Benoeming-en, enz. Frankrijk. muizenval gezet en werkelijk een muis gevangen, maar door deze vangst was de val bevolkt door nog zes kleinere exemplaren, die in dien kerker ter wereld werden gebragt. Moeder en kinderen zijn naar omstandigheden redelijk welvarend, maar zij zien met bezorgdheid de toekomst te gemoet. In korten tijd zijn in den dierentuin te Brussel twee ijsbeeren gestorven, tengevolge van ontsteking der ingewanden, geruimen tijd geleden reeds veroorzaakt door het toewerpen van stukken van lampionglazen door jongens. De beeren likten daar het vet uit, doelt slikten tegelijk daarmee stukjes glas naar binnen. LATEB» BEBIOTESr. Het transportschip Java is heden alhier uit Engeland weder aangekomen. - Het berigt uit Alkmaar betreffende den zeeman, die terug zal keeren tot zijne bereids weder getrouwde vrouw, is ten eenenmale onwaar. Tot heemraad van den polder Wieringerwaard is benoemd de heer C. Bezelman, en tot heemraad van den polder Westzaan de heer K. Zwikker. Benoemd tot ontvanger der dir. bel. en aco. te Bolsward c. a., de heer A. J. H. van den Bosch, thans ontvanger derzelfde middelen te Beverwijk. De luit. ter zee 2de kl. H. A. Sirks, dienende als 1ste off. aan boord van den monitor Tijger, wordt met den laatsten Jan. op non-act. gesteld en met 1 F'ebr. als zoodanig vervangen door den luit. ter zee 2de kl. A. de Bruyne. De off. van adm. 2de kl. C. J. Lagaay, dienende aan boord van het ramschip Schorpioen en de off. van adm. 3de kl. A. de Leef, dienende aan boord van den monitor Tijger, worden met 10 Febr. a. s. op non-act. gesteld en met den llden vervangen respectivelijk door den off. van adm. 2de kl. W. J. Medenbach en den off. van adm. 3de kl. L. C. Duhne. In het Staatsblad no. 12 is opgenomen het koninklijk besluit van 15 Januarij 1873, tot wijziging van art. 2, alinea 4, van het reglement voor de scheepvaart, ter beveiliging van de spoorweg bruggen over het Groot Noordhollandsch Kanaal, nabij Alkmaar en het Koegras, in den Staatsspoorweg van Zaandam naar den Helder, vastgesteld bij kon. besluit van 31 Oct. 1872, Staatbl. no. 108. B u ite n I a n d. Thiers is door den Mikado tot ridder eener Japansche Orde benoemd, waaraan de verheffing tot daïmio van de lste kl. is verbonden. Zeventien personen zijn gearresteerd, als beschuldigd van deelneming aan de Internationale. Eenige huurkoetsiers te Parijs, met hunne rijtuigen ge- stationneerd in de rue de Moscau, bij den boulevard de Batig- nolles, waren, toen het on weder jl. Zatudag zoo geweldig begon te woeden, van den bok gegaan, en zochten een schuilplaats in een kroeg. Het spreekt wel van zelf, dat zij niet op een droogje bleven zitten. Zij gingen dapper aan het drinken, in afwachting dat de bui over zou zijn, en in weinige oogenblikken was de kring zoo gezellig, dat, ware vader Cats, een hun bekend auteur geweest, zij gewis met hem zouden hebben uitgeroepen: Als 't buiten woedt, Is binnen soet. Een aantal brave burgers, daar buiten door het noodweer over vallen, hadden het minder goed, en wilden, vurig naar huis verlangende, van de huurrijtuigen gebruik maken. Geen koetsiers vindende, rigtten zij natuurlijk in de eerste plaats hun schreden naar de herberg en zij behoefden niet te vragen of zij te regt waren; het vrolijk gezang der automedons, geaccompagneerd met zweepgeklap, verkondigde reeds op een afstand waar zij zich bevonden. Nu veranderde het tooneel. De koetsiers werden door de burgers, die van de rijtuigen gebruik wilden maken, op de dringendste wijze aangezocht het gelag te laten staan en de teugels op te nemen. Op een geanimeerde veiling wordt niet driftiger opgeboden, dan thans in de herberg met klimmende belofte van fooijen getracht werd een koetsier te bewegen op den bok te gaan. Alles te vergeefs. Zij hadden het te goed naar den zin, lachten de citoyens uit, haalden de schouders op en verwaardigden zich niet een bod, hoe royaal ook, aan te nemen. Een braaf huisvader, met vrouw en twee kinderen, dreigde eindelijk, geen raad meer wetende en zijn laatste en hoogste bod minachtend afgewezen ziende, dat hij bij de autoriteit een klagt tegen de koetsiers, die eigenmagtig dienst wei gerden, zou inleveren. „Ga je gang!" werd hem van alle kanten uitjouwend toegegalmd, en hij werd letterlijk de deur uitgelagchen. De koetsiers zetten er nog een hartig teugje op, en het lieve leventje, niet weinig verhoogd door hetgeen zij een uiterst vermakelijk incident noemden, begon van voren af aan. Eindelijk bedaarde het onweder; zij verlieten de herberg en ieder zocht zijn rijtuig weer op. Maar wie schetst hun verbazing toen zij, buiten gekomen, alle rijtuigen spoorloos verdwenen vonden. Zij staarden elkander met glazige oogen en roode neuzen versuft aan. De beleedigde partij namelijk had eenvoudig wijzer gedaan dan een klagt in te dienen, en aan zijn lotgenooten het voorbeeld gegeven. Hij had vrouw en kinderen in een rijtuig gezet, was zelf op den bok gegaan en naar huis gereden. In een oogwenk had ieder desgelijks gedaan. Goede raad was duur. Klagen? Maar de koetsiers waren zoo dronken niet, of zij begrepen, dat zij dan zichzelven schromelijk in het naauw bragten. Wat gedaan? Naar de herberg maar weer om te overleggen. Omstreeks middernacht kwam een gamin binnen met de blijdschap op het gelaat: Citoyens, ik heb daar van een heer een dikke fooi gekregen om u de boodschap te brengen, dat voor een uwer het rijtuig voor is!" Woedend stormde het gezelschap naar buiten. Inderdaad, een rijtuig was terug, en van lieverlede kwam nu van hier en daar weder een der andere Jiacres, door straatjongens begeleid of bestuurd, opdagen. Figaro, aan wien dit vermakelijk verhaal ontleend is, eindigt niet met de gewone uitdrukking: „de justitie doet onderzoek," maar: „de koetsiers doen onderzoek." Welligt loven zij eerstdaags een premie uit om den heer te ontdekken, die hun wangedrag zoo vinnig betaald gezet, enhet laatst, dus het best, gelagchen heeft. In het hötel Drouot te Parijs zal eerstdaags een z onderlinge verkooping worden gehouden. Er is sprake van d e collectie platen van wijlen den heer Heindreicli, den voor la atsten voltrekker der doodvonnissen. De heer Heindreicli had alle prenten of gravuren bijeenverzameld, die betrekking hebben op doodvonnissen, hetzij in Frankrijk of in het buitenland. Afschuwelijk museum 1 er zijn teekeningen bij van galgen, kruisen en ook van guillotinen. In geen 65 winters heeft te Parijs zulk een zwaar onweder gewoed als jl. Zaturdag. Dezer dagen was het Parijsch publiek in de RuoClaudin, getuige van de zonderlinge manier, waarop een jongman, onmiddelijk nadat de maire hem tot den rang van echtgenoot had geproclameerd, zijn vreugde over die rangverhooging uitte, en wel door een pak slag aan het adres zijnerwelbeminde. Wat men daartegen ook deed, hoe men ook zocht er een eind aan te maken, 't baatte niet: noch vrienden, noch bruidsjonkers of bruidsjuffers konden den dol verliefden ega van het leveren dier handtastelijke bewijzen zijner liefde terughouden; het arme vrouwtje zag haar bruidskleed aan fladder gereten, haar bruidstooi en oranjebloesem hun frisch- heid verliezen. Eindelijk gelukte het, den dollen man de beenen te binden en hem zoo meester te worden; maar het schuim der woede bleef op zijn lippen zigtbaar. En toch was de oorzaak van die geschiedenis onschuldig. De brui gom, zich bewust niet de noodige dosis moed te bezitten, om, na het huwelijk, onmiddelijk tegenover zijn wederhelft een waardige houding aan te nemen, had dien moed gezocht in een paar glazen absinth. Maar ook dat was hem ongewoon, de drank steeg hem naar het hoofd en maakte den anders te zachtmoedigen man nu tot een waren duivel. Les voor jonggehuwden om, vóór den trouw, zeker niet absinth te gebruiken 1 Het comité tot ontsmetting der slagvelden, aan welks hoofd Prins Orloff staat, bezoekt op dit oogenblik de vallei van de Marn®, waar de bloedigste gevechten van het beleg van Parijs zijn geleverd. Deze vallei staat gedurende een maand reeds geheel onder water en alles noopt er toe, om te gelooven, dat door de beweging van het water de chemische zelfstandigheden, tot ontsmetting aangewend, weggespoeld zijn en dat de lijken zich weer in denzelfden staat bevinden, als voor de ontsmetting. Bij het terugkeeren van de lente heeft men zoodoende op nieuw verspreiding .te vreezen van de voor de gezondheid zoo schadelijke miasmen. Daarom worden nu eenige grafheuvels geopend, die men, bij wijze van voorzorg, op nieuw met die ontsmet tende chemische zelfstandigheden vult. Volgens de officiëele volkstelling zijn er in Frankrijk 30,000 gehuwde mannen meer dan gehuwde vrouwen; net andersom als bij de Mormonen. Enigeland. In den nacht van den 22 dezer is het Engelsche schip Northfleet, dat bij Dungeneés ten anker lag, in den grond gevaren. Er bevonden zich '500 emigranten aan boord, die op weg waren naar Australië. De liaam van het stoom schip, dat in botsing kwam, ls onbekend, daar het onmid delijk na het onheil de reis vervolgde, de ongelukkigen aan hun lot overlatende. Men onderstelt, dat het een Spaansche of Poi^ugeesche stoomboot was. De Northfleet moet onmiddelijk gezonken zijn. Slechts 85 personen werden gered door middel der scheepsbooten, de sleepboot City of London en een loodsboot. 357 personen hebben dus den dood in de golven gevonden. Er heerschte zulk een verwar ring aan boord, dat de kapitein verpligt was op de mannelijke passagiers te vuren. De Board of Trade heeft 100 p. s. uitgeloofd aan hem, die den naam van het stoomschip mededeelt. Vermesch, de beruchte ex—redacteur van den Père Duchéne tijdens de Parijsche Commune, is te Londen door eenige Fransclien, die hij dwazen noemden, omdat ze de begrafenis van Napoleon gingen bijwonen, in een waggon afgeranseld, en daarna dood bedaard op den weg geworpen. De vaart van den trein was evenwel langzaam genoeg om een ernstig ongeluk te voorkomen. Aangaande den dood van Bulwer verneemt men nog nader dat hij aan een oorontsteking op zijn winterverblijf te Torquay is overleden; hij was reeds sinds jaren hardhoorend. De berigtgever van de Daily News, wien het met behulp van eenige dollars gelukt is, in de heiige hallen van den „tèmpel des hemels" te Peking binnen te dringen, deelt eenige lezenswaardige bijzonderheden mede betreffende Chinesche gebruiken, welke voor het grootste deel evenwel reeds bekend zijn; zoo o. a. de astrologische symbolen en wiskunstige kunstenarijen, die in den bouw van tempels, altaren, paleizen, enz. aangegeven zijn. Er zijn in Peking acht staatstempelsdie des hemels, der aarde, van den landbouw en de altaren der zon en der maan. Het voornaamste feest in den tempel der aarde heeft plaats bij den zomer zonnestilstand, in den tempel des landbouws in het voorjaar. De Keizer zelf slaat dan, om zijn volk een goed voorbeeld te geven, de hand aan den ploeg en zaait een of twee graan soorten. De Keizerin en de hofdames geven jaarlijks dei- vrouwelijke bevolking een goed voorbeeld, door met groote plegtigheid aan zijdewormen" voedsel te geven, om op die wijze de Chinesche vrouwenwereld aan te sporen tot haar voornaamste bezigheid. In het winter-solstitium heeft de plegtigheid in den tempel des hemels plaats. Hierin bevinden zich twee altaren, maar slechts op het zuidelijke wordt de feestelijkheid, bestaande in verzoenings- en dankoffers, verrigt. De Keizer komt in den nacht, die aan den grooten dag voorafgaat, in een wagen, die door uitsluitend voor dit doel bestemde olifanten getrokken wordt, naar den tempel en brengt den nacht in het gedeelte, dat voor verzoening en vasten is afgezonderd, door. Als de dag aanbreekt, begeeft hij zich naar het zuider altaar, waar een ram dien de Keizer vroeger zelf plagt te dooden geofferd wordt. De ram wordt dan onverdeeld verbrand en te gelijkertijd worden in kleinere ovens, op dezelfde plaats, zijden en andere offers aan het vuur ten prooi gegeven. Eten en drinken behoort ook tot de Chine sche feesten, en de Keizer moet van het „vleesch der gelukzaligheid" genieten. Daarna gaat hij over tot de vereering van Shang-ti, met welken naam de Chinezen het hoogste wezen aanduiden. Dit gedaan zijnde, bidt de Keizer tot zijn voorouders, die, acht in getal, goddelijke eer genieten, omdat zij behooren tot de dynastie van den regerenden vorst. De doode Keizers zijn goden, maar hebben evenwel niets met het bestuur van het heelal te maken; op de doode Keizers volgt in rang Shang-ti, het hoogste wezen, en in hoogste instantie de regerende Keizer. De Keizer van China, thans een zestienjarige knaap, regeert, aldus meenen de Chinezen, in vereeniging met God, de wereld. Shang-ti bestuurt de bovenaardsche, de Keizer Hwang-ti de aardsche aangelegenheden. China, „het hemel- sche rijk" of „het rijk van het midden," gelijk de Chinezen hun land noemen, is het belangrijkste deel der aardsche wereld. Er zijn buitendien nog^ eenige volken, als de Korea- ners, de Cochinchinezen, de Formosaners en die welke staan onder de vorsten van Mongolië. Dat zijn de „belasting betalers," die hun schatting vei! hebben voor hun aan deel in de zegeningen der regering van Hwang-ti, Ergens, aan het andere einde der wereld, heeft men nog eenige barbaarsche volkeren, gelijk de Engelschen, Duitschers en Franschen welke laatsten zelfs door de Chinezen slechts barbaren genoemd worden en niet de grande nation, want dat zijn de Chinezen zelf. Deze volken brengen geen belasting op en zij kunnen er dan ook op rekenen, dat Hwang-ti zich niet de moeite geven zal om hen te regeren. Behalve dat de doode Keizers, gedurende de plegtigheid, aangebeden worden, heeft de feestelijkheid in den „tempel des hemels" geen godsdienstig karakter, en zou zeker ook op Christenen een grooten indruk maken. Afgodsbeelden ontsieren het inwendige van den tempel niet, en zelfs de verwoedste beeldenstormers zouden geen enkel spoor vinden dat hun gruwel op kon wekken. Bij het meergenoemde altaar in dezen tempel, waarop de Keizer-priester op den 21 Dec. aan zijn goddelijke collega's offert, voeren 27 trappen tot negen treden. Het getal negen speelt voornamelijk een groote rol in de Chinesche tempels, en zuilen, trappen, deuren, vensters, enz. doen steeds dat getal kennen. Op het groote altaar wordt nu de ram verbrand, terwijl tegelij kertijd op de acht altaren der doode Keizers kleine offeranden in rook opgaan. Dit is eenvoudig de handeling der plegtig heid. Want de doode Keizers zijn slechts „stille deelnemers," hebben met het wereldbestuur niets te maken en moeten zich dus met een kleiner aandeel getroosten. De ochtend schemert reeds als de vlammen op de negen altaren nog flikkeren, muziek wordt gehoord, een godsdienstige dans wordt uitgevoerd, de Keizer-priester staat voor het altaar, achter hem, eenige treden lager, de geheele hofadeldit is het tooneel, dat het voor den toeschouwer oplevert. De hoofden der Bonapartistische partij, die dezer dagen te Chislehurst bijeen geweest zijn, hebben conferentiën gehouden over de verdere houding en over de vooruitzigten der imperialisten, en de Londensche Daily Telegraph beweert uit eene bron, die vertrouwen verdient, de volgende mede- deelingen ontvangen te hebben, omtrent de besluiten, welke zijn genomenDe eenheid van het bestuur der partij blijft zoowel in theorie als in practijk even volkomen als ge durende het leven van den Keizer, en de imperialisten beschouwen dit als het essentiële punt. Alle verschil en elke schakering van meening is opgeheven, door den invoed van de groote nagedachtenis en van de onpeilbare smart, welke aller harten vervult; en in eene bijeenkomst, merkwaardig zoowel door hare talrijkheid, als door de volledig heid, waarmede, voor zoover de omstandigheden het toelieten, al de onderdeelen der partij vertegenwoordigd warén, is van de eenstemmigheid der wenschen, en van den engen persoonlijken band van de leden der partij onderling plegtig getuigenis afgelegd. De Keizerin en Prins Napoleon aanvaarden de staatkundige voogdij over den keizerlijken Prins, en dientengevolge de leiding der Bonapartistische partij. Alles zal geschieden op hun bevel en op hun gezag. Er zal geen manifest en geene proclamatie worden uitgevaardigd; de staatkunde van den overleden Keizer zal worden voortgezet door den eersten Prins van den bloede en door de moedige weduwe, die zijne oogen gesloten en zijne laatste woorden opgevangen heeft. Beiden zullen blijken voor de vervulling dier verheven pligten berekend te zijn. De jonge Prins zal den naam van Napoleon IV niet dragen, dan alleen in de harten van zijnegetrouwe aanhangers. Hij zal zich Prins Louis Napoleon noemen, even als zijnjvader deed voordat Frankrijk, door zijne acht millioen stemmen, de Keizerskroon op zijn hoofd zette. In het bijzonder leven, en wanneer hij buitenslands zal vertoeven, zal hij den naam aannemen van Graaf de Pierrefonds. Dit een en ander, men ziet het, is geen program, en het bejaagt geen effect; maar het behelst, wat van meer belang is, eene kalme én niet regts noch links wijkende rigting van staatkunde, en eene gezonde waardeering van bestaande omstandigheden. Levenskracht, maar geen ongeduld 1* Onitschland. De Norddeutsche—Zeitung maakt het keizerlijk schrijven bekend, van 1 dezer, aan Prins Bismarck met de insignes van de Zwarte Adelaars— Orde toegezonden. Met een bezwaard gemoed, zegt de Keizer, Prins Bismarck ontslag verleend te hebben, 't welk hij echter bij diens groote ligcha- melijke en geestelijke inspanning van de laatste tien jaren niet weigeren kon. In die belangrijke jaren heeft Prins Bismarck veel gedaan om Pruissen magtig en Duitschland éen te maken. Hij heeft zich in de geschiedenis van Duitsch land en Pruissen een onsterfelijken naam verworven. De hoogste herinnering zijner verdiensten was hem dan ook met regt ten deel gevallen. Wanneer de Keizer er in toestemde, dat Prins Bismarck het tot dusver met zoo vaste hand gevoerde bestuur der Pruissische aangelegenheden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2