1873. N°. 54. Zondag 4 Mei. 31 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BER1GTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJ1IV. Binnenland. HELDERSCHE EN MEIWEDIEPER „Wjj huldigen het goede." Verichijnt Dingsdag-, Dohdebdag- en Zaturdag namiddag. Alonnementaprija per kwartaal1.80. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der AdvertentiënVan 1—'4 regels' 60 cent. elke regel meer 15,pent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndië: via Triest 13 Mei 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 8 Mei, 's avonds 6 u. 25 m. t Brindhi 15 Mei 's avonds 6 u. 25 m. per Koningd.Nederl. 16Mei, 'savonds 11 u. Java 30 Mei, 's avonds 11 uur. Curagao en Suriname, 16 Mei 's raorg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop. via Southampton: 13 Mei, 'g morg. 6 u. 25 m. Volgens een door den gouverneur-generaal van Nederl. Indië den 2 dezer overgeseind telegram van den regerings commissaris voor Atsjin, gedagteekend 28 April, was het embarkement, waarbij de meeste voorspoed ondervonden was, dien dag volbragt. Men was door den vijand geen oogenblik verontrust geworden. Ook telegrafeerde de ge noemde landvoogd, dat naar Deli eenige troepen waren gezonden ter bewaking van het kolen-depót aldaar, ten dienste der flotille, welke met de blokkade belast is. Nu het noodige is gedaan om de familiebetrekkingen dergenen, die bij de krijgsverrigtingen in Atsjin het leven verloren, te onderrigten, maakt het departement van Koloniën bekend, dat aldaar, volgens telegrafisch berigt van den gouverneur-generaal, behalve den adelborst Zimmer, gesneuveld zijn de luitenant ter zee Engelvaart, de luits. der infanterie Brondgeest, Vogelenzang, (deze laatste ge detacheerd van het Nederlandsche bij het Indische leger), Surber en Gandenberger. Er is een uitzending van troepen en officieren aangevraagd. Men vraagt 50 subalterne officieren der infanterie, waar onder 10 kapiteins. De officieren worden echter slechts tijdelijk noodig geacht. De minister van Koloniën heeft zijne bijzondere ingeno menheid betuigd aan de Koloniaal Militaire Invaliden op Bronbeek, voor hun blijk van vaderlandsliefde en daarbij te kennen gegeven, dat van hun aanbod aanteekening is gehouden, om er ter bekwamer tijd zoo noodig acht op te slaan en gebruik van te maken. De Dnitsche en ook de Oostenrijksche dagbladpers heeft tot dusver vrij algemeen over den oorlog tusschen Neder land en Atsjin gezwegen of zich althans bepaald tot het mededeelen der feiteD, door den telegraaf of hare Neder landsche berigtgevers te harer kennis gebragt. De Kölnische Zeitung echter levert in haar nummer van 30 April een hoofdartikel: „De Hollanders op Sumatra." Zij geeft daarin een uittreksel van de nota der Nederlandsche regering aan de Tweede Kamer en laat daarop volgen „Al is de eerste slag nu ook mislukt, de eindelijke uitslag van den oorlog kan toch niet twijfelachtig zijn. Gelijk de minister van Koloniën verklaard heeft, mist de Sultan van Atsjin alle ondersteuning van vreemde mogendheden, en bet is ook niet denkbaar, dat eene Europesche of Ameri- kaansche mogendheid zich met openlijke ondersteuning van een zeerooversstaat zou inlaten. Met oude verdenking zien de Hollanders wel op hunne Engelsch-Indische buren, en bet is ook wel mogelijk, dat handelsspeculatie uit het nabij gelegen Singapore en andere plaatsen wapenen en ammu nitie aan de Atsjinezen zal leveren, maar ten slotte zullen tij toch overwonnen en als de overige kleine Indische Staten geannexeerd worden. Wat men ook denken moge over het regt of onregt van dergelijke onderdrukking van halfbe- icbaafde door Europesche volken, de veiligheid der zee en des handels is eene behoefte voor de geheele wereld, en War onze hedendaagsche beschaving niet door zachte mid delen, door den invloed van het verkeer en het geven van een goed voorbeeld kan worden ingevoerd, zal het onver mijdelijk met geweld moeten geschieden. In Nederland zal men wel zuchten over de groote offers van geld en bloed, die deze kleine oorlog zal kosten, en hij zal inderdaad duur genoeg komen te staan." De Atsjinezen, zegt de Pall Mali Gazette, ofschoon eene kleine natie en alleen geducht indien zij bondgenooten finden in andere gedeelten van het eiland Sumatra, zijn evenwel geen te verachten vijanden. Zij hebben met ver- 'chillende lotwisselingen te doen gehad en niet zonder onderscheiding gestreden tegen barbaarsche naburen, als kgen de Portugezen en Nederlanders. Er was een tijd dat de Atsjinezen gezag hadden over een deel van het schier eiland Malacca en meermalen belegerden zij de Portugezen '1 de stad van dien naam. Het zijn altijd verklaarde tegen standers dier natie geweest. In al de naburige staten waren mj beroemd wegens hun moed en beleid, zoomede als stoute en ervaren zeelieden. Al vroeg zijn zij tot de Maliome- daansche godsdienst bekeerd en tot den huidigen dag warme aanhangers van die leer gebleven. Alleen in één opzigt wijken zij van de gewone Mahomedanpn af, de vrouwen staan bij hen in hoog aanzien. In het jaar 1663 werden zij zelfs door een Koningin geregeerd en deze had de fantasie met een Nederlander te willen trouwen, maar de Raad van Batavia, wiens toestemming noodig schijnt geweest te zijn, weigerde dit „om redenen van Staat." Oude Nederlandsche schrijvers maken ook melding van zonderlinge gebruiken om de zwakkere sekse te eeren. In den koninklijken raad zat eene vrouw aan de voeten des Konings. Aan haar rigtte de Koning zich fluisterend als hij iets in het midden wilde brengen. Zij deelde het ge sprokene aan een eunuch mede, die het overbragt aan een officier, die het daarop met luider stem aan de vergadering verkondigde. Andere reisverhalen maken melding van minder aange name manieren. Zij worden beschreven als het wildste en wreedste volk van den geheelen Maleischen archipel. Hunne gevangenen te verbranden, te verminken of door olifanten te laten vertrappen, behoorde tot de uitspanningen. Met dobbelsteenen speelden zij om elkanders leven. De winner bond den verliezer, bragt hem naar de markt en, vond hij geen kooper, dan nam hij hem mede naar huis, slagtte hem en at hem op. HELDER en NIEÜWEDIEP, 3 Mei De vier kerkelijk-politieke wetten, wier strekking door ons in een hoofdartikel in 't breede is behandeld, zijn den 1 dezer door het Pruissische Heerenhuis bij eindstemming met groote meerderheid van stemmen aangenomen. In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika hebben de troepen der regering in den strijd tegen de Modoc-Indianen de nederlaag geleden; 13 man der troepen zijn gesneuveld, 6 gekwetst. In een officiéél rapport wordt dit ongunstig berigt nader bevestigd, en wordt tevens gewezen op 't gëvaar, als de Modocs niet met vereende magt uiteen gedreven worden. De verkiezingen van leden der Nationale Vergadering in Frankrijk hebben in de jongstverlóopene dagen een vrij groote mate van belangstelling verwekt. Vooral de can- didatuur des ministers van Buitenlandsche Zaken verwekte de algemeene opmerkzaamheiddoor de vijanden van den heer de Rémusat werd beweerd, dat, daar de heer Thiers zijne verkiezing wilde en zeer bevorderde, er weêr eene officiële aanbeveling plaats had op de manier als onder het keizerrijk. Er zijn over die candidatuur vrij wat woorden gewisseld en het regter-centrum heeft, door den minister te wijzen op zijn eigene woorden: „onschendbaarheid van het algemeen stemregt", zeker veel bijgedragen om den regerings-candidaat te doen vallen. In eene verspreide circulaire had de bedoelde minister de aangehaalde woorden gebezigd; een aantal bladen van de regterzijde hebben even vóór de verkiezing den heer de Rémusat de vraag gestéld, wat hij daaronder verstaat. De vraag is, heel natuurlijk, onbeantwoord gebleven, en de tegen-candidaat, de heer Barodet, heeft de zege behaald; hij verkreeg 180,146, de heer de Rémusat 135,407 stemmen. Er waren te Parijs vooraf vrij belangrijke weddingschappen aangegaan omtrent den uitslag der verkiezing aldaar. Twee waaghalzen moeten zelfs elkander toegezegd hebben een louis d'or voor elke stem die de eene candidaat meer heeft dan de andere. Naar bovenstaande opgaaf rekene men nu eens na! Over het geheel is de heer Thiers niet ontmoedigd door den uitsllg der verkiezingen, die, hoewel niet geheel iri den geest van 't gouvernement uitgevallen, toch voor verreweg het grootste deel geene bestrijders der regering in de Nationale Vergadering hebben gebragt. De toestand van Spanje boezemt op den duur eene groote mate van bezorgdheid in, vooral ook in het naburige Frankrijk. Met angst ziet men de toekomst tegemoet, omdat uit een burgeroorlog die zóó moeijelijk blijkt bedwongen te kunnen worden, heel ligt eene algemeene regeringloosheid kan ont staan, zeer ten nadeele ook van omwonende volken. Om aan de onrustbarende positie, door het drijven der partijen in de hoofdstad ontstaan, een einde te maken, hebben de ministers een stoute en vermetele daad ondernomen. Zij hebben de permanente commissie uit de Cortes, die hare maatregelen zocht tegen te streven, met geweld uiteen doen drijven en zich van het gezag meester gemaakt, totdat de constituerende Cortes zullen bijeengekomen zijn. Tot dezen coup d'état schijnen de ministers te hebben besloten met het oog op de zekerheid, die zij hadden, dat er ernstige ongeregeldheden zonden plaats grijpen door het woelen der partijschappen, terwijl op een deel der vrijwilligers maar al te weinig te rekenen viel. Thans zijn de regeringstroepen en de getrouwe vrijwilligers meester van de hoofdstad. Inmiddels is het moeiiëlijk een begrip te vormen van regeringsleden, die bij hunne optre ding geen ander mandaat begeerden dan dat hun gegeven zou worden uit de handen der vertegenwoordigers des volks, en die vrijheid van denken, spreken en handelen toezegden. Hoe zal de afloop zijn van dit Spaansche drama Bij Terschelling ligt de Ned. stoomboot 'Urania met defecten stoomketel. De sleepboot Amsterdam vertrok heden nacht van hier derwaarts ter assistentie. Met de mailboot Koning der Nederlanden, den T6 dezer van hier vertrekkende, zullen 84 onderofficieren en man schappen van het korps mariniers, alhier in garnizoen; naar OoSt-Indië vertrekken. Ent De mailboot Conrad is den 1 dezer, des morgens ten 8 ure, van Batavia naar hier vertrokken met vólle lading, 39 passagiers 1ste klasse en 46 kinderen, 9 passagiers 2de klasse en 2 kinderen en 75 soldaten en Chinezen. De heeren P. Haremaker en G. Schoorl, hulponder wijzers alhier, hebben te Haarlem met gunstig gevolg examen afgelegd ter verkrijging der hoofdonderwijzers-acte Bij de onthulling van de Nymph te Brielle op den 2 Sept., zal Z. M. tegenwoordig zijn. Naar men verneemt zal de generaal-majoör A. E. Mansfeldt, adjudant van Z. M. den Koning, eerstdaags naar Zweden vertrekken, ten einde Z. M. den Koning der Nederlanden bij de krooning van den Koning van Zweden en Noorwegen te vertegenwoordigen. De heer F. M. Parker Verboom, kapt. luit. ter zee, is den 24 April 11. te Gouda overleden. Aangenomen het beroep naar de Christ. Geref. gemeente te Enkhuizen, door ds. W. Sieders, pred. te Herwijnen. Te Haarlem is jl. Donderdag o. a. aanbesteed: Het verlengen, verbeteren en verhoogen van den leidam langs de zuidzijde van het vaarwater het Krabbersgat, te Enkhuizen. Minste inschrijver de heer L. H. van Haaften, te Sliedrecht, voor f 70,880. Terwijl jl. Woensdag te Nieuwe Niedorp een knaapje, 13 weken oud, óp dett schoot zijner moeder lag, stiet een ander kind tegen de tafel, tengevolge waarvan een daarop geplaatste ketel hnet koffij van het komfoor viel en het kókerid vocht over het aangezigt en lijf van den zuigeling werd uitgestort. De brandwonden waren zoo hevig, dat het kind weinige uren daarna overleed. Eerdaags zullen de leden van den Zaamdamschen ge meenteraad, op uitnoodiging van den heer K. van RijW, ingenieur bij de Amsterdamsche kanaalmaatschappij, een togt langs het Noordzeekanaal doen, ten einde de kanaal- werken te bezigtigen. Zooals men weet is een plan aan hangig, door genoemde heer van Rijn ontworpen, om de Voorzaan met het kanaal te verbinden? men zal dit thans in loco kunnen bestuderen. Te Amsterdam is eene vrouw, welke een hulponder wijzer, die haren „baby" in school liet blijven, heeft mishan deld, veroordeeld tot drie dagen cellulair. Volgelis een berigt in het Vad. zou de heer Mijers, directeur van het veel besproken cirque, een Zutphensche jongen zijn. Oude Zutphenaren herinneren zich den heer Mijers als een Zutphensche jongeling van groote levendigheid, die indertijd reeds aan het scherpziend oog zijner leermeesters de verwachting schonk van iets te zullen worden in de wereld. De heer Mijers, van oordeel dat de Nieuwe Wereld betere gelegenheid zou verschaffen ter ontwikkeling zijner talenten, verliet Zutphen en toog naar de overzijde van den Atlantischen Oceaan. Daar heeft hij zich een wijdklin- kenden naam verworven, die reeds in het oude Europa is verbreid geworden, ofschoon hij daarmede het talent om zich in de Zutphensche landtaal gemakkelijk uit te drukken, geenzins heeft verloren. Te Eindhoven zijn door de werkstakende sigarenmakers ongeregeldheden gepleegd. De jl. Dingsdag te Arnhem in het openbaar verkochte heerlijkheid „Meinerswijk," bestaande uit uiterwaarden, ter grootte van ruim 83 hectaren, liggende in de onmiddelijke nabijheid der stad, aan de overzijde der rivier, heeft de aanzienlijke som van f 287,000 opgebragt. Eigenaar dezer heerlijkheid is geworden de heer H. J. A. van Son, van Utrecht. Uit Yelzen meldt men dd. 30 April o. a. aan de Arnh. Crt.: vq A „In de mooije maand van Mei, leggen alle vogeltjes een ei." De Kanaalmaatschappij ontsnapt niet aan die Wet van al het geschapene. Ook zij zal in Mei 1873 een eï leggen. Maar, daar haar goede t(jd voorbij is, kan het wel niet anders wezen dan: een windei. Het blijkt steeds duidelijker dat zij wel binnenwerk, maar geen buitenwerk leveren kan. Het kanaal wordt goed; maar de hoofden: „ach, zij doen zoo zeer"; „zij zijn vaneen gespletenMen heeft den strijd met de zee opgevat op jongensachtige wijze. Daarom leeft men ook als die kleine menschen in het aangenarhe vooruitzigt van „het nog eens dunnetjes over te doen". Het is jammer voor ieder, die het zeegat uit wil, voor ieder die snakt naar de bebouwing van de rijke kleivelden, thans nog door iet IJwater bedekt. Het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1