HELDERSCHE
EN' MEI WEDIEPER COURANT
1873. N°. 57.
Zondag 11 Mei.
31 Jaargang.
Uitgever
Bureau:
A. A. BAKKER
Cz.
BER1GTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJ1N.
Binnenland.
,,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
H franco per post - 1.65.
MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS I
Naar Oost-lndiê: via Triest 13 Mei 'g avonds 6 u. 25 m.
t n u Marseille 22 Mei, 's avonds 6 u. 25 m.
t Brindisi 15 Mei 's avonds 6u. 25 m.
per Koningd.Nederl. 16Mei, 'savonds 11 u.
Java 30 Mei, 's avonds 11 uur.
Curagao en Suriname, 16 Mei 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop. via Southampton13 Mei,
's morg. 6 u. 25 m.
Dezer dagen is berigt dat een afgezant van den Sultan
van Atsjin te Konstantinopel is aangekomen, om van de
Porte hulp te vragen in zijnen oorlog met Nederland.
Volgens een latere tijding, voorkomende in de te Weenen
verschijnende D. Z., zou deze gezant, Sëid-effendi, in last
hebben niet bijstand tegen ons, maar de bemiddeling of
tusschenkomst der Ottomanische regering bijdeNederlandsche
regering te verzoeken, ten einde bet geschil worde uit den
weg geruimd. Abdul-Aziz moet in zijn antwoord aan Seïd-
effendi zich bereid verklaard hebben zijne goede diensten
bij het kabinet van 's Hage aan te biedendit zou zelfs
reeds geschied zijn.
Men berigt dat de aanvoerder der Atsjinezen een
Nederlander en nog wel een Bosschenaar is, genaamd de
WDeze persoon is, zegt men, uit Nederland als onder
officier naar Oost-Indië vertrokken, aldaar officier geworden
en daarna in Fransche dienst overgegaan; vervolgens moet
hij van daar onder de Atsjinezen aangeland zijn; dus
iemand die nog al van verandering houdt en waarlijk op
den naam van „Nederlander" geen aanspraak kan maken.
Naar men verzekert, zou de tegenwoordige jeugdige Sultan
van Atsjin zijn opleiding ontvangen hebben op een instituut
te of in de nabijheid van Nijmegen.
Betreffende de eerste expeditie naar Atsjin wordt in
particuliere berigten uit Batavia vermeld, dat de gouverneur-
generaal daags vóór het vertrek der troepen de generaal
Kroesen, den opperbevelhebber van de landmagt, nog afge-
„En iiij zal uw meester zijn."
(Vervolg).
De assessor Otto von Löbau, die door zijne intieme vrienden
els het ware aangebeden werd, kon bij menschen, die minder met
hem in aanraking kwamen, gemakkelijk doorgaan voor een zwak
en karakterloos man. Hij bezag de dingen met erustigen blik;
wat hem recht en plicht toescheen, daarvan kon hij door niets en
niemand afgebracht worden. Hoe onbeduidende zaken afliepen was
n onverschillig en hij stelde vriendelijk en voorkomend eigene
wenschen achter bij die zijner vrienden. In den dagelijkschen
omgang was er dus geen vriendelijker en beminnenswaardiger man
ti von Löbau. Wee echter dengene, die zijne vriendelijkheid en
hoffelijkheid verkeerd verstond en iets ongepast jegens hem deed!
Een van de grootste vechtersbazen aan de academie, die bovendien
als een zeer bekwaam schermer te boek stond, droeg nog steeds
het diepe lidteeken van de wond, die hij van von Löbau's krachtigen
arm in een duël tengevolge van eene hem aangedane beleediging
ontvangen had.
Drie jaar vroeger, toen hij zich voor zijn tweede rechtsgeleerd
namen voorbereidde, viel hem onverwachts liet schoone majoraat
Charlottenhof ten deel. Ieder meende nu, dat hij zich met studeeren
niet verder het hoofd zou breken en zich als een hooggeëerd man
op de bezittingen zijner vaderen zou vestigen. Deze meening bleek
echter valsch te zijn.
De studie, die von Löbau begonnen was, wilde hij ook met
«ere voleindigen. Eerst nadat hij zijn staats-examen gedaan had,
wilde hij voor eenige maanden verlof nemen om te zien hoe het
leven op het land en de daarmede verbondene plichten hem bevielen.
Von Löbau plaatste een bekwaam landbouwkundige als bestuurder
op Charlottenhof en bepaalde diens inkomen op een zeer milde
wijze. Ook den toestand zijner werklieden maakte hij zoo gunstig
'Is slechts geschieden kon zonder zijne in minder gunstige om-
taligheden verkeerende naburen daardoor in verlegenheid te
brengen. Na een glansrijk afgelegd assessors-examen was von
Eöbau tegen het einde van den zomer naar Charlottenhof gekomen
om daar eenigen tijd te blijven.
Emmy had, zoodra hij haar zag, een diepen indruk op hem
gemaakt. Hare schoonheid en bevalligheid brachten hem in ver
making en zelfs die moedwil en die kleine luimen stonden haar
lo allerliefst, dat men wel een weinig boos, maar niet ernstig
'ertoornd op haar worden kon. Ook schitterde er, wanneer zij
'ot hare tante sprak, zulk een straal van diep gevoel in hare
oogen, dat er geen twijfel kon bestaan dat zij een wezenlijk goed
hart bezat. Hoe sterker het gevoel werd, dat von Löbau bezielde,
fa te moeilijker werd het hem tegenover het geliefde meisje
fa lichten schertsenden conversatietoon vol te houden.
Weinige dagen voordat het bal gegeven werd, had hij het besluit
opgevat zijDe verhouding tot Emmy tot klaarheid te brengen. Vou
Löbau wenschte innig en ernstig met haar te spreken en als hij
bevond, zooals hij hoopte, dat zij hem genegen was, de zaak
vraagt! had of de expeditie wel sterk genoeg was, en dat
de generaal daarop mondeling en schriftelijk had geantwoord,
dat hij voor den goeden afloop der expeditie instond met
zijne rijpe ondervinding en zijne reputatie. (Mid. Crt.)
HELDER en NIEUWEDIEP, 10 Mei
Zr. Ms. fregat Zeeland, den 7 dezer te Malta aangekomen
ten einde steenkolen in te nemen, zou den lOden de reis
naar Oost-Indië voortzetten. Aan boord was als wel.
De 63ste verjaardag van H. K. H. Wilhelmina
Frederika Louisa Charlotte Marianna, tante des Konings
werd gisteren alhier op de gebruikelijke wijze gevierd.
Jl. Donderdag heeft de nieuw benoemde majoor der
dd. artillerie-schutterij mr. D. P. H. Aberson het comman-
dement overgenomen van den kapitein C. D. Zurmühlen.
De overgave en de aanvaarding van het bevel geschiedde
met een toepasselijk woord.
Beroepen te Spaarnwoude en Spaarndam ds. M. C.
Muller, pred. te Zuidzijpe.
-Drietal voor de Ned. Herv. gemeente te Harlingenj
ds. D. P. M. Huet te Dirksland, S. S. de Koe te Buiten
post, B. Mossel te Renkum.
-Bedankt voor het beroep naar Haarlemmermeer door
ds. Keers, pred. te Enschedé.
Benoemd tot deken en pastoor te Purmerende, de
heer J. H. Kappelhof te Diemerbrug.
Aan de Haagsche kroniek van 't Handbl. ontleent
men het volgende: „De Haagsche teeken-akademie heeft
sedert een jaar een cursus geopend voor meisjes,
waar deze, geheel afgescheiden van de mannelijke leer
lingen, zich oefenen in het teekenen naar voorbeelden,
pleisterfragmenten en het antiek pleisterbeeld. Toen het
bleek, dat deze Haagsche juffers zich met zulk een ijver
hierop toelegden, dat zij het sterkere geslacht, voor het
grootste gedeelte, in de schaduw zetten, ging men verder.
Men rigtte toen een cursus op voor meisjes, die zich
wenschten voor te bereiden tot het examen van het middel
baar onderwijs in perspectief, anatomie en proportie. Als
proeve liet men in den afgeloopen winter, op verzoek der
spoedig tot beslissing te brengen. Tot in het diepst zijner ziel
bewogen en vol kwellende onrust kwam von Löbau reeds een uur
voor het begin van het feest te D. aan. Met onverschilligen over
onverschillige dingen te spreken was hem onmogelijk; zijn eerste
woord zou dezen avond tot Emmy gericht zijn.
Von Löbau begaf zich daarom naar eene tegenover de balzaal
gelegene zaal en zag naar de aankomende wagens, terwijl hij
schijnbaar verdiept in het nieuwste nummer van de courant, deze
voor zich op tafel uitspreidde. Eindelijk kwam de equipage van
mevrouw von Herbeek aan, die hij dadelijk aan de beide schimmels
en de groote lantaarns herkende. Als een sylphide ijlde Emmy
den trap op, von Löbau verliet zijn plaats en ging ook naar de
balzaal. Toen Emmy in de kleedkamer haar mantel en de overige
overbodige kleedingstukken had afgelegd, kwam mevrouw von
Restorf met hare dochter Laura, een van Emmy's vriendinnen,
binnen. Verheugd begroetten de beide jonge meisjes elkander;
vervolgens fluisterde Laura, terwijl zij de krans van donkere rozen
in Emmy's baar bevestigde, haar toe: „Zoo evqn is iemand tegelijk
met mij den trap opgeklommen."
„Ik weet niet van wien gij spreekt," antwoordde Emmy, terwijl
zij haar hoofd afwendde, naar het scheen om Laura het werk
gemakkelijker te maken.
„Schalk, gij weet zeer goed wien ik meen. Von Löbau is u
in het geheel niet zoo onverschillig, als gij ons wel wilt wijs maken."
„Mij niet onverschillig," antwoordde Emmy, „even onverschillig
als u lord Merino is."
„Lord Merino," heette eigenlijk Isidor Erlanger en was de eenige
zoon van den rijksten wolhandelaar in de provincie. Isidor had
zich om zich verder in zijn vak te bekwamen twee jaar in Engeland
opgehouden en dweepte na zijn terugkeer in zijn vaderland niet
slechts met alles wat hij iu dat land gezien en ondervonden had,
maar aapte ook de spreekwijzen en gebaren der Engelseheu op een
lalfe manier na. De jonge meisjes, met wie hij dikwijls in een
leeskransje samen kwam, hadden hem spottend den naam van
„lord Merino" gegeven.
Laura lette niet verder op Emmy's aanmerking; de jonge meisjes
hielpen elkander wederkeerig om het door den rid een weinig in
wanorde geraakte toilet weder in orde te brengen en Laura
begon weder
„Voorzeker zal de bewuste heden avond de cotillon met je
dansen?"
„Dat wil zeggen, wanneer ik wil, Laura! uw gepraat begint
mij werkelijk lastig te wordenhet beste zal zijn, dat ik in het
geheel niet met hem dans."
„Als hij u nitnoodigt, moet gij toch met hem dansen, Emmy."
„Moet ik? Ben ik dan een slavin? Moeten wij meisjes ons
steeds gelukkig achten, wanneer zulk een gestrenge heer der schepping
ons verwaardigt een polka of een galop met hem te dansen? Neen,
gij zult zien, wat ik doen zal."
„Kinderen, zijt gij eindelijk gereed? Praten kunt gij den geheelen
avond nog in de balzaal!" zeide mevrouw von Restorf; en de
dames verlieten de kamer.
ouders, enkele juffers plaats tusschen de teekenaars naar
het pleister innemen, en de goede toon, dien de jeugdige
heeren der schepping, aan zich zeiven overgelaten, vroeger
wel eens beleedigden, werd voorbeeldeloos geëerbiedigd.
Gelijk eenige viooltjes de atmospheer van een gansche kamer
verfrisschen, zoo oefenden deze jonge dames haar be-
schavenden invloed. Het is toen daarmede steeds vooruit
gegaan, zoodat zich nu aan de Haagsche akademie niet
alleen jongejufvrouwen, voor het diploma van het middel
baar onderwijs, voorbereiden, maar ook met goed gevolg,
een cursus in het schilderen voor haar geopend is. Aldus
heeft het bestuur dezer inrigting zonder ophef, zonder dwaas
trompetgeschal, de emancipatie-kwestie een eind verder
gebragt, en, wat de beeldende kunsten betreft, ten minste
het middelbaar onderwijs voor meisjes in de hofstad ge
vestigd. Een opmerkelijk verschijnsel is het, dat de aanleg
der teekenaressen die van de teekenaars overtreft en dat
vooral de uitvoering keuriger is."
Te 's Hage is jl. Donderdag aanbesteed het funderen
en opbouwen van pijlers en van de steenen viaduct en het
maken van eenige verdere werken nabij het Hofplein te
Rotterdam. Minste inschrijver was de heer G. Key, te
Rotterdam voor f 131,000.
In den nacht van jl. Woendsdag op Donderdag is bij
de firma Bahlmann en Co. aan den ouden Langendijk-te
Delft in de winkelkast een groote ruit ingeslagen en
daarachter weggehaald een stuk bukskin, ter waarde van
p. m. f 100 en een zijden foulard. Het is gelukt den dader,
zekeren C. M., die gepasseerden Maandag eerst uit de
gevangenis te Hoorn was ontslagen, te arresteren, terwijl
hij het ontvreemde nog in zijn bezit had.
Agatha Millerin te 's Hage, de bekende gewezen
markententster, werd eergisteren honderd jaren oud, en bij deze
gelegenheid verklaart de redactie van de Haagsche Nieuws
bode zich bereid liefdegaven voor de hulpbehoevende vrouw
te ontvaDgen en voor de doeltreffende aanwending der
bijdragen te zorgen.
In de laatste weken hebben in de verschillendegemeenten
der provincie Utrecht zich onderscheidene gevallen van long
ziekte onder het rundvee vertoond, waardoor deze ziekte is
toegenomen.
De kleedkamer kwam uit in een gang en door deze kwam men
in een kleine voorkamer, waar aan beide kanten een trap naar de
balzaal voerde. Deze voorkamer had drie openingen evenals vensters
naar den kant der zaal toe, die even als de loges in den schouwburg
een schoon gezicht over de balzaal aanboden en waar de temperatuur
tevens vrij wat lager was dan in de zaal zelf. Mevrouw von
Herbeek nam hier plaats en stelde Emmy onder bescherming van
mevrouw van Restorf, die de beide meisjes de zaal binnenleidde.
Emmy verkeerde in een zeer opgewonden stemming, die anders
haar karakter geheel vreemd was. Op wie zij eigenlijk boos was
had zij moeilijk kunnen zeggen. De zaal was reeds vrij vol en
in het midden daarvan stonden eenige heeren, waaronder ook
von Löbau.
Toen Emmy binnentrad, ging hij terstond naar haar toe en
zeide op een toon, volkomen overeenstemmende met den gemoeds
toestand waarin hij zich bevond„Mag ik om de eerste wals
verzoeken, mejufvrouw von Rohr?"
„Ik dank u, mijnheer von Löbau, ik ben reeds geëngageerd,"
antwoordde Emmy op een zoo korten en afgemeten toon, als zij
nog nooit tegenover den jongen man had aangenomen. Het meisje
schrikte zelf, toen de woorden haren mond ontvallen waren. Zij
verwachtte van von Löbau de uitnoodiging tot een andere dans,
die zij nu zou hebben aangenomen, of een woord van spijt, waar
door men het gesprek zou kunnen vervolgen. Maar hij boog zwijgend
en ging naar den uitgang ter rechterzijde van de zaal.
Mijnheer Isidor Erlanger volgde hem onmiddelijk en vraagde
eveneens om den eersten wals. Met lord Merino te moeten dansen,
dat was hardEmmy zeide echte? dadelijk „ja," opdat de fatale
wals begeven mocht zijn, en zij niet als een leugenaarster voor
von Löbau zou behoeven te staan.
Nu wendde zij haar hoofd om, om hare tante vriendelijk toe
te knikken, toen haar blik dien van von Löbau ontmoette, die in
plaats van den trap op te gaan eenige schreden van haar ver
wijderd was blijven staan. Emmy beefde voor dien blik, zoo
had nog niemand haar aangezien. Wat lag er al niet in dien
blikWie zou dat hebben kunnen zeggenWanneer zij het
eens waagde nogmaals haar blik tot hem op te heffen?
Even als een vreesachtig kind, dat een spook meent te zien en
al zijn moed verzamelt om nog eenmaal naar de gevreesde plaats
om te zien, wendde ook Emmy haar hoofd naar den kant heen,
waar zij von Löbau had waargenomen.
Von Löbau was verdwenen.
„Met wie zal hij dansen," vraagde Emmy zich zelve af.
Kort daarna begon de muziek te spelen, en mijnheer Isidor
Erlanger haalde zijne danseres. Emmy was volstrekt niet spraak
zaam, lord Merino moest voor het gesprek zorg dragen. Hij
verhaalde van zijn verblijf in Engeland, dat hij daar met een
zeer aanzienlijke familie verkeerd had, die zelfs eenmaal den premier
Disraeli bij zieh gezien had en dat hij dien staatsman daar bijna
had aangetroffen. Vervolgens vraagde hij of Emmy „Conigsby"
van Disraeli kende en daarin gelezen had, dat de beroemdste mannen
van den nieuweren tijd van Joodschen oorsprong waren.