1872. Nü. 134.
Vrijdag 8 November.
30 Jaargang.
)e Indische begrooting voor 1873.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
ie
EN NIEÜWEDIEPER COURANT.
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau:
MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend
HELDERSCHE
«Wij huldigen het goede.'
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS:
[aar Oost-lndië: via Triest 12 Nov. 's avonds 6 u. 25 m.
Marseille21 Nov. 's avonds 6 u. 25 m.
y Brindisi 14 Nov. 's avonds 6u. 25 m.
West-lndië: via.Southarn.pton 15 Nov. 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. Nazaire 4 Dec., 's avonds 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: 8 Nov., 's morg. 6 u. 25 m.
ars y via Triest 22 Nov. 's m. 6u. 25 m.
De Indische begrooting is in vier dagen afgehandeld en
Kamerleden zijn vervolgens huiswaarts gekeerd, om
ig een poosje adem te scheppen, alvorens de vaststelling
jr Staatsbegrooting voor 1873 hunne tegenwoordigheid
eder zal vereischen. Van „adem scheppen" gesproken
iemand zal daaraan wel meer behoefte hebben dan de
lelflsche afgevaardigde Nierstrasz, door wien in die dag
f vier meer dan twintig malen het woord is gevoerd, totj
et doen van aanbevelingen of afkeuringen en het maken
au op- en aanmerkingen, 't Moet wel een veelzijdig
«twikkeld man zijn, die over zoo velerlei onderwerpen,
Is eene begrooting voor ons groote Indische Kijk omvat,
ilkens een woord te spreken heeft! Maar de heer Nier-
rasz is officier der marine, marine-officieren vertoeven
mger of korter tijd in Indië en maken dan natuurlijk
ine studie van alles wat Indië betreft, dus is de heer
lierstrasz eene specialiteit in Indische zaken, en wanneer
ene Indische begrooting aan de orde is, is ook de heer
lierstrasz op zijnen post. Hij heeft dien post dan ook
totw waargenomen en een boogje verdiend van de batig-
É-partij, tot wier onvermoeide tolk hij zich gemaakt
teft. Zoo sprak hij over de eenzijdigheid van het verslag
er commissie van rapporteurs, de werking der comptabili-
itswet, de zending der gebroeders Motké, den toestand
er financiën, de heèrendiensten, de pakketvaart, de Indi-
ehe steenkolen, de afscheiding der administratieve en
Achterlijke macht, het gevangeniswezen, de uitgifte van
oeste gronden, de Indische marine, de beveiliging van
atavia tegen overstroomingen, de Indische krankzinnigen,
uitbesteding van openbare werken, enz. enz. Reeds
de algemeene beschouwingen trok hij van leer en deed
ij zijne boetpredikatie den liberalen in de ooren donderen:
je batige sloten zijn verdwenen! Indië kan zelfs niet
leer in eigen behoeften voorzienMen staat reeds voor
En tekort! Men teert nog slechts op de overschotten van
roegere jarenDe raming der middelen is wel drie mil
Welk land biedt den Nederlandschen landverhuizer
de beste voornitzigten aan?
Bij de opname uit het Maandblad „de Landverhuizer" van het
iikel dat bovenstaande regelen als hoofd draagt, meenen wij de
ilgende waarschuwing vooraf te moeten laten gaan, als zijnde slot
in het artikel: „Welke personen mogen met reden verwachten,
»or landverhuizing hun lot te zullen verbeteren," voorkomende in
moemd blad. Ze is deze„Niemand denke, dat hij, door zich
lor eene kleine som naar elders te laten vervoeren, een rijk man
worden. De arme komt in zijn nieuw vaderland even arm,
niet armer, aan dan toen hij zijn oud vaderland verliet. Het
inig onderscheid is, dat hij in zijn nieuwe woonplaats het voor-
tzigt heeft van vooruit te komen, indien hij hard wil arbeiden,
ooral in den beginne zullen de ontberingen, die hij zich getroosten
oet, vele zijn. Maar na een paar jaar van hard werken is hij er
oven opdan kan hij, in vergelijking van het leven dat hij in het
ode vaderland leidde, niet meer van ontberingen spreken. Wij
stalen het echter, alleen bij hard werken, goed gedrag en goeden
ioed is zulk een resultaat te verkrijgen. Zij, die tegen arbeid
Kien of spoedig den moed verliezen, zullen door landverhuizing
og ongelukkiger worden dan ze nu zijn."
Om het juiste antwoord te vinden op de gestelde vraag behooren wij
Bit na te gaan welke vereischten het land, dat de Nederlandsche
ttlverhuizer voor zijne toekomstige woonplaats kiezen zal, be-
illen moet.
Vooreerst moet de afstand niet al te groot zijn, opdat de reis
w kort mogelijk dure en het transport zoo weinig mogelijk koste.
de tweede plaats moet men voor weinig geld grondbezitter
innen worden; het land moet geschikt zijn voor fabrieken en de
'beidsloonen zóó, dat de zuinige werkman binnen weinige jaren
eigen heer en meester kan worden. Vruchtbare landerijen
Iten kunnen de bewoners niet tot welvaart brengendeze moeten,
dgeen zij voor hun onderhoud en voor hun gemak noodig hebben,
P eene gemakkelijke wijze kunnen verkrijgen en sommige land-
mwproducten in het land zelf kunnen afzetten.
Ten derde zal het wenschelijk zijn, dat er geen overvloed van
fbeiders, dat er integendeel gebrek aan arbeidskrachten bestaat.
nieuw aangekomene komt dan als geroepen; hij vindt aanstonds
'beid, n weet, dat zijn arbeid groote waarde heeft. Dat dit punt
naauw met de arbeidsloonen zamenhangt, zal ik wel niet be
joen te hoog! Dat men dus omzichtig zij met uitgaven die
niet hoogst noodig zijnTevens kondigde hij zijn voor
nemen aan om te trachten door tal van amendementen de
begrooting te verminderen, voor zooveel het zonder belem
mering der dienst kon geschieden. Getrouw aan dat voor
nemen heeft hij één amendement voorgesteld, dat met de
niet geringe meerderheid van 41 tegen 16 stemmen ver
worpen werd. Het moest strekken om den post voor de
landraden, tot voortzetting van de scheiding der admi
nistratieve en rechterlijke macht, met 100,000, of met
60,000 dat was ook goed te verminderen. Hij
was indertijd geweest tegen de instelling van een afzonder
lijk departement van justitie, waarvan het gevolg eene
voortdurende uitbreiding washij vreesde conflicten tusschen
residenten, die soms 25 jaren in Indië zijn en jonge rechts
geleerden, die pas uit het moederland komen en geen
ondervinding hebben. Waarom met zooveel overhaasting
nieuwe posten gecreëerd en aangevuld? vroeg hij. De
minister antwoordde, dat de vermeerdering van uitgaven
meerendeels plaats had in het belang der inlandsche be
volking; dat het beheer en bestuur verbeterd werden en
de voorgestelde uitgaven voor het justitiewezen wenschelijk
en doelmatig waren; na drie jaren vroeg men thans pas
een ton, 't welk geen blijk van toomelooze overhaasting
was. Billijker dan de heer Nierstrasz oordeelde de heer
van Loon, die mede tegen de wet geweest was, maar
meende, dat de regeering haar, nu zij bestond, moest uit
voeren. Niet voorspoediger dan met zijn amendement,
was de heer Nierstrasz met zijne bedenkingen. Zijn klaag
lied bij de algemeene beschouwingen vond weerspraak bij
den heer Mirandolle en den minister, die betoogden hoe
er volstrekt geen reden tot angstvalligheid bestond ten
aanzien van de financiëele koloniale politiek der regeering,
dat de toestand der Indische financiën geen reden gaf om
noodzakelijke uitgaven tegen te houden, dat de inkomsten
niet verminderen of stilstaan, dat de uitgaven niet te hoog
stijgen Zijne aanmerking, als zou er bij den Baad van
Het Handelsblad heeft onlangs terecht gewezen op de ellen
dige tactiek om, waar men niet ronduit durft bekennen, dat men
liever het Indisch geld voor Nederland houdt, te klagen over de
ontzettende opdrijving der uitgaven en den achteruitgang der
Indische financiën. De tactiek moet ontmaskerd, de waarheid, dat
genoemde geldmiddelen in bevredigenden toestand verkeeren, in
het licht gesteld worden. Zoolang wij zegt het blad van
de suiker 4 a 5 miljoen 's jaars trekken, zoolang wij jaarlijks
800,000 a 900,000 picols koffie krijgen voor 13 de pieol, zoo
lang de landrente nog op verre na niet opbrengt wat zjj, volgens
alle Indische autoriteiten, bij eene goede regeling eenmaal opbren
gen kan, zoolang nog groote uitgestrektheden woeste gronden
hoeven te zeggen.
Maar er is meer. De middelen van verkeer moeten goed zijn
ingerigt; langs spoorwegen en waterwegen moet de producerende
landbouwer en fabriekant de producten, die hij niet in het land
zelf kan afzetten, naar elders kunnen vervoeren. Het klimaat mag
niet nadeelig op de gezondheid werken. De veiligheid moet aan
geen twijfel onderhevig zijn. Het land moet bewoond zijn door
beschaafde mensehen, die ieders regten eerbiedigen. En, het laatste
is niet het minst gewigtige, de regering van het land moet den
nieuw aangekomene zijne volkomene vrijheid waarborgen. De vrijheid
is de trots des Nederlanders; hij kan en wil zich niet buigen
onder het juk der ouder- of nieuwerwetsehe slavernij. Werwaarts
hij ook trekke, hij kan de spreuk zijner vaderen niet vergeten, die
het: „je maintiendrai," ik zal (de rechten des volks) handhaven,
in zijn wapen hebben geschreven.
We mogen niet verzuimen nog één punt aan te roeren. Wenschelijk
zou het zijn, wanneer de Nederlandsche taal werd gesproken in het
land, dat de Nederlander zich tot woonplaats kiest. Doch daarbij
moet opgemerkt worden, dat het zeer moeijelijk zal zijn zulk een
land te vinden. We kunnen hier maar aan drie landen denken,
aan de Kaap de Goede Hoop, aan onze Oost-Indische en aan
onze West-Indische bezittingen. Doch zij, die voornemens zijn
derwaarts te vertrekken, leggen zich zonder verwijl toe op de studie
der Maleische of Engelsche talendit bewijst niet, dat zij veel
vertrouwen hebben in het Hollandseh. Het beste zal wel zijn, dat
men niet alleen vertrekt, maar dat een groot aantal landgenooten
zich aan elkaar sluit, om gezamenlijk naar het vreemde land te
verhuizen.
Het land, dat wij als toekomstige verblijfplaats aan onze land
genooten aanraden, is „Minnesota," een Btaat der groote Ameri-
kaansche Unie Dit land voldoet aan alle vereischten, die wij
boven opgaven, behalve aan het laatste. Doch, waar alles zamen-
werkt om den landverhuizer een schoone toekomst te openen, daar
mag dit bezwaar niet al te veel op den voorgrond treden, temeer
daar het niet onmogelijk is, het voor een groot deel weg te nemen.
Wij kunnen natuurlijk niet met een enkel woord geheel Minnesota
beschrijven. We moeten onze lezers verwijzen naar de beschrijving
van dat land, die door dr. S. R. J. van Schevichaven onlangs in
het licht is gegeven, voornamelijk met het doel, om eene uitvoerige
beschrijving op deze plaats te vermijden. De punten, die voor den
landverhuizer van bijzonder belangzijn, zullen in genoemd Maandblad
in verschillende nummers achtereenvolgens worden besproken.
Nu zal misschien deze of gene zeggen: „ik geloof niet alles, wat
Indië, in strijd met art. 12 en 13 van het regeerings-
reglement, inschuiving ten nadeele van een der leden
hebben plaats gehad, werd door den minister afgewezen
met de herinnering, dat er geen artikel bestaat, 't welk
den Koning verbiedt, verandering in de rangregeling te
maken. Zijn verzet tegen het bouwen van een krankzin
nigengesticht op Java, op grond dat de krankzinnigen daar
zoo zachtaardig zijn, dat ze wel in de dorpen kunnen ge
laten worden, vond duchtige bestrijding bij de genees
kundige leden der Kamer, de heeren Rombach en Idzerda
zijn protest tegen eene mogelijke beperking der heeren
diensten, dewijl men zich zoo min mogelijk mengen moest
in het inwendig bestuur der inlandsche bevolking, bij den
heer van Rees, die verklaarde, dat niemand er aan denkt
om de inlandsche hoofden af te schaffen; en zijn wensch
om de jaarwedde van den secretaris ter algemeene secre
tarie met 4000 te verhoogen, noemde de minister terecht
verrassend, na de zuinigheid en zorg voor de financiën,
waarvan de heer Nierstrasz bij de toen pas afgehandelde
algemeene beschouwingen scheen doordrongen te zijn.
Zoo kreeg, om geen voorbeelden meer te geven, de heer
Nierstrasz gedurig wat men noemt „het lood." Hoe hij
zijn best deed, zijne vrienden sprongen hem weinig bij en
lieten hem bij de eindstemmingen schier alleen staan.
Tegen het eerste hoofdstuk verklaarden zich met hem slechts
drie leden, tegen de drie andere had hij slechts één med-
gezel. Niet bij deze eindstemmingen, maar in andere op
zichten vond de heer Nierstrasz een bondgenoot in den
heer van Houten, die in beduchtheid voor den staat der
Indische geldmiddelen, of liever voor het verminderen der
Indische overschotten hem niets toegaf. Van Houten, de
meest geavanceerde onder onze geavanceerden, en Nier
strasz wederom een blijk, dat de uitersten elkander
aanraken.
De heer Heemskerk Az., die alleen tegen het hoofdstuk
„Uitgaven in Nederland" stemde, stelde zich, zeker in 't
bewustzijn geen specialiteit te zijn, minder op den voor
grond dan de heer Nierstrasz, maar deed zich toch enkele
malen gelden. Zijne vraag tot den minister omtrent diens
voornemen ten aanzien der koffiecultuur, werd door deze
beantwoord met de betuiging, dat de op hoog gezag inge
stelde koffiecultuur overeenkomstig het regeerings-reglement
beschikbaar zijn, welker ontginning, onder een wijs bestuur, ook
aan de schatkist eene flinke bate kan verschaffen, zoolang eindelijk
de bevolking gestadig vermeerdert en hare toenemende consumtie
van Europeesche goederen eene toenemende vermeerdering van
inkomende rechten belooft, is er nog geen gevaar voor de Indi
sche financiën.
men van dat ver afgelegen land vertelt. Het is wel mogelijk dat
het zoo is, maar het is ook wel mogelijk dat het niet zoo is." Hij,
die zoo spreekt, bewijst, dat hij een verstandig man is, die zich
niet maar het eerste, het beste verhaaltje op den mouw laat spelden.
We moeten daarom een oogenblik bij deze opmerking stil staan.
Er zou zeker eene groote mate van onbeschaamdheid toe behooren,
om tegen beter weten aan, den landverhuizer als toekomstige ver
blijfplaats een land aan te raden, dat als zoodanig niet aanbeve
lingswaardig is. Het zou daarenboven ook verbazend dom zijn,
want de eerste de beste, die zich in zulk een land ging vestigen,
zou natuurlijk aanstonds zijne vrienden in het oude vaderland
waarschuwen. Daarom worden valsche voorstellingen ook gewoonlijk
nameloos publiek gemaakt. Wat Minnesota aanbelangt, allen, die
dit land aanbevelen op grond van eigen onderzoek, stellen zich
verantwoordelijk voor hunne berigten. Hunne namen zijn algemeen
bekend en waarborgen de opregtheid hunner bedoelingen.
Nu is het waar, dat de schrijver der bovengenoemde brochure,
die ook de redactie van dit blad heeft op zich genomen, zelf nooit
Minnesota bezocht heeft. Hij heeft echter niets opgeteekend, wat
hij niet van ooggetuigen, hetzij mondeling of schriftelijk, ver
nomen heeft.
Het heeft hem bij zijnen arbeid getroffen, dat hij nergens een
ongunstig oordeel over Minnesota vond uitgesproken, zelfs niet
daar, waar men ijverde voor de emigratie naar andere landen. De
eenige min gunstige opmerking, die hij vond bijgebragt, was deze:
„het is er bijna te koud en te lang winter, maar het is er wel
gezond en het zal er wel een goed tarweland wezen." Een ander
zegt: „het klimaat is ruw, maar gelijkmatig." Na een zeer naauw-
keurig onderzoek is het den schrijver dezer regelen gebleken, dat
die voorstelling onjuist is. Ontegenzeggelijk is het in Minnesota
des winters koud, maar toch niet zóó, of de Hollandsche arbeiders
behoeven deswegens hunnen arbeid des winters niet te staken.
Allen, die met het land van nabij bekend zijn, roemen daarentegen
de voortreffelijkheid van het klimaat. Voor meer bijzonderheden
verwijzen wij naar de brochure.
Het zal ons altijd aangenaam zijn, wanneer men onze voorstelling
met degelijke gronden tracht te weerleggen. Wij twijfelen er geen
oogenblik aan, dat zulk eene weerlegging slechts de buitengewone
geschiktheid van Minnesota als verblijfplaats voor Nederlanders des
te meer zal doen uitkomen. (De Landverhuizer.)
De oppervlakte is zevenmaal grooter dan Nederland.