S?3 Engeland.
Duitschland en Oostenrijk.
Marine-Haven Nieuwediep.
ALKMAARSCHE MARKT VAN GISTEREN.
ALKMAARSCHE MARKT VAK HEDEN.
men
«jg'
nder
en in
.te n
stiet,
in het
non-
werkelijk berouw, uit de Fransche Maisons centrales de
dllention ontslagen en naar Nieuw-Caledonië ingescheept,
om aldaar in het huwelijk te treden met politieke veroor
deelden, die door onberispelijk gedrag uitmunten. Soort
gelijke maatregelen zijn eenige jarenjgeleden, tot uitbreiding
en bevesting der volkplantingen, ook genomen, en de talrijke
ordelijke, arbeidzame gezinnen, die men er aan te danken
heeft, hebben de regering tot eene hernieuwde toepassing
van dezen socialen maatregel doen besluiten.
Le Rappel deelt eene opgave mede omtrent de
Vrijmetselarij, volgens welke die Orde op den lsten Jan.
1865 13 millioen door de geheele bekende wereld ver
spreide leden telde, en dit aantal den 1 Jan. 1872 tot op
16,932,000 geklommen was, zoodat het maconnieke gezin
in zeven jaren tijd met nagenoeg vier millioen leden zou
vermeerderd zijn. L'Univers ziet daarin enkel een bewijs
van den toenemenden revolutiegeest.
Te Parijs is een zonderling gestorven, Jean Lancieux,
die bij testamentaire beschikking zijn 30,000 fr. rente aan
de weduwen van Parijs heeft vermaakt. Men begrijpt,
hoezeer de notaris met de zaak verlegen is. Hij heeft de
dagbladen al gesmeekt, zijn naam niet te noemen, opdat
niet alle behoeftige weduwen uit de twintig arrondisse
menten te gelijk op zijn dak komen.
Door de burgers van Orleans is dezer dagen in den
vel eener niet ver van die stad, op den weg naar Parijs,
gelegen kapel een gedenksteen geplaatst met de volgende
inscriptie: „Op deze plaats hebben den 11 October 1870
6000 Franschen van het Loire-leger, zich voor de ver
dediging van Orleans en de eer van Frankrijk opofferende,
den marsch van 45,000 Pruissen gestuit en den overmagtigen
vijand tot des avöhds de spits geboden. Twee honderd
hunner moesten dezen heldhaftigen tegenstand met den
dood bekoopen. God en O. L. Y. van Aydes (den naam
r buurtschap) zijn hunner zielen genadig."
Op dit oogenblik worden in eene der zalen van het
Paleis van het Luxembourg te Parijs ongeveer 180 modellen
gedenkzuilen tentoongesteld, die door 130 deskundigen
ingezonden voor het uitgeschreven concours, ten behoeve
Ier oprigting van gedenkteekenen op de Parijs omringende
lagvelden van Chatillon, 1'Hay, Bourget, Champigny en
azenval. Aanstaanden Zondag zal de uitspraak der jury
dit concours worden openbaar gemaakt.
De directeur van het observatorium te Cherbourg,
Delaunay, die een zeetogtje maakte, is met vier man, die
zich in het vaartuigje bevonden, dat omkantelde, verdronken.
De vrouwelijke bevolking van Lachatre-Longres heeft
zer dagen haren pastoor ernstig mishandeld, omdat hij
weigerde eene processie te houden tot afwending der storm-
onweêrvlagen, hagelbuijen en hozen, die aldaar nog al
verwoestingen hadden aangerigt en omdat hij dit verlangen
bestempeld met den naam van bijgeloof.
- Een der correspondenten van het dagblad le Temps,
die bet departement du Nord bezocht heeft om inlichtingen
te winnen over de werkstakingen in de mijnen, deelt
onder andere resultaten van zijn onderzoek het volgende
i. Hij had aan een der directeuren, den heer YuillemiD,
paagd of het deelen in de winst ook een middel tot
mening zou kunnen zijn. De heer Vuillemin antwoordde
,De mijn-exploitatie, die ik bestuur, dagteekent van 1777.
£n hoeveel malen denkt gij nu wel dat er van den aan-
tang tot het jaar 1846, dus in 70 jaren ongeveer, een
Imiend is uitgekeerd? Slechts viermaal hebben de onder-
_er ïmers in al die jaren iets genoten van hun geld, en dan
srdam :5° maar zeer schraal; al die jaren heeft de onderneming
Testaan door aanhoudende leeningen en het gedurig vragen
tn nieuwe stortingen. Men volhardde, om niet alles te
erliezen en hopende dat er wel eens betere tijden zouden
P zli' omen. Na 1846 is het voorspoediger gegaan. Zou het
in,T® iu billijk zijn, kan iemand nu vergen dat men, na zeventig
f 18 iren van voortdurende opofferingen en bijpassingen, niet
tomei(ln ,je iate vruchten der betere jaren genieten zou? En
sa!n' i is meer. Ziehier de staten der uitbetaalde loonen van
'n nl;! iet begin dezer eeuw af. De toeneming is enorm, hoewel
irs, Je prijs van het product slechts in al die jaren 10 pOt.
neer ooruitgegaan is. En als er nu weder kwade tijden komen,
an de ^ijk die welke wij bijna drie vierde van eene eeuw lang
ïebben e Ter(jurcn hadden, zullen dan de werklieden bijpassen, of
'anf toeten het niet alweder en nog eens dè ondernemers, de
sd'f-jl andeelhouders zijn, die gedwongen wordende zaken voort
ins t zetten, en die hun werk, ik zou bijna zeggen helaas!
es vS iet staken kunnen?" En de heer Vuillemin noemde
"K''1 nderscheidene mijnen op die, na een vlugtigen voorspoed,
',eë^ iu weder op het punt staan in déconfiture te geraken en
Pu"tier ondernemers alleen op hoop van betere tijden volhouden.
Zonderlinge tegenstrijdigheid! (Zoo meldt men o. a.
.uit Londen) Nimmer was de algemeene klagt luider
oor j over de duurte van 't leven; en nimmer was de weelde
e pooter. Of is 't geen teeken van weelde, die reiswoede,
die weinig jaren geleden nog slechts onze aristocratie aan-
e greep maar thans zelfs den kleinen winkelier in den
zijn heil doet zoeken in de een-of-andere badplaats,
Waar hij met zijn huisgezin voor handenvol gelds een
nelijk ongerief lijdt enkel om maar „den toon" te
p jT°lgen, en zijn meerdere na te apen Die weelde is
t waarlijk de dreigende wolk aan onzen maatschappelijken
8in borizon. En dit, terwijl 't kapitaal van alle kanten in het
Uaauw gejaagd en in de boeijen gesloten wordt!
haffi wedrennen van Goodwood zijn dit jaar zeer bezocht
S°krat ®eweest door de Engelsche beau-monde. Zij dragen weer
een 1 1 11 J--
f vis
chis
>ldl'
rdzJ
s., II
irnafi-
;ns di
naaf
geheel ander karakter dan die van Epsom of Ascot;
tpsom is de bij uitnemendheid populaire plaats van reünie,
moTiRtpr—rpnni'p terwijl Ascot bij uitsluiting aristo-
CrrM~ m°nster-reume,
j£i ïatisch is.
ji Goodwood is vrolijk, levendig, bevallig en schilderachtig
or de verscheidenheid van landschappen, die zijn horizon
"malle kanten aan het verrast oog aanbieden. In het
"id-oosten wordt de gezigteinder begrensd door het groenende
nrsü Wight en de weg daarheen is bezaaid met villa's,
VL '"«ronder het kasteel van den hertog van Richmond wel
*t aantrekkelijkste punt is.
Jl. Zaturdag legde lord Shaftesbury, de waarachtige
pliilanthroop, den eersten steen van een „arbeiders-stad" te
Wandsworth, die, voltooid zijnde, bestaan zal uit 1200
welingerigte arbeiders-woningen. Deze zullen zoodanig
verhuurd worden, dat elke huurder na een zeker aantal
jaren eigenaar wordt van zijn huisje. Kroegen zullen er
in deze kolonie niet te vinden zijn; maar wel scholen
leeszalen en andere inrigtingen ten openbaren nutte. Deze
stad zal ook een afzonderlijk spoorweg-station bezitten, op
dat de inwoners geregeld zich nilar en van hun werk zullen
kunnen begeven. Het is eene proefneming, die gewis
alle aandacht verdient.
Wegens gebrek aan arbeidskrachten hebben zich de
landlieden in den omtrek van Mühlhausen tot de kommandant
van het garnizoen aldaar gewend, met het verzoek om mili
tairen te mogen gebruiken bij het inhalen van den oogst.
Het verzoek werd ingewilligd, en zoo ziet men nu een
menigte soldaten bezig bij het vredelievende landbouwbedrijf.
Natuurlijk geven de landlieden gaarne aan deze arbeiders
een goed loon.
Op de wereldtentoonstelling te Weenen zal o. a. een
zeldzaam voorwerp van menschelijke vlijt te bezigtigen zijn.
Zekere beeldhouwer Frans Langer, van Kaaden, sneed
namelijk uit lindenhout den tempel van Salomo naar de
opteekeningen van den geschiedschrijver Flavius Josephus.
Dertig jaren arbeidde hij schier onafgebroken aan dit kunst
gewrocht, totdat hij in 1858 in den ouderdom van 72 jaren
overleed. Onvoltooid liet hij het werk na aan zijn zoon,
die den arbeid voortzette en in 1868 stierf. Twee Kaadener
burgers, Philipp Hickmann en Franz Langhammer, namen
nu de taak op zich om het werk voort te zetten; deels
arbeidden zij zeiven daaraan, en ten deele lieten zij anderen
naar de nagelaten geschriften en plannen van Langer er
aan werken, waarmede wederom twee jaren verliepen.
Nu is eindelijk het kunstgewrocht voltooid en eischt, om te
worden opgesteld, een ruimte van 225 vierk. voet. De
tegenwoordige eigenaren deden bij den directeur-generaal
der Weener wereldtentoonstelling aanvraag om het kunst
werk ten toon te stellen, en dezer dagen ontvingen zij
kennisgeving, dat hun een plaats zal worden ingeruimd.
Zoo zal dit gewrocht van jarenlange vlijt en volharding, in
niet minder dan 23 kisten gepakt, de reis naar de Weener
tentoonstelling aanvaarden.
Een brief van dr. Livingstone.
Gelijk men weet, heeft de te New-York verschijnende Herald in
het vorige jaar zekeren heer H. M. Stanley naar Midden-Afrika
gezonden, ten einde dr. Livingstone op te sporen, en is die onder
neming werkelijk met den gewenschten uitslag bekroond. Thans
behelst de Times, „daartoe door de beleefdheid van den eigenaar
der Herald, in staat gesteld", bijna gelijktijdig met dat blad,
brieven door dr. Livingstone aan den heer James Gordon Bernett Jr.,
den eigenaar der Herald, geschreven. De eerste dier brieven is in
Nov. van het vorige jaar geschreven, en men leest daarin het
volgende:
„Indien ik u den jammerlijken toestand doe kennen, waarin de
heer Stanley mij vond, zult gij gemakkelijk begrijpen, dat ik goede
reden heb om sterke uitdrukkingen van dankbaarheid te bezigen.
Ik was te Ujiji gekomen na eene voetreis van tussohen de 400 en
500 Engelsche mijlen, onder eene brandende verticale zon, na
teleurgesteld te zijn eri na, toen ik mij zoo goed als in het gezigt
van het einde mijner zending bevond, door eenige half-bloed
Moslemsche slaven, die men mij in plaats van mannen uit Zanzibar
gezonden had, genoodzaakt te zijn terug te keeren. Mijn hartzeer,
pog verergerd door de waarlijk jammerlijke tooneelen van „'s menschen
onmenschelijkheid jegens menschen", had invloed op mijn gestel.
Ik gevoelde mij alsof ik liep te sterven. Het is niet te veel gezegd,
dat ik bijna pij elkeu stap op den langen, zonnigen weg pijn
gevoelde, en' ik bereikte Ujiji als een geraamte. Hier bevond ik,
dat voor ongeveer 500 p. st. aan levensbehoeften, welke ik uit
Zanzibar ontboden had, op onverklaarbare wijze toevertrouwd ge
worden waren aan een dronken Moslemschen kleedermaker, die,
na gedurende 16 maanden op den weg naar Ujiji van dezelve te
hebben 'geleefd, geëindigd was met het overschot voor slaven en ivoor
te verkoopen. Hij had den Koran geraadpleegd en bevonden dat
ik dood was. Hij had ook aan den gouverneur van Unyanyembe
geschreven, dat hij mij slaven naar Mamjema had nagezonden, en
dat deze met het berigt van mijnen dood waren teruggekomen,
weshalve hij verlof vroeg om het weinige te verkoopen, hetwelk
zijne dronkaardsbehoeften van mijne bezendingen hadden doen over
blijven. Toch wist hij van lieden, die mij gezien hadden, zeer
goed, dat ik leefde en op de goederen en manschappen wachtte,
maar zijne zedelijkheid is zeer weinig ontwikkeld, en vermits hier
geene andere wet bestaat dan die van den dolk en het geweer,
moest ik maar, uitgeput, nederzitten zonder iets dan eenige oude
kleederen en koralen, die ik voorzigtig genoeg geweest was hier
achter te laten voor het geval van uitersten nood. Het vooruitzigt
van weldra onder de bewoners van Ujiji te zullen moeten bedelen
maakte mij ellendig. Wanhopen kon ik niet; sedert ik eens zoo
uitbundig gelagchen had om een mijner vrienden, die, toen wij op
het punt waren van de monden der Zambesi te bereiken, zeide,
„dat hij in verzoeking was te wanhopen, omdat hij de photografie
van zijne vrouw gebroken had en wij na zulk eene ramp geen
geluk meer konden hebben", was aan het denkbeeld van wanhoop
voor mij altijd zoo iets belagchelijks verbonden, dat er geene spraak
van was te wanhopen.
Welnu, toen ik bijna aan mijne bestemming gekomen was
kwamen er vage geruchten van een Engelsch bezoeker tot mij. Ik
vergeleek mij zeiven met den reiziger, die van Jeruzalem naar
Jericho trok, maar onmogelijk kou mij een priester, leviet of
Samaritaan op deh weg aantreffen. Toch was de barmhartige Sama
ritaan nabij, en een mijner mannen kwam uit al zijne magt geloopen,
roepende; „Een Engelschman! Ik zie hem!" en hij vloog hem
tegemoet. Eene Amerikaansche vlag, de eerste die in deze streken
ooit gezien was, aan het hoofd der karavaan deed mij den landaard
van dezen vreemdeling kennen. Ik ben even koel en weinig uit
bundig als wij eilanders gewoonlijk heeten te zijn, maar uwe goedheid
greep mij geweldig aan. Zij was waarlijk overweldigend, en ik
zeide in mijne ziel; „Mogen de rijkste zegeningen van den Aller
hoogste op u en de uwen nederdalen." Het nieuws, dat de heer
Stanley mij mede te deelen had, was treffend; de geweldige staat
kundige veranderingen in Europa, het succes der trans-atlantische
telegraafkabels, de verkiezing van den generaal Grant en vele andere
onderwerpen boeiden om strijd dagen achtereen mijne aandacht, en
dit had eene onmiddelijke en heilzame uitwerking op mijne gezond
heid. Ik had jaren lang geene tijding van huis gehad, behalve
wat ik kon opzamelen uit een paar Saturday Reviews en nummers
van Punch voor 1868. Mijn eetlust kwam terug, en in eene week
tijd begon ik mij weder sterk te gevoelen. De heer Stanley bragt
mij eene allervriendelijkste en aanmoedigende dépêche van lord
Clarendon, wiens dood ik opregt betreur de eerste dépêche, die
ik sedert 1866 van het departement van Buitenl. Zaken ontvangen
heb benevens de tijding dat H. M. regering mij welwillend
1000 p. st. toegezonden had. Tot aan zijne komst had ik van
geldelijke hulp niets bespeurd. Ik ben onbezoldigd hier gekomen,
maar hierin is thans gelukkig verbetering gekomen, en ik stel er
prijs op dat gij en al mijne vrienden zult weten, dat ik, ofschoon
niet door brieven opgebeurd, met de standvastigheid, aan John
Buil eigen, ben blijven arbeideu aan de mij door mijnen vriend
sir Roderich Murchion opgedragen taak, in de overtuiging, dat alles
ten laatste teregtkomen zal.
Het watergebied van zuidelijk Centraal-Afrika in meer dan 700
mijlen lang. De bronnen, die in hetzelve voorkomen, zijn zoo goed
als ontelbaar dat wil zeggenze te tellen zou eeu menschen-
leven innemen. Zij vloeijen zamen tot vier groote rivieren, en deze
weder tot twee magtige stroomen in de groote Nijl—vallei, welke
op 10 a 12 graden zuiderbreedte aanvangt. Het heeft lang geduurd
voordat zich over het oude vraagstuk licht verspreidde, dat mij een
helder denkbeeld gaf van den afloop van het water. Ik moest mijnen
weg en iederen stap van den weg zoeken, en tastte meestal in het
duister; want wien kon het verschelen, hoe de rivieren liepen?
„Wij drinken onze bekomst, en laten het overige voorbijstroomen."
De Portugezen, die Cazembe bezochten, vroegen naar slaven en
ivoor, en hoorden van niets anders. Ik vroeg naar de stroomen,
ondervroeg en ondervroeg op nieuw, totdat ik moest vreezen voor
krankzinnig te worden versleten.
Mijn laatste werk, waarin ik door gebrek aan goede bedienden
grootelijks belemmerd ben, bestond in het volgen van de centrale
lijn van waterafloop door het land van Cannibalen, genaamd
Manyema, of kortelijk Manyema. Tot deze lijn behooren vier
meren. Ik was nabij het vierde toen ik genoodzaakt was terug te
keeren. Het is van één tot drie mijlen breed en kan op geen
enkel punt en in geen tijd van het jaar doorwaad worden. Er
zijn twee westelijke afloopen van water. De Lufira, ofBartie-Pr.ere's-
rivier, vloeit in het meer Kamolondo. Voorts stroomt de groote
Lomami-rivier insgelijks, dóór het meer Lincoln, in het water
gebied, en schijnt den westelijken arm van den Nijl te vormen,
waarop Petherick handel dreef.
Ik ken thans ongeveer 600 mijlen van het watergebied, en onge
lukkig is het zevende honderdtal het merkwaardigste van alle, want
in dat gedeelte bevinden zich vier bronnen, die uit een aarden
wal ontspringen, en elk der vier wordt op niet grooten afstand
tot eene groote rivier. Twee van deze stroomen noordwaarts naar
Egypte, de Lufira en de Lomami, en twee loopen zuidwaarts naar
Binnen-Ethiopie, onder de namen van de Liambai, of Opper-Zambesi
en de Kafue. Zijn dit niet de bronnen van den Nijl, waarvan
door den secretaris van Minerva, in de stad van Saïs, aan Herodotus
verhaald is? Ik heb zoo dikwijls van dezelve gehoord, en op zoo
groote afstanden, dat ik aan haar bestaan niet twijfelen kan, en in
spijt van het brandende verlangen naar huis, dat mij overvalt zoo
vaak ik aan mijn gezin denk, wensch ik te besluiten met deze bronnen
terug te vinden.
Voor 500 p. st. aan goederen zijn op nieuw op onverklaarbare
wijze aan slaven toevertrouwd en zijn meer dan een jaar onderweg
geweest, in plaats van vier maanden. Ik moet ze gaan opzoeken te
Unyanyembe, op kosten van den heer Stanley en van u, voordat
ik mijn werk voltooijen kan; en indien mijne openbaringen be
treffende den verschrikkelijken slavenhandel te Ujiji mogen leiden
tot de onderdrukking van dien handel op de oostkust, zou ik dit
als van verreweg grooter belang beschouwen dan de ontdekking
van al de Nijlbronnen te zamen. Thans, nu gij ten uwent voor
goed met den slavenhandel afgedaan hebt, moet gij ons tot dit
groote doel krachtig de hand leenen. Op dit schoone land ligt als
het ware een vloek, opdat de slavenhandel-privilegiën van den
onbeduidenden Sultan van Zanzibar niet zouden worden verkort, en
opdat de regten der Portugesche Kroon, die mythisch zijn, zouden
gehandhaafd blij ven tot een lateren tijd, als wanneer Afrika voqr
Portugesche slavenhandelaars een nieuw Indië worden moet." (H.C.)
Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet).
CO
co
bD
P
Uren.
Windrigting
en
Kracht.
Barometer
mm.
Thermometer
C.
Vochtigh.j
procent. 1
Toestand
van
de
zee.
Stand.
Afw.
Stand. Afw.
9
10
10
12
8
12
nw. 1.21c.
zto, 1.6„
zto. 5
762,541
759.31-
757.18 -
2.11
1.13
3.26
17.1
16.1
16.8
- 3.0
- 2.0
- 3.3
0.72
0.8S
0.87
Vlak.
Slechtw.
(V CCIogCSlClUilCJll, *r JlUgi X0 U» liClUClj Jliuutn CC1
10 Aug. 8 u. Digtbewolkt, beneveld, regenb.
10 Aug. 12 u. Digtbewolkt, winderig, regenb.
Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de
Binnenhaven te lossen.
Schip. Gezagvoerder. Herkomst. Lading. Cargadoor.
Scotia. G. M. Lorentzen. Abo. Hout. v. Vliet Co.
Cursew. D. Ms. Kechnie. Newcastle. Steenk. Hoogl.&v.Herw.
Prins v. Oranje. M. C. Braat. Batavia. Stukgoederen, de Vries&Co.
Odin. C. A. Christiansen. Drammen. Hout. v. Vliet Co.
Lady Anne. AA.. Rackley. Sunderland. Steenk. DuinkerSiGoedk.
Per mailboot Prins van Oranjede heer G. R. Lucardie, adsist.-
resident, echtg. en 4 kinderen; J. C. van Oven, zoutverkooper-
pakhuisraeester en echtg.; mevr. de wed. A. C. Domis geb. Fisher
en 2 kinderen; de heeren J. B. Essers, gepens. kapt. der artillerie
van het O.-I. legerF. Stumph, kapt. der infanterie van het O.-I.
leger en 1 kind; F. W. Harbord, telegrafist 1ste kl.L. du Bus
de Valempré, 1ste luit. der infanterie van het O.-I. leger, comm.
der troepen; 2 kinderen van Limburg Stirum1 kind van Phlippeden,
zuigeling en baboe11 Chinezen, 99 onder-officieren en manschappen
Aangevoerd 521 stapels Kaas, wegende 99597 kilogram.
Prijzen: Kleine f 40,
Commissie f 39,50.
Middelbare f 38,75.
Laagste prijs f 16,
Ter Graanmarkt bedroeg de aanvoer 574 hectol., waaronder 184
Koolzaad, 116 Karweizaad en 100 Haver. De markt was buiten
gewoon lusteloos, Gerst niet gevraagd, Haver onverkoopbaar. Voor
Koolzaad is f 12,75, Karweizaad f 18,50 en Wjjker Vale Erwten
f10 besteed. Van nieuwe Rogge waren 2 partijtjes ter markt, beide
goed droog, het eene bedong f 8,75, het andere f9,50. Gerst 62 kilogr.
f 5,40 a 4,75, Dikke Haver 46 kilogr. aangeboden a f 3,50.
3 Paardenbov.'tjaar f 45a 65
Veulens - a
6 Koeijen -172al95
17 Nuchtere Kalveren - 8a 19
215 Schapen - 21a 38
Lammeren a
160 Magere dito - 16a 26
118 Biggen ben. 10 w.- 8a 12
6 Bokken en Geiten - 4a 8
Kleine dito c a
Ezel f a
Boter,per 0.630 K.G. o77$a82£