1873. N°. 21.
Zondag 16 Februarij.
31 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs por kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 1—4 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Grootc letters of vignetten worden naarplaatsrnimtebefekend
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Ooat-lndiê: via Triest 18 Febr. 'savonds 6 u. 25 m.
Marseille 27 Febr. 's avonds 6 u. 25 m.
,i/i/ Brindisi 20 Febr. 's avonds 6u. 25 m.
per Prins van Oranje 4 Maart 's av. 11 u.
Curagao en Suriname, 16 Febr. 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop. via Southampton: 23 Febr.,
's morg. 6 u. 25 m.
Binnenland.
HELDER en NIEUWEDIEP, 15 Februarij.
Het état-major van het schroefstoomschip Watergeus,
bestemd om bij gunstige gelegenheid morgen naar Oost-
Indië te vertrekken, is zamengesteld als volgt: K. C.
Bunnik, kapt.-luit. ter zee, kommandant; G. Doorman,
luit. ter zee 1ste kl., 1ste off.P. C. Pabst, C. L. de Jongh
en W. G. van Nes, luits. ter zee 2de kl.J. van den
Bosch, A. B. de Jongh, J. T. Jarman en B. Brutel de la
Rivière, adelb. 1ste kl.; G. Franken, off. van gez. 2de kl.;
C. H. S. Pastor, off. van adm. 2de kl.; J. D. Ising,
scheepsklerk. Genoemde bodem stoomde heden morgen
naar de reede.
De mailboot Conrad, jl. Zondag van hier naar Batavia
vertrokken, passeerde Maandag voormiddag Dungeness.
Op 't Nederlandsch koopvaardijschip Noordbrabant,
liggende in de haven alhier, heeft jl. Donderdag een betreurens
waardig ongeluk plaats gehad. Een matroos is uit een der
masten gevallen en was terstond een lijk.
Aan de steenglooijing is gisteren in den vroegen
morgen het lijkje gevonden van een pas geboren kind. De
politie tracht er naar de ontaarde moeder optesporen.
Z. K. H. Prins Frederik heeft aan den president der
Alkmaarsche feestcommissie een bijdrage doen toekomen
van f 300 voor het op te rigten monument voor het
heugelijk ontzet in 1573. (D. v. 's Gr.)
Als geheel het Nederlandsche leger in een kamp
onder de wapenen stond en elke gedecoreerde de ordever
sierselen ook droeg, zou men de insignes van „een honderd
en twee" verschillende orden en uniformen kunnen aanschou
wen. Z. M. de Koning heeft 30, Z. K. H. Prins Frederik
31, Z. K. H. de Prins van Oranje 25 en Z. K. H. Prins
Alexander 10 orden. Z. M. de Koning heeft 8 adjudanten
en 1 adjudant-generaal, alsmede 45 buitengewone adjudanten
en 6 ordonnans-officieren, allen 1ste luitenants, 't Leger heeft
een luit.-generaal, 74 jaar oud, en 16 generaals-majoor.
In 1872 is in ons land verbruikt 301 (zegge: dertig
en een half millioen) liter jenever, tegen ruim 22 millioen
liter in 1871.
Beroepen te Delft de heer G. J. van der Flier, pred. te
Heemstede.
Hoe dr. Livingstone teruggevonden is geworden,
(Slot.)
Onder de hem op dezelfde wijze ontvangende inwoners bemerkte
hij een man met een grijzen baard, die in een schamel Buropeesch
gewaad gekleed was en een met goud geboorde marinemuts droeg.
Wel wetende hoezeer de Arabieren de waarde van een man af
meten naar de wijze waarop hij zich voordoet, maakte Stanley van
een, geschikt oogenblik gebruik om den man met de muts te
naderen, even alsof bij zich met hem te Parijs of te Berlijn bevond.
Beleefd groetende zeide hij: „Dr. Livingstone geloof ik?" En
nog eenvoudiger luidde het lachend gegeven antwoord: „Ja." Zoo
was dan de beroemde reiziger gevonden, en het hoofddoel van den
tocht van Stanley bereikt. Livingstone was nog gezond en kalm
en vast besloten nogmaals naar het westen te gaan om de laatste
onduidelijkheden met betrekking tot de bronnen van den Nijl. weg
te nemen. De resultaten van zijn laatsten tocht zijn in het kort
de volgende: Ten westen van het meer Nijassa tusschen 10 en 12
graden zuiderbreedte ligt, zich ver uitbreidende van het oosten naar
het westen, de waterscheiding van Noord- en Zuid-Afrika, een met
bosschen bedekt van vier tot vijf duizend voet hoog hoogland,
waarboven zich afzonderlijke bergspitsen hier en daar nog tot een
vrij aanzienlijke hoogte verheffen. In dat hoogland met zijne berg
spitsen ziet Livingstone het fabelachtige Maangebergte der Ouden
en daar worden dan ook die geweldige bronnen gevonden. Op de
zuidelijke helling ontspringt de Zambezi en verscheidene zijner
bijrivierennaar het noorden loopen ontelbare beeken in een breed
hal af, vereenigen zieh daar tot verscheidene grootere rivieren en
dezen weder tot één majestueusen stroom, die sterk kronkelende
naar het westen en het noorden loopt. De laatste doorloopt ten
Westen van het meer Taganijika een rij groote meereu, tusschen
Welke hij verschillende namen, zopals de„Luapula" en de
«Lualaba" draagtde ontdekker houdt die rivier voor den eigen
lijken Nijl. Yplerlei ongelukken hadden hem, helaas! verhinderd
den loop der rivier tot het reeds van het noorden af onderzochte
gebied te volgen. Zoodoende blijft het voorloopig nog onbeslist, of
hij wezenlijk den bovenloop van den Nijl ontdekt heeft of die van
den Congo of. den Ogowai, die op de westkust van Afrika in den
Atlantischen Oceaan uitstroomen. De Chambeze, niet te verwarren
Uit den 26sten jaargang van het Jaarboekje der
Hollandsche Maatschappij van Landbouw voor het jaar
1873 blijkt, dat die Maatschappij, in 1847 opgerigt, 10,000
leden telt.
Het eerste zuidelijk zendingsfeest, dat men voornemens
is in Julij e. k. te houden, zal gevierd worden in de boom
rijke weiden achter Kloetinge.
Door het provinciaal bestuur van Noordholland is
jl. Donderdag aanbesteed: het verdiepen van een gedeelte
der Rijkshaven het Nieuwediep, tusschen de peilraaijen 11
en 14. Minste inschrijvers de heeren Gebr. Janzen, alhier,
voor f3438.
Jl. Woensdag is in de Vliesloot p. m. 900 meter nieuwe
kabel gelegd en verbonden en daardoor de telegrafische
gemeenschap met Vlieland hersteld.
Jl. Donderdag namiddag hadden de passagiers van de
stoomboot Alkmaar Packet, het genoegen, op het IJ een
reisgenoot te ontmoeten, die de reis naar Zaandam op
schaatsen maakte, en aldaar bijna op denzelfden tijd als de
boot, behouden aankwam.
Tot geruststelling van vele ingezetenen van Haarlemmer
meer, welke kalkoenen, eenden of kippen houden, meldt
men dat den 7 dezer door de ferme handelwijze van den
landbouwer Verbrugge, de vermoedelijke dader van verschil
lende diefstallen van pluimgedierte is gevat, en naar Haarlem
overgebragt. Genoemde landbouwer hoorde des nachts ten
12 ure in zijn stal, nabij zijn kippenhok, waarin twee
kalkoenen en eenige kippen waren, een ruit vérbrijzelen.
Bij onderzoek bleek dat het gerucht veroorzaakt was door
den 21jarigen Jan Geil voet, die het onmiddelijk op een
loopen zette, doch de wakkere man snelde hem barrevoets
en in nachtgewaad, doch gewapend met een ijzeren blaaspijp,
na; de wedren ging door dik en dun, door sloot en tocht
tot het den vervolger eindelijk gelukte den kippenliefhebber
een paar ferme tikken tegen de beenen te geven, waardoor
hij van de been raakte en gegrepen werd. Bij den terugtogt
naar de woning moest men een dam passeren, daar nam
de aangehoudene zijn kans waar en wierp den boer hals
over kop in de sloot en koos weder het hazenpad, maar
de boer, niet lui, kroop vlug op den wal en nu begon de
wedloop weder over en door alles heen. Nogmaals mogt
het den vervolger gelukken, genoemde G. in te halen en
door een flink aangebragten slag op zijn hoofd, hem omver
te werpen, waarop hij weder gearresteerd en, door bijkomende
hulp goed gebonden, aan de veldwachters in bewaring
gegeven werd. Toen de morgen aanbrak, vond men in een
boschje bij de woning, nog een zak, waarin reeds twee
levende kalkoenen op lotgenooten zaten te wachten, welke
kalkoenen te Schalkwijk waren ontvreemd.
In liet groot auditorium der Leidsche Academie trad
jl. Donderdag dr. C. P. Tiele op tot aanvaarding van het
hoogleeraarsambt bij het Seminarie der Remonstrantsche
met den Zambezi, voor wiens bijrivier hij vroeger doorging, is van
dezen door de waterscheiding gescheiden en stort zijn water in de
nieuw ontdekte hoofdrivier.
Dit zijn de voornaamste ontdekkingen van den hoogst verdienste
lijken reiziger. Zijne berichten laten, helaas! wat duidelijkheid
betreft veel te wensehen over. Dit is echter zeer goed verklaarbaar.
Verscheidene ontdekkingen zijn verloren gegaan. Hij had ten
laatste gebrek aan papier. In de uittreksels van zijn dagboek, die
bij een zich aanbiedende gunstige gelegenheid in haast gemaakt
werden, konden zeer gemakkelijk dwalingen insluipen en de toestand
van zijne instrumenten veroorloofde hem bovendien niet altijd
nauwkeurige hoogtemetingen en plaatsbepalingen te doen. Een
volkomen en duidelijk overzicht van datgene, wat hij gedaan heeft,
zal eerst mogelijk worden door een critische bewerking van alle
door hem geleverde bouwstoffen en dit dankbare werk schijnt hij
zich zelve voorbehouden te hebbèn.
Ten westen van het meer Taganijika vond Livingstone een volk
stam, de Manijemas, die geheel en al menseheneters zijn; toch
reisde hij gelukkig door hun gebied zonder als offer van hun eetlust
te vallen. Alle inboorlingen, die de hooglanden van de water
scheiding 'bewonen, schildert hij af als verstandige, krachtige en
welgevormde menschen en rbemt in het bijzonder de voor neger
volken buitengewone schoonheid en heldere huidkleur van het
vrouwelijk geslacht.
Het moet een groot gënot voor Livingstone geweest zijn, nadat
hij gedurende een reeks van jaren allen persoonlijken omgang met
beschaafde mensohen ontbeerd had, met Stanley te spreken en van
hem te vernemen, welke groote verandering de toestanden van
Europa in dien tussohentijd ondergaan hadden. Hij wist echter
ook dezen tijd nuttig te besteden, terwijl hij met den afgezant van
de Herald reeds den 20sten November het noordelijk uiteinde van
het meer Taganijika bezocht en vaststelde dat dit meer in geen
verbinding stond met den Mwutan Nsige (het Albert Nijanza-meer
van Baker). Te Udschidschi teruggekeerd vierden de beide reizigers
aldaar het Kersfeest en trokken tegen het einde van December naar
het oosten naar Unijanijembe, waar zij tot het midden van Maart
1872 bleven. Vervolgens scheidden zij. Stanley ging met de
berichten van Livingstone naar de kust; de laatste keerde naar
Udschidschi terug, om daar de nieuwe uitrusting, die hem van
Zanzibar zou worden toegezonden, af te wachten en vervolgens zijn
Broederschap, van Amsterdam?derwaarts overgebragt. In
een voorafspraak roemde hij de vrijzinnigheid, die het
collegie van heeren curatoren dér Leidsche Hoogeschool
had aan den dag gelegd door het auditorium voör die
plegtigheid beschikbaar te stellen. In een sierlijke reden
sprak hij vervolgens „over de ontwikkelings- en verbasterings
theorie in de wetenschap der godsdienst" en besloot met
dankbetuigingen aan allen, die de plegtigheid bijwoonden
en in het bijzonder aan den Senaat der Hoogeschool, die
hem den doctorstitel honoris causa schonk, en Aan de
curatoren van het Seminarium, die hem het hoogleeraars
ambt hadden opgedragen.
Jl. Donderdag is te 's Hage overleden mr. P. A. S.
van Limburg Brouwer, die van 1863 tot 1867 zitting had
in de Tweede Kamer voor het kiesdistrict Almelo.
De commissaris van politie Beukman en de inspecteurs
Mertz en Hardenberg, te 's Hage, hebben zich gisteren
naar Havre begeven, om van daar Yerlind, den mede
beschuldigde in den dubbelen moord, af te halen.
Als gevolg van den moord staan te 's Hage vele
huizen in den omtrek van dat der vermoorde weduwe van
der Kouwen te huur. Bewoners zouden nog wel te vinden
zijn, maar het grootste bezwaar is dienstboden te krijgen
voor hen, die in deze buurt zich vestigen.
Een soi-disant Italiaansch operagezelschap, dat te
Rotterdam een jammerlijk fiasco maakte, had ook de onbe
schaamdheid het tooneel der opera te 's Hage te betreden.
Het talrijk publiek vatte de zaak in comischen zin op en
de „onmogelijkste zangers en zangeressen" werdén oórver-
doovend toegejuicht. Mogt het gezelschap deze satire
van het publiek der eerste rangen niet goed begrepen
hebben, het „paradijs-publiek" verduidelijkte de meening.
De Haagsche correspondent van de Rotterdamsche Courant
schrijft namelijk, dat, in plaats van de traditionnele bou-
quetten aan het slot der voorstelling, van den hoogsten
rang een paar geweldige boerenkolen op het tooneel ploften.
De wereldberoemde impresaris Geraldini, die den Rotter
dammers en Hagenaars zulk een kunstgenot bereidde, is
niemand anders dan de bekende kermis-komiek mr. Philippe.
Men schrijft uit Leeuwarden aan het U. D.Olie
koopt men op tijd, dat wil zeggen, men koopt olie, die
geslagen moet worden van zaad, dat nog niet boven den
grónd is en dat noemt men windhandel. Aardappelen
koopt men nu ook op tijd, dat wil zeggen't gewas, dat
op een zekere uitgestrektheid gronds zal worden geteeld,
koopt men tegen een bepaalden prijs voor den hectoliter
en dat begint men ook te noemen windhandel. Dat is
bekend, maar nu koopt men ook al de lammeren van
schapen, de kalveren van runderen, die in belangwekkende
omstandigheden verkeeren, tegen vooraf vastgestelden prijs,
en de risiko dat de jonggeborenen van «ene niet gewenschte
sekse kunnen zijn, neemt de gretige kooper gaarne aan.
onderzoek ten einde te brengen.
Ondertusscben had de door het Londensch Geographiseh genoot
schap uitgezondene expeditie hare uitrusting te Zanzibar ten einde
gebracht en was naar Bagamoijo overgestoken, om van daar haren
tocht naar het binnenland te beginnen. Gedurende dezen tijd waren
er echter van Stanley verscheidene berichten aangekomen, die den
gelukkigen gang en den eindelijk gunstigen uitslag van zijn stoute
onderneming melddenmet gespannen verwachting zag men Verdere
berichten tegemoet. Daar weerklonken op den avond van den 7den
Mei 1872 plotselings geweerschoten door de landstreek en te midden
van zijn getrouwe volgelingen kwam Stanley zelf aan, opgeruimd
en vol geestkracht als altijd, ofschoon ook deerlijk verzwakt door
koorts en vermoeidheid. Echt Amerikaansch, maar toeh tevens vol
beteekenis is de bepaling van het gewicht van zijn lichaam: „töen
hij vertrok woog hij honderd acht en zeventig pond, bij zijn terug
komst woog hij er slechts honderd en twintig."
Na een zamenkomst met de reeds vroeger genoemde aanvoerders
der Engelsche expeditie werd deze opgegeven. Uit haar voorraad
koos Stanley de door Livingstone verlangde uitrusting en zond deze
door ongeveer 50 uitgelezene mannen, die aangeworven werden om
hem op al zijne verdere tochten te geleiden, naar Udschidschi. De
Engelsche gevolmachtigden en zelfs Livingstone's zoon, gaven er
de voorkeur aan de expeditie niet te begeleiden en naar Engeland
terug te keereu. Ook Stanley reisde, nadat hij al zijne zaken had
afgedaan, over Suez, Marseille eu Parijs naar Engeland. De kosten
van zijne expeditie naar het binnenland van Afrika beloopen niet
minder dan vijf-en-twintig duizend dollars en stijgen nog aanmer
kelijk door de sommen, die betaald möestén worden voor het over
seinen van verscheidene berichten naar New-York, die vele kolommén
van den Herald vulden.
Eere zij den heer James Gordon Bennett, den bezitter van de
New-York Herald, idie voor dit edele doel zulke aanzienlijke uit
gaven ter beschikking stelde; maar niet minder eere zij den heer
Henry M. Stanley, die, terwijl hij zijn eigen persoon prijs gaf, van
de hem toegestane middelen met zulk een schitterend succes gebruik
heeft weten te maken. Dat in de toekomst vele couranten in staat
mogen zijn op zulk een wijze in de dienst der menschelijkheid en
der beschaving te arbeiden, en dat deze altijd krachtige mannen
mogen vinden, begaafd met energie, om in denZèlfden geest te
handelen als Stanley gedaan heeft.