1873. N°. 56.
Vrijdag 9 Mei.
31 Jaargang.
AANBESTEDING.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
INENTING EN HERINENTING.
SCÏÏ ÜTTE R IJ.
BERIGTEN BETREFFENDE DES OORLOG MET ATSJIN.
HELDERSCHE
E.V NIEUWEDIEPER COURANT
,,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.30.
ft franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS:
Naar Oost-lndiê: via Triest 13 Mei 's avonds 6 u. 25 m.
v Marseille 22 Mei, 's avonds 6 u. 25 m.
t Brindisi 15 Mei 's avonds 6u. 25 m.
f per Koningd.Nederl. 16 Mei, 'savonds 11 u.
f Java 30 Mei, 's avonds 11 uur.
Guragao en Suriname, 16 Mei 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop. via SoutJiampton13 Mei,
's morg. 6 u. 25 m.
Op Vrijdag: den 16 Met 18J3, des avonds ten zeven
ure, zal aan het Raadhuis der gemeente in het openbaar,
alleen bij inschrijving, worden aanbesteed:
1. Het Jaarlijkse!» onderhoud van de Gehouwen,
Bruggen, enz.
2. Het bestraten van de Jonker- en Wagenstraat.
De bestekken liggen van heden af op de gewone kantoor
uren, ter lezing aan de Secretarie der gemeente.
Aanwijzing in loco zal worden gedaan door den Gemeente-
Bouwmeester, den Heer G. SCHOLTEN, op Woensdag
14 Mei e. k., des morgens ten 9 ure, te beginnen aan bet
kantoor voor Gemeentewerken.
Nadere inlichtingen zijn inmiddels te bekomen bij den
Gemeente-Bouwmeester voornoemd.
Helder, den 6 Mei 1873.
Burgemeester en Wethouders der gemeente,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
Het GEMEENTEBESTUUR van den HELDER brengt, ter
voldoening aan het bepaalde bij art. 18 der wet van den 4 December
1872 (Staatsblad No. 134), ter openbare kennis, dat door den
Haatselijken Heelmeester, den Heer H. BITTER, op aanstaanden
Dingsdag. den 13 dezer, des namiddags ten drie ure,
ia een der localen van de Werkinrigting op de Kerkgracht,
eene zitting zal worden gehouden tot kostelooze inenting en
lerinenting, en maant belanghebbenden aan van die gelegenheid
gebruik te maken.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
8 Mei 1873. L. VERHEY, Secretaris.
„En bij zal uw meester zijn."
„Katharina, is mijn nicht reeds gereed met haar baltoilet,"
vraagde de weduwe van den landraad von Hevbeck aan een dienst
meid, die de kamer binnentrad om shawls, capuchons en mantels
"innen te brengen.
„De .jufvrouw zal dadelijk beneden komen, mevrouw."
„Breng ons dan om zes ure thee, Katharina, de thermometer
is wel weer tot 0" gestegen, maar toeh een warm kopje thee
vóór een rid als nog afgelegd moet worden kan geen kwaad doen."
Katharina verwijderde zich uit de kamer en de weduwe stond
uit haar leuningstoel op en liep eenige malen het schoone groote
vertrek op en neder.
Deze dame kon ongeveer vijftig jaar oud zijn en had zachte
vriendelijke gelaatstrekken. Zij was gekleed in een japon van zware
tijde. Een zwarte mantille hing over de leuning van haar stoel,
ten omslagdoek en handschoenen lagen daarnevens. Alles scheen
zorgvuldig voorbereid te wezen voor den rid naar het bal, dat te
k, de een halve mijl verwijderde hoofdstad der provincie gegeven
m worden.
Mevrouw von Herbeck met levendige gebaren de kamer op en
ider wandelende, zeide tot zich zelve
„Als Emmy haar geluk maar niet wegwerpt, iemand als Löbau
al zij waarschijnlijk in haar leven nooit meer ontmoeten! Maar
leer een achttienjarig door vleierijen verwend kind eens verstandig
le wezenEmmy is schoon, schooner nog dan hare moeder,
nijne zoo vroeg gestorven zuster Antoinette; binnen weinige jaren
uilen de schalkachtigheid en de moedwil, die de mannen nu zoo
onweerstaanbaar bij haar vinden, plaats gemaakt hebben voor een
Beer ernstige gezindheid, misschien wel voor het bewustzijn van
tagane dwaasheden. En wie weet of de schaar van aanbidders,
Wnneer mijne oogen gesloten zijn, niet verminderen zal."
De weduwe was door haar man, met wien zij twintig jaren in
ten kinderlooze, haar niet veel vreugde opleverende echt geleefd
kad, na diens dood, die voor drie jaren had plaats gehad, het
Wichtgebruik van zijn vermogen en van het landgoed Birkenwalde
Wj testament zoo lang zij leefde vermaakt, onder deze voorwaarde,
■lat alles na den dood zijner weduwe aan den neef van haar echt
genoot, den heer Yictor von Herbeek zou vervallen.
Emmy had haar vader, den overste von Rohr reeds in hare
Hndschheid verloren; haar moeder was eenige jaren later haar
echtgenoot in het graf gevolgd. Haar tante nam de wees met
trouwe liefde tot zich en droeg zorg, dat de schoone aanleg van
het meisje in de naburige hoofdstad der provincie zoo zorgvuldig
mogelijk ontwikkeld werd, opdat Emmy in geval van nood in
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER,
Gezien Z. M. besluit van den 21 Maart 1828 (Staatsblad No. 6), houdende
reglementaire bepalingen tot invoering der Wet op de Schutterijen van den
11 April 1827 (Staatsblad No. 17), in verband gebragt met Ar4.
6, 7, 8 en 9 van gezegde Wet.
Gezien de dispositie van den Heer Staatsraad Gouverneur van Noordholland,
dd. 11 April 1828, No. -g-J-g-g- (Provinciaal blad No. 41), omtrent de executie
der Wet op de Schutterijen.
Roepen bij deze op alle manspersonen, ingezetenen dezer gemeente, welke op
den eersten Januarij 1873 hun 25sto jaar zijn ingetreden, en alzoo diegenen
welke in den jare 1848 zijn geboren, alsmede de zoodanigen, welke, ofschoon
in andere gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving binnen deze
gemeente zijn komen wonen en op den lsten Januarij 11. bun 34ste jaar nog
niet hebbeu voleindigd, en alzoo geboren zijn in de jaren 1839 tót en met
1S47 ingesloten, de vreemdelingen van denzelfden ouderdom, die sedert de
laatste inschrijving in de termen gevallen zijn, om volgens Art. 2 der Wet
van 11 April 1827 als ingezeteneu te worden beschouwd, benevens de gepas-
porteerde Militairen, die, om welke redenen dan ook, zich nog niet ter inschrijving
voor de Schutterij hebben gepresenteerd, ten einde zich in de daartoe gereed
gemaakte registers te doen inschrijven: tevens te kennen gevende:
Dat de inschrijving zal beginnen den 15 Mei aanstaande, en geheel zal
moeten zijn afgeloopeu den eersten Junij daaraanvolgende, terwijl in een der
vertrekken van het Raadhuis alhier voor de inschrijving zal worden gevaceerd
op alle werkdagen, van 's morgens 9 tot 12 ure.
En ten einde voor te komen, dat iemand, in de termen der inschrijving
vallende, zich door onwetendheid aan pligtverzuim schuldig maakt, heeft het
gemeentebestuur noodig geoordeeld een ieder bekend te maken met en te her
inneren aan de navolgende bij de Wet van 11 April 1827 (Staatsblad No. 17)
gemaakte bepalingen.
Dat een iegelijk zonder onderscheid, of hij mogt vermeenen al of niet onder
de bij de Wet vrijgestelden of uitgestotenen te hehooren, verpligt is zich voor
de Schutterij te doen inschrijven;
Dat zij die in meer dan eene gemeente hun verblijf houden of den zetel
van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrijving verpligt zullen zijn
binnen die gemeente, waar eene dienstdoende Schutterij aanwezig is, en bij
aldien in die verschillende gemeenten alleen dienstdoende of alleen rustende
Schutterij bestaat, zich te doen inschrijven in die gemeente, alwaar zij voor de
personele belasting zijn aangeslagen en de ambtenaren in die gemeente, alwaar
zij hun verblijf houden;
Dat degenen welke van hunnen juisten ouderdom geen voldoend bewijs
geven, naar het oordeel van het Plaatselijk Bestuur zullen worden ingeschreven,
onverminderd de bevoegdheid van de ingeschrevenen, om van hunnen juisten
onderdom nader te doen blijken;
En dat eindelijk zij, welke bevonden worden zich niet vóór den lsten Junij
te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk Bestuur zullen worden inge
schreven en in eene geldboete verwezen worden, terwijl zij daareuhoven zonder
loting hij de Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er
tijdens de verzuimde inschrijving geene reden tot uitsluiting of vrijstelling ten
hunnen aanzien bestond.
Burgemeester eu Wethouders vermanen tevens ieder ingezetene dezer gemeente,
welke het aangaat, om zich tijdig van een geboorte-extract te voorzien, waar
door zich ieder van zijnen juisten ouderdom kan verzekeren, en hetwelk hij de
inschrijving zal moeten worden vertoond, alsmede om zich ter behoorlijker tijd
tot de inschrijving aan te melden, ten einde de straf, wegens nalatigheid
vastgesteld, voor te komen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 1 Mei 1873. L. VERHEY, Secretaris.
staat zou zijn eenmaal voor zichzelve te kunnen zorgen. Sedert
hare belijdenis leefde Emmy in het huis harer tante, en hoe meer
deze zich verheugde over den frisschen en vroolijken aard en de
innige liefde van het meisje, des te beduchter werd zij tevens bij
de gedachte, dat Emmy, die zoo bij uitstek geschikt was en er
als het ware voor geschapen scheen te zijn om vreugde en vroolijk-
heid in een huiselijken kring te verspreiden, genoodzaakt zou kunnen
worden haar levensonderhoud in een vreemd huishouden en in
een ondergeschikte betrekking te verkrijgen.
Daar hoorde zij een zilver-reine stem in den gang zingen. De
deur der kamer werd geopend en een meisje van een gestalte,
zoo bekoorlijk als men zich slechts denken kan, kwam de kamer
binnen, breidde hare armen uit en omarmde mevrouw von Herbeck.
„Emmy, gij verkreukt uw witte overrok en de rozen en uw
sleep bij die wilde omhelzing!" zeide hare tante waarschuwend.
„Tante, als de rok en de bloemen mij verhinderden u hartelijk
te kussen, zou ik in verzoeking komen ze dadelijk weer af te
leggen. Ik moet u om verschooning vragen, dat ik zoolang op
mij heb laten wachten. Mijn sluijer wilde maar niet blijven zitten
en nu heb ik er zoo lang aan getobt, om hem vast te krijgen,
dat hij plat op mijn hoofd zit, even als die van een boetvaardige
non. Ik wil heden ook eens zeer ernstig zijn, want wij gaan
een nieuw jaar inWie weet wat het zal opleveren
Een oogenblik zag het lieve schepsel droomend voor zich, ver
volgens kwam er weder een lachje van geluk op haar schoon
gelaat en Emmy riep, de hand van haar tante aan de lippen
drukkende, uit: „Wat het ook brengen zal, ik wil het moedig
dragen, als de liefde van mijn goede trouwe beste tante mij slechts
overblijft."
Mevrouw von Herbeck streelde de wangen van het bekoorlijke
kind en zeide„Emmy, gij hebt mij zoo lief en in één geval doet
gij toch niet wat ik zoo hartelijk wensch."
Schalkachtig en even blozende zag Emmy tot hare tante op en
zeide vragende: „Löbau? niet waar, ik heb het geraden?"
„Waarom zijt gij zoo kort af en zoo weinig beminnelijk jegens
onzen nabuur? Is hij geen rechtschapen man?"
„Tante! rechtschapen, dat klinkt zoo ouderwetsch, dat klinkt
zoo koud, hoe zou een rechtschapen man mij belang kunnen
inboezemen
„Nu goed, kleine schalk, laten wij het bijvoegelijk naamwoord
„rechtschapen" daar, ofschoon de acht en twintig jaar oude jonge
man het ten volle verdient. Is Löbau niet een zeer geestig, be
minnenswaardig en zeer schoon man?"
„Ja, dat wil ik gaarne toestemmen, maar hij is veel te toegevend
Zie, tante...."
Volgens een van den gouverneur-generaal bij het depar
tement van Koloniën ontvangen telegrafisch berigt van
6 dezer, zou de transportvloot den volgenden dag Singapore
verlaten. De gezondheid der troepen was zeer voldoende.
Naar het Vaderland verneemt, zal Zr. Ms. ordonnans
officier baron Sirtema van Grovestins, 1ste luit. der artillerie,
de tweede expeditie naar Atsjin op last van Z. M. den
Koning bijwonen.
Naar het Dagblad verneemt, heeft de president der
Fransche republiek een depêche gerigt tot den Franschen
gezant bij het Nederlandsche Hof, markies de Gabriac,
strekkende om aan de Nederlandsche regering, ten aanzien
van den aan het rijk van Atsjin verklaarden oorlog, te
kennen te geven, dat, 't zij er in Frankrijk een gezant van
Atsjin kome of niet, die mogendheid zich steeds jegens
Nederland een bevriende natie zal betoonen; ook spreekt
de heer Thiers in dien brief persoonlijk zijn beste wenschen
uit voor het welgelukken der aanstaande tweede expeditie
tegen Atsjin.
Binnenland.
HELDER en NIEÜWEDIEP, 8 Mei
Zr. Ms. schroefstoomschip Metalen Kruis, den 6 dezer
te Suez aangekomen, zou nog dienzelfden dag de reis
voortzetten. Aan boord was alles wel.
Heden morgen is alhier uit West-Indië aangekomen
Zr. Ms. schroefstoomschip het Loo, kommandant kapt.-luit.
ter zee C. A. B. D. Rijk.
De mailboot Java, kapt. van Ingen, van de stoom
vaartmaatschappij Java, zal den 31 dezer naar Java vertrekken.
Het gouvernement heeft, zooals men weet, ook met deze
maatschappij een contract gesloten voor den overvoer van
troepen naar Java. De eerste detachementen zullen alsdan
met genoemde boot vertrekken, die zullen bestaan uit
manschappen van het koloniaal werfdepot en een transport
mariniers; dientengevolge zal het schip nergens overladen.
Commissarissen der stoomvaart-maatschappij Nederland
hebben, ter vervanging van den derden directeur, den
kap.-luit. ter zee van Asperen, aan de aandeelhouders
aanbevolen den luit. ter zee 1ste kl. P. E. Tegelberg alhier
en den heer W. F. van Erp Taalman Kip, oud-luit.
ter zee 1ste kl. en inspecteur van het loodswezen in Ned.-
Indië, thans haven- en dokmeester te Amsterdam.
Katharina bracht de thee en Emmy maakte met veel zorg een
kopje voor mevrouw von Herbeck klaar, trok haar leuningstoel
digt aan de tafel en vervolgde, toen de dienstbode de kamer
verlaten had:
„Zie, tante, ik weet niet hoe ik u dat duidelijk zal maken;
maar een man zou alleen dan den rechten indruk op mij kunnen
maken, wanneer hij een soort van tyran was, wanneer ik naar
zijn gunst moest trachten en een beetje bang voor hem moest zijn.
Als ik eenmaal huw, dan zal het niet mogen wezen„dat is de
man van mevrouw von Löbau." Neenneenmijn echtgenoot
moet iedereen ontzag weten in te boezemen en mij in het bijzonder.
Löbau verheugt zich over alles wat ik zeg, hij lacht om mijne
dwaasheden, ja hij verdraagt zelfs beleedigingen van mij. Dat
wekt mijn toorn zoozeer op, dat ik telkens onaangenamer word.
Onlangs op de krans bij de Restorfs zeide ik tot hem„De hitte
hier in de zaal is werkelijk onverdragelijk, ik zou gaarne een glas
limonade willen hebben."
„Mejufvrouw!" zeide hij zeer voorkomend, „er zal oogenblikkelijk
een glas limonade voor u gebragt worden."
Hij gaat heen en komt kort daarna met een bediende terug,
neemt dezen het glas limonade af en reikt het mij over.
„Ach! dat is gewone citroen-limonade," zeide ik teleurgesteld.
„Verlangt gij iets anders, mejufvrouw?"
„Ik drink nooit anders dan frambozen-limonademijnheer
von Löbau.".
„Jammer, dat gij het mij niet dadelijk gezegd hebt."
„Ik zeide frambozen-limonade, mijnheer von Löbau."
„Daar gij het mij met zulk een ernst verzekert, zoo moet ik
verklaren, dat ik u dan niet goed verstaan heb; maar heb een
oogenblik geduld, ik zal zoo dadelijk de verlangde limonade u
bezorgen."
„Zulke zoetsappige praatjes is dat niet verschrikkelijk, tante?
Weet gij wat ik in zijne plaats gedaan zou hebben?" Emmy
trad eenige schreden van de theetafel terug, trok haar gezicht in
de donkerste plooien en sprak op den zwaarsten toon dien zij met
hare stem kon uitbrengen, ik zou gezegd hebben: „Gij kleine
neuswijs, meent gij dat ik uwe chicanen en beleedigingen zoo
rustig en onderworpen verdragen zal? Als gij mij in plaats van
mij voor de vervulling van uwen wensch te bedanken, wilt
beleedigen, kies dan in het vervolg een ander om te doen wat
gij wenscht; ik gevoel mij daarvoor veel te verheven."
Bij de laatste woorden zette zij haar stem zooveel mogelijk uit,
en haar tante, in wier trekken een uitdrukking van ergernis en een
lach met elkander in strijd schenen te zijn, zeide: „Genoeg van
uwe dwaasheden, Emmy drink uw thee uit, het is tijd dat wij gaan."