1873. N°. 61.
Woensdag 21 Mei.
31 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
COURANT.
,Wij huldigen het goede."
Verschijnt drngdülo-, IAÓndkroXg- eif Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advértentiën Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 ceht.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DEK DRIE VEN MAILS
Naar Oost-'lndië: via. Triest 27 Mei 's avonds 6 u. 25 m.
jj j Marseille 22 Mei, 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 29 Mei 's avonds 6 u. 25 ni.
j per Java 30 Mei, 's avohds 11 uur.
Guragao en Suriname, 1 Junij 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop. via Souihampton: 23 Mei,
's morg. 6 u. 25 m.
-tf-'MijïVjno oiiilgo!'
De heer J. J. vah Kerkwijk heeft in het laatste nummer
van het tijdschrift de Economist eenige „opmerkingen over
belastinghervorming'* geplaatst, waarin belangrijke wenkén
over dit ouderfvérp voonkomen, welke de aandacht verdienen
van allen, die zich overtuigd houden, dat ons belastingstelsel
verbeterd behoort te worden. Ook de heer v. K. is die
meening toegedaan, maar hij waarschuwt toch voor te grooten
ijver in dit opzichti .Hij wijst op het' véle, dat in den
laatsten tijd in ons land tot hervorming van het belasting
stelsel is geschied, en waardoor het bewijs gegeven wordt,
dat wij op jdit, punt niet zoo achterlijk en stilstaand zijn'
als men wek eens hoort beweren; en hij zegt, dat zij, dié,
alle zoogenaamd onrechtvaardige belastingen door volgens
geleerde economisten billijke en rechtvaardige willen ver
vangen, nooit hun doel zullen bereiken. Wil men slagen
dan moet niet slechts acht geslagen worden op hetgeen
theoretisch goed is, maar bovenal op <le-zeden en gewoonten,
ja, zelfs op de gebreken van ons volk, dat gehecht is aan
liet bestaande en eerder verbetering dan invoering van geheel
nieuwe belastingen wil.
De directe belastingen zijn hoekiger, kantiger en onaan
genamer dqn de indirecte, maar zij zijn rechtvaardiger;
daarom moet men trachten, de opbrengst der éérste te ver
hogen, der laatste te verminderen; maar wijl het nog
nergens gelukt is om aan directe belastingen meer te doen
opbrengen dan een betrekkelijk klein deel van de geheele
hoeveelheid belasting die betaald wordt, en de verhouding
in Nederland al vrij gunstig voor de directe belastingen is,
mag de vermeerdering van deze slechts zeer langzaam
geschieden. Vandaar was de inkomstenbelasting van den
Een bezoek aan de Weener tentoonstelling.
Het Handelsblad deelt in zijn Weener kroniek een alleraardigste
beschrijving mede van een Duitscher, die een enkelen dag te
Weenen heeft doorgebragt. Ook onze lezers zullen van die beschrijving
aker met belangstelling kennis nemen. Zij luidt aldus:
„Ik kon geen weerstand bieden anri het smeeken van vrouwen
dochter, die de tentoonstelling volstrekt wilden zien, terwijl alles
log frisck en het gedrang: .nog niet groot wns. Mijn Vróuw, mijn
dochter, mijn zoon en ik kwamen den 3den Mei 's morgens te
WeeneD aan. Het was een heerlijke lentemorgen, de zon scheen
beider en vrolijk en mijn vrouw lachte mij pp zegepralende wijze
toe, als wilde' zij zeggen: „nu, had, ik geen gelijk, ik wist vyel
dat wij het góéd zouden treffen.".
Wij zouden eeh nacht in Weenen doorbrengen en onze eerste
icrg was dus om naar logies r^tn te kijken. Eén kruijer was voor
!0 kreutzer zóo goed om ons koffertje naai' 'eene vigelahte te
hengen, Wij Teden de stad in. Aatihet eérste hótel waar wjj
kwamen haalde de portiek de schouders oj/ en zeïde: keiri Zimmer
frei. Aan het tweede hótel kregen wij hetzelfde antwoord, ook
liet derde, aan het yierde;.,. ik 1 begon angstig te worden en
dacht er aan om de vigelante voor den geheelen nacht te huren,
ta einde onder dak te ?ijn. Plotseling hoorde ik mijn naam
noemen. Een vriend had mij herkend. Idem klaagde ik mijn nood.
«Wel ik ben in staat u ie helpen." Het zegepralend lachje
tekende zich weer rondom de lippen mijner vrouw, „in liet huis,
dat ik bewoon, zijn kamers te krijgen, op mijn voorspraak zullen
t u ilie wel voor eene maand willen verhuren." „Maar ik blijf
bier slechts den Zondag over:" „Ja, dan moet gij een hotel zoeken.
Uien, goed succesen mijn vriend vertrok.
Onze koetsier kreeg medelijden. „Euer Gnaden," zeide hij (in
Weenen is iedereen een excellentie, evenals in den Haag iedere dame
Kn freule is), „euer Gnaden, in het volgende hotel moet ge onmid-
dolijk naar den Zimmerkellner vragen, dan krijgt gè zeker een kamer."
Dat was een goede practische raad. Naauwelijks ziet hij mij
•it de vigelante treden, of de portier roept me reeds toe: „kein
Turner. frei." Ik stoor mij er niet aan en zeg deftig: ik moet
Zimmerkellner spreken. Hij komt. Reeds doet hij den mond
'jeu om te zeggen kein Z.... toen hij plotseling een hand voelt,
hem een gulden in zijn band duwt. „Nu.... misschien.... ik
Weet niet." Ik begrijp de aarzeling en druk hem op nieuw de
had om hem mijn bijzondere hoogachting te toonen. Hij aarzelt
Jut langer. Zooveel vertrouwen en' achting waren 'onwtederstaan-
har, „Twee kamers met vier bedden zijn zooeven vrijgekomen,"
fluisterde hij. Wij waren gered. Den koetsier stelde ik drie gulden
hand. Hij strekte de hand nog eens uit für den guthen Rath,"
iade hij. Ik had de wereldtentoonstellingsspraak reeds leeren
'«staan en gaf hem nog een gulden. Wij wandelden de Berg-
ïtrasze in om te ontbijten in een der café's. Een der Tramway-
"agens kwam voorbij, maar was vol. Een vigilante bragt ons
.minister Blussé voor velen zoo onaannemelijk, omdat hij in
eens voor 7 miljoen aan indirecte belastingen door éérie
directe belasting wilde vervangen.
Boven eene vermeerdering der directe belastingen verkiest
de schrijver eene regeling, waardoor het Rijk zooveel mogelijk
indirecte belastingen heft en de gemeenten zich tot de directe
bepalen. Bij directe belastingen komt het vooral aan op
de som, die tot grondslag voor de hoeveelheid der te betalen
belasting dient, en op degenen die belast zijn om de aan
giften der belastingschuldigen te beoordeelen en te classi-
ficeeren. Nu geeft liet inkomen van iemand geenszins aan,
hoeveel Rijks-belasting hij kan en behoort te betalen, omdat
men bij de heffing zal moeten generaliseeren en niet in staat
is op plaatselijke omstandigheden te letten. Als twee lieden
met hetzelfde inkomen, de een in eene groote stad, de ander
in eene kleine landgemeente wonen, zal de eerste door
hooge huishuur en fioogeren hoofdelijken omslag moeijelijker
kunnen rondkomen en zijne belastingen kunnen opbrengen
dan dq laatste. Bij heffing eener inkomstenbelasting van
gemeentewege kan op allerlei plaatselijke gesteldheden acht
gegeven worden, verkeeren de aanslagenen meer in gelijk
soortige toestanden, en is het, bij ongunstige werking,
gemakkelijker de grondslagen te wijzigen dan bij eene
Rijks-inkomstenbelasting. Classificatie door Rijks-ambtenaren
geeft den ingezetenen minder waarborgen en wekt meer
verzet, dan door leden van een gemeentebestuur en van
den gemeenteraad, die hunne medeburgers kennen en, aan
de keuze van die medeburgers hun mandaat te danken
hebbende, daardoor aangespoord worden om hen met billijk
heid aanteslaan en te zorgen, dat niet door te lage aanslagen
de opbrengst te gering worde en reden tot verhooging der
percenten ontstaan zou. Zetters voor eene Rijks-inkomsten-
'belasting worden door plichtsveryulling impopulair; hunne
keus aan de belastingschuldige over te laten is ondoenlijk,
het overwicht zou wel bij den minister van financiën moeten
berusten, en dat is ver van wenschelijk. Belastingen ten
behoeve eener gemeente, welker ingezetenen hare noodza
kelijkheid inzien, worden bereidwilliger opgebracht en zullen
meer medewerking ondervinden, dan bij het heffen eener
Rijks-inkomstenbelasting te wachten is.
De leidende gedachte bij het herzien van het belasting
stelsel behoort alzoo te zijn het heffen van directe belastingen
door de gemeenten te bevorderen, en voor het Rijk, ten
nu naar de tentoonstelling voor driegulden. Voor f 20 werden wij
met ons vieren door de torniquets gelaten. De indruk was allergunstigst
en het zegepralend lachje van het station verscheen weer op de
lippen mijner vrouw. Waar zouden wij echter beginnen
De rotonde! zeide mijn vrouw op laconische wijze, waarschijnlijk
hopend, dat er nog iets fraais van den openingsdag te zien zou
zijn. Wij gingen dus naar de rotonde. Daar was niets feestelijks
te zien. Er werd gehamerd, gezaagd, gespijkerd, geschreeuwd; het
was compleet, alsof men in een fabriek was. Iedereen was bezig
aan het uitpakken. Als staaltje, hoeveel nog gedaan moet worden,
kan dienen, d'at er 1000 wagens aan de beide stations wachtten
om op het terrein der tentoonstelling te worden toegelaten, dat er
dagelijks nieuwe wagens komen en dat slechts 200 wagens per dag
worden toegelaten, daar geen grooter aantal ontpakt kan worden.
Wij konden echter omhoog kijken om de reusachtige afmetingen
der rotonde te bewonderen. Gaarne verzwijg ik de cijfers van
de juiste lengte en hoogte van den koepel, welke iedereen zeker
reeds eenige keeren gehoord en vergeten heeft. Hetzij voldoende
te wéten, dat wanneer de St. Paul's kerk te Londen ooit in brand
geraakt, men niets anders te doen heeft dan de rotonde er als
een -dóm'per over been te plaatsen om de vlam onmiddelijk te
blusschen. De walm zou welligt enkel eenigzins onaangenaam zijn
voor hen, die den domper moesten vasthouden. Hoe groot is de
koepel? Ja, hij. is grooter dan de St.-Pieterskoepel, maar kleiner
dan Afrika, hij is langer dan de Matterhorn,'maar hij is zoo groot,
zoo groot, dat Bismarck er regt overeind onder kan staan.
Het geweld en gedrang in den koepel waren zoo hinderlijk, dat
wij de vlugt namen.
Wij gingen dus naar de galerijen. Nu begon voor mij het lieve
leven. De dames waren niet van de kanten-, toilet-en diamanten
vitrines weg te krijgen; mijn jongen werd geboeid door alle kasten
met geweren, én wat mij belang inboezemde, liet vrouw en kinderen
koud, die 'dan ongeduldig waren om verder te gaan. Iedere 5
minuten moest ik de hoofden mijner lieven tellen om te zien, of
geen. geliefd hoofd tot nu toe ontbrak. Telkens werd mij de vraag
gedaan als men voor zijgalerij na zijgalerij„verboden toegang"
geschreveu zag, „waarom mogen wij deze galerij niet zien?"
Natuurlijk omdat bezoekers daar de werklieden, die nog aan het
uitpakken zijn, zouden hinderen, doch ik antwoordde steeds: „om
uw ontzettende; nieuwsgierigheid te kastijden" en ik dacht er bij
om mij vermoeijenis te besparen. Menig huisvader, die doodmoede
en afgetobt in Julij of Augustus met looden schreden al die galerijen
één ivoor één met zijn huisgezin zien moet; zal te vergeeft bidden
„och mogt voor al die galerijen slechts „verboden toegang" staan."
Ik heb reden tot dat vermoeden, want mijn dames waren reeds
dood af na een klein gedeelte der tentoonstelling.gezien te hebben.
In al die mijlen-lange galerijen is geen enkele bank of stoel,
waar men een oogenblik kan ademhalen. Hoe ze te laten rusten
Daar kwam een dame in een rolstoel, door een man voortgeduwd,
voorbij. Een 'blik op den stoel, een blik op mij, en ik liet mijn
minste in de eerste reeks van jaren, grootendeels indirecte
belastingen te doen opbrengen; te meer, omdat het zeer
moeilijk zal gaan, nevens de hoofdelijke omslagen der
gemeenten en de personeele (eene vermomde Rijks-inkom-
sten~)belasting, eene Rijks-inkomstenbelasting intevoeren,
en het vervangen der hoofdelijke omslagen door opcenten
op 's Rijks-inkomstenbelasting slechts eene vermeerdering
van ongelijkmatigen druk zou zijn.
Om in de aangewezen richting de hervorming te beginnen,
moest de uitkeering aan de gemeenten van der opbrengst
van het personeel gestaakt en al dadelijk op f gebracht
worden. Dit zou de gemeentebesturen tot zuinigheid nopen,
welke vele, op de hooge uitkeering steunende, uit het oog
dreigen te verliezen. In de meeste gemeenten zou het
verlies van het reeds door bezuiniging vergoed kunnen
worden; in de steden zou het moeten geschieden door
verhooging van den hoofdelijken omslag, of deels hierdoor,
deels door vermeerdering van het aantal opcenten op het
personeel. Vele gemeentebesturen zonden tegen de veran
dering hebben, omdat het gemakkelijker is van het perso
neel te ontvangen, dan zelf belastingen te verhoogen- :en
daardoor misschien den steun der kiezers té verliezen.
Maar zeker is het, dat men, belastinghervorming willende,
zich die- moeite getroosten moet, bedenkende, dat iedér
gemeentebestuur in zijne gemeente de belastingen veel
rechtvaardiger kan regelen, dan dat het Rijk zulks kan doen
voor al de gemeenten te zamen.
De mindere uitkeering van i, 16 ton 'sjaars bedragende,
zou als aequivalent voor de afschaffing der patentbelasting
moeten dienen. Verbetering van die belasting acht de
schrijver niet mogelijk; uitbreiding tot de landgebrnikers en
kapitalisten zou tot eene Rijks-inkomstenbelasting voeren.
Het landbezit meer te treffen keurt hij af; daargelaten, dat
jaarlijks aan grondbelasting 10 en aan registratie-, hypo
theek-, successie- en overgangrechten 16 miljoen worden
opgebracht, welke rechten voor een goed deel op de vaste
goederen drukken, vraagt hij „in gemoede, of het meerendeel
der landbouwers niet door groote vlijt uitmunt, en of,
indien zij zich niet in vele zaken zeer behielpen, maar
dezelfde woningen hadden en de levenswijze volgden als de
bewoners der steden, zij zoo welgesteld zouden zijn. -Is
er - vraagt hij verder een tak van nijverheid in Neder
land, die zooveel betaalt aan belastingen als de landbezitters,
dames voor 3 gulden een uurtje rondkrnijen, met het vaste voor
nemen om zulke verkwistende uitgaven voor het vervolg na te laten.
Na lang rondgekeken en rondgewandeld te hebben, herinnerden
verschillende menschelijke zwakheden ons aan 's levens proza.
Wij verlieten het paleis door het oostportaal, en ik zocht naar een
dier nuttige inrigtingen, die men bij alle mogelijke namen noemt,
behalve bij dén waren, en met welke ik tegen een entree van
80 kreutzer kennis mogt maken. Dit was dus eigenlijk gezegd
weer een verkwistende uitgave, doch zuinigheid heeft thans in
Weenen onoverkomelijke bezwaren.
Nu gingen wij dineren. De Engelsohe restauratie lachte ons
het meeste tqe. De Engelschen houden van goeden, maar een-
voudigeu kost en het zal daar dus wel niet te duur zijn. We
bestelden soep, roastbeef, kaas en bier. We werden best bediend
en toen kwam de rekening: 14 fl. 60 kr. Een Engelsche mist
benevelde mijne oogen. Ik haalde mijne portefeuille voor den dag
en legde drie Sgulden banknoten neder. „Hebt gij dat overvragen
hier geleerd?" vroeg ik op somberen toon, en ik vlugtte. Mijne
vrouw lachte niet langer zoo zegepralend. De luit' om de ten
toonstelling weder te gaan bezigtigen was waarschijnlijk door den
schrik geweken
We moesten ons wat opknappen om 's avonds naar de opera
te gaan. Een Lohndiener had ons vier plaatsen in het tweede
parterre besproken, voor slechts 5 gulden per plaats. Nieuwe
ellende! Mijn vrouw bespeurde, dat ze waarschijnlijk aan den
spijker van eeu geopende kist haar zijden japon gescheurd had,
en mijn dochter had op even geheimzinnige wjjze haar lila zijden
japon met zwarte punten bevlekt. Ik hoorde iets mompelen van
verf of teer. De mooije japonnen moesten nit, en de dames in
haar reiskleeren naar de opera. Toen wij na afloop der voor
stelling zaten te souperen, zie ik mijn vrouw angstig naar iets
zoeken. „Wat scheelt er nu weer aan?" vroeg ik eenigszius
korselig. „Mijn schildpadden tooneelkijker is mij ontstolen." „Ook
dit nog," zuchtte ik. Het wa3 het eerste geschenk, dat ik bij
mijn engagement mijn vrouw gegeven had.
„Gaan wij morgen vroeg weer naar huis, man?" fluisterde mijn
vrouw. Nu was het mijn beurt om zegepralend te lagchen. Die
het laatst lacht, lacht het best. Wij vroegen den volgenden morgen
onze kleine rekening, klein, want de 1'5 gulden, welke alleen het
logies van één naeht kostte, scheen mij dwaas onbeduidend; zoo
gewoon was ik reeds geraakt aan de kolossale prijzen. Des
namiddags kwamen wij na een lange spoorwegreis weer tehuis.
Toen ik uit mijn rijtuig stapte, dat mij van het. station had
gehaald, drukte ik den koetsier een gulden in de hand. Hij
keek mij allerverbaasd aan. „Wat, is het weêr niet genoeg?"
vroeg ik ongeduldig. „Aber Mannl est is ja der Johann!"
Het was mijn eigen koetsier! zoo gewend was ik geraakt aan
het geven van fooijen. ii
Moraal. Slechte voorbeelden bederven goede zeden. Zij, die
naar Weenen gaan, moeten millionairs zijn."