1873. N°. 62.
Vrijdag 23 Mei.
31 Jaargang.
S C H UT TE R IJ.
Belastinghervorming.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
POLDER 11 E T K 0 E G R A S.
HELDERSCHË
EUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede.
Verschijnt Dingsdag-, Dondeïdag- en Zatubdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
t franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Haar Oost-lndië: via Triest 27 Mei 's avonds 6 u. 25 m.
t v Marseille 5 Junij, 's avonds 6 u. 25 m.
t Brindisi 29 Mei 's avonds 6u. 25 m.
per Java 30 Mei, 's avonds 11 uur.
Curagao en Suriname, 1 Junij 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop. via Southampton23 Mei,
's morg. 6 u. 25 m.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER,
Gezien Z. M. besluit van den 21 Maart 1828 (Staatsblad No. 6), houdende
reglementaire bepalingen tot invoering der Wet op dc Schutterijen van den
11 April 1827 (Staatsblad No. 17), io verband gebragt met Art.
6, 7, 8 en 9 van gezegde Wet.
Gezien de dispositie van den Heer Staatsraad Gouverneur van Noordholland,
dl. 11 April 1828, No. (Provinciaal blad No. 41), omtrent de executie
der Wet op de Schutterijen.
Roepen bij deze op alle manspersonen, ingezetenen dezer gemeente, welke op
den eersten Januarij 1873 hun 25ste jaar zijn ingetreden, en alzoo diegenen
velte in deu jare 1848 zijn geboren, alsmede de zoodanigen, welke, ofschoon
in andere gemeenten ingeschreven, sedert de taaiste inschrijving binnen deze
gemeente zijn komen wonen en op den lsten Januarij 11. hun 34ste jaar nog
niet hebbcu voleindigd, en alzoo geboren zijn in dc jaren 1839 tot en met
1847 ingesloten, de vreemdelingen van denzelfden ouderdom, die sedert de
laatste inaehrijving in de termen gevallen zijn, om volgens Art. 2 der Wet
m 11 April 1827 als ingpzeteneu te worden beschouwd, benevens dc gepas-
porteerde Militairen, die, om welke redenen dan ook, zich nog niet ter inschrijving
mor de Schutterij hebben gepresenteerd, ten einde zich in de daartoe gereed
gemaakte registers te doen inschrijven: tevens te kennen gevende:
Dat de inschrijving zal beginnen den 15 Mei aanstaande, en geheel zal
moeten zijn afgeloopcn den eersten Junij daaraanvolgende, terwijl in een der
vertrekken van het Raadhuis alhier voor de inschrijving zal worden gevaceerd
op alle werkdagen, van 'a morgens 9 tot 12 ure.
En ten einde voor te komen, dat iemand, in de termen der inschrijving
vallende, zich door onwetendheid aan pligtverzuim schuldig maakt, heeft het
gemeentebestuur noodig geoordeeld een ieder bekend te maken met en te her
inneren aan de navolgende bij de Wet van 11 April 1827 (Staatsblad No. 17)
gemaakte bepalingen.
Dat een iegelijk zonder onderscheid, of hij mogt vermeenen al of niet onder
de bij de Wet vrijgestelden of uitgesloteuen te behooren, verpligt is zich voor
de Schutterij te doen inschrijven;
Dat zij die in meer dan eene gemeente hun verblijf houden of den zetel
van hun vermogen hebben gevestigd, tot dc inschrijving verpligt zullen zijn
binnen die gemeente, waar eene dienstdoende Schutterij aanwezig is, en bij
aldien in die verschillende gemeente» alleen dienstdoende of alleen rustende
Schutterij bestaat, zich te doen inschrijven in die gemeente, alwaar zij voor de
personele belasting zijo aangeslagen en de ambtenaren in die gemeente, alwaar
rij hun verblijf houden
Dat degenen welke van hunnen juistcn ouderdom geen voldoend bewijs
geren, naar het oordeel van het Plaatselijk Bestuur zullen worden ingeschreven,
oaverminderd de bevoegdheid van de ingeschrevenen, om van hunnen juisten
ouderdom nader te doen blijken;
En dat eindelijk zij, welke bevonden worden zich niet vóór den lsten Junij
le hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk Bestuur zullen worden inge
schreven en in eene geldboete verwezen worden, terwijl zij daarenboven zonder
loting bij de Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er
tijdens de verzuimde inschrijving geene reden tot uitsluiting of vrijstelling ten
hunnen aanzien bestond.
Burgemeester ca Wethouders verraancu tevens ieder ingezetene dezer gemeente,
welke het aangaat, om zich tijdig van een geboorte-extract le voorzien, waar-
Help u zeiven.
Als een treffend beeld hoever het de mensch door noeste vlijt
kan breugen, ontleenen wij bet volgende aan het XlVde verslag
van het bezoek des Konitigs aan de noordelijke provinciën, voor
komende in de N. Rott. Crt.
Een kleine veertig jaren geleden was te Loenen, op de Yeluwe,
een predikant gevestigd. Zijne vrouw schonk hem een zoon. Kort
aa diens geboorte, werd de predikant door eene doodelijke ziekte
overvallen. Het onbemiddelde gezin trok naar Zutphen, ten einde
geneeskundige hulp te verwerven, die te Loenen niet of niet in
voldoende mate voorhanden was. Niets mogt baten; de predikant
stierf. Zijne nog jonge weduwe bleef met haar zoontje achter, in
t genot van een klein pensioen.
Ik ichrijf geen roman; ik maak mij, 't spreekt wel van zelf,
ook aan geen onbescheidenheid schuldig; ik omschrijf eene kleine
galerij schilderijen, die heden (Maandag) door Z. M. den Koning
bezigtigd zijn.
Toen het knaapje een weinig opgeschoten was, werd hij te
Zntphen op school gezonden, waar hij goede vorderingen maakte,
zóó dat hij na veïloop van eenigen tijd door den hoofdonderwijzer
gebezigd werd als kweekeling, dienstdoende om behulpzaam te zijn
ui het onderwijzen der schooljeugd.
De moeder, die inmiddels met een manufacturier hertrouwd was,
'telde er hare eerzucht in, dat haar zoon het voetspoor van zijn
vader volgen zou. Hij moest predikant worden, maar de jongen
had er geen zin in; hij wilde militair worden. Doch aan den
der moeder moest gevolg worden gegeven. Yan de lagere
'obool op de Fransche school. Vandaar op het gymnasium. Maar
jo knaap bleef bij zijn stuk, weigerde te leeren en, als de rector
hom daarover onderhield, antwoordde hij vastberaden, dat hij niet
"Jir eigen wil en begeerte de Latijnsche school bezocht; 't was
Z1jn moeder die het zoo verkoos. Deze, ten einde raad, nam hem
v&n de school, maar in geen geval genegen hem voor de militaire
loopbaan te bestemmen, deed zij hem in dienst treden bij haren
toeeden man.
De jongen verkocht nu katoentjes, en dat nog wel op markt
een in een kraam in de open lucht, bespot door zijne vroegere
schoolkameraden en niet het minst door die der Latijnsche school. Geen
wonder dat hij ontevreden was en gretig de gelegenheid aangreep,
<he zich onverwachts aan hem voordeed, om te Amsterdam kantoor-
t door zich ieder van zijnen juisten ouderdom kan verzekeren, en hetwelk bij de
inschrijving zal moeten worden vertoond, alsmede om zich ter behoorlijker tijd
tot de inschrijving aan te melden, ten einde de straf, wegens nalatigheid
vastgesteld, voor te komen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAK MAN BOSSE, Burgemeester,
den 1 Mei 1873. L. VERHEY, Secretaris."
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER;
Ontvangen hebbende eene missive van de Gedeputeerde Staten
der provincie Noordholland van den 14 Mei 11., No. 25.
Roept bij deze op, de ingelanden van den polder bet Koegras,
om kennis te nemen van het gewijzigd ontwerp reglement van
bestuur voor dien polder, benevens van het daarbij gevoegd exem
plaar van het algemeen reglement van bestuur voor de waterschappen
in Noordholland.
Tot dat einde zijn deze beide stukken van heden at, gedurende
14 dagen, ter inzage van de voornoemde ingelanden nedergelegd
ter Secretarie dezer gemeente.
Bedenkingen tegen het ontwerp reglement moeten schriftelijk bij
de Provinciale Staten worden ingebragt.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 22 Mei 1873. STAKMAN BOSSE.
Vervolg.)
De lieer van Kerkwijk bestrijdt liet door velen voor
gestane denkbeeld om de personeele belasting als Rijksbe-
lasting aftescliaffen, en aan de gemeenten de bevoegdheid
te geven, liaar als gemeentebelasting in te voeren. Behalve,
dat het geheele kiesstelsel in wanorde zou komen, zouden
gemeenteraden ten platten lande lichtelijk kunnen besluiten
om enkele grondslagen' te wijzigen of te doen vervallen,
waardoor de meer gegoeden zeer zouden ontlast worden.
Maar, waar het vooral op aankomt, het Rijk behoort belas
tingen te hebben, welke het in buitengewone omstandigheden
(als wanneer de opbrengst der indirecte belastingen en
accijnsen meestal vermindert) kan verhoogen, en waarop
des noods eene vooruitbetaling kan worden gelast. De
belasting op het personeel is daartoe zeer geschikt, omdat
bijna alle gegoede ingezetenen er in bijdragen; werd zij
afgeschaft, dan bleef voor zulk een geval alleen de grond
belasting over, waarvan de door de tijdsomstandigheden
noodzakelijke verbooging een veel kleiner aantal ingezetenen,
en dus onbillijk, zou drukken.
Verbetering der personeele belasting, in den zin van
minder zware drukking der middenklasse en van uitbreiding
der vrijstellingen met het oog op den werkman, is boog
noodig, maar, zoolang de gemeenten door de uitkeering
van een gedeelte der opbrengst belang hebben bij die
opbrengst, bezwaarlijk tot stand te brengen. Immers toen
bediende te worden bij een huis in verfwaren. Oppassend, zuinig,
kostte zijn ijver hem bijna het leven. De vaart langs bet IJ was
pas gestremd; teneinde de kosten van het overzetveer te besparen
waagde de jongeling zich op het ijs en zakte erdoor; men schoot
hem met de veerboot te hulp, maar hij slaagde er in uit het
water weder op het ijs te geraken, zocht en vond zijn monsterdoos
terug en zette in de doornatte, spoedig verstijfde kleeren, ditmaal
zonder verder ODgeluk, den togt over de ijsvlakte voort.
Weldra begon de ondernemingsgeest bij hem te ontwaken; hij
zag dat met den verkoop van verfwaren geld te verdienen was en
begreep dat met het fabrikaat vrij wat meer voordeel te behalen
zou zijo. Hoe echter tot de noodige kennis te geraken? Het
Amsterdamsche huis trok zijn producten uit Duitsehland, maar de
Duitsche fabrieken zouden natuurlijk geen zin hebben haar kunst
aan een Hollander te leeren. Fluks was zijn besluit genomen. Hij
rustte zich uit als een Handwerkbursch (de taal was hij eenigszins
magtig) en trok te voet het groote Duitsehland in.
Daar verbleef hij verscheidene jaren, slaagde er in als arbeider
opgenomen te worden in verschillende fabrieken van verfwaren,
en toen hij alles had geleerd wat te leeren was, keerde hij te voet
naar Nederland terug, waar hij zijn intrek nam bij een oom, te
Tonder, in de nabijheid van Zutphen. De teleurstelling wachtte
hem daar, dat geen geld en geen vertrouwen aanwezig waren tot
het oprigten eener fabriek. Het eenige wat hij kreeg was, dat
de oom bem een gedeelte van zijn huis afstond, waar de jongeling
met onverzettelijken moed aanving op kleine schaal aardappelmeel
te bereiden. Ook dat fabricaat had hij in Duitsehland geleerd en
hij nam daartoe thans zijn toevlugt, doordien het feitelijk onmo
gelijk was verfstof te bereiden.
Met het geld, op die wijze verdiend, rigtte hij teWarnsfeld een
klein fabriekje op van Berlijnsch blaauw, Bremer groen, kromaat
geel en wat dies meer zij. Maar de bron waaruit die grondstof
moest getrokken worden, lag te verde zaak wilde niet marcheeren,
niettegenstaande hij paardenkracht bezigde om zijne machinerie in
werkiDg te brengen. Eene prachtige schilderij stelt den jongeling
voor, gezeten op een abominabelen knol, dien hij gekocht had, uit
gejouwd door het volk en niet het minst door den jager van de
trekschuit, die in vergelijking op een volbloed Arabier gezeten
was. Het ongeluk vervolgde den jongeling; zijne kleine fabriek
werd grootendeels een prooi der vlammen. Niets was echter in
staat zijne geestkracht te verlammen. Hij liet het verf fabricaat
de heer van Houten in de Kamer een voorstel deed tot
wegneming van sommige bezwaren, drongen de gemeente
raden van Amsterdam en Rotterdam op de verwerping
aan omdat de gemeente-financiën door mindere opbrengst
der belasting zouden benadeeld worden. Zoo denken er
ook andere gemeentebesturen over; de vroegere klachten
over de onrechtvaardige werking der personeele belasting
zijn verstomd, en, als schadelijk gevolg eener vermenging
van Rijks en gemeente-belastingen, blijft het onrecht bestaan.
Om een einde aan dien toestand te maken, ware 't wel
licht raadzaam, de uitkeering, naar den maatstaf b. v. yan
1871/72, op een vast cijfer te brengen, en dan te trachten
dat bedrag langzaam te verminderen door enkele Rijks
belastingen aan de gemeenten af te staan, in de eerste
plaats de door den schrijver voorgestelde nieuwe belasting
op de tappers, slijters van sterke dranken enz., of wel de
211 opcenten, die van Rijkswege van de ongebouwde
eigendommen geheven worden en jaarlijks ongeveer 11 ton
opbrengen. Men zou ook, bij het ontwerpen eener nieuwe
Rijkswet op het personeel, de opbrengst zoo laag kunnen
maken, als noodig is om het thans voor de schatkist restee-
rende gedeelte te verkrijgen, en dan aan de gemeeDten
de bevoegdheid kunnen geven om, al naarmate de plaat
selijke gesteldheid het wenschelijk maakt op de hoofdsom
of op een of meer der grondslagen van de personeele
belasting opcenten te heffen. Thans mogen alleen opcenten
van de hoofdsom geheven worden en is het zelfs verboden,
de grondslagen van het personeel tot Uitsluitende grond
slagen van plaatselijke directe belastingen te bezigenmaar
dit verbod, dat in vele groote gemeenten met medewerking
van Ged. Staten ontdoken wordt, behoort opgeheven te
worden. Het stellen van een maximum der door de ge
meenten te heffen opcenten is wenschelijk, maar overigens
behooren de gemeentebesturen meer vrijheid te krijgen in
het regelen van gemeente-zaken, dan zij thans bezitten.
Algemeene herziening der huurwaarde zal eene herziening
der wet op het personeel moeten voorafgaan, om meer
regelmatigheid in de belasting te brengen en beter over
hare eventuëele opbrengst te kunnen oordeelen. De meer
dere opbrengst zal het wellicht reeds mogelijk maken, een
der grondslagen, b. v. de haardsteden, af te schaffen.
„De tegenwoordige toestand zegt de schrijver kan
niet blijven voortduren; men schrikt, als men in Amsterdam,
Rotterdam en dergelijke groote steden nagaat, hoeveel aan
grondbelasting op de gebouwde eigendommen, patent, perso
neele belasting en hoofdelijken omslag een neringdoend
man moet betalen, die niets anders bezit dan eene zwaar
verhypothekeerde woning, noodig voor de uitoefening van
zijn bedrijf, en als men de inkomsten van dien man verge
lijkt met zijnen aanslag in de belasting. Gaat men vervol
gens na de verhouding tusschen het inkomen en de belas-
varen, sleepte het overschot van de half afgebrande fabriek van
plaats tot plaats en vestigde zich ten laatste te Groningen, het
aardappelland, ten einde er aardappelmeel te fabriceeren, toch
nog uit oude voorliefde met een beetje verfstof er bij. Hard
en lang werken, maar zonder resultaat. Daar was een dag dat
het paar fabriekarbeiders niet betaald konden worden en dat hij
zijn meestersknecht zijn horologie ter hand stelde om het naar de
bank van leening te brengen nog eens, wat ik schrijf mag open
baar gemaakt worden ik verhaal wat ik verhalen mag van hetgeen
door bekwame schilders op het doek is gebragt.
Twee zaken werkten er toe mede om den jongen fabrikant, die
inmiddels in het huwelijk was getreden en zich in het bezit van
een zoon mogt verheugen, vooruit te helpen. Hij vond namelijk
gelegenheid belangrijke artikelen van algemeen gebruik als neven
fabrikaat te vervaardigen, vooral aardappelstroop. Te gelijkertijd
schonk hem de toepassing van den stoom de lang gewenschte
gelegenheid om met minder kosten meer te kunnen voortbrengen.
Zijne zaken begonnen te bloeijen en naarmate zijne welvaart
toenam, ontwikkelde zich zijn ondernemingsgeest, die zich thans
niet slechts over de noordelijke provinciën van ons land, maar
over Duitsehland en Polen uitstrekt, en hem tot een der merk
waardigste industriëelen van Europa heeft gemaakt.
Hij is thans bezitter, in vollen eigendom bezitter, van twaalf
goede fabrieken
1. de aardappel-stroopfabriek Eureka, te Hoogezand;
2. de aardappel-moutwijnstokerij Eendragt, te Sappemeer;
3. de fabriek van aardappelmeel, sago, stroop, gom en beenzwart
Motké, te Zuidbroek;
4. de suikerraffinaderij Zelfhelp, te Groningen
5. de aardappelmeel- en stroopfabriek Foxhol, te Brandenburg
in Pruissen;
6. de aardappelmeelfabriek te Veendam;
7. de aardappelmeelfabriek te Stadskanaal;
8. de aardappelmeelfabriek Burgemeister Schülz, te Neu Rippin
in Pruissen
10. de meel-, stroop- en gomfabriek Willem III, te Tarnow,
in Oostenrijk Galicië;
11. de meel- en stroopfabriek Jan Boelens (de oudste werkman
van den fabriekant), te Petrokow in -Russisch Polen; en
12. de jeneverstokerij Schiedam, te Sappemeer.
Deze industrieel, die zich van niets zoo hoog heeft op weten te