1873. N°. 52.
Woensdag 30 April.
31 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Nederland en Atsjin,
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Domdeedaq- en Zatubdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DiKft BRIEVENMAILS
Naar Öost-lndië: via Triest Ü3 Mei 's avonds 6 u. 25 m.
Marseille 8 Mei, 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 1 Mei 's avonds 6u. 25 m.
per Prins Hendrik 15 Mei, 'savonds 11 u.
v. Rotterd. p. Kingston 2 Mei 's midd.ln.40m.
Curagao en Suriname, 1 Mei 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop. via Southampton: 3 Mei,
's morg. 6 u. 25 m.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeeDte HELDER
rerwittigen belanghebbenden, dat de KERMIS of JAARMARKT
in deze gemeente dit jaar aanvangt op Maandag den 7 J u 1 ij
aanstaande, en dat de 1 o t i n g voor de Kramers Zaturdag avond
te voren aan het Raadhuis gehouden zal worden.
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
den 28 April 1873. L. VERHEY, Secretaris.
Het uitvoerig verslag van den minister van koloniën
nopens onze betrekkingen met Atsjin heeft thans eèn ieder
in staat gesteld om te oordeelen, of er al dan niet voldoende
redenen aanwezig waren om dat, Rijk den oorlog aan te
doen. De lezing van dat verslag kan niet missen de over
tuiging te geven, dat het, in het belang van het rustig
bezit en de welvaart onzer Oostersclie landen tot een oorlog
tegen Atsjin komen moest, dat de Indische regeering het
mogelijke heeft gedaan om hem te vermijden, dat onze eer
en onze veiligheid beide haar dwongen het zwaard te
trekken. Te lang hadden de Atsjineezen ons straffeloos
getrotseerd en onzen naam smadelijk gemaakt in de oogen
der zeevarende natiën, waarvan de handelsvaartuigen eene
bescherming eischten, weike het ons onmogelijk was te
verleenen. dan dat het niet hoog tijd werd eene, zij het
geweldige, poging te doen tot het brengen van verbetering
in den voor ons vernederenden staat van zaken. Wij willen,
tot verduidelijking dezer meening, iets van den inhoud van
genoemd verslag mededeelen.
Bij het Londensche tractaat van 1824 namen wij de
verplichting op ons om voor de veiligheid in de wateren
van Sumatra te zorgen en de zeerooverijen der kustbe
woners, ook die der Atsjineezen, tegen te gaan, maar tevens
De ziekten van het rundvee, hare besmettelijkheid en
het ecnige middel tot herstel van den veestapel.
De thans heerschende ziekten van het vee zijn 't gevolg van
den algemeen verzwakten en uitgeputten toestand der runderen,
waardoor zij niet bestand zijn tegen den schadelijken invloed van
le menigvuldige veranderingen der temperatuur. De longziekte
bekleedt daaronder de eerste en voornaamste plaats.
De longziekte (pneumo, pleuro of pleuro-peripueumonie) is
oorspronkelijk eene ontsteking der longen, ontstaan door gevatte
koude en verkeerde behandeling of liever mishandeling van het vee.
Terstond na de geboorte, welke of in het najaar of in het vroege
'oorjaar plaats heeft, wordt het kalf in de open lucht of in een
tochtige schuur geworpen, slecht gevoed en gebrekkig verzorgd.
Deze onmenschelijke behandeling duurt voort totdat het één en
(eu half jaar oud is en als vaars bevrucht een jong zal voortbrengen;
de koe, zoo lang mogelijk, soms tot half December, in de weide
lekten, wordt op een duffen, bovenmatig warmen stal gebragt,
•W de atmospheer zoowel door uit- en inademing als door de
«stdampen zóózeer bedorven is, dat zij den nadeeligsten invloed
»oet uitoefenen. Vroeg in het voorgaar wordt het vee naar buiten
ponden en op nieuw aan de groote veranderingen van temperatuur
de zeer koude nachten gedurig blootgesteld. Voegt men hier
M bij de schrale voedering in het najaar, de veelal niet veel
verbeterde voedering op stal, en de wel betere doch eveneens niet
overvloedige voedering in het voorjaar, dan zal men ligt inzien
kweel het vee hieronder lijdt, en liggen de oorzaken van de steeds
taemende ziekten en van den algemeen verzwakten toestand voor
k hand, zoodat men zou durven besluiteu dat, indien de long-
otkte al niet erfelijk (hereditair) bij de geboorte medegebragt, het
v* toch reeds hare eerste kiemen van der jeugd af heeft opgedaan.
Is de longziekte besmettelijk? Hierop meen ik te düfven antwoorden:
riten," hoewel ik daarmee niet wil beweren dat ziek vee op stal
tiet_schadelijk zoude zijn voor het gezonde. Zij is erfelijk (here
ditair), doch niet besmettelijk, evenmin phthisis pulmonalis bij den
tesch. Vanwaar dan dat geheele stallen of kudden, die op
dwlfde weide grazen, aangetast worden? Omdat zij allen aan
dezelfde nadeelige invloeden zijn blootgesteld, allen in dezelfde
"Woede en gebrek opgevoed werden, en allen dezelfde mishandeling
'o verzwakkende behandeling ondergaan hebben.
Bij den typhus twijfel ik geenzins aan besmettelijkheid, doch
ten tevens dat de typhus niet zoude ontstaan zijn of zich ver-
Traden, indien niet het vee zich in den bovengemelden ziekelijken
hoogst vatbaren toestand bevond.
De tongblaar, die een rund vaak besmet wanneer het door een
aangetast rund belikt wordt of iets van het voedsel en het water
om de onafhankelijkheid van Atsjin te eerbiedigen. Wij
moesten alzoo de wandaden van roovers verhinderen, maar
wij waren niet in staat de schuldigen behoorlijk te tuchtigen,
de schuilhoeken der roovers te bemachtigen, hen in hunnen
zetel te beteugelen en uitteroeien. Ellendige overeenkomst,
waardoor het onmogelijke van ons gevergd werd, dubbel
zinnige toestand, waarin wij ons geplaatst zagenDe
Atsjineezen, op de Britsche bescherming steunende, wisten
er tot onze schade en oneer maar al te goed misbruik van
te maken. Het verslag bevat eene lange lijst van de door
hen gepleegde geweldenarijen; dan eens werden onder ons
gezag staande eilanden overvallen en de bewoners beroofd,
gedood of in slavernij weggevoerd; dan weder handels
vaartuigen door rooverspraauwen aangerand, geplunderd,
uitgemoord en opgebracht, zoowel de onze als die van
andere zeevarende volken. Het kruissen onzer oorlog
schepen, het nazetten der roovers, het in brand schieten
eener kustplaats, dat alles waren onvoldoende pogingen om
aan onze eenmaal opgenomen verplichtingen te voldoen.
Herhaaldelijk werden dan ook door andere mogendheden
klachten aangeheven over de onveiligheid der Sumatraansche
wateren en over het gebrekkige van ons policie-toezicht;
reclames werden gedaan wegens het afloopen van koop
vaardijschepen, en somwijlen moest ons gezag besluiten de
aangerichte schade te vergoeden, buiten staat zijnde haar
op de schuldigen te verhalen. Men kan deze optelling van
hetgeen het, in zijne handelingen beperkte, Nederland door
de roofzucht van Atsjin had te dulden, niet lezen, zonder
van verontwaardiging te gloeien; en te meer klimt die ver
ontwaardiging wanneer men bemerkt, dat Atsjin, nadat het
zich in 1857 bij tractaat jegens ons verbonden had om
zee- en strand- en mensclienroof tegentegaan, zich gedroeg
alsof het zich tot niets verplicht had, en dat Nederland,
de eerste koloniale mogendheid in den Indischen archipel,
moest dulden, dat een aangegaan tractaat niet nageleefd
werd, zonder dat het den nalatige mocht noodzaken zijne
verbindtenis gestand te doen.
Het tractaat met Engeland van 1870, waarbij deze
mogendheid van haar voorbehoud ten aanzien van Atsjin
afstand deed en ons de vrije hand op Sumatra liet, mocht
dus als eene gelukkige gelegenheid begroet worden om
ten aanzien van den roofstaat eene meer waardige en
krachtiger politiek' te volgen, 't Was bij het sluiten van
dat tractaat te voorzien, dat het met Atsjin, wilde dit het
hoofd niet in den schoot leggen, tot een oorlog zou moeten
komen; maar was niet oorlog te verkiezen boven de ver
van zulk een rund gebruikt, is minder gevaarlijk en door tijdig
aangewende middelen te beperken en te genezen. Ik zoude dit
daarmede kunnen aantoonen dat, toen de longziekte en typhus in
1868 algemeen heerschten, mijn eigen vee nimmer door eenige
ziekte werd aangetast, niettegenstaande het met ander vee en op
verschillende weilanden gegraasd heeft.
Dit nu zijn de heerschende ziekten die de veehouders van gansch
Europa verontrusten, die gedurig meer en meer zullen toenemen
en den veestapel dreigen met geheelen onderganggetuige reeds
de groote vermindering van het vee, waardoor de prijs zoo aan
merkelijk gestegen is.
Om dezen toestand te verbeteren en het verspreiden van typhus
en longziekte te ontkomen, is (daar de landman nooit tot het
afzonderen zijner runderen besluit, eer het te laat is) het eenige
het alleen afdoende middel, het afmaken van het vee. Daaraan
moet streng de hand gehouden worden. Thans geeft men daarvoor
schadevergoeding en bovendien, zoo ik meen, een zekere som of
premie aan den veearts. Toch worden de runderen, na begraven
te zijn, zooals mij van verschillende zijden is meegedeeld, des
nachts opgegraven eu aan den kleinen slager voor eenen redelijken
prijs verkocht.
Er moet echter noch schadevergoeding, nooh premie uitgekeerd
worden. Dit geeft aanleiding tot bedrog en vermeerdert de zorge
loosheid van den landman, even als het geven aan armen de armoede
bevordert.
De eenige oorzaak toch is niets dan achteloosheid, onkunde,
slechte voedering en verwaarloosde behandeling, zooals die hier
boven door mij geschetst is. Sedert lang toch wordt er bijna geen
koe geslagt, die niet aan longziekte lijdende is of geweest is. Reeds
vijftien a twintig jaar geleden is mij door een naauwkeurig onder
zoek bij een zekeren de R., zoogenaamden pensslager te 's Hage,
gebleken, dat er onder al de longen, welke bij hem verkrijgbaar
waren, hem bezorgd, zoowel door de grootste als de kleinste slagters,
niet eene long gezond was, maar allen ziekelijk, tuberculeus en
met abcessen waren, en verscheidene in zeer hevige mate. De
algemeene toestand eischt derhalve eer het te laat is eene spoedige
verbetering om zoodoende tot een volkomen herstel te geraken.
Want wie in gedachte houdt hoeveel rundereu voor dagelijksch
gebruik geslagt en bovendien uitgevoerd worden en hoeveel aan
getast vee moet afgemaakt worden, zal spoedig tot de overtuiging
komen, dat de veestapel weldra moet uitsterven.
De inenting van het vee is onnoodig, onvoldoende en zelfs
nadeelig.
Onnoodig, omdat zij de hierboven genoemde oorzaak der long
ziekte niet wegneemt, en 't vee, voor zoover die in de weers
verandering gelegen is, daar niet tegen kan beschermen.
nederende rol, welke Nederland zich al te lang moest laten
welgevallen? Het Haagsche Dagblad noemde dezer dagen
de na het sluiten van het tractaat van 1870 gevolgde
politiek eene oorlogzuchtige, in tegenstelling van de bevorens
gevolgde voorzichtige." Wat vroeger voorzichtig was,
zou nu schandelijk zijn, slechts de zucht om oppositie te
voeren kan blind maken voor deze onderscheiding.
De zendingen van de Djambi en Marnix, vervolgens van
den vice-president van den Raad van Indië met vier
oorlogschepen naar Atsjin, telkens met dringender vertoogen
en hoffelijk ingekleede maar ernstiger bedreigingen, waren
de gevolgen van onze verkregen vrijheid van handelen.
Met Oostersche sluwheid, ontwijkende en uitstellende ant
woorden trachtten de Atsjineezen onze gezanten aan de
praat te houden, en inmiddels door het aanknoopen van
betrekkingen met de vreemde agenten te Singapore zich
van de bescherming en hulp van andere mogendheden te
verzekeren; eene handeling in hunnen bedreigden toestand
alleszints verklaarbaar, verschoonbaar zelfs, maar welke
onze regeering deed begrijpen dat, wilde zij niet op nieuw
gelegenheid geven tot het vestigen van vreemden, haar
gezag nadeeligen invloed in Indië, niet langer getalmd
mocht worden; dat de tijd van onderhandelen voorbij was
en zij het gewicht van haaf zwaard in de schaal moest
werpen. Haar ondanks werd zij tot de oorlogsverklaring
van 27 Maart genoopt, geen andere weg was er open
gebleven.
Was zij tot die verklaring gereed, had zij genoegzame
macht beschikbaar om den oorlog met succes te voeren,
was het verstandig den krijg te beginnen terwijl de kwade
mousson ophanden was, waardoor de operatiën bemoeilijkt
konden worden, was zij bekend met de middelen van
weêrstand des vijands? Ziedaar vragen, waarop de ras ver
kregen rampspoedige uitkomst een ontkennend antwoord
schijnt te geven. Dat toch de ondervonden tegenspoed ons
niet verlokke oppositiegeest drijft er, het buitenland ten
ergenis, maar al te veel toe om deze vragen in ver
wijten te veranderen. Het Indische opperbestuur heeft,
men mag en kan niet anders veronderstellen, gemeend, dat
hare beschikbare krijgsmagt en de beschikbare tijd voldoende
zouden zijn om het weerbarstige, haast onvoorbereide Atsjin
tot onderwerping te brengenzij heeft zich bedrogen,
de zaak te gering geschat. Hopen wij, dat zij ter harer
rechtvaardiging in deze, de volledigste en afdoende ophel
deringen zal kunnen geven; maar wij willen ons wachten
om aan haar beleid te twijfelen, dewijl dé krijgskans het
Onvoldoende en zelfs nadeelig, omdat vele ingeente dieren sterven
of verzwakken en minder melk geven, waarom zij dan ook zoo
spoedig mogelijk gemest, verkocht en ter slagtbank gezonden worden.
Hoe kon 't ook anders? en hoe kan het hun, die aan besmetting
gelooven, in gedachte komen om met de pus of stof eener puruiente long,
de vatbaarheid te willen wegnemen? Men zoude eerder geneigd zijn
te vreezen, dat men op die wijze de ziekte zou overplanten. Immers,
met de inoculatie van pokstof, voor de ontdekking der vaccine,
hebben wij de pokken, alhoewel gewijzigd, doen ontstaan. De
pokken is een geheel andere ziekte en de vaccine is eene geheel
verschillende stof, eene heldere zuivere lympha, die geen abcessen
of gangraena veroorzaakt, maar eene eenvoudige zuivere koe-pok
met dezelfde zuivere lympha gevuld, waarvan de ondervinding
genoegzaam getoond heeft, dat ze een zeker voorbehoedmiddel is,
indien de vaccine namelijk met alle noodige zorg en strenge maat
regelen wordt aangewend.
Maar een dergelijke smetstof, als die eener zieke of etterende
long in het ligchaam te brengen, kan niet anders dan een nadeeligen
invloed hebben. Getuige de ziekelijke toestand van het ingeënte
vee, de abcessen, het verlies van den staart, enz. Deze inoculatie
zal en moet derhalve het vee nog meer verzwakken, de bloedmassa
desorganiseeren en kan een typheusen toestand doen ontstaan, waarvan
de zoogenaamde vee-thyphus 't gevolg is.
Een sterke prikkel of blaartrekkend middel zou voorzeker in
den aanvang der ziekte eenig nut kunnen doen, doch niet om
als voorbehoedmiddel te kunnen dienen.
Wat nu te doen, om de ziekte te voorkomen en den veestapel
te verbeteren en te behouden? Voorzeker een niet gemakkelijke
taak, doch volstrekt niet onmogelijk.
Ze is niet gemakkelijk, omdat de boer meestal halstarrig van
aard is en zijn begrippen niet te veranderen of te verbeteren zijn.
Hij wil niet anders doen dan zijn voorouders gedaan hebben en
zooals hij het van zijn kindsheid af heeft ingezogen. Bovendien
meent hij, dat, wat zijn eigenbelang meebrengt, het beste is en kan
hij niet inzien, dat hij, handelende in het belang van zijn vee,
oneindig beter er meê staan zoude.
Dit een en ander moet derhalve op de school aan de kinderen
geleerd worden en de zorg en de liefde voor de dieren in 't alge
meen hun ingeprent worden.
Daar onkunde, verwaarloozing, mishandeling, en bovenal hebzucht
als de eerste en voornaamste oorzaken van al de ziekten onder
het vee te beschouwen zijn, kan er ook niet te veel op zorg en
op eene goede zachte behandeling aangedrongen worden.
Eene zeer goede voedering bij matige warmte en zuivere lucht,
is alleen geschikt tot instandhouding, tot verbetering van den vee
stapel en het beste voorbehoedmiddel tegen bovengenoemde ziekten.