
Al deze kwestiën hadden dezelfde oorzaakde bestaande
vermenging der zaken van Staat en Kerk, gevolg van het
opdragen of overlaten van staatsbelangen aan de zorg van
geestelijken, die, als staatsambtenaren de bevelen van den
hen bezoldigenden Staat moeten opvolgen, maar zich in de
eerste plaats tot gehoorzaamheid verplicht gevoelen aan
hunne kerkelijke overheden, bovenal aan den oppersten
Kerkvorstzoodat zij door tegenstrijdige voorschriften
lichtelijk in moeilijkheden geraken kunnen. Het godsdienst
onderwijs maakt een belangrijk deel uit van het op de
staatsscholen gegeven onderricht, en is toevertrouwd aan
daarvoor bezoldigde geestelijken. Verwerpen deze deonfeil-
baarheidsleer, dan beloopen zij de afkeuring en ongeschikt-
verklaring hunner geestelijke overheid, maar de wereldlijke
overheid oordeelt aldus: toen ik de R. C. geestelijkheid
voor het godsdienstig onderwijs te hulp riep, kende ik de
R. C. kerk zooals zij door het concilie van Trente bepaald
was. Stelt zij nu nieuwe leerstukken vast, dan wordt zij
eene andere Kerk dan ik in den arm nam, en ik handhaaf
de verwerpers van het nieuwe tegen de aanhangers daarvan.
De R. C. Kerk daarentegen verzekert, dat door de vast
stelling der onfeilbaarheid geen nieuw leerstuk in het leven
geroepen, maar iets wat altijd geloofd werd gedefinieerd is.
En ziedaar nu de Staat voor het vraagstuk gesteld, waar
de ware R. C. Kerk te vinden is, té Rome en bij het
episcopaat of bij de afgescheiden oud-Catholieken! Dwaze
toestand voor eene regeering, maar het gevolg van eigen
dwaasheid, van gemakzucht om zaken tot haar gebied
behoorende uit hare handen te geven, samengaande met
en leidende tot bemoeizucht met zaken, welke haar vreemd
moesten blijven. Dat prijsgeven van gezag betoonde de
regering ook, door het schooltoezicht ambtshalve op te
dragen aan de geestelijken, die ten laatste meenden hun
mandaat aan de Kerk en niet aan den Staat te ont-
leenen, en waardoor zij een invloed op de staatsscholen in
het leven riep, die zich niet ontzag om in Posen het onder
richt in de Duitsche taal te belemmeren en alzoo de
Duitsche nationaliteit tegen te werken. Vandaar, dat zij
zich verplicht zag, eene wet voor te stellen, waarbij zij de
bevoegdheid herkreeg om ook andere personen dan geeste
lijken met het schooltoezicht te belasten, eene wet, welke
zoowel van Protestantsche als van. Catholieke zijde duchtigen
tegenstand ondervond, maar in Februari en Maart door de
beide Huizen van den Landdag werd aangenomen, vooral
tengevolge der krachtige verdediging van Prins Bismarck,
wiens harde woorden de verbittering opwekten van vele
Catholieke Afgevaardigden, de vrees van Protestantsche
voor Roomsche aanmatiging en voor ondermijning van het
Rijk, door samenspanning van Duitsche geestelijken met
's lands vijanden. (Slot volgt.)
HELDER en NIEUWEDIEP, 2 Julij.
Van uit Amerika verneemt men de optreding van een
nieuw ministerie in Mexico, waarin alleen de vorige minister
van Oorlog op nieuw heeft zitting genomen. In den strijd
tegen de steeds standhoudende opstandelingen blijkt de
regering in den laatsten tijd weinig gelukkig te zijn. Weder
hebben de insurgenten eene overwinning behaald bij Mon-
terey en 't gerucht wordt verspreid, dat ook op andere
plaatsen de regeringstroepen verslagen zijn. De burgeroorlog
verwoest daar jaren lang de volkswelvaart en als eene
inlijving bij de Noord-Amerikaansche Unie het ïjiiddel kon
zijn om rust en vrede te doen wederkeeren in dit ongelukkige
land, dan zouden we zulk eene annexatie riiet betreuren.
In de Vereenigde Staten zelve wordt sedert lang die inlijving
tegemoet gezien.
De zoogenaamde regterzijde van de Nationale Vergadering
te Versailles doet in de jongste dagen druk van zich spreken.
Haar streven is de terugkeer tot de monarchie en in haren
boezem telt zij oude vrienden en aanhangers van het Hnis
van Orleans. Zij koesterde aanvankelijk de hoop, dat de
grijze Thiers, gedreven door zijne oude vriendschap voor
de familie van den burgerkoning, zou hebben medegewerkt
tot de verheffing van een der Prinsen van Orleans op den
troon. Integendeel: zij zien Thiers ijverig in de weer om
de republiek met alle magt te handhaven. Nu hebben zij
een bezoek gebragt bij den president en hem hunne wenschen
en verlangens geopenbaard; maar de heer Thiers blijft
bij zijn gevoelen, indertijd te Bordeaux reeds luide ver
kondigd: ik zal de republiek getrouw blijven. De regterzijde
neemt daarop tot een ander middel de toevlugt. Haar
woordvoerder, de heer de Broglie, waarschuwt in 't openbaar
voor 't behoud der republiek, omdat, daar die den oorlog
tot het uiterste heeft begeerd, zij dien zal blijven begeeren
en Frankrijk dus weer in oorlog zal brengen met Pruissen.
Door zijne tegenstanders is Rem daarop geantwoord, dat juist
een vorst een- middel om den troon te verwerven zien zal
in de voorspiegeling, dat Frankrijk zich zal wreken op zijnen
vijand, en dat dus de republiek beter den vrede waarborgt
dan de monarchie.
Tengevolge eener daartoe gedane oproeping, kwamen
jl. Zaturdag avond eenige ingezetenen in het lokaal Tivoli
alhier bijeen, ten einde, in navolging van hetgeen in ver
schillende vaderlandsche gemeenten geschiedt, eene plaat
selijke commissie zamen te stellen in zake de hulde aan de
nagedachtenis van Neêrland's grooten staatsman, mr. J.
R. Thorbecke, te brengen. De heer jhr. H. O. Wichers
presideerde deze bijeenkomst, en nadat hij, namens de voor-
loopige commissie, de aanwezigen had welkom geheeten,
bragt hij in korte trekken in herinnering de zeer groote
diensten door den ontslapene aan het vaderland bewezen.
Hij deed uitkomen hoezeer allerwege in ons land plaatselijke
comité's zijn ontstaan, die, in overleg met het hoofd-comité
te 's Hage, pogingen zullen aanwenden om door eene of
andere stichting de nagedachtenis van den beroemden staats
man te huldigen. De aanwezigen betuigde hunne in
stemming hiermede, en na korte discussie werd besloten alhier
eene plaatselijke commissie zamen te stellen, bestaande uit
13 leden, die zich ter bereiking van het beoogde doel,
in betrekking zal stellen met het hoofdcomité te 's Hage.
Tot leden dezer commissie werden gekozen de navolgende
heerenjhr. H. O. Wichers, Chr. van Veen, P. A. C.
Hugenlioltz, C. Berghuijs, H. Janzen Ez., P. C. van der
Meulen, B. K. Boom, dr. J. Haremaker, T. C. Gobée,
dr. W. Krol, jhr. W. A. Alting von Geusau, H. Bitter
en W. Steffens.
In de jl. Vrijdag gehouden vergadering van het
Departement Helder der Maatschappij Tot Nut van 't
Algemeen werd door het bestuur herinnerd, dat dit Depar
tement, opgerigt den 6 December 1822, dus in den loop
des jaars het halve eeuwfeest van zijn bestaan zal vieren.
Het voorstel om voor die feestviering een crediet van
200 toe te staan werd aangenomen. Tot regeling der te
houden feestelijkheden, zullen aan het bestuur eenige gewone
leden worden toegevoegd.
Door de commissie, indertijd benoemd ter zake van de
oprigting eener bewaarschool alhier, werd verslag uitgebragt.
Er zullen pogingen worden aangewend tot verwezenlijking
van het voorgestelde plan tot stichting van zoodanige school
in de Nieuwstad.
De Commissie voor het houden van volksvoordragten
bragt verslag uit van hare proefneming in den afgeloopen
winter. Het verslag luidde zeer gunstig, daar er van de
gehoudene voordragten een druk gebruik werd gemaakt.
In de naj aars-vergadering zal worden beslist, of met het
houden dezer voordragten in den volgenden winter zal
worden voortgegaan.
Ten aanzien van de Industrie-school werd door bestuur-
deren dier inrigting een hoogst gunstig verslag uitgebragt,
bevattende o. a. de mededeeling, dat weder onderscheidene
instrumenten voor het onderwijs in de kennis der natuur
ten behoeve dier school zijn aangekocht. Meer en meer
blijkt het dat deze inrigting aan het doel der oprigting,
vorming van degelijke ambachtslieden, beantwoordt.
Tot afgevaardigde op de den 14 Augustus e. k. te houden
algemeene vergadering te Rotterdam werd benoemd de heer
J. G. R. Vos en tot plaatsvervangend-afgevaardigde de
heer G. E. Bron.
Het bestuur der Maatschappij Tot Nut van 't Alge
meen maakt bekend: 1. er zijn verdienstelijke onderwijzers,
die wegens het weinige tractement ellende lijden2.'t getal
minimum lijders, onderwijzers, die nog geen 400 inkomen
hebben, bedraagt 291; 3. 't getal van hen, die juist 400
tractement genieten, 3924. de onderwijzer moet daarvoor
dagelijks 10 a 12 uur onderwijs geven. En wat is nu het
geneesmiddel, na naauwkeurig onderzoek als probatum aange
wezen? Dat op de rijksbegrooting worde gebragt een
subsidie, waaruit met zuivere toepassing van art. 36 der
onderwijs-wet, aanmerkelijke verbetering in den toestand
der onderwijzers kan worden aangebragt. De jaarwedde
eens onderwijzers, minstens 500 bedragende, worde uit
die subside verhoogd. De jaarwedde van slechts 400
blijve van subsidie verstoken. Straft men nu den schuldige?
De onderwijzer mag hongerlijden totdat een gemeentebe
stuur wijzer wordt?(N. Rott. Crt.)
De kermis is in vollen gang. Nog zijn wel alle tenten
en kramen niet voltooid; sommige ledige plekken geven nog
gelegenheid tot het koesteren van verwachtingen omtrent
de dingen die komen zullen. Gisteren reeds heerschte er
groote drukte en waren er meer wandelaars op de been,
dan men hier op den eersten kermisdag gewoon is. Onder
scheidene gelegenheden tot ontspanning waren reeds geopend;
de tooneelgezelschappen van de hh. Albregt en van Ollefen
en van Beems en de Leeuw gaven reeds hunne aanvangs-
voorstellingen. De carroussels waren, onder de herhaalde
uitvoering van: „die Wacht am Rhein," drukbezocht; zoo-