Benoeming-en, enz. STATEN-GENERAAL. Buitenland. Frankrijk. Engeland. is jammer voor de Kanaalmaatschappij, die hierdoor misschien verkeerd uitkomt; voor den staat, die van garanderen zal moeten overgaan tot zelfhandelenvoor Amsterdam, dat nu zijne drie millioen niet fatsoenlijk kwijt kan raken. Aan wie de schuld? dat weten wij niet en dat doet er ook niet toe. De feiten zijn voorhanden, en dat is genoeg. De schuld is een speelbal, die men elkander toewerpt en die niemand wil hebben, even alsof het niet soms waardiger is trotsch te zijn op schuldbesef, dan te moeten erkennen „ik kan niets en ik doe niets." Jl. Dingsdag werd te Zutphen de eerste der twee groote jaarlijksche linnenmarkten gehouden. Ondanks het regenachtige weder was de markt goed bezet en de handel levendig. Er waren aangevoerd 19,500 ellen van drie verschillende soorten van linnen. Voor fijn wit linnen werd 47 h, 511 cent per Meter betaald; grof linnen gold 34 a 38| cent en voor grijs linnen bedong men 24 a 32 cent. De heer Bijlsma van Bolsward heeft tegen tien sterke spelers uit Heerenveen in 't stationskoffijhuis aldaar gebiljard. Toen hij 1000 punten had, waren de anderen tot 594 gekomen. Naar de Prov. Groninger Crt. verneemt, is den heng- stenhouder P. Hoiting te Hoogkerk in Groningen door een Engelschen paardenkooper vijf duizenW gulden geboden voor twee appelvoshengsten, met witten staart en maan, bles en witte achterpooten. Het eene dier is 4 en het andere 5 jaren oud. Kenners van paarden zijn van oordeel, dat de eigenaar dezer schoone dieren, indien hij ze naar Engeland zendt, wel het dubbele der aangeboden koopsom kan bekomen. De Aankondiger van Boom (een Vlaamsch blad) bevat het volgende protest: „De ondergeteekenden verklaren bij deze, dat, aangezien den grooten opslag der barbiers, zij besloten hebben zich niet meer te laten scheren, dan tot den prijs van 4 centimen. (Volgen de handteekeningen.) Nabij het tentoonstellings-gebouw te Weenen telt men vier en zestig mallemolens, de een nog al prachtiger dan de andere. Benoemd zijn tot ridders der orde van de EikenkroonE. Nooy, burgemeester van Monniekendam; J. Prins Jr., secretaris van het Hoogheemraadschap te Buiksloot en S. Tromp Meesters, kapitein commandant der dd. schutterij te Steenwijk. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 1 Mei. Achtereenvolgens werden aangenomen deze wetsontwerpen: 1. tot onteigening ten behoeve van het afsluiten van het Iteitdiep in de provinciën Groningen en Friesland; 2. tot wijziging der wet betreffende de opheffing der slavernij in de kolonie Suriname; en 3. tot verhooging van Hoofd stuk V der staatsbegrooting voor 1873 met het bedrag eener nadere leening aan de Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij. Bij dit laatste wordt een crediet van f 300,000 toegestaan. Daarna zijn beraad slagingen gevoerd over het wetsontwerp tot goedkeuring van bet tractaat den 13 Januarij 1873 tusschen Nederland en België gesloten (overeenkomst Noordbrabantsche spoorwegen). Zitting van Vrijdag 2 Mei. Heden is het wetsontwerp tot goedkeuring der overeenkomst met den Grand Central tot aankoop van den spoorweg Boosendaal—Moerdijk en RoosendaalBreda, na breedvoerige discussie, met 45 tegen 29 stemmen verworpen. Na deze beslissing over de overname der Noordbrabantsche lijnen, heeft de minister van Financiën de amortisatiewet verhoogd met 7 millioen en dus gebragt op 8 millioen 9 ton. Dit ontwerp is daarop aangenomen met 72 tegen 2 stemmen. Heden (Zaturdag) beraadslaging over het droogdok te Vlissingen. Aan de rede van den minister van Koloniën, jl. Woensdag gehouden, ontleenen wij nog het volgende omtrent de strijdkrachten in Indië„Kolonel van Daalen was als sous-chef met de expeditie gegaan; er waren nu in Indië 8360 Beaumont-geweren, 2 millioen hulsen voor patronen, 314,000 scherpe patronen, terwijl 600,000 weder afgezonden en 775,000 gereed waren; bij de expeditie waren 2 bataillons geweest met Beaumont-geweren, 4 stukken van 8 en 4 van 12 centimeter en 8 mortieren van 12 centimeter; 18 getrokken bergkanonnen zouden weldra afgezonden worden; men had gevraagd per telegraaf, wat men in Indië nog behoefde; bijna al wat gevraagd werd was reeds gezonden, alleen veldflesschen nog niet. Bij de 400 mariniers in Indië, zouden 300 met de „Prins Hendrik" vertrekken; 1500 man zullen boven de gewone aanvulling gezonden worden; ook wilde de miuister nog een vast korps hier formeren, waarover bij alle eventualiteiten kon beschikt worden. Voor de Indische marine zouden gelden worden gevraagd, maar weldra zouden 4 nieuwe schepen en stoombarkassen naar Indië gaan. De regeling van expeditiën moest men aan 't Indisch bestuur overlaten." Eindelijk moet men twee medepligtigen aan den moord, ge pleegd opden inspecteur van politie Vincencyne (26 Jan.1871) hebben gevonden. Men zal zich herinneren dat die brave politie-agent den dag na den wapenstilstand te Parijs op de Place de la Bastille door een slecht vrouwspersoon, die vroeger door hem was gearresteerd geweest, als een spion aan de opgewonden menigte is aangewezen, en dat deze hem daarop in het water geworpen en in dien toestand met steenen gegooid heeft, totdat hij gestorven is. Men heeft thans bedoelde vrouw en een loodgieter, die den moord heeft helpen plegen, in hechtenis genomen. Het Journal des Débats gaf bij gelegenheid van den jongsten verkiezingsstrijd te Parijs, toen alle muren (zelfs het in aanbouw zijnde hötel Thiers liep niet vrij) met aanbevelingen van kandidaten overdekt waren, de volgende verklaring van den oorsprong dier benaming. Zij stamt af van het Latijnsche candidus, wit. Het voornaamste kleedingstuk der Romeinen was de toga, zooals bij de Grieken de mantel, pallium. Het Romeinsche kleed was van wol, rond, van voren gesloten en zonder mouwen. De kleur was gewoonlijk witcolor albus. Maar die witte kleur was nog zeer onderscheiden' van die, welke men met de benaming candidus aanduidde. Deze werd namelijk ver kregen door den mantel van witte wol met krijt in te wrijven. Zulk een mantel nu was het gewaad, waarin men zich kleedde als men zich tot het verkrijgen van een ambt, een post, aanmeldde, en men noemde, naar dat gebruikelijk kleedingstuk, hen die het droegen candidati. Figaro beweert, dat in een kostschool in de Champs- Elysées te Parijs een Amerikaansche miss een van hare meesters heeft willen revolveriseren, omdat hij weigerde haar te schaken. De chefs van de kostschool zouden die al te romantische jonge dame naar haar ouders te Massachusets hebben teruggezonden. Verschrikkelijk moet de schade zijn, door de vorst aan de wijngaarden in Frankrijk toegebragt. Uit Rheims schrijft men, dat de verliezen bij millioenen berekend moeten worden, daar de vooruitzigten nooit zoo gunstig waren als thans. Te Epernay is de oogst zoo goed als verloren. Te Dyon kan men de schade niet berekenen. Te Bordeaux en te Toulouse was de schade gering, doch bleef men niet zonder vrees, omdat de vorst bleef aanhouden. Bij de vorst heeft zich in menige streek een geduchte hagelslag gevoegd. De heer Jacob Bright heeft in de zitting, welke het Huis der Gemeenten Woensdag 11. gehouden heeft, de poging herhaald, welke hij jaarlijks te vergeefs aanwendt om aan vrouwen, die hoofden van liuisgezinuen zijn, het stemregt te geven, en de poging is ook ditmaal met geen anderen uitslag dan vroeger bekroond, daar het wetsvoorstel, en wel met 225 tegen 155 stemmen, verworpen is. In den loop der discussie zijn geene nieuwe argumenten voor of tegen den voorgestelden maatregelen te berde gebragt, Jeanne d'Arc, de vrouwelijke adjudant van Langerwicz in den Poolschen opstand, het regeringsbeleid van Koningin Victoria, nog niet lang geleden bij de jongste ministerieële crisis gebleken, enz., werden als bewijzen aangevoerd, dat vrouwen berekend zijn voor nog andere bezigheden dan die welke zij in den regel verrigten. Van den anderen kant werd eene schilderij opgehangen van wat men al zou kunnen zien gebeuren, wanneer de bepleiters van de regten der vrouw die men, door dit wetsvoorstel aan te nemen, den vinger geven zou, de geheele hand zouden zijn magtig geworden. Door de Times wordt het testament van Napoleon openbaar gemaakt. De text luidt als volgt: „Dit is mijn testament. Ik beveel mijn zoon aan de groote staatsligchamen, aan het volk en aan het leger. Keizerin Eugénie vereenigt al de hoedanigheden in zich, die vereischt worden om het regent schap goed te voeren en mijn zoon heeft bewijzen gegeven van een aanleg en een oordeel, die hem zijne hooge bestem ming waardig zullen maken. Moge hij nooit de leuze vergeten van het hoofd onzer familie: „Alles voor het Fransche volk." Hij make zich vertrouwd met de geschriften van den gevangene van St. Helena, hij onderzoeke naauwkeurig de daden en de correspondentie van den Keizer, opdat hij zich herinnere, wanneer de omstandigheden het veroorloven zullen, dat de zaak der volken, de zaak van Frankrijk is. Het gezag is een zware last, omdat men niet altijd het goede kan doen, dat men zou willen en omdat uw tijdge- nooten u slechts zelden regt laten wedervaren; ook moet men, om zijn roeping te vervullen, zich volkomen bewust wezen van zijn pligt. Men moet er steeds aan blijven denken, dat zij, die gij eens bemind hebt, uit de hooge hemelen u gadeslaan en u beschermen; zoo heeft de geest van mijn grooten oom mij altijd bezield en staande gehouden. Met mijn zoon zal het evenzoo gaan, want hij zal zijn naam waardig zijn. Ik laat aan de Keizerin al mijn particuliere goederen; ik wensch, dat zij het Elysée en Biarritz zal gaan bewonen, zoodra mijn zoon meerderjarig zal zijn. Ik hoop dat de herinnering aan mij haar lief zal zijn en dat zij na mijn dood het leed zal mogen vergeten, dat ik haar heb kunnen aandoen. Wat mijn zoon betreft, hij beware als talisman het zegel, dat ik aan mijn horloge droeg, en dat van mijn moeder afkomstig is. Hij beware met zorg alles wat mij overbleef van den Keizer mijn oom, en hij zij overigens overtuigd, dat mijn hart en mijn geest met hem zullen blijven. Ik spreek niet van mijn getrouwe dienarenik ben te zeer overtuigd, dat de Keizerin en mijn zoon hen niet zullen verlaten. Ik zal sterven in de Catholieke Apostolische en Romeinsche godsdienst, die mijn zoon door zijn vroomheid altijd zal blijven vereeren. (get0 Napoleon. Gedaan, geschreven en geteekend met mijn hand, in het paleis der Tuileriën, den 24 April achttien honderd vijf en zestig. (getNapoleon." Het actief, dat Napoleon aan zijn weduwe heeft nagelaten, bedraagt niet meer dan 3 millioen, welke som zeker nog wel met eenige honderd duizenden aan schuldvorderingen verminderd zal worden. De Times behelst uittreksels van een werk van kapitein James Abbot over den inwendigen toestand van het Khanaat van Chiwa. De heer Abbot was in 1839 naar Chiwa gezonden in hoedanigheid van diplomatiek agent van het Engelsch gouvernement; hij had dus ge legenheid het land goed te bestuderen. Volgens Abbot heeft het Khanaat een oppervlakte van omstreeks 450,000 vierkante Engelsche mijlen met een bevolking van 1,660,000 Turcomannen, Ousbeks, Kaisaks en 700,000 slaven, waar onder 30,000 inboorlingen van Perzië. De schrijver hangt een treurig tafereel op van de beschaving, de zeden, de levenswijze, het slechte karakter van de Turcomannen en hun vorst, de Khan, die zich Vader der Overwinning noemt. De hoofdstad is door vestingwerken omgeven en heeft een citadel waar de Khan verblijf houdt. De artillerie bestaat uit 22 stukken geschut, 6 en 20 ponders. De huizen, die allen hetzelfde aanzien hebben, zijn van leem en bevatten afzonderlijke vertrekken voor de beide seksen. De drie rassen, waaruit de bevolking bestaat, zijn zeer onzindelijk; de vrouwen zijn buitengewoon leelijk. De vuilsten en de onzedelijksten zijn de Ousbeks. De Turcomannen voeren een nomaden-leven en hun eenige bezigheid bestaat in het stelen van slaven, die zij aan de Ousbeks verkoopen. Het is een moeijelijke strijd, dien Rusland tegen die volken heeft ondernomen, maar zoo het gelukt aan de slavernij een einde te maken en de strooptogten te doen ophouden zal de Czaar der beschaving een werkelijke dienst hebben bewezen. Te Manchester werd dezer dagen een Mormonen, congres gehouden, 't welk door verscheidene honderden „Heiligen" werd bijgewoond. Uit de mededeelingen bleet dat alleen Manchester niet minder dan 570 Mormonen telt die gaarne zouden willen emigreren, maar daarvoor er»,.' geld hebben. 8 Daitschland. De vergulde kinderwagen, die Napoleon I voor zijnen zoon, den Koning van Rome, heeft laten maken, is nogj- wezen en tegenwoordig in het bezit van een Berlijnscï burger, den heer Eisert. Toen de wagen na de verbannim van Keizer Napoleon onder meer andere zaken van waarit werd verkocht, kwam die in het bezit van Koning Maxi- miliaan van Beijeren, die hem later aan zijn schoonzoon den hertog van Leuchtenberg, ten geschenke gaf. Nadat de kinderen van den hertog te groot waren geworden ott er in te rijden, vond deze 't voordeeliger de reliqui fe verkoopen. Sedert is het pronkstuk herhaaldelijk yM eigenaar verwisseld, totdat eindelijk burgermanskinderen er in rond gereden zijn. Als een bijzonderheid wordt noo daarbij vermeld, dat de heer von Dreyse, de uitvinder vat het naaldgeweer, aan het vervaardigen van dien vragen heeft geholpen, hij was toen een arme handwerksman l? den hofrijtuigmaker van Napoleon. In de bekende zaak Spitzeder, te Munchen, zijn voor een bedrag van 8,622,000 florijnen wissels aangeboden hierbij komen nog 510,000 florijnen hypotheek; zoodat het totaal van de schulden 9,132,000 florijnen bedraagt. Amerika. De stad San-Salvador die, zoo als men weet, door een aardbeving geheel verwoest is, zal op dezelfde plaat; weder worden opgebouwd. Dit plan heeft bij de bevolking veel tegenstand ondervonden, waarschijnlijk, naar de Pan* Star and Herald zegt, omdat de stad in de laatste 150 jaren 8 malen geheel en om de 9 jaren gedeeltelijk door aard bevingen is vernield. Opening der Wereldtentoonstelling te Weenen. De tentoonstelling is jl. Donderdag plegtig geopend geworden, De protector, aartshertog Karei Lodewijk, hield tot den Keizer de volgende aanspraak „MajesteitAllergenadigste heer 1 In feestelijke stemming begroet ik Uwe Majesteit op deze plaats aan den vooruitgang des vredee gewijd. Dë allerhoogste deelneming van Uwe Majesteit voltooit een werk, waardoor de blik der wereld op Oostenrijk gevestigd en aan ons vaderland de erkenning en de uitstekende deelnemii; verzekerd wordt in het belang en ter bevordering der weivaan van het menschdom door onderwijs en arbeid. Niet aan ons, welk door Ur. Ms. vertrouwen in de eerste plaats geroepen zijn gewordei tot de uitvoering van uw allerhoogst besluit, past het zelve oordeelen over hetgeen wij volbragt hebben: het zij ons evenwtl geoorloofd te wijzen op de elementen die aan het werk het aanzijn hebben geschonken nadat door U. M. het verheven initiatief daarta was genomen te wijzen op de zamenwerking welke wij ondervond:; hebben van de krachten des volks zoowel hier te lande als daar buiten, waar allen met het besef van het schoone doel tot het brengen van oSers bereid zijn bevondenook te wijzen op de zedelijke magt van dén arbeid en der beschaving. Deze elementen zijn het, welke aan Ur. Ms. schepping heden hare innerlijke waarde verleenen, en voor dit werk een roemvol aandenken bij de na om komende geslachten zullen verwerven. Het behage Ur. Ms. dei catalogus der tentoonstelling benevens eene beschrijving van ban historische ontwikkeling welwillend aan te nemen en de wereld tentoonstelling van 1873 voor geopend te verklaren." De Keizer antwoordde: „Met levendige voldoening zie ik deze voltooijing eener onderneming, wier hoog belang en wier beteekenis ik in de volste mate waardeer. Mijn vertrouwen op de vaderland) liefde, de bekwaamheid en de arbeidskrachten mijner volken, de sympathie en de ondersteuning van de met onï bevriende natiën heeft de ontwikkeling van het groote werk vergezeld. Mijne keizerlijke welwillendheid en mijne erkentelijkheid zijn gewijd aan de voltooijing van dit werk. Ik verklaar de tentoonstelling m het jaar 1873 voor geopend." Prins Adolf Auersperg sprak nu de volgende dankbetuiging uit „Majesteit! Allergenadigste heer! Uwe Majesteit veroorlove dit ik uit naam van de regering het woord opvatte, om M. met den meesten eerbied te begroeten. Onder moeijelijkheden, bij wie' overwinning de kracht van den wil om te scheppen proefonder vindelijk bleek, is de onderneming, wier opening wij op dezen oogen- blik vieren, tot rijpheid gekomen, is het plan verwezenlijkt. Met een gevoel van bescheidenheid, maar toch met een gevoel vaa verhoogd zelfbewustzijn staren heden de volkeren van Oostenrijk op het werk dat getuigenis geeft van de stijgende magt, van het toenemende aanzien des vaderlands en zijner ijverige deelneming aan het volbrengen van de groote taak der beschaving. Zoo danken wij dit werk aan de genade van Uwe Majesteit, daar het grond denkbeeld, waaruit het ontstaan is, bij u is opgekomen. Dit werk is de verligcharaelijking van uwe kenspreuk dat in de vereeniging van krachten magt ligt, en het beteekent 's lands roem. Met patriottische trouwe toewijding scharen de volkeren van Oostenrijk zich om hunnen keizerlijken heer, eu ik ben slechts tolk van de gevoelens die heden aller harten bezielen, wanneer den diep beseften eerbiedigsten dank voor de treden Uwer Maje steits troon nederleg." Toen volgde een dankbetuiging van den burgemeester van Weenen, dr. Felder: „Majesteitallergenadigste heer Bijna zijn vijf-en-twintig jaren verloopen sedert dat U. M. den troon beklom, waarop vroeger uwe doorluchtige voorzaten hebben gezeteld, en gedurende welke U. M. den scepter zwaait over de Oostenrijksche volkeren. Met dankbaarheid is in de jaarboeken opgeteekend, dat in dit tijdsverloop de gemeente eene autonomie heeft erlangd, dat o.nder Ur. Ms, regering Weenen met snellen, nooit gedachten vooruitgang eene wereldstad is geworden. Door Ur. Ms. doorluchtig besluit is de stad verlost van de banden die haar knelden. Door Ur. Ms. verhevene zorg en welwillendheid zijn grootsche werken in het leven geroepen, die de openbare welvaart bevorderen en alles wat de gemeente-belangen en de gemeente-aangelegenheden betreft, m alle rigtingen begunstigen. Zij strekken tot getuigenis van de krachtdadige pogingen van het tegenwoordig geslacht, en tevens zullen zij voor de eeuwen die na ons komen de eervolle gedenk- teekenen zijn en blijven van het heilrijke bestuur Uwer Majesteit. In dit plegtig uur verleent U. M. een schitterende luister aan dit verheven werk, welks edele bestemming is te vereenigen al wat 's menschen geest en 's menschen kracht onder alle hemel-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2