1872. N°. 112. Woensdag 18 September. 30 Jaargang. De Hoogsten en de Laagsten. rant 'al 0) HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. M franco per post - 1.65. Uitgever Bureau: A. A. BAKKER Cz. MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels CO cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsrnimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndiê: via Triest 1 Oct. 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 26 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 19 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. West-lndië: viaSouthampton 30 Sept., 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4 Oct., 's avonds 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: 23 Sept.,'s morg. 6 u. 25 m. u a h u via Triest 22 Sept., 's m. 6 u. 25 m. mei 21,! aaum ïiern gesl eeun 15,20. 50, ograi N.rt ii. Met niet minder belangstelling dan naar Berlijn waren de oogen geriebt naar 's Gravenhage, waar de afgevaar digden der zoo beruchte Internationale saamgekomen waren, om het eens te worden over hunne plannen tot verheffing der arbeidende klasse. De herhaalde waarschuwingen door het Dagblad en de daaraan verwante bladen tot de regeering gericht, om hunne bijeenkomst in ons vaderland toch niet toe te laten, en daardoor de verspreiding hunner gevaarlijke leerstellingen te verhoeden, hadden niet mogen baten: het congres had plaats en onze hofstad zag de gevreesde lieden, de socialisten en Commune-mannen zich in hare straten bewegen, hoorde hen ongehinderd hunne meeningen ver kondigen, zonder dat de geduchte gevolgen zich vertoonden, tonder dat zij alsnog te verwachten zijn. Integendeel, de uijheid heeft wederom hare kracht betoond en aan de vreeselijke Internationale haren glans ontnomen, op Neêr- lands vrij gebied, waar geen dwang de onbelemmerde uiting der gedachte weerhoudt, zijn de inwendige verdeeld heid, onmacht en zwakheid dier instelling machtig slechts in schijn, zoolang zij genoodzaakt werd in het duister te werken zonneklaar gebleken. Europa is onze regeering schuldigdat deze door hare wijze onthouding ot zoodanig resultaat heeft bijgedragen, in meer dan één taat wordt zulks door verschillende bladen volmondig irkend. Reeds waren uit Engeland berichten tot ons gekomen, lat, door het verzet van het gewezen Commune-lid Vénisier tegen den voorzitter van den Algemeenen Raad Karl Marx, den boezem der vereeniging twee partijen ontstaan waren, en dat de werklieden daar te lande het gezag begonnen moede te worden van een bestuur, 'twelk de middelen niet kilof, del 5K| i 6/1 k SSeptfrai 56« 65H 88 30} 26 26Ü 19 411 98} 861 971 891 751 931 49 201 01} ,61 ,79 68} 61} 99il 74 71} 75Ü ep. Een schets uit Parijs. Toen ik verleden jaar op een heeten Junidag mijn huis verliet, J,n 01 sntmoette ik eenige stappen van mijn woning verwijderd een 91 «grafenisstoet, die van de rue Nötre Dame de Lorette naar het L. Jcrkhof Montmartre ging. Ongeveer tien personen volgden den toet, onder welke ik een mijner vrienden bemerkte, dien ik in legen tijd niet gezien had. Naast hem ging zijn zoon, een jong lensch, die zijn linkerarm in een draagband droeg. Beiden liepen mijne verwondering als rouwdragers dicht achter de lijkkoets, zag, dat de gestorvene geen familie van mijn vriend kon zijn, int deze was zeer rijk en behoorde tot een zeer achtingswaardige imiliede lijkkist echter stond in een koets van den vierden •ng, dat is: in een armenkoets; en de weinige menschen, die aar volgden, zagen er zeer armoedig uit. Ik naderde mijn vriend, ie mij reeds bemerkt had, en mijn vragenden blik beantwoordde iet de uitnoodiging hem eens spoedig te komen bezoeken. Toen ik eenige dagen later mij bij hem liet aandienen, werd bij hem in zijn tuinkamer gebracht. Na onze eerste begroe ien en nadat wij over de schrikkelijke gebeurtenissen gesproken ilden, die Parijs in het laatste jaar overkomen waren, begon ik begrafenis aan te roeren, en vroeg hoe het kwam dat zijn zoon i arm in een draagband droeg. iNeem plaats," gaf hij mij ten antwoord, „en hoor mij geduldig i, want de zaak, waarover gij iets verlangt te vernemen, moet boog ophalen." Nadat ik tegenover hem plaats had genomen, deelde hij mij Wvolgende mede: Mijn vader was een even vlijtig als omzichtig en welwillend 'i hij was, zooals men zich gewoonlijk uitdrukt, zijn zaak van grond af aan begonnen, want hij ving zijn loopbaan aan als «i arm en gering arbeider en bracht het door vlijt en eerlijkheid, 60$ door spaarzaamheid en eene verstandige gebruikmaking van elke 60} unstige gelegenheid zoover, een fabriek van maebineriën in V fe'!eyihe te kunnen oprichten, die steeds meer en meer in uit- 64$ weiding en bloei toenam. Na twintig jaren in zijn zaak werkzaam zijn geweest, bad hij het tot die hoogte gebracht, dat veertig "beiders bij hem werkzaam waren. Hij behandelde hen gelijk vader zijne kinderen behandelt, en wanneer één onder hen bijzonder door vlijt en bekwaamheid onderscheidde, dan wendde 'j alle middelen aan om een zoodanige tot een eigen betrekking T ie heffen. Onder zijne arbeiders bevond zieh destijds een man, die in ieder ®cht boven alle anderen uitmuntte. Robert Fleurant, zoo heette arbeider, hield zieh van zijne mede-arbeiders, voor wie hij ®sr zeer gedienstig en voorkomend was, zeer teruggetrokken. *"en de werkplaats ging hij volstrekt niet met hen om, en met enkele van hen knoopte hij immer een langdurig gesprek Zijn werk evenwel liet niets te wenschen over. Mijn vader wist te verschaffen tot het gaande houden der werkstakingen. Op het Haagsche congres kwam de bestaande verdeeldheid meer aan het licht en deden zich, behalve Marx en diens vrienden, als tweede en derde partijen kennen de federa listen, die het gezag van den Algemeenen Raad trachtten te beperken en dat der besturen in de verschillende landen uit te breiden, en de blanquisten, die, op het voetspoor van Blanqui, de arbeiders als politieke macht in den Staat wilden doen optreden en daartoe de vereeniging eene politieke organisatie wilden geven. Laatstgenoemden was het blijkbaar te doen om eene instemming met de beginselen der Commune te verwerven, zij bedoelden de oppermacht der arbeidende klasse, terwijl de andere richtingen het lot van den arbeider wilden trachten te verbeteren op econo misch terrein, door regeling van werkuren en loonen. Alzoo de groote afdeeling van socialisten en communisten. Geen wonder dus, dat de leden, op zoo verschillend standpunt staande, de meest tegenstrijdige meeningen verkondigden, dat b. v. in dezelfde zitting de socialist Dave de werk stakingen als middel ter verwezenlijking van het doel der Internationale aanbeval, en „burger" van der Hout ver klaarde er van te rillen, als zijnde ten nadeele van maat schappij, werkman en industrieel. Erger was het, dat de leden hun eenmaal ingenomen standpunt niet bewaarden, dat de partijen beurtelings met elkander samenspanden om de andere te overvleugelen, en dat dezelfde van der Hout, die in de laatste zitting het bezigen van geweld afkeurde, daags daarna te Amsterdam de mannen der Commune huldigde, „die op de barricaden voor het heil der mensch- lieid waren gevallen," en de gezondheid dronk der helden van de Commune. Reeds in de eerste zitting had de voorzitter Ranvier in zijne openingsrede de Commune uit bundig geprezen, en was bij acclamatie eene motie aange nomen, waarbij het congres „in naam van de arbeidende klasse der geheele wereld" zijne bewondering betuigde voor „den heldenmoed der strijders, die gevallen zijn voor de rechten van het volk," en zijne groeten zond aan allen die zich nog in ketenen bevinden." De al- of niet-toelating van afgevaardigden van sectiën waarvan de stortingen uitgebleven waren, de verdeeldheid In 1872 beliepen de ontvangsten van het hoofdbestuur niet meer dan 166 p. st., waarbij uit Nederland 14 sh., uit Duitschland 10 th. De Brusselsche afdeeling met 6000 leden droeg slechts 110 fr. bij tot de algemeene kas. had dus alle reden met hem tevreden te zijn, en dat hij hoog met hem ingenomen was, dit heeft hij hem onderscheidene malen gezegd. Ongeveer een jaar zal er verloopen zijn geweest, dat Fleurant bij mijn vader op de fabriek werkzaam was, toen hij op zekeren dag uit de werkplaats geroepen werd. Een man met een zeer somber en ongunstig uitzicht wachtte hem aan de deur. Fleurant ging met hem in een nabijzijnde kroeg en kwam eerst na verloop van een uur in de werkplaats terug, waar hij liet verzuimde door verdubbelde krachtsinspanning trachtte in te winnen. Dit bezoek werd spoedig herhaald en Fleurant verwijderde zich wederom met den vreemdeling. Dit bevreemde mijn vader. Hij maakte er echter voor'shands geen aanmerkingen op, maar daar de bezoeken met telkens kortere tusschenpoozen zich herhaalden, verwekten ze de opmerkzaamheid der overige arbeiders en veroorzaakten zoo nu en dan kleine verstoringen in den geregelden gang van den arbeid. Op zekeren avond, nadat reeds alle arbeiders de werkplaats verlaten hadden, noodigde mijn vader Fleurant bij zich op zijn bureau en zeide tot hem„Gij weet, Fleurant, hoe menigmaal ik aan u mijne goedkeuring, ja, den voorrang boven uwe mede arbeiders heb te kennen gegeven, maar ik kan het niet langer nalaten u mijn ongenoegen mede te deelen. Sedert eenigen tijd verlaat gij uwen arbeid zóó dikwijls, en uwe langdurige af wezigheid op het midden van den dag veroorzaakt veel gemompel onder uwe mede-arbeiders. Ik hen een billijk, maar ik verlang toch ook een regtvaardig mensch te zijn; ik kan dus niet al te toegevend tegenover u zijn, zonder al te streDg tegen over uwe mede-arbeiders te schijnen. Ik veroorloof het aan geen enkele, gedurende den arbeidstijd zich van het werk te verwijderen, en ik durf waarlijk met u, daar ik hierdoor de ontevredenheid van anderen zou opwekken, geen uitzondering maken. Gij weet, dat er voor gezorgd wordt, dat in onze werkplaats altijd frisch water en eenige wijn voorhanden is om den dorst te lesschen. Ik zie het zelfs niet gaarne, dat een arbeider, na volbrachten arbeid, een wijnhuis bezoekt; maar dat hij gedurende den werktijd uren lang in een kroeg doorbrengt, dat kan ik volstrekt niet veroorloven. Daarom laat voortaan deze uilspanningen na en wij zullen even als vroeger goede vrienden zijn." Hij drukte den arbeider de hand, waarop deze zich zwijgend verwijderde. Gedurende eenige weken ging alles weder hij uitnemendheid. Fleurant verliet gedurende den tijd van den arbeid de werkplaats niet, en om de voorgevallene scène nit zijne gedachten weg te wisschen, was mijn vader nog vriendelijker jegens hem dan vroeger, terwijl het scheen, dat Fleurant zijne krachten verdubbelde. Spoedig evenwel vernieuwden zich de rampzalige bezoeken. Fleurant volgde weder dien raadselachtigen man, en bracht verscheidene uren van den dag met hem in den kroeg door. Mijn vader kon zich deze bezoeken niet verklaren, en nog minder was het hem verklaarbaar, waarom Fleurant den verstoorder van zijn arbeid niet afwees. van gevoelens over de beide belangrijkste punten de bevoegdheid van den Algemeenen Raad (bij het behoud waarvan sommige sectiën zich dreigden los te scheuren), en de kwestie over het betreden van het politiek terrein -p maakten het bespreken dezer onderwerpen in de openbare ver gaderingen zeer moeilijk en het houden van geheime zittingen noodig, waarin die geschillen beslist werden. De Algemeene Raad werd strikt gebonden aan de besluiten van het congres, evenwel het recht behoudende, sectiën en federale raden tot een Volgend congres te schorsen, doch niet dan na hen gehoord te hebben; het aantal leden werd van 50 tot 15 verminderd en de zetel van het bestuur, naar men wil om het aan den invloed der blanquisten te Londen te onttrekken, overgebragt naar New-York. Het voorstel- Longuet„er bestaat behoefte het proletariaat te grondvesten als politieke klasse tegenover de macht der bevoorrechte klasse. Deze politieke constituëering van het proletariaat is onmisbaar voor den triumf der sociale revolutie, die ten doel heeft de afschaffing der klassen en hare privilegiën en monopolie. Het is de eerste plicht van het proletariaat, den strijd tegen de bezitters voort te zetten en de politieke macht in handen te krijgen," ging, welke meeningen Dave, v. d. Hout én andere tegenstanders ook mochten geuit hebben, naar men verzekert met eene zeer geringe meerder heid door, maar verloor veel van zijne beteekenis door de vóór de stemming door de Parijsche afgevaardigden afge legde verklaring, dat de Parijsche werklieden zich thans niet meer vereenigen met de gevoelens der blanquisten. „Wij willen zeiden zij de overwinning der politieke macht, maar op deze wijze, dat het proletariaat zich eerst tot die intellectuëele hoogte zal verheffen, dat het ons mogelijk is ons doel te bereikende afschaffing der klassen. Wij willen de wereld daartoe dwingen, niet door wanorde, maar door het onophoudelijke en openbare werk onzer emancipatie." Voor Parijsche werklieden is dit voornemen waarlijk zeer verstandig te noemen: eerst kennis ver werven, dat is macht, waardoor het verschil van standen van zelf verminderd wordt. De blanquisten hebben dus door dé aanneming van gemeld voorstel eene betrekkelijke overwinning behaald, maar door de verplaatsing van het algemeen bestuur naar een ander werelddeel eene nederlaag geleden. Het zal van daar nog minder invloed op de arbeiders in Europa kunnen uitoefenen, de bijdragen voor de algemeene kas Reeds verscheidene malen had mijn vader in beraad gestaan hem tot eene verklaring te noodzaken en, wanneer hij hem deze niet wilde geven, hem uit het werk te ontslaan. Maar niet alleen dat een eigenaar van eene fabriek niet zoo spoedig het besluit volvoert een voortreffelijk arbeider uit het werk te ontslaan, beefde mijn vader ook aan de andere zijde voor dien stap terug, omdat hij bemerkte dat Fleurant gebukt ging onder het een of ander leed. Hij was bedrukt en ter neêr geslagen, en als hij des avonds alleen achterbleef, om den hem opgedragen en afgebroken arbeid ten einde te brengen, en mijn vader dan door het kleine, aan de deur van zijn schrijfkamer aangebrachte kijkgat keek, zag hij, dat Fleurant niet zelden in het midden van zijn arbeid plotseling op hield, zich met zijn hand langs het voorhoofd streek en verscheidene minuten strak voor zich staarde. Mijn vader gevoelde mede het leed dat zijn arbeider drukte, en nadat hij lang overwogen had, wat de geschiktste wijze was om Fleurant tot mededeeling van zijn leed te bewegen, zonder hem smart aan te doen, trad hij op zekeren avond in de werkplaats, en in de vriendelijkste bewoor dingen verzocht hij hem deelgenoot te maken van het leed, dat hem zoo zeer ter neder scheen te drukken. Fleurant, die op dit oogenblik werk aan den draaibank ver richtte, had hem kalm en bedaard aangehoord. Hij was bleeker dan vroeger geworden en scheen diep getroffen over den goed- hartigen toon, waarop mijn vader hem toesprak. Men kon het hem aanzien, dat hij in zijn binnenste een zwaren strijd streed. Zijne lippen bewogen zich krampachtig; hij beefde over zijn gansche lichaam en was niet in staat een enkel woord uit te brengen. Eindelijk rukte hij, zonder zijn zwijgen door een enkele sylabe af te breken, zijn wollen borstrok open en toonde zijn ontblooten schouder, waarop de letters T F travaux forcéa, dwangarbeid) waren ingebrand. Verschrikt sprong mijn vader terug. „Ik begrijp uwe ontzetting," zeide hij. „Maar ofschoon ik tot de galeiën veroordeeld ben geweest, en het merkteeken der schande op mijn schouder is ingebrand, houd u toch verzekerd, dat ik geen gemeen misdadiger ben. Een oogenblik van waanzinnige hartstocht heeft mij tot een verschrikkelijke daad volvoerd, en één enkel oogenblik van drift moet ik boeten met een leven vol smaad en schande. Gij zijt een humaan man. Als gij met mijn noodlot bekend waart, voorzeker, gij zoudt veeleer medelijden met mij hebben, dan mij veroordeelen. Wilt gij mijne geschiedenis aanhooren?" „Spreek toch!" zeide mijn vader. „Ik ben de zoon, aldus begon Fleurant zijne levensgeschiedenis, „van rechtschapen onders, geboren in een kleine provinciestad. Mijn vader was arbeider, een stil, ingetogen man en de nauwge zetheid als het ware in persoon. Hij liet mij mijn ambacht leeren en waakte over mij met gestrengheid, maar geenszins met hardheid. Hij stierf toen ik nauwelijks de leeijaren te boven was. Mijn arme moeder volgde hem. spoedig in het graf. De kleine nalaten-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1