Burgerlijke Stand. Gemeente Texel. Marine-Haven JNieuwediep. J SCHAGER MARKT van HEDEï met geweld van het bed naar een aangrenzende kamer te voeren. De tijding werd ruchtbaar en de betuigingen van sympathie kwamen van alle kanten toestroomen. Lord Sidny, kamerheer van Koningin Victoria, kwam al dadelijk een deelnemende boodschap overbrengen van zijn Souvereine, weldra gevolgd door een tweeden Koninklijken bode met de aanbieding van het rouwbeklag aan de Keizerin en den Keizerlijken Prins en om uit den mond der geneesheeren de kleinste bijzonder heden aangaande de laatste oogenblikken te vernemen. De Koninginnen van Zweden, van Nederland, van Spanje, de Koning van Wurtemberg, de Engelsche aristocratie, tal van vrienden uit Frankrijk zonden telegrammen naar Chisle hurst. Een diepe ontroering is te Londen merkbaar, en in de groote steden verschijnen de bladen in een rouwrand." De Gaulois ontvangt een schrijven uit Londen, waarin o. a. het volgende voorkomt: „Het aantal bezoekers op Cambden-House neemt met ieder oogenblik toePrins Napoleon en Prinses Clotilde zijn oyer Qstende gekomen, daar de Prins anders het Fransche grondgebied had moeten overschrijden, waartoe hij eerst toestemming had moeten vragen. Hunne ontmoeting met de Keizerin was zeer hartelijk; H. M. kon haar tranen niet weerhouden. Behalve Prinses Mathilde, de hertog de Cambacèrès, de heeren Théroulde en Mocquard, notaris van den Keizer, zijn nog aangekomen de Prins en de Prinses van Saksen- Weimar, de Prins de la Moskowa, Prins Murat, maarschalk Fleury, burggraaf Sidney, burggraaf Wolden, graaf Termon- tieuw, lord en lady Cowley, de heer Agnado, graaf Stein- back, baron de Rothschild, de heeren la Valette en de Persigny (de zoon), baron .Lambert, de Bourgoing, Labe- doyère, Jeröme David, vader en zoon, markies de Lagrange, doctor Evans, de heeren Lachapelle, Puglies-Conti, Busson- Billault, Aignesvives de Biénille, vader en zoon, enz. De dames Welles de La valette, MalakofF, Canrobert, de Bourgoing, Lhermina, enz. Burggraaf de la Guèronnière, zoomede de heeren Duruy, vader en zoon, worden te Chislehurst verwacht. De Prins van Wallis en Prins Christiaan hebben bij Keizerin Eugénie een bezoek gebragt. Dingsdag zou het stoffelijk overschot des Keizers in de lijkkapel worden tentoongesteld, maarslechts van 12 tot 4 ure. Koningin Victoria heeft gelast, dat binnen weinige dagen een plegtige lijkdienst zal plaats hebben in de cathedraal van Kensington. Het Engelsche Hof zal den grooten rouw aannemen van 16 tot 21 Jan. en den ligten rouw van 21 tot 24 Januarij. De overleden Keizer was gekleed in de:uniform, welke hij te Sedan gedragen heeft (klein tenue van een Fransch generaal) en met het grootkruis van het Legioen van Eer. Aan het hoofdeinde waren twee priesters in witte gewaden gezeten; aan het uiteinde der kist, boven het hoofd van het lijk, stond een groot kruis en op het voeteneinde der kist lag een krans van immortellen, met het keizerlijk naamcijfer, in het midden. Aan weêrszijden der kist waren brandende waskaarsen geplaatst en stonden eenige geeste lijken en heeren van 's Keizers gevolg. Het stoffelijk overschot des Keizers is in een looden kist gelegd, met fijn katoen gevoerd. Tot jl. Dingsdag blijft het lijk in de kamer, door Z. M. bij zijn leven bewoond. De Keizerin is hevig aangedaan en haar zenuwgestel is zeer geschokt. De heeren Davilliers, Clary, Piétry en Conneau zullen het lijk des Keizers grafwaarts dragen. Het kleed, dat de kist zal dekken, zal alleen de woorden dragen„Napoleon III," terwijl de geheele begrafenis- plegtigheid zeer eenvoudig zal zijn, even als de decoratie van de lijkkapel. Eenige Commune-mannen dwaalden om Chislehurst rond en braakten allerlei scheldnamen uit tegen den overleden Keizer. Een tweetal dergelijke heeren zijn door een aantal Engelscheii, in Leichester Square, bijna doodgeranseld, om ze zoodoende ten minste wat eerbied voor den dood in te prenten. 1 In een dépêche door Figaro ontvangen wordt gezegd, dat revolutionaire bladen lieden naar Chislehurst hebben gezonden om manifestatiën en schandalen uit tè lokken; maar dat ook die heeren aan de politie zijn gesignaleerd. L'Ordre opqnt zijne kolommen met eene verklaring, geteekend doof Granier de Cassignac en Dugué de la Fauconnière. Daarin wordt o. a. gezegd: „De Keizer is dood, maar het keizerrijk niet. Het leeft en het is onvernietigbaar. De menschen gaan voorbij, maar de instellingen blijven. De dood van Cesar grondvestte het rijk van Augustus. Het keizerrijk leeft door de behoefte die Frankrijk heeft aan instellingen, populair en krachtig tevens; het leeft, door den schrik die zich met betrekking tot de sociale belangen verspreiden zal, nu overwachts de dood den arm verlamde van welken men wist dat hij de kracht bezat ze te beschermen en den vasten wil om het te doen; het leeft door den jeugdigen erfgenaam van den naam en de werken der Napoleons, en op wien blaam noch verantwoordelijkheid rusten kan voor de ongelukken, die het land getroffen hebben; die, op den troon geboren, zijne opvoeding in de school des rampspoeds voortgezet en in de ballingschap voltooid heeft; het leeft voort in eene schrandere en edele vrouw. Het herstel 4es keizerrijks verliest een man, maar het verliest kans noch hoop. Aan het keizerrijk behoort de toekomst door de wet der nood zakelijkheid, de eenige wet die de politieke stelsels verzekert." De Bonapartische bladen, le Gaulois, 1'Ordre en le Pays verschijnen met rouwranden. Le Gaulois zegt„De tijd is nog niet gekomen om een beschouwing, hoe vlugtig ook, te leveren van het leven des mans, die Frankrijk twintig jaar heeft weten te regeren, en die, zoo lang hij de absolute magt in handen had, het tot de eerste natie der wereld gemaakt heeft. Wij betreuren thans den souverein niet, maar alleen den mensch, die veel meer onder den slag van onverdiende rampen, laaghartig verraad en schandelijken laster is bezweken, dan onder het physiek lijden dat hem aantastte." Henri de Pene is de woordvoerder in Paris-Journal „Reeds tachtig jaren," zegt hij, „wentelen wij ons in den draaikolk van verderf. Frankrijk werpt beurtelings al zijne vorsten, al zijne dynastiën uit. Laat ons eerlijk genoeg zijn om te bekennen dat, heeft Napoleon III ons in het laatste tijdperk zijner regering al de bitterheid van neder lagen en tegenspoeden doen kennen, hij ons daarentegen in het glansrijke tijdperk van zijn bewind ons tot een trap van roem en luister heeft opgevoerd, waarvan het geheim sedert Lodewijk XIV en Napoleon I verloren scheen te zijn gegaan." De taal van bladen als le Rappel en le Peuple Souverain is walgelijk. Wil men echter één staaltje hoe ver sommige schrijvers gaan, dan citeren wij 1'Evenement. Daar leest men bij voorbeeld: „Bij dit geopend graf, waarin een gemeene ziekte (iine vulgaire maladie) der blaas, den vorst heeft doen neertuimelen, die"enz. enz. Figaro neemt den schrijver, den heer Magnier, daarover volgenderwijze onder handen: „Magnier," zegt het blad, „zou dus naar het schijnt aan een meer fatsoenlijke ziekte de voorkeur gegeven hebben. Hij gelieve te bedenken, dat men doet wat men kan, en dat wij nu zeer veeleischend worden voor de ziekte, diode eer zal hebben ons van hem te verlossen." De Kreuz-Zeitung zegt, nooit tot de bewondenaars van Keizer Napoleon behoord te hebben toen deze nog op het toppunt zijner magt stond en evenmin nu reden te hebben om de vierschaar over hem te spannen. Zij kenschetst het karakter van den overleden Monarch evenwel als dat van een avonturier, die noch voor het belagchelijke, noch voor het misdadige terugdeinsde; „maar," voegt zij daarbij, „het komt ons toch voor, dat men, wanneer er eenmaal eene onpartijdige levensschets van den voormaligen Keizer ontworpen wordt, niet zal kunnen vergeten, welke aanmoe diging die avontuurlijke misdadigheid in het zedelijk verval van zijnen tijd gevonden heeft, en zal moeten constateeren, dat Frankrijk de tuchtroede wel verdiend hoeft, die het bij het herstel van het keizerrijk gevoeld heeft. Te gelijk als de bevorderaar der zedeloosheid en als de tuchtroede van zijnen tijd, moet Louis Napoleon beschouwd en gewaar deerd worden, en zijn val openbaarde op nieuw den straffenden arm der eeuwige regtvaardigheid, die den misdadigen over moed in het stof werpt. Wel is waar zijn in Frankrijk de groote gebeurtenissen van 1870 en 1871 niet als uitspraken van den Regter der Wereld opgevat, maar welligt juist daarom is Frankrijk, zelfs in weerwil van den onver wachten dood van den gevallen Keizer, niet veilig voor den terugkeer van het Cesarisme." Jules Claretie schrijft in 1'Indépendance o. a. het volgende: Men heeft in een zakboekje, waarin Napoleon Hl in zijne jeugd aanteekeningen maakte, de gedachten gevonden, die toen heerschten in zijn verwarden, aarzelenden en voor misleiding en opligting zoo vatbaren geest. „Ik trotseer een storm, een bries werpt mij neder," schreef hij, toen hij, verre van Frankrijk, nu eens te Port-Louis, dan te Rio Janeiro rondzwierf. Een weinig verder past hij op zijn eigen lot toe, wat eene vrouw van het hare zeide„ik ben bedorven, jong, schitterend, gevierd, bewierookt, gelasterd, vervolgd, stervend en hersteld geweest daar ben ik." Het is thans openbaar bevestigd, dat het een zieke was, aan wien Frankrijk in Mei 1870 zijn lot had toevertrouwd; dat het een zieke was, die in Julij de kracht niet had om weerstand te bieden aan hen, die hem tot den oorlog tegen Duitschland aanzetten, in de hoop daarvan eenig voordeel te trekken; dat het een zieke was, die na Wörht en For- bach, te Metz een kostbaren tijd voor het heil des legers deed verloren gaan door hardnekkig aan het hoofd des legers te blijven; dat het een zieke was, eindelijk, die van Chülons naar Sedan, den marsch van het laatste Fransche leger heeft geleid of belemmerd, en dat het een zieke was, die in zijn val de banier van het vaderland heeft medegesleurd. Dit gevaar loopen de volken, wanneer zij de kracht missen van zich zeiven te regeren en van hun wil, hunne vrije beschikking en hun geweten afstand doen. Nooit, zoo gaat Claretie voort, zal ik het vertrek van het leger van Chalons op dien regenachtigen Augustus morgen vergeten. Welk een treurige ochtend; guur en somber als eene herfstdag. De uitgeputte soldaten ontplooiden zwijgend hunne lange gelederen op den doorweekten grond. Tusschen hen door reed de Keizer in zijn rijtuig, in een met rood ge voerden mantel gedoken; hij reed nu her- dan derwaarts en groette de soldaten, maar zij groetten niet terug. Alles voorspelde den ondergang en de nederlaag. De storm stak op en loeide en wij zagen met een beangst hart dé toekomst tegemoet, want het gold thans het heil van Frankrijk. Weinige dagen vóór de oorlogsverklaring werd een consult gehouden over den gezondheidstoestand des Keizers. Het resultaat was zeer ongunstig en de zieke was reeds half opgegeven, toen hij heimelijk Saint-Cloud verliet in Julij 1870, om zich naar Sedan te begeven, waar hij had kunnen sterven zonder de ligchamelijke en geestelijke smarten zijner laatste levensjaren en met het aureool van den pligt en de zelfopoffering, die de doode van Chislehurst mist. Thans zie ik hem in mijn geest nog dolen, somber en ter neergeslagen in die zalen van Cambden-House, nu en dan een werk van zijn jeugd ter hand nemende en her lezende wat hij voorheen had geschreven, in dien tijd toen hij het socialisme van Louis Blanc wilde vereenigen met het regeringstelsel van Fouché. Misschien heeft hij toen ook die woorden teruggevonden, die hij lang geleden in zijn werk over de Militaire Organisatie van Frankrijk schreef, en juist het Pruissische systeem, de verpligte dienst voor alle valide burgers eischte: „Indien de menschheid Veroorlooft, dat men het leven van millioenen menschen op het slagveld waagt om de nationaliteit en de onaf hankelijkheid te verdedigen, zij brandmerkt en veroordeelt die onzedelijke oorlogen, welke de menschen doen dooden, uitsluitend om de publieke meening te vleijen en door een hulpmiddel, een gezag dat altijd in verlegenheid is, te steunen." (Ham 1844.) Misschien heeft hij ook in zijn ballingschap, als Engelsch landheer, die waarheid kunnen overdenken, welke hij be wezen heeft na ze te hebben verkondigd„men bouwt niet stevig op den logen." En thans is alles voorbij. De man, die zoo lang het lot van Frankrijk in handen had en waarvan Europa de woorden opving bij de vernieuwing van het jaar, om te weten of de menschen vrede zouden houden of elkander op het slagveld vermoorden, die gekroonde slaapwandelaar, die sterft in zijn onvoltooiden droom, die Cesar ligt thans neder in eene villa in de nabijheid van Londen. Hij is uit de ballingschap teruggekeerd, om met ballingschap te eindigen. Met een zacht gemoed geboren, heeft hij ge leidelijk, naarmate hij voortschreed in het leven, alles bedreven, wat een eerzuchtig en kleingeestig man bedrijven kon. „Zijne moeder zal hem noodlottig zijn," schreef van hem Koning Lodewijk van Holland, die met schrik zag, hoe Koningin Hortense de droomen van gezag in dat jeugdige hoofd levendig hield. Koning Lodewijk wist niet, hoe dat noodlot ook op Frankrijk zou drukken. Gisteren zijn 28000personen op Camden-House toegelaten om het lijk te zien. Omtrent de kist, waarin Napoleon's stoffelijk overschot is besloten, wordt het volgende berigt: Het lijk van Napoleon is gelegd in een dubbele kist, de eerste van lood en de tweede van mahonyhout, overdekt met karmozijn fluweel en gegarneerd met wit fluweel, dragende de volgende inscriptie: Napoleon 111, Keizer der Fransehen, geb. te Parijs, den 20sten April 1808, gestorven te Cambden-Place, Chislehurst, den 9den Januarij 1873. li. 1 P. Een vriend der Keizerlijke familie heeft uit Frankrijk een zak aarde medegebragt, die in de kist is gelegd; die aarde is gedolven uit den grond van de Tuileriën, aan den voet van den particulieren trap des Keizers. Het lijk werd jl. Zondag te Cambden-Place door een groot aantal personen bezocht, het was hoog genoeg ge plaatst om de trekken van den Keizer duidelijk in het oog te laten vallen, Die trekken hadden een opmerkelijke uit drukking van kalmte aangenomen. Napoleon IH scheen tien jaar jonger te zijn. De beeldhouwer Carpeaux is aangekomen om de marmeren buste des Keizers te maken. Een telegram van Chiselhurst van gisteren luidt: „De begrafenis van den ex-Keizer Napoleon heeft heden voormiddag plaats gehad. De lijkstoet verliet ten 11 ure Camden-House en kwam ten 111 ure in de kerk aan. Langs den weg was een talrijke menigte toeschouwers, naar men schat 12,000, op de been, doch alles is in stilte en zonder eenige demonstratie afgeloopen." Van 8 tot 15 Januarij 1873. ONDERTROUWD: Dirk Leen en Antje Tuinder. GETROUVVDFreerk Wegman en Jannetje van der Wielen. GEBORENAaltje, dochter van Jan Kooiman en Pietertje Eelraan. Petronella, dochter van Tijs van Heerwaarde en Jannetje Dijt. Tetje, dochter van Simon van der Vis en Trijntje Visser. Stijntje, dochter van Gerrit Brouwer Kz. en Tetje Boon. Neeltje, dochter van Louwe Halsema en Martje Dijker. Albert, zoon van Jan Bakker en Neeltje Eelman. OVERLEDEN: Anna Pieternella Boon, 2 jaren, dochter van Pieter Boon en Antje Eelman. Zeilklaar Liggende en vertrokkenSohepen Groote Vaart. Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Bestemming 15 Jan. Constance. M. Kimmerer. Soerabaija. De overige schepen zie ons vorig nommer. Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart. Binnengek. Schip Gezagvoerder. Cargadoor. Herkomst. 14 Jan. Sirius, C. T. Geraud. ZurMühlen&Co. Lissabon^ 15 Johanna. W.H.C.K.Rösingh. v.d.Brugh&Co. Batavia. 15 ii Soerab.Packet. D. O. Rolff. Duink.&Goedk. 16 i, BothwellCastle.E. W. Watt. Probolingo» 16 I, Dido. A. H. van Wijk. Hoogl.&v.Herw. 1'alermo. Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de Binnenhaven te lossen. Schip. Gezagvoerder. Herkomst. Lading. Cargadoor. Geert Herwig. T. H. Smit. Sunderland. Steenk. ZurMühlen&Co. Commodore. Th. Skee. Newcastle. Marvis. J. R. Church. Cardiff. Lebanon. J. Robertson. Seaham. Duink.&Goedk. de Vries Co. ZurMühlen&Co. Elisabeth. I 5. Goodlad. Sunderland. 8 Paarden Ossen - a Stieren - a 3 Gelde-Koeijen - 120a220 1 Kalf-Koeijen - 150a Vaarzen - a Hokkelingen - a 8 Nucht.Kalveren- 8a 18 VetteRammen - a 300 Schapen - 25a 36 PER TELEGRAAF, f 40a 66 Lammeren f 23 a 84 4 Bokk. en Geiten - 2 a 7 30 MagereVarkens- 16 a 24 6 Biggen - 9ia 16 70 Eenden c. 75 al50 10 Kippen - 76 a200 Boter per kop - 8Ja Kaas per K.G. - 85 a 45 Kip-Eijeren per 100 -850 a Eend-Eijeren a LATERE BERIOTEIV. Op de Noorderhaaks is gisteren avond gestrand een Duitsche brik, geladen met stukgoederen. De equipage, uit twaalf man bestaande, heeft zich terstond in de scheepsboot gered. Men is thans bezig de scheepsinventaris te bergen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 3