Binnenland.
van die verdedigingswerken, omtrent wier nut geen twijfel 1
bestaat en welke in ieder geval het eerst voor uitvoering
behooren in aanmerking te komenmet de aanschaffing van
artillerie-materiëel en van nieuwe draagbare vuurwapenen
met de verbetering van het kazernement en met het krachtig
oefenen van de troepen. Voor dat alles vroeg hij 1,289,044
meer dan voor 1872 was toegestaan, zoodat zijne begrooting
het cijfer van 17,042,500 bereikte.
Wij herinneren ons den tijd, toen eene begrooting van
12 miljoen hoog werd genoemd. Wij zagen haar jaarlijks
klimmen en thans op het kolossale bedrag van 17 miljoen
voordragen, ongerekend de in de begrooting van marine
begrepen sommen voor kust- en rivierverdediging. Wij
achten eene goede landsverdediging voor die som niet te
duur gekocht en hopen, dat de discussiën in de Kamer de
overtuiging mogen vestigen, dat zij met wijsheid geraamd
en werkelijk goed besteed zal worden. De werken, voor
wier verbetering thans gelden gevraagd worden, behooren
tot de zoogenaamde Utrechtsche en Hollandsche liniën,
omtrent welker behoud wel geen twijfel zal bestaanmaar
of de Vertegenwoordiging het nut der thans voorgestelde
verbeteringen zal willen en kunnen toegeven, zonder 's minis
ters in eene vestingwet neergelegde denkbeelden te kennen,
kunnen wij kwalijk aannemen. Is dit zoo, dan ware het,
nu wij zoo lang op een afdoend ontwerp voor onze verde
diging hebben moeten wachten, o. i. niet ondienstig als de
Kamer haar oordeel over de beraamde werken opschortte,
al ware het alleen ter bevordering der spoedige indiening
van een volledig plan, zoowel wat het personeel als het
materiëel onzer verdediging betreft.
HELDER en NIEUWEDIEP, 10 December.
Als men de officiële berigten uit Madrid gelooven kon,
dan zou men tot de meening komen, dat de onlusten in
de provinciën volstrekt geen zorg baren en slechts door
weinig beteekenende troepjes onruststokers bestaan, die
door de regerings-troepen met het grootste gemak worden
bedwongen. Als men echter bij voortduring berigten onder
de oogen krijgt van 't opbreken van spoorwegrails en van
*t uiteenjagen van oproerige benden, kan er blijkbaar voor
alsnog weinig aan gedacht worden dat er rust en vrede
zouden wonen. Ook in het Congres heerscht een heftige
partijstrijd.
In de Italiaansche Kamer van Afgevaardigden is dooi
den minister Sella in antwoord op eene deswege tot de
regering gerigte interpellatie medegedeeld, dat kardinaal
Antonelli uit naam van den Paus verklaard heeft, dat hij
het overeenkomstig de waarborgenwet te zijner beschikking
gestelde certificaat van inschrijving op het Grootboek niet
kon aannemen.
Het Heerenhuis te Berlijn heeft zich in de laatstver-
loopene dagen bezig gehouden met de artikelsgewijze be
handeling van de kreitswet. Een amendement, door de
oppositie voorgesteld, werd met 114 tegen 87 stemmen
verworpen.
Tot minister van Binnenlandsche Zaken in Frankrijk is
benoemd de heer Goulard, tot minister van Financiën de
heer Léon Say en tot minister van Openbare Werken de
heer Fourtou. De staatkundige toestand daar te lande is in
de laatste dagen eenigzins gunstiger.
De mailboot Conrad is den 5 dezer, des namiddags ten 3
ure te Suez aangekomen.
De mailboot Prins Hendrik is, na het defect aan de
machine te Port Saïd hersteld te hebben, den 6 dezer te
Suez aangekomen en nog des avonds van dienzelfden dag
naar Batavia vertrokken.
genade aangenomen te worden.
Zij volgden een smal pad dat opwaarts liep, links begroeid was
met dik struikgewas en regts begrensd door een langen witten muur',
waarop een houten schutting was geplaatst.
„Wat beteekenen die planken daar?" vroèg Mary zich naar haar
begeleider omwendende.
„Die zijn daar geplaatst om de nieuwsgierige blikken tegen te
houden; men zou anders boven op dien heuvel in den tuin kunnen
zien wat daar omgaat."
„En waarom is het verboden te zien wat daar gebeurt?"
„Omdat het de tuinen van een harem zijn."
„Ah! is het een harem!" Zij hield haar paard in.
„Ja, het is de harem van Abdoul Pacha, de meest jaloersche
Muselman, die, zooals men zegt, de schoonste vrouwen van geheel
Constantinopel in zijn bezit heeft."
„Eduard," riep de jonge miss,. „Eduard! ik heb een avontuur
voor u gevonden."
De jonge man verschrikte. „Welke dwaasheid hebt gij nu weder
in deze beide jaren zijt gij wel erg Engelsch geworden."
„Ge moogt praten wat ge wilt; ik laat mij niet van mijn stuk
brengenik wil dat ge een avontuur zult hebben. Ge moet over
dien muur klimmen, en als ge de vrouwen van Abdoul Pacha in
den tuin vindt, brengt ge mij een sluijer of een muiltje mede, dat
ik als een aandenken bewaren wil."
Eduard zag haar verbaasd aan.
„Het is volstrekt geen scherts," vervolgde zij, „ik vraag het u
als een bewijs van vriendschap, van liefde, van alles wat ge maar
wilt, als ge de onderneming waagt
„Denk er toch aan, Mary," hernam de jonge man ernstig, „welk
een schandaal er uit kan voortvloeijendenk aan mijne positie en
de moeijelijkheden waarin ik het gezantschap zou wikkelen. Het is
niet het gevaarvolle maar....."
„Foei! gij zijt bang!"
„En zou ik u dan alleen hier laten staan, terwijl uw vader u
aan mij toevertrouwd heeft."
„O, wat mij betreft," zeide zij, „ik vrses niets. Ik zal daar achter
de struiken op u wachten."
Hij zag aan het gelaat van het meisje dat zij aan zijn moed
twijfelde, en voorzag dat er zooveel kwinkslagen op zouden volgen,
dat hij besloot eetn dwaasheid te begaan voor de schoone oogen
van dezen kleinen dwingeland, die hij met al zijn hart beminde.
Met een wanhopend gebaar steeg hij van zijn paard, geleidde
het digt bij den muur, streelde het een oogenblik om het bedaard
te doen zijn, was met een sprong op het zadel en greep met beide
handen den rand van den muur. De jonge Engelsche klapte in de
handen van genoegen. Nog een sprong en hij was boven op den
Een zware storm heerschte gisteren hier en in den
omtrek. Verscheidene huizen wei-den min of meer beschadigd;
het water in het Heldersch Kanaal steeg tot over de oevers
en er waren zelfs woningen, die men of verlaten moest, of
waarvan alleen de tweede étage bewoonbaar was.
Door het kiescollegie der Hervormde gemeente.alhier
zijn in zijne jongst gehouden vergadering gekozen tot
ouderlingen de heerendr. D. Hellema en A. Korff, en
tot diakenen de heeren J. W. van der Wal Cz. en J.
van der Woude.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal is bijeengeroe-
tegen Woensdag 18 dezer, 's avonds ten acht ure.
Beroepen bij de Doopsg. gemeente te Edam de heer
C. R. van Dokkum, (ook beroepen te Emmerik.),
Met de afbakening van het Friesche gedeelte der
ontworpen Noordhollandsch-Friesche spoorweglijn is men
thans reeds tot Sneek genaderd.
Door de heeren D. Rijnders, pred. te Alkmaar en
W. Hovy, te Amsterdam, is in een vliegend blaadje een
woord gerigt tot de Christen-ouders te Beverwijk. Zij
deelen daarin mede, dat daar ter plaatse een school voor
Christelijk Nationaal Onderwijs is opgerigt; verder deelen
zij mede den aard en het doel der oprigting van deze
school. Tegen het neutraal onderwijs wordt een scherp
woord in 't midden gebragt en dit als on-Christelijk ver
oordeeld. Uit dien aandrang zou men mogen opmaken,
dat zich in Beverwijk alsnog geen verlangen naar eene
Christelijke school heeft geopenbaard.
Volgens het ontwerp betrekkelijk de Amsterdamsche
Kanaal-Maatschappij wordt voofde terugbetaling der geleende
2| millioen uitstel verleend tot ultimo Dec. 1877, en voorts
nog 3 millioen versterkt, mede tot ultimo 1877de renten
voor de geheele 5| millioen zijn berekend tegen 4| percent.
Uit Amsterdam heeft zich den 4 dezer heimelijk
verwijderd zekere Mozes Benjamin Welstand, oud 46 jaren,
medenemende eene som van 9700 aan bankpapier en 5
kassiersbriefjes, tot een bedrag van ƒ11,128.22, welke som
hem door. een commissionair in effecten, was toevertrouwd
om daarmede eene betaling te doen. Men vermoedt, dat
hij dit rijk niet heeft verlaten, maar zich hier nog te lande
ophoudt.
De magistratuur heeft een gevoelig verlies geleden.
Mr. Sibout Schmolck, voormalig president van het Prov.
geregtshof in Zuidholland, is jl. Donderdag te 's Hage in
ruim 72jarigen ouderdom overleden.
Te 's Hage overleed gisteren in 55jarigen ouderdom
dr. Bennink Janssonius, een man die met onverdroten ijver
vele jaren als godsdienstleeraar aldaar werkzaam was en
als dichter in de letterkundige wereld zeer gunstig bekend
stond.
't Vaderl. trekt weder te velde tegen de Staatsloterij,
die door de openbare meening reeds lang is veroordeeld,
waartegen Vissering, Meijer, Fokker, de Witte v. Citters,
Donkersloot, v. Bosse, v. Doorn, Vrolik, v. Hall, Mackay,
Blaupot ten Cate, v. Lennep hebben gestreden, maar die
jaar op jaar uit de begrootingsdiscussiën opduikt. Het
hazardspel is een demon, die de onzedelijkheid bevordert;
daarom is speelschuld geregtelijk oninbaar, wordt 't houden
van particuliere loterijen tegengegaan, wordt het exploiteeren
van buitenl. loten gestraft; de Staat zelf gaat echter voort
met voedsel te geven aan de zucht tot hazardspel. Maar
de schatkist zal door de afschaffing een bron van inkomst
verliezen; men zal dan te meer in buitenl. loterijen gaan
deelnemen, en daarbij een 2000tal gezinnen treffen, die
thans van de Staatsloterij bestaan, zegt men. Wat dit laatste
betreft 't meerendeel heeft ook andere middelen van bestaan,
waaraan dan onverdeelde belangstelling kan verleend worden;
de staat heeft daarbij middelen in de hand, om hen die 't
verdienen voort te helpen, terwijl de duizende burgers, die
muur. Nu begon hij de houten schutting af te breken en niet zonder
moeite kreeg hij twee planken los, die met veel gedruisch in den tuin
vielen. Een oogenblik later was hij door het gemaakte gat ver
dwenen. Mary kou een angstkreet niet weerhouden. Zij vergat zicli
achter de struiken te verbergen, en bleef angstig aan den voet van
den muur wachten.
Eensklaps hoorde men vrouwenstemmen om hulp roepen, zij
schenen te komen van een troep vrouwen die haastig wegvlugtten,
en eindelijk wegstierven in de rigting van het huis aan den voet
van den heuvel; vervolgens was alles weder stil.
Mary begon aan al hare leden te beven; zij verweet zichzelve
dat zij Eduard aan een blijkbaar gevaar had blootgesteld om het
eenige genoegen te hebben een guitenstreek uit te voeren.
Intusschen duurde de stilte voort, en zij begon langzamerhand
weder moed te scheppen, doch wierp steeds angstige blikken naar
het gat, waardoor Eduard terug moest keeren. Na verloop van
weinige oogenblikken lieten de stemmen zich op nieuw hooren, doch
nu veel levendiger en met mannenstemmen vermengd.
„Eduard! Eduard!" riep Mary en zij drong haar paard naar den
muur, alsof zij ergens een ingang wilde zoeken; vervolgens snelde
zij naar het veld om den een of anderen Europeaan op te sporen,
die zij te hulp zou kunnen roepen. Haar angst vermeerderde toen
het gekletter van wapenen zich onder de woedende stemmen mengde.
„Zij zullen hem vermoorden!" riep zij wanhopend, „en ik zal
zijn beul geweest zijn! O God! waarom is hij toch niet zoo ver
standig geweest om mij maar te laten praten?"
Eindelijk bewogen zich de takken van een cypresboom die boven
de schutting uitstak, en zag zij Eduard verschijnen, die op de
schutting ging staan.
Men hoorde geweerschoten, een kogel vloog over zijn hoofd toen
hij gelukkig reeds op den muur was. Mary greep den teugel van
het paard, dat onbewegelijk bij het gat was blijven staan, en ge
leidde het naar de plaats waar Eduard naar beneden gesprongen was.
„Laat ons maken dat wij wegkomen," zeide hij en wierp zich in
den zadel. Zij vlogen als de wind. Toen zij het eindelijk waagden
om te zien, zag Mary drie zwarte gestalten boven op den muur,
die met den vuist dreigden.
Hetgeen haar nog meer deed verschrikken was het bloed dat uit
den linker schouder van den baron vloeide.
„OGodzijt gij gewond," riep zij uit.
„Het is niets, miss," hernam Eduard op zulk een ernstigen toon,
dat zij niets meer durfde vragen; maar zij merkte wel op dat hij
met de regterhand de teugels vasthield. Zij had tranen in de
oogen, zij had wel willen stilhouden om vergiffenis te vragen, maar
hij reed pijlsnel door, en zij durfde hem niet tegen te houden, want
zij wist niet of de wond ook gevaarlijk was. Slot volgt.)
thans zich afsloven in het slijten van lootjes, vruchtdragend
bedrijven kunnen uitoefenen. Eindelijk het algemeen belang
gaat ook hier boven het bijzonder.
Dat op den staat de pligt niet rust, om de kwade
neigingen van 't volk te leiden, zal ieder toegeven. Als
men de buitenlandsche loterijen niet denkt te kunnen -weren,
men versterke de strafbepalingen er tegen, maar men
handhave daartoe geen onzedelijke instelling. De schatkist
zoude echter door de afschaffing 4 ton 's jaars missen,
De financiën des lands staan goed genoeg om tegen dal
offer niet op te zien, doch als 't geld, nu aan de Staats
loterij besteed, voor productie werd gebruikt, zou 't land
een goed deel van zijn verlies gedekt zien. Bovendien,
als de Staat om zich met f 400,000 te verrijken, 3| mill,
uit de zakken der burgers troggelt, waarvan slechts 21 mill,
tot hen terugkeert, dan doet de staat een onzedelijke daad,
„Dat zij dan worde uitgerukt, (roept het Vaderland uit)
die woekerplant die een deel der beste sappen van des
staat door hare nimmer werkelooze voedingshuizen tot ziel
neemt; die vlijt en spaarzaamheid belet; die gevangenissen
verbeterhuizen en krankzinnigen-gestichten bevolktdie eei
schande is voor de maatschappij der negentiende eeuw."(U.D,
In Rotterdam heeft een betrekkelijk geringe en nie
ongewone gebeurtenis een droevig einde genomen, bi
politie arresteerde een man, die zich vermoedelijk aan dief
stal had schuldig gemaakt, en bragt hem over naar Ik
4de politiekwartier.
Hij ging rustig mede en dit gaf aanleiding, dat de agentes
hem los tusschen hen beiden lieten gaanop den Schiedam
schen Singel wist hij echter te ontkomen en sprong t
water. Als een geoefend zwemmer was hij spoedig in he
midden van den Singel en bleef zich daar eenige oogen
blikken ophouden, vermoedelijk om een geschikt punt (i
zoeken tot verdere ontvlugting. Eensklaps zag men hen
toen in de diepte wegzinken; dadelijk werd hulp verleen
en de drenkeling in bewusteloozen toestand opgehaald. Ii
het succursaal-ziekenhuis in de Baan gedragen, bleek li
onder de geneeskundige behandeling, dat hij overleden was
Men weet thans, dat de ongelukkige zich werkelijk aai
diefstal had schuldig gemaakt en in dienst was bij eet
Duitschen schipper, tegen een loon van 8 per week. Bi
was genaamd H. F., oud 21 jaren, ongehuwd en geborei
te Caub in Pruissen.
Het O. M. bij het Prov. geregtshof in Utrecht heel
tegen vrouw Kees en P. van Tongeren levenslange en tegei
A. Geeven 15 jaren tuchthuisstraf geëischt. De verdedigt
van van Tongeren, mr. A. F. K. Hartogh, van Amsterdam
concludeerde tot vrijspraak. Het Hof zal a. s. Vrijdaj
middag uitspraak doen.
Te Utrecht heeft het gisteren even als alhier steri
gewaaid. De grootste windstoot had des voormiddags 10|
ure plaats en wel 80 kilogr. drukking op den vierk. meter.
Den heer Cedée, boekdrukker te Doetichem, is o
het denkbeeld gekomen eenige Doetichemsche boerendeern
tot letterzetsters op te leiden. Er zijn reeds 10 geplaatst
De jagt op hazen, patrijzen en waterwild levert i
de noordelijke gewesten steeds goede uitkomsten. Wegen
belangrijke verzending naar Holland en het buitenlanl
blijven de prijzen hoog. De poeliers besteden voor i
hazen 1ste kwal. ƒ1.50; patrijzen 0.70; eendvogels ƒ0.90
ganzen 1.55. Bij verzending worden deze prijzen natuurlij
nog een weinig verhoogd.
Aan het algemeen overzigt van het N. Bat. Hall
ontleenen wij het volgende:
De expeditie in Deli heeft een schitterend succes behaal
en de strijd mag als geëindigd worden beschouwd.
Den260ct. des avonds ontving de regering een telegram, in
houdende dat de twee Datoe's in onderwerping waren gekoroe
terwijl onze troepen Tandah Benowa en andere plaatse
zonder tegenstand hadden genomen. Den volgenden da
ontvingen wij per telegram het berigt uit Pinang, dat i
drie hoofden van den opstand door een detachement va
onze troepen, onder bevel van den luitenant Ponstijn, geëa
barqueerd waren aan boord van Zr. Ms. stoomschip de
Briel, dat naar Batavia onder stoom was gegaan.
Het Bat. Hand. verneemt, dat eenige inlanders worde
geoefend op velocipédes, ten einde van dit vervoermiddi
gebruik te maken bij de bezorging van telegrammen.
De jongste dochter van den grooten Duitschen dichte
Schiller, is overleden.
Een boer, die verscheidene zoons en dochters had, zonde
zijn kleinkindereu te rekenen, werd door zijne familie d
opmerking gemaakt, dat hij te oud begon te worden oi
te werken en dus maar moest uitscheiden en bij een zijne
kinderen gaan inwonen, na zijn bezittingen onder hen 1
hebben verdeeld. „Kinderen," zoo antwoordde hij „ik vraa
u een maand uitstel, om uw voorstel in overweging te nemen,
Na verloop van dien tijd, vereenigde de grijsaard zijn kindere
aan den haard en sprak hun aldus aan„Lieve kinderen
sedert ik u het laatst zag, heb ik een ervaring opgedaii
en daarnaar mijn besluit genomen.
In den boomgaard zag ik een nest met musschen5
deed daarop de jongen in een kooi digt bij mijn venstei
De oude musschen waren mistroostig, hadden rust nocl
duur en begaven zich al spoedig, in den beginne wel eenigzi»
beschroomd naar de gevangenis waarin hun kroost W
opgesloten. Eenmaal daaraan gewoon, vlogen ze onophoudeli
naar en van de kooi, terwijl de jongen met hun kleine gel
bekjes luide uit honger schreeuwden. De oudjes hadde
't dan ook zeer druk, ze gunden zich bijkans geen rustel
slechts de nacht bragt hen naar hun nest terug. Het w)
een lust te zien hoe ze zich schenen te vermaken in dei
voordeeligen aanwas hunner jongen.
Na verloop van eenigen tijd, toen de jongen groot waren
zette ik een knip en ving de ouden, die ik nu op hun heus
in de kooi opsloot, terwijl ik de jongen de vrijheid gel-
Na hetgeen ik voor mijn oogen gezien had, meende ik J'
niet noodig te hebben het eet- en waterbakje te vullffi
maar ik had buiten den waard gerekend. De oudjes, hot
zeer hun honger te kennen gevende, ontvingen geen enkel'