Benoeming-en, enz. 8TA1M-GENERML. Buitenland. Frankrijk. Eugclafid. door den eenig overgebleven kerkvoogd aangemaand tot de ov.ergave van boeken, bescheiden en geld, op de kerk betrekking hebbende. Met belangstelling ziet men den afloop van dit kerkelijk regtsgeding, dat weldra op burgerlijk regtsgebied zal worden overgebragt, te gemoet. (N.Rott.Crt.) Jl. Woensdag heeft de regtbank te Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen vrouw Kuipers, van Oosterbeek, beschuldigd van afschuwelijke mishandeling van een bij haar inwonend dochtertje, dat zij reeds vóór haar huwelijk had ter wereld gebragt. Het kind werd dikwijls opgesloten, zonder eten gelaten en ontving vaak onverdiend slagen, het ergst wanneer het door medelijdende buren een stuk brood was gegeven en zij, door honger gedreven, dat had aangenomen. Uit de getuigenis van een geneeskundige bleek dan ook, dat hij het ligchaam van het kind met wonden, lidteekenen en blaauwe plekken had bedekt gevonden. De beschuldigde, tegen wie een eisch was gesteld van 2 jaren gevangenisstraf en drie geldboeten, elk van 8, werd volgens dien eisch veroordeeld. De soldaat Lindeman, van het 1ste reg. infanterie, die in Aug. jl. te Groningen een milicien heeft doodge schoten, is jl. Woensdag te Leeuwarden door den krijgs raad veroordeeld tot 15 jaren kruiwagenstraf. Het prov. geregtshof in Limburg heeft op 19 dezer bevestigd het vonnis der arrondissements regtbank te Maas tricht, waarbij mr. E. Gadiot, adv. aldaar, wegens het toebrengen van een slag op het aangezigt van mr. Edm. V. W.. eveneens adv. en oud-lid der Tweede Kamer, tot eene geldboete van 25 fl. verwezen. Het Huisgezin bevat den volgenden brief van den eerw. heer D. B. van Koot, pastoor te Kao-tja-jin-tse, in Mongolië, aan een zijner vrienden. „Daar zit ik dan eindelijk in het zoo lang gewenschte en tot werken inviterende Mongolië! Onze reis, die naar gewoonte ongeveer drie maanden geduurd heeft, was prettig en voorspoedig. Naauwelijks hadden wij ons houten water- paard bestegen, of we waren in den volsten zin des woords zeebonken geworden; wij vermaakten ons en lachten met onze matrozen over de benaauwde gezigten en wondere mines van onze passagiers, toen onze boot somwijlen zoo hoog door de golven werd opgeheven, dat men bij de sterren meende teregt te komen en dan weer met zulk geweld naar de diepte werd geslagen, alsof men met de tegenvoeters zou gaan kennis maken. Overigens kan ik UEerw. verzekeren, dat onze. reis zeer romantisch was; Vooral toen wij op het einde met kameelen en ossenkarren te doen kregen en op een ezel den keizerlijken weg bereden. Veertien dagen na onze aankomst te Si-wan-tse, kwam toevallig mijnheer Yerlinden over, en gretig maakte ik van de gelegenheid gebruik, om op zijne terugreis naar Eurl- se-sjen-chao ZEerw. tot Si-in-tse naar UEerw.'s heerbroêr te vergezellen. Den derden dag kwamen wij laat in den avond te Si-in-tse aan; zoodra men ons in de verte gehoord had, kwamen Dorus en mijnheer Janssen óns te gemoet snellen. Na een hartelijk osculum pacis werd ik met vragen als overladen; 't was mij een genoegen, eindelijk het oogenblik te zien, waarop ik aan den pastoor van Si-in-tse de duizenden groeten kon brengen van u en uwe familie, en hem vertellen kon, welke aangename dagen ik vóór mijn vertrek naar Mongolië bij u en uwe geachte familie had doorgebragt. De welkomstgroeten zouden bijna geen einde hebben genomen, zoo de nacht ons niet overvallen ware en de behoefte aan slaap mij niet tot rust hadde genoodzaakt. Den volgenden morgen waren wij reeds vroeg van onzen khang opgestaan, en hadden nu gelegenheid om bij helder daglicht elkander eens goed te bewonderen. Als men in 't eerst elkander in dat Chinesche pakje ziet, en ietwat baard om neus en kin ontmoet, dan staat men eerst sprakeloos te kijken, doch spoedig daarna beginnen de lachspieren in beweging te komen. Mijn baard is aan ieder nog al meêgevallen; men had zooveel niet verwacht; ik kan hem toch al plooijen en dwingen om in twee tippen uit te wassen. Bij den eersten oogopslag zei ik al: „Wel, Dorus! wat ziet ge er goed uit, ik kan-aan u zien, dat de Chinesche haver en het vogeltjeszaad u goed doen!" En inderdaad, uw heerbroêr ziet er flink uit, zijne breede schouders, zijn forsch voorkomen, zijne zware stem, zijn min of meer kaal geworden schedel, zijn kolossale baard, hebben hem tot een eerbiedwaardig en indrukwekkend missionaris gevormd. Drie weken lang ben ik met hem in gezelschap geweest; want er was besloten dat hij mij weer naar Si-wan-tse zou terugbrengen. Van den vroegen morgen tot den laten avond waren wij bezig met Vlaamsch klappen, met zingen en pret maken; al onze oude deuntjes werden weêr voor den dag gehaald. Ook gingen wij van tijd tot tijd een deuntje paard rijden, en ik verzeker u, dat de zweep er werd overgehaald; vóórdat men te Si-wan-tse aankomt, is men al een volmaakt ruiter, want men heeft dan zes dagen achtereen van 's morgens Vroeg tot 's avonds laat niets anders gedaan. Ook hebben wij een bezoek gebragt bij eene Mongoolsche Lamaserie; 't is ongelooflijk hoeveel die lui van onze H. godsdienst behouden hebben; men beweert immers, dat zij oud-Catholieken of, duidelijk gezegd, gewezen Catholieken zijn. Eene Lanlaserie ziet er juist uit als een Begijnenhof in Europa; elke Lama heeft daar zijn eigen huis, en in het midden van dat hofje staan hunne pagoden, waarvoor ze gezamenlijk gaan zitten bidden. Wij kwamen daar aan, juist toen zij in kapittel bijeen waren, en werden met zeer veel Mongoolsch respect in hunne nabijheid toegelaten. De oudste Lama zat op een hoogen katheder, en droeg op zijn hoofd een soort van bisschops-mijter; de anderen zaten blootshoofds, met een soort van rozenkrans in de hand, waarvan ze de koralen geregeld door hunne vingers lieten glijdenze zaten in twee rijen geschaard en wisselden elkander afin het bidden, op dezelfde wijze als in mijne grijze vaderstad de Kanun niken psalmodiëren; ook werden zij, doch eerst hunne pagoden, een voor een bewierookt. Na afloop van die Heidensche plegtigheid kreeg ieder Lama zijn stipendium, hetgeen bestond in een potje met eten, hetwelk ieder naar zijn huis medenam. 't Is onbegrijpelijk hoe die Heidensche Kanunniken, die reeds zoolang van de waarheid zijn afge dwaald, nog zooveel van onze uiterlijke plegtigheden behouden hebben. Zoo ongemerkt ben ik aan het verhalen geraakt; doch ik zou u dingen vertellen die gijmisschien al meermalen van uw heerbroêr gehoord hebt. Ik sta op het punt dezen brief te eindigen, en zie, daar hoor ik op eens het grootsche besluit van onzen hoogeerw. provicaris, dat hij mij overmorgen als pastoor zal begeleiden naar Kao-tja-jin-tse; mijne beide andere reiscompagnons zetten ook al een P. achter hunnen naamde een, mijnheer Zijlmans, is pastoor geworden te Cheesjivi, en de ander, mijnheer Hagaerts, pastoor te Woe-chao. Na hartelijke groeten, enz. UEerw.'s dw. dienaar en vriend, D. B. van Koot. Si-wan-tse, 24 Augustus 1872. Miss." In Engeland is dezer dagen een moderne postillon d'amour uitgevonden. Hij bestaat uit een miniatuur-geweer, waarmede men geen kogels, maar strookjes papier, met verschillende opschriften, naar een lief meisje kan schieten, dat zich op 250 voet afstand bevindt, hetgeen liefst nog wel zoodanig geschiedt, dat niemand er iets van gewaar wordt. Dat geweertje, voor minnende harten van onschat bare waarde, kost met een doos papieren projectielen, die de noodige motto's bevatten, maar één gulden. Het geschil tusschen de Erie-Spoorweg-Maatschappij en Jay Gould is geschikt door middel van de teruggave der geheele door die Maatschappij als ontvreemd terug- geëischte som, waarvan voor meer dan 9 millioen dollars aan onroerende goederen en voor 7 millioen dollars aan spoorweg-aandeelen en aan specie. „Wel meisje, nog zoo jong en nu reeds gestolen,een geheel stuk linnen nog wel, dat was wat al te grof." „Ja mijnheer, dat zqi moeder ook, en daarom hebben wij er maar beddelakens van gemaakt; als 't fijner geweest was hadden wij er hemden van gekregen." De luit. ter zee 1ste kl. J. B. A. de Josselin de Jong, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indië, en wegens lang durig verblijf aldaar den 15 dezer in Nederland teruggekomen, is met dat tijdstip op non-ac.tiviteit gesteld. Eerste Kamer. Zitting; van Woensdag 18 December. De Kamer ontvangt mededeeling van 't overlijden van den heer Schimmelpenninok van der Oije, in leven lid van dit Staatsligohaam. Zij besluit die mededeeling met een brief van rouwbeklag te beantwoorden. In middels brengt de voorzitter hulde aan de groote verdiensten van den ontslapene. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 19 December. Na 't nemen van be slissingen omtrent ontwerpen van ondergeschikt belang, wordt de beraadslaging over de begrooting van Financiën hervat. Aan de algemeene beschouwingen over de Eerediènsten werd door onder scheidene leden en den minister deelgenomen. De heer v. d. Maesen verdedigde vervolgens zijn amendement, strekkende om f 5000 op de begrooting uit te trekken voor nieuwe standplaatsen en verhoo gingen of personele toelagen. De beraadslaging hierover is in deze zitting nog niet geëindigd. Zitting van Vrijdag 20 Dec. Heden is de discussie over het amendement v. d. Maesen voortgezet. De heer v. Wassenaer v. Catwijck was er tegen, omdat, .zoolang de abnormale toestand der Hervormde kerk met onbillijke behandeling der Afgescheidenen voortduurt, hij geen verdere uitbreiding van tractementen of subsidiën wil. De lieer Smidt verklaarde zich breedvoerig er tegen', omdat alinea. 2 van art. 168 der Grondwet geenevlei verpligting ten aanzien van nieuwe tractementen oplegt en de voorgestelde staking een bescheiden stap is tot meerdere scheiding van Kerk en Staat. De heer van Lijnden was vóór het amendement, omdat, waar de Grondwet zegt dal iets kan, de wetgever niet het tegendeel mag uitmaken. De heer Jolles, schoon groot voorstander der scheiding, was vóór het amendement, mede op grond van alinea 2 van art. 168. De minister heeft het amendement breedvoerig bestredende. tegen woordige toepassing dier bepaling, zeide hij, is eenzijdig en onregt- vaardig jegens een deel der kerkelijke gezindheden. Bovendien, uitbreiding van tractementen en subsidiën moet noodwendig leiden tot inmenging van 't inwendige der kerk, iets waartoe de staat ni'et bevoegd is. Na nog eenige nieuwe re- en duplieken is het amendement aangenomen met 42 tegen 30 stemmen. Het amendement-Haft'mans (verhooging subsidie kerkgebouwen) werd verworpen met 45 tegen 26 stemmen; het tweede amendement van der Maesen op art. 71 is door de regering overgenomen. Het geheele Hoofdstuk Financiën is daarop aangenomen met 54 tegen 18 stemmen. Door den heer W. J. Schuttevaêr, hoofdbestuurder der. schippers- vereeuiging van dien naam, is een adres gerigt aan de leden van de twee Kamers der Staten-fjeneraal, waarin wordt verzooht, geene gelden meer aan de Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij toe te staan alvorens de bezwaren, aan schipperij en handel door de af sluiting van het Y bij Schellingwoude toegebragt, zijn opgeheven. Aan het verslag van de zitting der Kamer van 18 Dec. ontleenen wij nog de volgende bijzonderheden dat de minister van Finantiën niet genegen is de tractementen van enkele ambtenaren, zoo als die bij de belastingen en de postbeambten ten platten lande, partieel te regelen; dat zoodra de aanwezige voorraad postwissels verbruikt is, de nieuwe zoo zullen worden ingerigt, dat er ruimte is tot het doen van korte medeelingen; en dat ten slotte met 42 tegen 21 stemmen aange nomen is de conclusie der commissie in zake het adres van ds. van Gilse, te Groningen, strekkende om den minister in overweging te geven 1. alsnog gunstig op dat adres te beschikken en 2. te onder zoeken hoever wijziging van het Koninklijk besluit van 15 Dec. 1861 wenschelijk ware. Zoo als men zich herinneren zal, betrof het be doelde adres eene aanvraag om erkenning der aanspraak van adres sant op het genot van kindergeld. Naar aanleiding van verschillende geruchten omtrent beweerde afbetalingen op rekening der oorlogsschatting, is uit officieuse bron het volgende aan de Parijsche dagbladen medegedeeld „Het gerucht, dat er onderhandelingen over de afbe taling van het vijfde milliard zouden zijn aangeknoopt, is voorbarig. Den 11 dezer is er eene som van 200 millioen gestort tot afbetaling van het derde milliard. Op rekening der leening is reeds, gedeeltelijk tengevolge der vervroegde stortingen, een totaal van twee milliarden gestort. De regering zou dus reeds in staat zijn terstond tot de betaling van het vierde milliard over te gaan, doch de verplaatsing van eene zoo aanzienlijke som zou welligt tot een geld- crisis aanleiding geven. Om die reden gaat de regering voort met aan Duitschland, even als tot dusverre geschiedde, maandelijks 200 millioen te betalen. Men kan dus nu reeds berekenen wanneer de geheele ontruiming van het grondgebied zal kunnen plaats hebben, en wel omstreeks de helft van het jaar 1873. Om dat doel te bereiken zullen alsdan, volgens het laatste tractaat, geldelijke waar borgen aan Duitschland moeten gegeven worden. Het tijdstip is echter nog te ver verwijderd om daaromtrent nu reeds in onderhandeling met Duitschland te treden." Op het plein de la Roquette te Parijs, werd jl. Woensdag morgen een doodvonnis voltrokken. Een zekere Joly, ter dood veroordeeld door het Hof van Assises van de Seine, onderging zijn straf. Hij was tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld en op het oogenblik van zijn vertrek naar het bagno beproefde hij den cipier van la Roquette te vermoorden. Gedurende de toebereidselen voor het doodvonnis beval Joly zijn vrouw in de bescherming van den aalmoezenier aan en belastte hem tevens om den prefect van politie namens hem te bedanken voor de kleine attentiën, welke hij hem wel in zijn laatste oogenblikken had willen bewijzen. Joly was pas 23 jaar en had reeds 19 vonnissen voor zijn rekening. De ongelukkige trad met de grootste koelbloedigheid den dood te gemoet en gebruikte nog, alvorens naar de straf plaats te gaan, koffij en brandewijn. Het doodvonnis werd in den vroegen morgen voltrokken. -Hét dagblad van About deelt een statistiek mede de rijtuigen, die dagelijks door Parijs rijden. 45 duizend rijtuigen en 8000 handkarreu doen in de groote stad dienst en dooden jaarlijks 135 personen, terwijl zij er 1200 kwet suren, beenbreuken, enz. bezorgen, 's Is maar één op de 600 zielen, voegt het blad er als geruststelling bij. Te Parijs begint het algemeen in «.wang te komen zijne politieke gevoelens ook in zijne kleeding aan den dag te leggen, en wel hoofdzakelijk onder dames. De dames, die legitimistiscbe gevoelens zijn toegedaan, dragen Cham- bord-knoopen en de lieeren van dezelfde politieke rigting versieren hunne dassen met fleur-de-lis-spelden. De aan hangers van het keizerrijk dragen knoopen met een Cesars- kop. Echarpes romaius zijn het onderscheidingsteeken van de voorstanders der wereldlijke magt. Orleans-blaauw en de Belle-Poule worden gedragen door de vrienden van den graaf van Parijs. De republikeinschgezinde modistes hebben den hoed Rabagas en de conservative modistes de toque- message, een zeer elegant hoofddeksel van tulle en kant, [uitgevonden. Maandag a. s. zal ,n de zaal Valentino te Parijs een concours van kappers worden gehouden. Een 10 tal haarkun- stenaars zal op een even groot aantal vrouwenhoofden de meest buitengewone kapsels zamenstellen, terwijl volgens de aankondigingen een uitgezocht orkest intussclien gelegenheidsmuziek zal uitvoeren." Jl. Maandag overtrof het getal beesten op de grootste markt van het jaar, die altijd eene week vóór Kersmis gehouden wordt, dat in 1863, met uitzondering van één jaar. Er waren 7560 stuks vee aangebragt, waaronder 1340 van Schotland, 1000 van Norfolk en Suffolk, 3070 van de provinciën Midland Counties genaamd en 1030 van Ierland. De prijs voor sommige der beste Schotsche beesten was 35 a 40 p. st. 420 a 480) en 6/sh. a 6/2 (d. i. 3.60 a 3.70) per 8 Eng. pd. vleesch (ruim 3| kilogr.) ivaren de hoogst besteedde prijzen voor het vleesch. In enkele gevallen betaalde men hooger, doch de eigenlijke markt prijs was, volgens de Times, niet hooger dan 5/6 a 6/ 3.30'a 3.60) voor het beste vleesch. De Times schreef jl. Woensdag een artikel over de markt in verband met de veeteelt der laatste jaren en herinnerde tevens de prijzen van vroegeren tijd, toen het ossenvleesch tegen 4 d. (20 ct.) en zelfs tegen 3| p. (17| ct.) per pond verkocht wérd. Genoemde prijzen zijn natuurlijk die van den groothandel, en de Times brengt dus onder het oog de hooge prijzen, welke de slagers berekenen, nl. minstens het dubbele van het bovenbedoeld bedrag. „De slagers doen" zegt het blad „hun hoordeel of met de zwakheid öf met de domheid van het publiek en goed rundvleesch behoordeevenmin als goed schapen- of varkensvleesch duur te zijn." De wijze hoe dit te verhelpen, wordt evenwel niet aangegeven, behalve, dat de Times aan een gedeelte van het publiek verwijt, „groote rekeningen bij den slager te laten staan met gevaar dat zij nooit betaald worden, zoodat op deze wijze de marktprijzen zonder invloed moeten blijven, dewijl de slager zijne klanten in handen heeft." Dit is echter geene voldoende opheldering. Wat den aanvoer van vee uit het binnenland betreft, ontwaart men vermeerdering, want het van buiten aangevoerde vee was slechts een tiende -van het Engelsche en een twintigste van het uit Engeland, Schotland en Ierland aangevoerde vee. Een tweede en welkome bijzonderheid is de verbetering in hoe danigheid. De zware massa's, welke gemeste, beesten vroeger vertoonden en die slechts dienden om te bewijzen welke vette monsters men van rundvee maken kon, worden steeds meer en meer uitzondering en iedere veefokker, zoowel edelman als landman, legt er zich op toe de nuttigste uitkomsten te leveren. Engeland voorziet alzoo met klimmende verhouding in de behoeften des volks, aangespoord door dien geest van wedijver, welke voor geen buitenlandsche mededinging terugdeinst. „Wij zijn," zegt de Times, „steeds 't meest vermeerderende ras ter wereld; wij bezitten steeds meer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 2